De historische verschuiving van religie naar politiek
Deel 3: Nabeschouwing over economie, staatsvorming, religie en ideologie

Civis Mundi Digitaal #128

door Piet Ransijn

https://www.biobeest.shop/blogs/academie/isolatie-materiaal-keuze-economische-factoren/ 

Welke rol speelt de economie?

Het boek van Gauchet gaat over religie en politiek. Hij heeft weinig oog voor economische factoren, op een paar paragrafen na over de ‘omvorming en toe-eigening van de natuur’ en ‘homo economicus’, die hij beschouwt in een religieus en politiek kader. Religie en politiek zijn weliswaar niet te verklaren vanuit economische factoren, maar toch spelen deze een belangrijke rol in de historische ontwikkeling. Ook zonder te vervallen in economisch determinisme, vormen ze een belangrijke motor tot maatschappelijke verandering.

Gauchet lijkt aanvankelijk te neigen naar een soort van religieus determinisme. Religie lijkt in de staatloze primitieve samenlevingen allesbepalend te zijn. Maar ook staatloze volken moeten voorzien in hun materiële behoeften. Die worden niet door religie en magie vervuld. Na de staatloze periode komt de staat op. Daarna wordt het politieke domein geleidelijk dominant, in vergaande mate gedicteerd door economische belangen.

De ontwikkeling die Gauchet schildert, komt neer op een dialectiek tussen religie en politiek. De laatste krijgt de overhand. Religie treedt terug in transcendentie. Dit is bij Gauchet een cruciaal gebeuren. Het heeft te maken met de opkomst van de staat. Verklaart de transcendentie van religie de opkomst van de staat? Of eerder omgekeerd? Het lijkt erop dat de staat al eerder opkwam dan de axiale tijd, toen religies en wereldbeschouwingen een meer transcendente oriëntatie kregen. 

Christus als Koning der Koningen", een Russisch icoon van Moerom (1690). https://nl.wikipedia.org/wiki/Koning_der_Koningen

De staatsmacht werd aanvankelijk religieus gelegitimeerd: koning bij de gratie Gods. De afbeelding laat zien hoezeer religie en politiek verweven waren

 Staatsvorming

Staatsvorming wordt door Gauchet niet duidelijk verklaard. Daarover zijn andere theorieën. Bijv. de civilisatietheorie van Norbert Elias. Marx en Weber hebben zich er ook in verdiept. Marx zag de staat als een superstructuur of bovenbouw boven op de economische basis of onderbouw, die bepalend was. Weber zag het geweldsmonopolie als het bepalende kenmerk van de staat. Om dit monopolie toe te eigenen zijn militaire middelen nodig, waarmee onderdrukking en onderwerping mogelijk is. De geschiedenis is een voortdurend strijdtoneel van niet alleen klassenstrijd, maar ook van heersers die elkaar bestrijden en daarbij hun volk meekrijgen.

Andere deskundigen geven een beeld met meer factoren dan hoofdzakelijk de dialectiek van religie en politiek zoals bij Gauchet. Saint-Simon en Comte, grondleggers van de sociologie, beschreven de overgang van de militaire en religieuze landbouwsamenleving naar de positivistische, wetenschappelijke industriële maatschappij. Zij typeerden evenals Gauchet sociale stadia naar denkwijze en wereldbeschouwing van religieus naar metafysisch/filosofisch en tenslotte positivistisch/wetenschappelijk. De economie was bij Comte secundair, maar bij Marx dominant. Saint-Simon beschreef als eerste de industriële maatschappij.

Ook bij Durkheim en Weber speelde naast religie en politiek de economie een belangrijke rol. Onder meer in Durkheims werk over de arbeidsverdeling De la division du travail social en bij Max Weber in Wirtschaft und Gesellschaft en Die Wirtschaftethik der Weltreligionen. Ook bij latere sociologen zien we een samenspel van diverse factoren, waaronder economie, politiek, religie en levensbeschouwing. In Civis Mundi zijn aan de orde gekomen: Pitirim Sorokin, Jürgen Habermas, Thorstein Veblen, Charles Wright Mills, Karl Mannheim en Francis Fukuyama, inclusief hun visie op wetenschap en/of religie.

