Hoe de Romantiek begon

Civis Mundi Digitaal #129

door Piet Ransijn

Bespreking van Andrea Wulf, Rebelse genieën: De eerste romantici en de uitvinding van het ik. Vertaling van Magnificent Rebels: The First Romantics and the Invention of Self. Atlas-Contact, 2022.

Van links naar rechts: Novalis, Caroline Böhmer-Schlegel-Schelling en haar achtereenvolgende echtgenoten August Wilhelm Schlegel en Friedrich Schelling

 

Dit boek gaat over een fascinerende periode in onze cultuurgeschiedenis, nl. over de kring van vroege Romantici rond het universiteitsstadje Jena bij Weimar, middenin Duitsland. Het leest als een meeslepende roman, hoewel het geen fictie is. Het is ingekleurd met sfeerbeschrijvingen en opgesmukte details, die de werkelijkheid proberen te benaderen op basis van bronnen: 106 blz noten en 25 blz literatuur. Er is gespit in briefwisselingen, originele en secundaire literatuur. Het is eigenlijk een collectieve biografie van de Jena-kring vanaf een paar jaar na de Franse Revolutie in 1789 tot de slag bij Jena in 1806. Toen versloeg Napoleon het Pruisische leger en werd de uittocht van de vroege romantici voltooid. Het is een bijzondere periode waarin de Verlichting overging in de Romantiek. Volgens de schrijfster ontstond toen het moderne individualistische levensgevoel. De Sturm und Drang en Rousseau waren daarvan al voorboden, waarop zij nauwelijks ingaat.

Ieder van de genieën komt persoonlijk tot zijn recht met de eigen inbreng in het collectief van de Jena-kring. Het accent ligt op hun onderlinge verwikkelingen: intense vriendschappen, gepassioneerde liefde, maar ook onderlinge emotionele conflicten, meningsverschillen en botsende temperamenten. Het waren allemaal individuen met een eigen ik, die aanvankelijk tot grote creatieve hoogten stegen in een wonderlijk soort symbiose, die zij ‘symfilosoferen’ noemden. Daarna gingen ze hun eigen wegen door heel Europa. Het levert een meeslepende groepsgeschiedenis op in een kenterende tijd.

De titel lijkt de lading niet perfect te dekken, want zo rebels waren de besproken genieën nou ook weer niet. Enkele van hen kregen later conservatieve ideeën. Niets menselijks was hen vreemd. Zij brachten in hun jonge jaren een omwenteling in de filosofie en literatuur teweeg, maar ambieerden geen politieke revolutie, hoewel ze de Franse Revolutie omarmden.

Waren het allemaal genieën? Goethe, Schiller en Novalis zijn originele en creatieve literaire genieën te noemen. Dat geldt in filosofisch opzicht voor Fichte, Schelling en Hegel. De anderen waren veeleer grensverleggende schrijvers en veelzijdige geleerden. Goethe en Novalis en ook vaak August Wilhelm Schlegel stonden meestal boven de partijen en waren minder lichtgeraakt door kritiek dan de anderen. De meesten hadden wat dat betreft vaak een ‘klein ego’. ‘Menselijk al te menselijk’ met de woorden van Nietzsche.

Ook ‘de uitvinding van het ik’ kan misverstanden wekken. Het bedoelde ‘ik’ is ruimer dan het ego, als centraal deel van onze psyche, zoals het Engels ‘Self’ uitdrukt. Het betreft het subject, de (subjectieve) persoon. De termen ‘geest’ ‘bewustzijn’, met name “zelfbewustzijn” worden ter verduidelijking ook genoemd (p69). Ik en ego worden vaak geassocieerd met egoïsme of egocentrisme. Bij de Romantici, geïnspireerd door de filosoof Johann Gottlieb Fichte, ging het om vrijheid èn (morele) verantwoordelijkheid. Ze waren maatschappelijk betrokken, cultureel en literair bevlogen en zeer actief. Het waren geen egocentrische individuen, hoewel één van de gebroeders Schlegel daar soms wel bij in de buurt lijkt te komen.

