Azië

Civis Mundi Digitaal #128

door Jan de Boer

De derde politieke kracht in Israël vertegenwoordigt het « joods fascisme »
De gedroomde wereld van Xi Jinping
Xi Jinping en de onmogelijke controle van de geesten
Erdogan en de Turkse presidentsverkiezingen in 2023

 

De derde politieke kracht in Israël vertegenwoordigt het « joods fascisme »

 

De winnaar van de algemene verkiezingen in Israël, Benjamin Netanyahu, is bezig een regering te vormen. Zijn « natuurlijke » partners zijn en blijven de ultraorthodoxen, maar daarbij komt nu ook de extreem-rechtse radicale partij « Religieus Zionisme »: de derde politieke kracht in Israël. Dat verwondert mij niets, want Netanyahu heeft al twee decennia lang joden en Arabieren tegen elkaar opgestookt, de legitimiteit van het juridische systeem ondermijnd en religie tot het voetstuk van de nationale identiteit verheven.

Maar er is een belangrijk verschil. Netanyahu is een « conventionele » rechtse populist, te vergelijken met Modi, Orban of Trump. Itamar Ben Gvir, de chef van het Religieus Zionisme, positioneert zich veel extremer dan het populisme: hij vertegenwoordigt het « joods fascisme ». Een paar voorbeelden die naar mijn mening dit oordeel verduidelijken.

Ben Gvir heeft geen dienst gedaan in het Israëlische leger; hij vond dat te oproerig. Als advocaat heeft hij joodse terroristen verdedigd en door joden gepleegde terroristische operaties toegejuicht, zoals die van Baruch Goldstein, die 29 Palestijnen tijdens hun gebed in een moskee doodde. Hij identificeert zich zodanig met het joods terrorisme dat hij zelfs voorgesteld heeft dit begrip, dat door de politie en de Shin Beth Israëliërs is erkend, af te schaffen. Het joods terrorisme was in Israël tot in de jaren 1980 een marginaal verschijnsel. Maar in dit decennium hebben verscheidene terroristische aanvallen door diverse joodse groepen als Hamakhteret Hayehudit, Kach, Terror Neged Terror, Bat Ayin, Lehava veel haat gezaaid. Een aantal van deze groepen zijn ultranationalistisch, andere overduidelijk antizionistisch: zij willen de staat Israël ontmantelen en vervangen door het koninkrijk Juda.

Zij hebben een gemeenschappelijke ideologische achtergrond die het resultaat is van een politieke situatie: het kolonisatieproces van sinds 1967 bezette gebieden. Het is onmogelijk Israëlisch extreem-rechts te begrijpen als je niet beseft dat deze gebieden er de oorzaak van zijn. Van 1967 tot 2018 zijn in Cisjordanië meer dan 200 nederzettingen gerealiseerd. 131 daarvan zijn officieel door de regering erkend en 110 worden als illegaal beschouwd.

Voor het merendeel zijn deze nederzettingen gerealiseerd door onteigening van Palestijnse privégrond, evenals voor door de joodse kolonisten gebouwde wegen voor hun eigen exclusieve gebruik. Een uitgebreid bureaucratisch en territoriaal systeem van versperringen is ontworpen om de joodse aanwezigheid en de veiligheid van de kolonisten te verzekeren en het vrije verkeer van Palestijnen te verhinderen. De bezetting van de gebieden heeft zo de geboorte ingeluid van een territoriale en militaire overheersing en aan ideologieën bestemd om de meedogenloze controle van de Palestijnse bevolking te rechtvaardigen. Deze ideologieën worden samengebracht onder de naam religieus nationalisme.

Volgens de socioloog Roger Friedland kent het religieus nationalisme vier componenten. Allereerst beschouwt het het gebied als een heilige ruimte, als de erfenis van een goddelijke geschiedenis. In de tweede plaats focussen religieuze nationalisten zich sterk op het lichaam van vrouwen en dat van homoseksuelen. Op de derde plaats maken religieuze nationalisten een heel strikt onderscheid tussen hen die tot de grond en de natie behoren en vreemdelingen. En ten slotte onderwerpen ze zich aan God en de liefde van God, onverbrekelijk verbonden met de liefde voor de natie. Zij dichten de grond en de natie een metafysische grootheid en een goddelijke heiligheid toe, waarvan zij menen de bewakers te zijn. Grond, volk, en de geschiedenis krijgen zo een kosmische, een universele betekenis.