Historisch onderzoek

Een uitgebreide betrekkelijk recente studie hieromtrent is De oorsprong van de politiek: Van de prehistorie tot de Verlichting / The Origins of Politcal Order (2011) van Francis Fukuyama. Ook hij traceert deze oorsprong en ook de oorsprong van de staat in een wisselwerking van diverse factoren: economie, religie, bevolkingsdichtheid, geografie, verwantschap en vooral ook oorlog en geweld. Wat dit laatste betreft komen zijn bevindingen overeen met die van historicus en evolutiewetenschapper Peter Turchin in Ultrasociety: How 10.000 years of war made humans the greatest cooperators on earth. Oorlog en geweld gingen en gaan nog steeds gepaard met samenwerking, die uiteindelijk doorslaggevend voordeel oplevert.

Ook volgens Fukuyama is de wederzijdse invloed van religie op politiek ingrijpend geweest. Bijv. bij de vorming van de staat en de rechtsorde, met burgerrechten waar ook de staat zich aan diende te houden. Dit was een van de peilers van de democratie. De religie beperkte en legitimeerde de staatsmacht en de willekeur van heersers, hoewel religieuze en politieke autoriteiten ook vaak elkaars belangen veiligstelden. Behalve een bron van geweld en onverdraagzaamheid was religie vooral een bron van recht en orde en “een beslissende factor in het mogelijk maken van brede samenwerking, die verwantschap en vriendschap oversteeg als bron van sociale relaties” (Fukuyama, p503).

“Historisch gezien... is religie een bron van sociale cohesie die mensen ertoe brengt op een veel bredere manier samen te werken [dan uit economische overwegingen...]. Het is moeilijk om te zien hoe de mens zonder religie het stadium van kleinschalige samenlevingen achter zich had kunnen laten” (p54,55). Moraal en ritueel versterkten het verbindende effect. Fukuyama bouwt voort op het werk van o.m. Weber en Durkheim.

https://nl.stockfresh.com/image/8748278/interaction-infographic-on-vector-illustration  

Wisselwerking

Historici en sociale wetenschappers wijzen op een wisselwerking van factoren, zoals de productie van economisch surplus, oorlogsvoering en voldoende grote groepen, waarbij bevolkingsdichtheid een rol van betekenis speelt. “Religieus gezag en militair vermogen gaan hand in hand [...Het] stelt een tribale leider bij een collectieve actie in staat om het grootschalige probleem van het verenigen van een door hem religieus, charismatisch gezag te verschaffen. Bij staatsvorming was dit een belangrijke factor.

Belemmeringen bij de vorming van grotere groepen en staten met een meer omvattende groepssolidariteit zijn het ‘freeriders’ probleem, egoïsme en tribalisme. Het eigenbelang en eigen groepsbelang gaan voor het algemeen belang. Men identificeert zich met de eigen groep en stam tegenover andere groepen. Dergelijke belemmeringen zijn op te heffen door dwang, contract, vrijwillige instemming, samenwerking en altruïsme. Dwang werkt slechts beperkt en kost moeite. Een staat bij elkaar houden met dwang werkt niet efficiënt. Instemming, samenwerking en altruïsme worden gemotiveerd door religie, moraal, charismatisch gezag en leiderschap, die een ruimer collectief bewustzijn en wij-gevoel kunnen inspireren en genereren. Politieke macht en religieuze legitimering gaan vaak samen. Deze bevindingen sluiten o.m. aan bij die van Max Weber in Sociology of Religion en S N Eisenstadt, Max Weber on Charisma and Institution Building.

Fukuyama verwijst ook naar de econoom Mancur Olson, The Logic of Collective Action: The Rise and Decline of Nations en Power and Prosperity (zie CM 33).Collectief gedrag laat zich echter niet adequaat verklaren uit de logica van rationeel economisch (eigen)belang. Vooral in grotere groepen groeit de tendens om te profiteren van de bijdragen van anderen, het ‘freeriders’ probleem. Dwang en controle werken, zoals gezegd niet erg efficiënt. Olson ging voorbij aan morele en religieuze motiveringen, die minder logisch lijken, waar Fukuyama, Weber en Durkheim wel oog voor hadden.