 

Andrea Wulf 

De auteur en haar cruciale vragen en thema’s

Andrea Wulf (geboren in 1972) schreef twee boeken over de ontdekkingsreiziger en natuuronderzoeker Alexander von Humboldt, een van de grootste en veelzijdigste geleerden van zijn tijd, die ook in dit boek naar voren komt. Zij beschrijft zichzelf als een nogal ‘rebelse meid’ en een ‘onverzadigbare lezer’, vooral fictie en filosofie. In haar boeken lijkt zij dit te combineren, hoewel non-fictie de boventoon voert. Zij werkte in cafés en restaurants. Op haar tweeëntwintigste kreeg ze een dochter en ging ze aan een universiteit studeren. Ze hield het meest van filosofie, maar werd historica. In haar boeken combineert ze geschiedenis, filosofie, literatuur- en wetenschapsgeschiedenis. De “grote vragen” interesseren haar. “Wie zijn wij? Waarom zijn wij hier?” Om het goede te doen? Maar wat is goed en wat is kwaad?

Toen haar dochter zes was, verhuisde ze van Duitsland naar Londen, waar ze verder studeerde en ging schrijven. Ze had een sterke “hang naar onafhankelijkheid die bij tijden erg veel op egoïsme leek”. Dankzij haar dochter leerde ze een balans te vinden tussen vrijheid en verantwoordelijkheid, een belangrijk thema in dit boek. Haar cruciale vragen waren: “Wie ben ik als individu? En wie ben ik als lid van een groep en een samenleving?” (p19). Dit waren ook de thema’s van de Romantici. Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn nadrukkelijk ook moderne thema’s, bijv. tijdens de coronacrisis en bij de milieu- en klimaatcrisis, waarbij het natuurgevoel van de Romantiek weer wint aan relevantie. 

De omgeving van Jena 

Mens en natuur

Een ander actueel thema bij de Romantici, is de relatie tussen mens en natuur. Natuurvernietiging heeft veel met egoïsme te maken. Waar komt dat egocentrisme vandaan? Het bracht de schrijfster naar het begin van de Romantiek in Jena. Individuele vrijheid kreeg veel nadruk, maar de Romantici waren ook liefhebbers van de natuur. Die balans lijkt later doorgeschoten naar egoïsme en eigenbelang. Volgens Wulf “vormt de manier waarop zij de wereld begrepen nog steeds het kader van ons leven en wezen” (p21).

Zij waren als het ware de wegbereiders van het moderne individualistische levensgevoel, waarvan de wortels tot in de Renaissance reiken. De revolutie van het vrije individu, waaraan ook de Franse Revolutie uiting gaf, werkt door tot in het heden. De Romantiek had een langere adem dan de Franse Revolutie en wordt een “revolutie van de geest” genoemd. Dat impliceert een ander bewustzijn, zowel individueel als maatschappelijk en cultureel. Over de Duitse Romantiek en de Jena-kring is geschreven in Civis Mundi in nr 110 en 111, in nr 34 over Goethes Faust en in nr 35-37 over Novalis.

Er valt wel iets op af te dingen in hoeverre het levensgevoel van de vroege Romantiek nog het onze is. Het ‘natuurgevoel’ en de organische visie is geen gemeengoed geworden. Dat was het in die tijd ook niet. Het komt de laatste decennia in het ‘ecologisme’ en milieubewustzijn weer meer naar voren.

In eerdere artikelen is opgemerkt dat men in de 19e eeuw vaak meer ‘innerdirected’ werd, naast ‘traditiondirectedness’. In de 20e eeuw, vooral na de Tweede Wereldoorlog werd ’otherdirectedness’ gemeengoed (zie CM 125). Tijdens de vroege Romantiek werd ‘innerdirectedness’ met name in intellectuele kringen meer algemeen dan ‘traditiondirectedness’, hoewel dit laatste tot ver in de vorige eeuw sterk aanwezig was en nu bij minderheden nog dominant is. In het boek zien we een botsing tussen de ‘innerdirectedness’ en de vaak nog meer traditionele gerichtheid van de gevestigde intellectuele elite. Deze werd o.a. aangevoerd door Schiller, die eigenlijk een overgangsfiguur was, evenals Goethe, die meer sympathiseerde met de Romantici.

 

Jena aan de Saale 

Hoofdpersonen van de Jena-kring

Centrale hoofdfiguur is Caroline Böhmer-Schlegel-Schelling (1763-1803). Zij draagt hier de namen van haar drie echtgenoten. Haar meisjesnaam was Michaelis. Haar vader was een vooraanstaand hoogleraar theologie, bij wie Goethe weleens op bezoek kwam, toen zij nog jong was. Met haar tweede echtgenoot vertaalde zij Shakespeare en ze was literair critica, gastvrouw en muze van de Jena-kring. Zij had een dochter uit haar eerste huwelijk en was een zeer ontwikkelde en onafhankelijke vrouw. Geen wonder dat deze hoofpersoon de schrijfster aansprak. Haar boek begint met haar als eerste hoofdpersoon.
 