Dit is de door Ben Gvir verdedigde ideologie, maar met nog een « toegevoegde waarde »: hij ziet in geweld een legitiem hulpmiddel om de grond, de natie en God te verdedigen. Hij heeft een duidelijke afkeer voor democratische normen en instituties en zegt openlijk dat er geen plaats is voor twee volken in Israël. Ben Gvir is zwaar beïnvloed door de Amerikaanse rabbijn Meir Kahane, die in de Verenigde Staten de « Jewish Defense League » oprichtte. De FBI heeft deze organisatie indertijd als een terroristische organisatie aangemerkt. Na zijn komst in Israël stichtte hij een politieke partij, die door de Knesset in 1988 werd verboden. Deze rabbijn prees bijvoorbeeld drie oplossingen aan voor het probleem van de Arabieren: zij konden in Israël blijven, maar wel met een juridisch ondergeschikt statuut van « buitenlands ingezetene »; vertrekken met een financiële compensatie van de regering; of met geweld uitgewezen worden. Yitzhak Shamir, een vroegere premier en lid van de radicale en autoritaire rechtervleugel van Likud, beschouwde Kahane als een politiek gevaarlijke en niet te tolereren man. Netanyahu heeft Kahane daarentegen weer een legitieme status gegeven.

Toch moet deze analyse volgens Eva Illouz, frans-Israëlische sociologe en directrice van de « études à l’Ecole des hautes études en sciences sociales », wel genuanceerd worden. Het judaïsme blijft, zo laat zij weten, tot nu toe in meerderheid een religie die geweld afwijst. Bovendien zijn de verboden « Jewish Defense League » en Kahane zelf één van de vele emanaties van de grote catastrofe waarvan de joden in de twintigste eeuw het slachtoffer waren. Hun ideologie berust op een visie van de geschiedenis volgens welke het antisemitisch geweld alleen maar tot joodse zelfverdediging kan oproepen, en op de zekerheid dat de hele wereld een permanente antisemitische dreiging vertegenwoordigt.

Overgebracht naar Israël is deze ideologie absurd. Joods geweld heeft nergens zin en zeker niet in Israël, waar joden – overduidelijk in de meerderheid – militaire veiligheid verworven hebben, waar de Arabische bevolking onder voogdij staat en waar de Palestijnen zuchten onder het juk van een wreed regime.

De golem is een personage uit de joodse folklore van Centraal-Europa. De Maharal van Praag, Judah Loew Ben Bezalel, opperrabbijn in de zestiende eeuw, heeft er één van de meest beroemde versies van geschreven. De rabbijn Loew fabriceerde uit stof en klei een schepsel dat de joden van Praag zou beschermen tegen verbanning en pogroms. Maar het wezen ontsnapte aan zijn meester en werd gewelddadig en gevaarlijk. In één van de versies stuurt de Rabbijn het schepsel naar het niets door het tot stof terug te brengen.

Zullen de Israëliërs ook zo intelligent als deze rabbijn zijn? Zullen zij deze door Netanyahu gecreëerde golem ook tot stof terugbrengen? Ik heb geen antwoord op deze vragen, maar de ideeën en scrupules (of het gebrek daaraan) van Netanyahu kennende, vrees ik het ergste.

 

Geschreven in november 2022

 

 

De gedroomde wereld van Xi Jinping

 

Zoals de Chinese keizers, steevast aangeduid als « zoon van de hemel », wil Xi Jinping zijn visie aan de wereld opleggen. Deze ambitie staat in het centrum van de prioriteiten van de Chinese president, die net een derde vijfjaren-mandaat over de tweede grootste economie ter wereld heeft gekregen. Maar hoe moet de wereld er volgens Xi Jinping uitzien?