Onttovering en verwereldlijking of secularisatie hebben religie vrijwel verdreven uit het publieke domein ten gunste van de politiek. Mensenrechten en een onafhankelijke rechtsorde vormen een seculiere erfenis van de religie. De godheid Justitia ging boven staat en politiek uit, maar is tegenwoordig slechts een symbool van een orde die deelbelangen overstijgt.

 

In veel landen gaat democratie niet veel verder dan het bovenstaande

https://thefriendlysociety.nl/democratie-dictatuur/ 

Is de westerse democratie uniek?

Het vergelijkende perspectief van Fukuyama is wereldomvattend en gaat over de oorsprong van de politiek in samenspel met religieuze en andere factoren. Gauchet richt zich op het Westen en wisselwerking tussen de joods-christelijke religie en de politiek. Bij beiden culmineren ontwikkelingen in de liberale democratie. De onuitgesproken teneur bij Gauchet, Fukuyama en anderen is dat de liberale democratie met zijn aandacht voor gelijkheid en burgerlijke vrijheden een typisch westerse ontwikkeling zou zijn geweest die zijn weerga niet kent. De geschiedenis geeft aan dat er veel eerder egalitaire samenlevingen zijn geweest. Genoemd zijn reeds de Indusbeschaving en de neolitische beschavingen in Europa en Turkije. Ook de jagers-verzamelaars kenden een egalitaire samenleving met gekozen stamhoofden. Ook de eerste koningen werden gekozen.

Volgens Graeber en Wenthrop in The Dawn of Everything: A new history of mankind hadden een aantal Indiaanse stammen een politieke cultuur ontwikkeld waarin veel werd gedebatteerd en overlegd over sociale en politieke kwesties. Ze hadden hun leven zo ingericht dat niemand zich hoefde te onderwerpen aan de wil van een ander. De leiders/hoofden van de stam moesten de anderen overtuigen door argumenten, zij konden hen niet dwingen. De manier waarop de Fransen en andere Europeanen met elkaar omgingen wekte hun afkeer op. De grote ongelijkheid, het gebrek aan persoonlijke vrijheid, de voortdurende competitie, het gebrek aan onderlinge zorg en vriendelijkheid en het religieuze dogmatisme en de irrationaliteit vormden een contrast met hun leefwijze. Het werd duidelijk voor de Franse waarnemers dat de inheemse Amerikanen hun individuele autonomie en vrijheid om te handelen als belangrijkste waarden hadden. In dat licht was het leven in de Franse samenleving er een van slaven... De auteurs stellen dat het ook een grote inspiratie was voor de Verlichtingsdenkers” (Van Bosse, CM 122).

Fukuyama hoopt dat democratie de universele staatsvorm zal worden. Maar de democratie staat onder druk. In vele landen zijn de voorwaarden ervoor ontoereikend. Met name de rechtsorde, mensenrechten en verantwoordelijk bestuur, dat ter verantwoording geroepen kan worden door het volk en onafhankelijke rechters. Daarover gaan drie delen van zijn boek: de staat en staatsvorming, de rechtsorde en de verantwoordelijke overheid, drie peilers van de moderne politiek. Hij meent “dat samenlevingen met politieke verantwoording zullen zegevieren”. Dit biedt nl. “een vreedzame weg naar institututionele aanpassing” en verbetering, anders dan in autoritaire staten zoals China en Rusland (p548). 

‘Trialectiek’ van religie, politiek èn economie

De dialectiek van religie/ideologie en politiek, waarbij de politiek het voor het zeggen kreeg, dient op zijn minst te worden uitgebreid naar een ‘trialectiek’ met de economie erbij. Eigenlijk gaat het daarbij om het zgn. WTE-complex van wetenschap, techniek en economie, die ook het militair-industriële complex omvat. Dit WTE-complex is in onze maatschappij dominant geworden volgens Habermas, Layendecker en anderen (Zie CM 31 en 74). De politiek lijkt naar de pijpen van dit complex te dansen. Een superklasse van superrijken lijkt daarbij een invloedrijke rol te spelen. De economische en financiële sectoren zijn daarin het meest prominent vertegenwoordigd, zoals ook in de ‘superklasse’ (zie CM 126).