Caroline Böhmer-Schlegel-Schelling, toonaangevende vrouw van de vroege Romantiek 

Het centrum van de romantische natuurwetenschap en filosofie en de vroege Duitse Romantiek was aanvankelijk de universiteit van Jena bij Weimar. Goethe (1749-1832) was daar vanaf 1775 werkzaam als veelzijdige bestuurder en belangrijkste adviseur van de jonge hertog Karl August van Saksen-Weimar. Hij zorgde voor een aanstelling van zijn vriend en collega-schrijver Friedrich Schiller (1759-1805) aan de universiteit.

Fichte (1762-1814) werd door Goethe aangetrokken als hoogleraar filosofie (1793-1799) en iets later de toen 23-jarige Schelling (1775-1854) tot 1803. Diens vriend Hegel (1770-1831) was er privaatdocent (1801-1805) en later hoogleraar (1805-1807). Hij schreef er zijn hoofdwerk Phenomenologie des Geistes. Wulf noemt Goethe de “peetvader” van de Jena-kring.

Schelling en de gebroeders August Wilhelm en Friedrich Schlegel (resp. 1767-1845 en 1772-1829) vestigen zich te Jena met hun echtgenotes, de genoemde Caroline en Dorothea Veit, geboren Mendelssohn (1783-1839). Hun verhuizing naar Jena was in gang gezet door Schiller en Goethe.

Novalis (alias Friedrich von Hardenberg, 1772-1801) was student van Schiller en Fichte en de beste vriend van Friedrich Schlegel. Ook de dichter Ludwig Tieck (1773-1853) vestigde zich met zijn vrouw Amalia enige tijd in Jena. 

De meesten waren rond 1800 tussen de 20 en 30 jaar. Plaats van samenkomst was vanaf midden november 1799 het huis van August Wilhelm en Caroline Schlegel.

De dichter Hölderlin was bevriend met Schelling en Hegel en heeft ook in Jena gewoond. De natuurkundige Johann Wilhelm Ritter ging er natuurkunde studeren in 1796 en nam later ook deel aan de kring. Er waren sterke onderlinge vriendschapsbanden. Maar na enige tijd ontstond er frictie, het eerst met Schiller, later ook tussen de beide Schlegels en tussen de jeugdvrienden Schelling en Hegel, en de groep viel uiteen.

 

De Leutragasse waar het huis van Auguste Wilhelm en Caroline Schlegel het middelpunt was van de Jena-kring.

Het huis in in de laatste oorlog vernietigd. https://www.lichtgedanken.uni-jena.de/en/issue-10-the-dawn-of-the-modern-age. 23998 Leutragasse5 Romantikerhaus Heilanstalt Dr Helmke_frei Kopie (1).jpg

 

Eind 1799 was Jena het middelpunt van de romantische beweging. Deze was vriendschappelijk verbonden met nog meer geestverwanten. Onder hen de theoloog Schleiermacher en de gebroeders Von Humboldt, van wie Alexander (1769-1859) een beroemd ontdekkingsreiziger werd en Wilhelm (1767-1835) de universiteit van Berlijn stichtte. Daar vestigden een aantal van de genoemde coryfeeën zich later in het voetspoor van Fichte en Friedrich Schlegel. De Von Humboldts waren vooral bevriend met Goethe. Schiller en Goethe namen niet direct deel aan de Jena-kring, maar waren er wel de aanstichters van. “Overigens was de aantrekkingskracht van Jena niet in de laatste plaats te danken aan het nabijgelegen Weimar, waarmee de universiteit in nauwe verbinding stond. Nergens in de toenmalige Duitse landen was er op zo’n klein gebied een vergelijkbare concentratie van grote dichters en denkers” (H A M Snelders, Wetenschap en intuïtie: Het romantisch-speculatief onderzoek rond 1800, p43, zie CM 110). Er werd daar een nieuw tijdperk geboren: de Romantiek. Het centrum verplaatste zich met de gebroeders Schlegel, Tieck, Fichte, Hegel en later ook Schelling en de gebroeders Von Humboldt vooral naar Berlijn. Maar de gezamenlijke inspiratie en de saamhorigheid was daar op geen stukken na zo sterk als in Jena. 