Deze vraag zou een academisch karakter hebben, ware het niet dat het een staatshoofd is dat, omringd door een zeer toegewijde ploeg ambtenaren, meer macht heeft weten te verwerven dan vrijwel elke buitenlandse collega. De vroegere Australische premier Kevin Rudd, een erkende sinoloog, beschreef in het Engelse dagblad « Financial Times » (22-23 oktober) « een marxistisch-leninistische visie van de wereld » waarin de politiek voorrang heeft boven de economie en waar de « strijd », het « gevecht » – bekende woorden in de toespraken van Xi Jinping – de motors moeten zijn van de Chinese politiek.

Maar tegen wie? De vijand is duidelijk: de Westerse ideeën. Zij destabiliseren de relaties tussen landen en ondermijnen het internationale systeem, net zoals zij de binnenlandse stabiliteit van China schade kunnen berokkenen. Het doel om de « nationale veiligheid » van het land te versterken houdt in – te midden van andere noodzakelijkheden – dat de door de Verenigde Staten gevormde internationale orde, die de komst van Peking aan de top van de macht vertraagt, veranderd moet worden.

In deze politiek-ideologische strijd staat Rusland, dat agressiever is naarmate ze zwakker wordt, aan de kant van China. Hun gezamenlijk doelwit is de « liberale orde », het geheel van normen waaraan het in 1945 geboren internationaal systeem zich refereert. Het zijn niet zozeer de instituties die bestreden worden – Peking past zich daar aan graag aan – maar wel de « waarden » waarop zij gebaseerd zijn.

« De internationale liberale orde » was en is maar al te vaak noch liberaal, noch echt internationaal. Maar de eraan ten grondslag liggende teksten, het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zijn het product van een grotendeels Westerse cultuur en van een periode na de Tweede Wereldoorlog. Amerikanen en Europeanen die toen bloedbaden en massale doodslagen kenden, wilden de rechten van het individu, met name de vrijheid van meningsuiting en gewetensvrijheid, weer in het centrum van het internationale leven plaatsen.

Peking erkent de universaliteit van deze « waarden » niet en laat weten dat zij door het Westen zijn bepaald en overigens ook te vaak door het Westen zijn verraden. China verwerpt ieder idee van een door universele waarden geleide internationale orde. China hekelt een Westerse uitvinding die gebruikt wordt om haar onvermijdelijke komst naar de eerste plaats tegen te gaan. Vandaar, zegt Xi Jinping, de noodzaak om leiding te geven aan de hervorming van het mondiale regeringssysteem.

Deze hervorming bestaat uit het verwijderen van de mensenrechten uit de relaties tussen landen, die de enige hoofdrolspelers zijn – en zeker niet individuen of volkeren – op het gebied van het internationale leven. Absolute culturele relativiteit: de in de teksten van de Verenigde Naties genoemde normen zijn onderworpen aan interpretatie vanuit de diverse culturen. Het principe van de soevereiniteit van landen, dat ook in het centrum van het systeem van de Verenigde Naties staat, kan en mag niet ongedaan gemaakt worden in naam van de mensenrechten.

De consequentie hiervan is dat de diplomatie van Xi Jinping zich niet uitspreekt over de aard van regeringen. Zij respecteert de bestaande autoriteiten van de Staat, en onderhandelt met elk type regime, al kan ze moeilijk haar voorkeur voor autoritaire regimes verbergen. Zij raadt Afrikanen zich te laten inspireren door de Chinese ervaringen. Zij heeft een gruwelijke hekel aan « kleur-revoluties » en andere « Arabische lentes »: binnenlandse troebelen die de buitenlandse stabiliteit verstoren. Volgens Xi Jinping moet de wereld zo min mogelijk bewegen.