Dit alles neemt niet weg dat de beschrijving van Gauchet van de religieuze en politieke ontwikkelingen onderbouwd overeind blijft. Het totaalplaatje blijkt echter meer complex. Op zijn minst spelen economische factoren een grote en niet te verwaarlozen rol. Zeker nu de religie en ook ideologieën zijn teruggetreden en mensen zich laten meevoeren door hun consumptieve behoeften. Die werden vroeger misschien iets meer gereguleerd door religie en vormden niet het uiteindelijk doel van het leven.

Wat dat betreft is er behoefte aan doelen en waarden en nieuwe bezieling die verder reiken dan economische en consumptieve behoeftenbevrediging en de hang naar status en erkenning. Volgens Maslow streven mensen ook naar zelfverwerkelijking en meer omvattend geluk. Het is dan zaak om daar ook meer aandacht aan te geven, waarvan acte in een ander artikel.

Ideologieën

Voor religie zijn ideologieën in de plaats gekomen. Het consumentisme lijkt de meest wijdverspreide daarvan geworden. Ideologieën zijn niet geëindigd maar veranderd en vaak verwaterd. Dit in tegenstelling tot beweringen van Francis Fukuyama en Daniel Bell in resp. The End of History and the Last Man en The End of Ideology. ‘Grote verhalen’ lijken minder aan te spreken, hoewel de behoefte aan levensoriëntatie blijft bestaan. Veel politici hebben geen visie meer. De opkomst van de betrekkelijk nieuwe maar tevens aloude ideologie van het nationalistisch populisme lijkt weinig toekomstperspectief te bieden en vooral uiting te geven aan onvrede. “Wat hen bindt is ontevredenheid.” Zo eindigt een interview met de Duitse macrosocioloog Steffen Mau over grootschalige sociale trends en protesterende groeperingen (NRC 20 sept).

De situatie van veel mensen lijkt enigszins op die van de laatste mensen bij Nietzsche in Also Sprach Zarathustra, Vorrede waar Fukuyama naar verwees. Het verschil is dat ze het geluk niet gevonden hebben. Ze hebben geen idealen meer maar zijn ook niet tevreden, maar willen steeds meer, vooral meer van hetzelfde.

Het conservatisme, waar het populisme op probeert terug te grijpen, is met het confessionalisme zijn religieuze basis en aanhang voor een groot deel kwijtgeraakt en ook het elan. De communistische ideologie ging in Rusland en Europa ter ziele. In China lijkt het veel op staatskapitalisme. De sociaaldemocratische variant van het socialisme verloor zijn ‘ideologische veren’ in een verstandshuwelijk met het (neo)liberalisme, dat toonaangevend werd.

Het liberalisme heeft zijn oude idealen van vrijheid en gelijkheid op de vrije markt verhandeld, waar mensen niet gelijk zijn en ook steeds minder vrij. De markt is beslissend en daar valt weinig tegenin te brengen. “The winner takes it all.” Grote vissen eten de kleine op. Als een stel reusachtige inktvissen hebben Big Tech en Big Business talloze bedrijven opgeslorpt, weggeconcurreerd of in hun greep gekregen. Ze domineren de onvrije markt en de economie. Mensen worden vooral zoet gehouden door consumptieartikelen, zolang ze maar genoeg te besteden hebben. 

https://climatetverite.net/2022/03/04/ecologisme-les-3-sophismes-a-rejeter/ 

‘Ecologisme’

De betrekkelijk recente ideologie van het ‘ecologisme’ probeert een alternatief te bieden in de vorm van minder en/of anders, meer duurzaam consumeren en produceren. Dat is niet gemakkelijk. De meeste mensen willen meer, niet minder en ook niet radicaal anders. Velen hebben al moeite met vleesvervanging, terwijl evident is dat teveel vee onze beperkte leefomgeving teveel belast. Desondanks hebben diverse partijen elementen van de groene ideologie van het ecologisme overgenomen. Deze ideologie lijkt vooral te worden gemotiveerd door bezorgdheid over het klimaat en de leefomgeving en de noodzaak van een meer verantwoorde wijze van leven, produceren en consumeren.