De Chinese president mag zich dan graag op de grote roerganger Mao beroepen, hij is allerminst een revolutionair. Hij wil de bestaande instituties van binnenuit aanpakken. China heeft volop geprofiteerd van de door de Amerikanen in 1945 ingestelde orde, in ieder geval vanaf 1976 en het begin van haar economische opleving. Zij heeft niets tegen het functioneren van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Met de Verenigde Staten, het Britse koninkrijk, Frankrijk en Rusland is zij daarvan een permanent lid dat een vetorecht heeft. Een uitbreiding van de Veiligheidsraad met andere grootmachten? India en Japan? Niets dringt daartoe. Peking speelt een vooraanstaande rol in de gespecialiseerde instituties van de Verenigde Naties, waarvan zij één van de grootste financiële contribuanten is. China houdt van vrijhandel en van de vrijheid van kapitaalstromen, zelfs al bestrijdt zij de suprematie van de dollar.

Volledige soevereiniteit van landen en onaantastbaarheid van hun grenzen: deze hardop bevestigde grote principes worden van stal gehaald wanneer het nodig is, iets wat overigens alle grootmachten plegen te doen. Peking heeft zich in een paar retorische kronkels moeten wringen om niet publiekelijk de oorlog van de Russen in Oekraïne te veroordelen.

China steunt de landen in het Zuiden van onze planeet, of het nu pandemieën of de klimaatontregeling betreft. In ruil voor haar hulp, bijvoorbeeld in de vorm van kredieten, verwacht zij een politieke tegenprestatie. Bij de Verenigde Naties heeft zij zo een vriendengroep gesmeed die graag het wantrouwen tegen het Westen deelt en altijd ten gunste van Peking stemt.

Op deze manier wenst China het systeem van de Verenigde Naties te « verchinezen ». De wereld blijkt volgens Xi Jinping slechts aan één tropisme te gehoorzamen – helaas maar al te vaak herhaald in de geschiedenis – het streven naar macht!

 

Geschreven in november 2022

 

 

Xi Jinping en de onmogelijke controle van de geesten

 

De dood van Gorbatsjov heeft in China tot tegengestelde reacties geleid. Peking heeft zijn constructieve rol erkend wat betreft de normalisatie tussen beide landen na een breuk van dertig jaar, maar de Chinese pers heeft deze man van de perestrojka zwaar bekritiseerd. Deng Xiaoping beschouwde de « glasnost » al als een « imbeciele » politiek die de Sovjet-Unie naar de ondergang zou leiden, omdat zij de prioriteitenorde omkeerde door voorrang te geven aan politieke hervorming: de vrijheid van meningsuiting en die van vereniging zouden manifestaties en massale stakingen tot gevolg hebben, alsook het ontwaken van nationale identiteiten.

Dit alles in tegenstelling tot de politiek van president Xi Jinping, wiens belangrijkste doel is de wederopleving van een Chinese Communistische Partij (CCP) die hij bij zijn aantreden aan de macht in 2012 oordeelde als zijnde in verval. Geobsedeerd door het tegenvoorbeeld van Gorbatsjov volgde hij het voorbeeld van Mao Zedong, met als mantra de terugkeer naar het socialistische, te weten maoïstische ideaal. Het onlangs gehouden twintigste congres van de CCP heeft zijn gedachten bekrachtigd: die zijn nu in de Grondwet opgenomen en in het onderwijs onderwezen, en er is hem een derde mandaat van vijf jaar toevertrouwd. Naar mijn overtuiging wordt dit gevolgd door een vierde mandaat in 2027, want hij is dan nog maar 74 jaar.

Je kunt je overigens wel afvragen of deze superkapitalistische tweede mondiale macht – China heeft het mondiale record van miljardairs – het werkelijke communistische ideaal gestalte kan geven. Toch is China altijd een communistisch land geweest en dat wordt versterkt onder Xi Jinping: de « nieuwe Mao ». Een teken van vitaliteit van de CCP is overigens de voortdurend groeiende aanhang onder jonge generaties, al is het moeilijk te zeggen of dat uit een ideologische of een berekende carrière-invalshoek plaatsvindt.

Je kunt je evenwel afvragen of de weldaden van een door de gedachten van Mao en Xi Jinping herleefd marxisme-leninisme in elk opzicht de Chinezen overtuigen. Hoe anders de spectaculaire opleving van religie in de laatste decennia te verklaren? Overigens zijn de taoïstische volksgeloven in China nooit verdwenen. Een fervent consumentisme en corruptie op ongekende schaal hebben geleid tot een neergang van de marxistisch-leninistische utopie en een ineenstorting van de traditionele ethiek. Dit heeft een morele crisis en een spirituele leegte gecreëerd, die, in tegenstelling tot religies, niet door de officiële ideologie opgevuld kon worden. De CCP mag dan trots verklaren dat zij 98 miljoen leden heeft, zij kan niet ontkennen dat 350 miljoen burgers zich van Marx en Lenin hebben afgekeerd en nu in religie de zin van hun bestaan vinden. Kunnen we dan nog spreken van een « communistisch » China geworteld in de collectivistische en ongelovige utopie van het maoïstische tijdperk?

Deze religieuze dynamiek, een uitdaging voor het militante atheïsme van de CCP, wordt onder Xi Jinping op een steeds hardere manier onderdrukt. Dat overigens in tegenstelling tot het Rusland van Poetin, waar sprake is van een duidelijk verbond van de macht en de orthodoxe kerk. Poetin beschouwt de orthodoxe religie als een wezenlijk onderdeel van de Russische identiteit en hij staat hij bij de grote religieuze feesten dan ook naast patriarch Kirill, die op zijn beurt fervente steun aan Poetin biedt door een theologische dimensie te geven aan de invasie van Oekraïne: een « legitieme operatie », omdat het de noodzakelijke strijd tegen de « krachten van het kwaad » betreft.

In China is de onderdrukking van de islam van de Oeigoeren en het Tibetaanse boeddhisme buitengewoon wreed. Maar het spaart ook het christendom niet, waarvan de clandestiene kerken een grote bloei kennen en weigeren zich te verbinden met de officiële « patriottische » verenigingen en instituties. De snelle ontwikkeling van het christendom verontrust de macht tot op het hoogste niveau, want het aantal christenen is binnenkort groter dan het aantal leden van de CCP. Vandaar de geweldige energie van de CCP om deze christelijke gemeenschappen te verstikken en deze « westerse » godsdienst te « verchinezen » om haar in dienst te stellen van de socialistische waarden onder de exclusieve autoriteit van de CCP. Deze religieuze politiek onthult de tekortkomingen van het regime en zijn ideologische obsessies: de onderdrukking laat de onmacht van de CCP zien om de geesten te controleren, en de verchinezing maakt deel uit van het ideologische offensief van China – met name tegen het Westen. Wetenschappers verwachten zelfs dat China rond 2030 het grootste christelijke land ter wereld is.

In hoeverre deze ontwikkelingen van invloed zullen zijn op het regime van Xi Jinping durf ik niet te voorspellen, maar gezien de huidige manifestaties overal in het land tegen het beleid van het regime zou ik mij kunnen voorstellen dat deze ontwikkelingen ook politieke gevolgen kunnen hebben. Ik denk dat Xi Jinping dat ook beseft en daarom zijn nationalisme – dat door de Chinezen van oudsher gedeeld wordt – versterkt, met alle mogelijke gevaren van dien.

 

Geschreven in november 2022

 

 

Erdogan en de Turkse presidentsverkiezingen in 2023

 

De Turkse president gebruikt de internationale scène minder met het doel een wereldrijk opnieuw het licht te doen zien dan voor electorale doeleinden, is mijn overtuiging.

Recep Tayyip Erdogan: een sultan die zijn neo-ottomaanse, antiwesterse expansiepolitiek vervolgt? Misschien, maar het is goed om aandachtig zijn vele toespraken te beluisteren en te analyseren. Ik denk dat wij het belang dat hij aan zijn buitenlandse politiek toekent, althans op dit moment, niet te hoog moeten aanslaan. Ik ben ervan overtuigd dat tussen het nationale feest op 29 oktober jongstleden en de viering van het honderdjarig bestaan van de Turkse republiek op 29 oktober 2023 Erdogan alleen maar denkt aan (en handelt naar) de presidentsverkiezingen die eind voorjaar 2023 gepland zijn. Eerder dan de reconstructie van een imperium, de invasie van een buurman of verandering van grenzen wil hij hoe dan ook deze verkiezingen winnen.