Gedragsverandering is echter niet gemakkelijk. Het vraagt meer morele en geestelijke bewustwording. Wat willen we eigenlijk? Wat maakt ons werkelijk gelukkig? Het vraagt meer zelfkennis, zelfverwerkelijking en zelfbewustzijn. Hier ligt een vaak nog latente behoefte aan nieuwe spiritualiteit en bewustwording, die mogelijk kan voorzien in behoeften die vroeger door religie werden behartigd. Nu mogen wij zelf onze waarden en doelen bepalen. De markt en de media doen hun best om deze aan te prijzen.

Het ecologisme lijkt langzaam en noodgedwongen terrein te winnen van het consumentisme. Het heeft echter bij velen nog een weinig coherente visie en lijkt vooral te worden gemotiveerd door bezorgdheid, dat soms bijv. leidt tot een aarzelend veganisme, de aanschaf van zonnepanelen of een elektrische auto. Daar blijft het vaak bij.

Natuur en natuurbeleving lijken ook meer op waarde te worden geschat. Onze gerichtheid is vaak uiterlijk en gericht op de omgeving. Maar hoe zit het met onze eigen natuur en onze mogelijkheden en vermogens tot welbevinden en geluk? Wat is daarvoor nodig en wat niet? Wat is belangrijk en wat niet of minder? En hoe kunnen we daar meer aandacht aan geven? Is gelukkig leven niet meer een zaak van bewust leven met aandacht dan van consumeren?

Welke antwoorden heeft ons geestelijk erfgoed inclusief religies ons te bieden? Een meer gezonde, duurzame en bewuste, waardegedragen levenswijze zou een significante bijdrage kunnen bieden tot de oplossing van veel problemen.

Economie en ethiek

In de tijd van Adam Smith en Max Weber was economie nog verbonden met ethiek en religie. Het was geen zelfstandige discipline. Smith was hoogleraar in de moraalfilosofie en schreef The Theory of Moral Sentiments, het vaak vergeten complement van The Wealth of the Nations. In de 19e een 20e eeuw verzelfstandigde de economie en ging deze de samenleving en de politiek domineren. Ze kwam ook los te staan van religie, ethiek en moraal. Bedrijfsethiek en economische ethiek bestonden wel, maar hadden weinig invloed. Winst en rendement werden belangrijker dan ethiek en moraal. Het ging erom concurrerend te zijn.

Tegenwoordig is er meer aandacht voor ecologische ethiek en milieuwetgeving, die soms successen boeken tegen vervuilende bedrijven als Shell en Tata Steel en bepaalde boerenbedrijven. Of het effectief genoeg zal zijn, moet nog blijken. Ongetwijfeld is er meer nodig. De hele economie dient weer ondergeschikt te worden gemaakt aan levenswaarden, ethiek en moraal.

Het ethisch bewustzijn leeft niet erg in een tijd waarin haast alles geoorloofd lijkt, indachtig het syllogisme van Iwan Karamazow: “Als niets waar is, is alles geoorloofd” (Dostojewski, De gebroeders Karamazow). Dit impliceert dat we waarheden en waarden nodig hebben. Dat die dienen door te dringen tot het collectieve bewustzijn, opdat we ernaar kunnen handelen. In plaats van speelbal te zijn van door reclame en gepersonaliseerde advertenties gestimuleerde consumptiebehoeften. 

Het verband tussen economie en geld is hechter dan tussen economie en ethiek

https://www.ucsia.org/home/themalijnen/ethiek-en-economie/

Politiek, ecologie en ethiek

De politiek wordt heen een weer geslingerd tussen economie en ethiek, bruikbaarheid en waarden en tussen kosten en baten. Religie heeft geleidelijk het veld haast helemaal geruimd sinds God in het transcendente werd geplaatst en wij de wereld niet meer als door God gegeven accepteren, maar naar eigen inzichten en maatstaven willen omvormen.

Wij zijn de aarde, de bomen, planten en dieren en zelfs onze medemensen gaan zien als gebruiksgoederen en consumptieartikelen in termen van bruikbaarheid, in plaats van als levende wezens met een eigen waarde. Daarmee meenden we ons leven te kunnen verrijken, maar hebben we het verarmd. Het is hoog tijd dat we het leven zijn rijkdom en waarde teruggeven. Dat zal ook ons leven verrijken. Enige bezinning op wat het leven voor ons de moeite waard maakt, kan ertoe bijdragen dit te realiseren. Een levend wezen heeft de waarde die we het geven, die in wezen grenzeloos is als de zee, het hemelruim en ons bewustzijn.