Maar hij heeft een probleem: hij heeft zijn populariteit opgebouwd rond de door zijn politieke partij, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AK-partij), uitgedragen waarden. De rechters zijn wat betreft objectieve rechtvaardigheid echter met handen en voeten gebonden aan de macht, en de corruptieschandalen zijn niet van de lucht. Wat economische ontwikkeling betreft, deze is niet meer dan een herinnering: de gemiddelde koopkracht mag dan sinds 2002 verdrievoudigd zijn, maar tussen 2013 en 2021 is het BBP per hoofd van de bevolking van 12.600 dollar naar 7.500 dollar teruggevallen volgens gegevens van de Wereldbank.

« Staan jullie klaar? » vraagt Erdogan vaak aan zijn basis. Zeker niet om een arme natie, maar om een trotse natie te worden. Om de inflatie-records (het officiële inflatiepercentage van 83% per jaar is beslist ondergewaardeerd) te laten vergeten, presenteert hij zich als de president van binnenkort te realiseren investeringen. In zijn toespraken komt de internationale politiek pas na de reeks van verheerlijkingen van cijfers betreffende gerealiseerde sociale woningbouw, gerealiseerde infrastructuren en ziekenhuisbedden. Zijn internationale politiek wordt verkocht met forse zinnen en veel bluf, waarmee hij met goed uitgedachte provocaties de geschiedenis oproept.

In de Turkse stad Samsun bij de Zwarte Zee, waar Mustafa Kemal op 19 mei 1919 aan land ging alvorens hij de onafhankelijkheidsoorlog begon die eindigde met de overwinning op de Griekse bezettingstroepen, waarschuwde Erdogan op 3 september zijn mediterrane buurman: « Griekenland, kijk naar de geschiedenis en vergeet Izmir niet ». De Grieken zijn zich daarvan welbewust en weten heel goed wat er een eeuw geleden plaatsvond: de grote brand bij de binnenkomst van de Turkse troepen op 9 september 1922 die tienduizenden doden tot gevolg had. Erdogan bereidt de Turkse natie zo op een oorlog voor, overigens zonder het risico te lopen dat deze ook echt plaatsvindt.

Turkije is ziek door zijn geschiedenis, door zijn mythes en verzinsels, maar vooral door zijn angsten, zijn complexen, zijn taboes, zijn ontkenningen, zijn negationisme. « Wij zijn gekoloniseerd in ons eigen land, » zei Erdogan nu bijna tien jaar geleden, alvorens de bepalingen van het verdrag van Lausanne (24 juli 1923) in revisionistische zin af te schilderen. Waar hij meent dat dit soort verklaringen hem helpen de economische realiteit en zijn politiek van ontkenning (het catastrofale effect van een te lage rentevoet) te doen vergeten, vermenigvuldigt hij ook bij zijn electoraat (« wij ») verklaringen tegen het Westen (« hullie »). Tussen de komende weken en de verkiezingen in juni 2023, misschien naar voren gehaald in mei 2023, zal hij ongetwijfeld de oude machten provoceren: het « Westen » dat hij wantrouwt en ervan beschuldigt altijd Turkije te hebben willen verzwakken. Hij zal de internationale scène gebruiken voor electorale doeleinden. Hij zal de chronologische draad volgen die leidt van de afschaffing van het sultanaat (1 november 1922) naar de viering van het honderdjarig bestaan van de Republiek (29 oktober 1923).

Het is voor hem een geschiedenis die definitief voorbij is. De kemalistische geschiedschrijving maakte van Ataturk de « unieke man » van het republikeinse Turkije van de 20e eeuw. Erdogan wil die « unieke man » zijn van de Turkse Islam-politiek van de 21e eeuw. Hij bereidt zich voor op het schrijven van een nieuwe nationale roman. Het is aan ons om deze te lezen en te beoordelen.

Nooit lachen, nooit huilen, maar beoordelen, onderwees Spinoza…

 

Geschreven in november 2022