Zgn. primitieve volken zagen nog goden, geesten en deva’s of halfgoden in de natuur, waar moderne mensen alleen materie zien. Hun wereld was nog vol betovering en bovenaardse charme, die moderne mensen niet meer zien. Ze zien vooral de bruikbaarheid en mogelijkheden om winst te maken. Wat een verarming. Wat een kaalslag van de aarde en een krenking van de schepping en de Schepper. Hoe kunnen we het tij weer keren en ons weer bekeren tot meer eerbied voor het leven? We mogen zelf uitzoeken hoe we de ravage achterlaten en proberen er nog iets moois van te maken, dat bijdraagt tot het realiseren van onze wezenlijke waarden en blijvend geluk.

Politiek lijkt in toenemende mate een strijd om macht en geld. Een gevecht om de centen en machtsposities. Het ziet er niet naar uit dat religieuze waarden en idealen de politiek weer gaan bezielen. Geseculariseerde idealen zoals burgerrechten blijven wel de politiek beïnvloeden. Hans Joas spreekt in De macht van het heilige: Een alternatief voor de geschiedenis van de onttovering van ideaalvorming en sacralisatie van de menselijke waardigheid in de vorm van mensenrechten (zie CM 120). Deze seculiere vorm van religie biedt een alternatief voor de onttovering.

Het is niet uitgesloten dat natuur en milieu geresacraliseerd worden en rechten krijgen. Heeft het proces van onttovering een grens bereikt. Zie CM 110 over Fritjof Capra en Uggo Mattai, Ecologie en wet: Naar een nieuwe balans tussen recht, ecologie en samenleving en andere publicaties en recentelijk Karen Armstrong, De heilige natuur: Het herstel van de relatie met onze natuurlijke omgeving, te bespreken in een volgend nummer.

Geschiedenis als wetenschap is gebaseerd op bronnenonderzoek. Bronnen zijn bij Gauchet schaarser dan bij Hans Joas en Max Weber. Bij Joas 963 noten tegenover 57 bij Gauchet, die vooral een lineaire theorie schetst van steeds minder religie ten gunste van de politiek. Hij rept herhaaldelijk van een interne logica, “uitkristalliseren van virtualiteiten” en “stolling van nieuwe mogelijkheden” (p45), die inherent zijn in een bepaalde ontwikkeling, die “de ontplooiing lijkt van een steeds diepere noodzakelijkheid” en “inwendige noodzakelijkheden” (p115). Het cruciale kenmerk van de ontwikkeling is de verzelfstandiging van het politieke ten opzichte van het religieuze domein, “de scheiding tussen het menselijke en goddelijke” (p134). De economie slaat hij vrijwel over bij deze dynamiek. Dat de mens “heer en meester van de natuur” wordt is niet alleen een economische en technische aangelegenheid maar ook een “intellectuele houding... te vergelijken met religieuze manieren van oriënteren” (p135). Deze oriëntatiewijzen hebben hun eigen logica en dynamiek. Daar ligt de focus van Gauchet.

Bij Joas is er ruimte voor resacralisatie. Het sacrale verschuift van goden naar mensen en mensenrechten. Mensen worden geen goden, maar de menselijke persoon en waardigheid worden wel gesacraliseerd of heilig verklaard. Zo wordt religie geseculariseerd.

Ook Gauchet laat aan het eind ruimte voor religie en religieuze oplevingen, ook in het geseculariseerde Europa. Het is onwaarschijnlijk dat deze de politiek ingrijpend beïnvloeden zoals vroeger. Maar we weten niet welke invloed charismatische leiders kunnen hebben. Onttovering en secularisatie hebben bij Gauchet een meer definitief karakter dan bij Joas en Weber, die eveneens speculeerde op de mogelijkheid van een nieuw charisma (zie CM 67 en 71). Dat gold ook voor Sorokin, die zijn Social and Cultural Dynamics eindigt met het hoofdstuk over ‘Crisis, Catharsis, Charisma and Resurrection’.