 De geest van de Franse Revolutie

Terug naar hoofdpersoon, de vrijgevochten Caroline. Zij sympathiseerde openlijk met de Franse Revolutie. Omdat ze geheuld zou hebben met de Fransen, kwam ze met haar 8-jarige dochter Auguste in de gevangenis terecht. Daar ontdekte ze dat ze zwanger was van een Franse officier na een wilde nacht. Haar onaangename verblijf aldaar wordt indringend beschreven. Ze schreef naar relaties om uit de gevangenis te komen, o.a. naar August Wilhelm Schlegel, haar latere man, toen een bewonderaar. Het lukte via relaties van haar broer. Maar toen ze vrijkwam, werd ze overal nagewezen als ‘gevallen vrouw’. Dat veranderde pas toen ze in 1796 trouwde met August Wilhelm en vertrok naar Jena, waar hij door Schiller was aangetrokken als docent. Hun huis werd het centrum van de Jena-kring.

“De wereld waarin zij werden geboren was zo anders dan de onze... een Europa geregeerd door vorsten die veel van het leven van de onderdanen bepaalden... Die wereld... was er een van despotisme, ongelijkheid en onderdrukking” (p27,28). De Franse Revolutie was bedoeld om daarin verandering te brengen met vrijheid gelijkheid en broederschap. Idealen die door de Jena-kring werden verwelkomd. 


Vrije wil en autonoom bewustzijn

Fichte plaatste het ‘ik’ met zijn vrije wil en de bevrijding van het individu in het centrum van zijn filosofie. Ook dat sprak de Jena-kring en talloze studenten aan, die in overvolle zalen aan zijn lippen hingen. “Een mens ’moet zijn wat hij is,’  hield Fichte zijn studenten voor, ‘omdat hij dat wil zijn en gelijk heeft dat hij dat wil zijn’. Allemaal geloofden ze, aldus Schelling, in een ‘revolutie die door de filosofie is teweeg gebracht’” (p29). Daar zagen ze meer heil in dan in de revolutionaire politiek, die daar verboden was.

“Het is onze roeping om de wereld te ontwikkelen,” schreef Novalis in 1798. Dat deden ze door het menselijk bewustzijn centraal te stellen. “Daarmee bevrijdden ze de menselijke geest uit het keurslijf van doctrines, regels en verwachtingen” (p36). Zo werd de Romantiek geboren. Daarmee werd toen iets anders bedoeld dan de nadruk op emotie en idyllische taferelen. Het ging om een synthese van wetenschap, filosofie en poëzie, “natuur en kunst, geest en zinnelijkheid, het aardse en het goddelijke, leven en dood” (p37). Het (zelf)bewustzijn stond hierbij centraal als verenigende factor met zelfreflectie als methode.

Kern van haar boek noemt Wulf de spanning tussen “de beperkte blik van het individuele perspectief en hun geloof in veranderingen ten gunste van het grote geheel”. Dit thema acht zij ook vandaag de dag van belang. Uitgangspunt is onze vrije wil, die we egocentrisch, maar ook maatschappelijk betrokken kunnen inzetten.

 

 

Goethe en Schiller

Goethe werd in 1775 door de 18-jarige hertog Karl August uitgenodigd om in Weimar te komen wonen en werken. Hij is er sindsdien gebleven en werd ‘dikke vrienden’ met de hertog. Incognito bereisden ze het hertogdom en dansten ze met boerenmeisjes. Het telde toen ruim 100.000 inwoners. Goethe was de belangrijkste bestuurder en vertrouweling van de hertog (’Geheimrat’). Hij ging vaak te paard naar Jena, een afstand van 20 kilometer. Daar nam hij o.m. deel aan de ‘hooglerarenclub’ en beheerde hij zijn botanische tuin. Wulf beschrijft het weer ‘in geuren en kleuren’, alsof ze door Jena loopt.

Goethe had Fichte aanbevolen als hoogleraar filosofie, die vanaf 1794 furore maakte met zijn filosofie van het ik, uitgerust met zelfbeschikking en vrije wil. Schiller was al vanaf 1789 docent aan de universiteit. Evenals Goethe had hij bekendheid gekregen tijdens de Sturm und Drang. Pas vanaf 1794 raakten ze hecht bevriend en inspireerden ze elkaar diepgaand tot Schillers dood in 1805. Behalve op literatuur waren beiden ‘dol op kinderen’ en hadden ze beiden een zoontje. Wulf beschrijft zo veel meer details aanschouwelijk, waaronder de verschillen tussen Goethe en Schiller en hoe ze elkaar aanvulden. De vriendschap met Schiller noemde Goethe “een tweede jeugd [...en] het begin van een ‘nieuw tijdperk’... waarin hij weer de held van een nieuwe generatie zou worden” (p61). Ook van de Jena-kring. 

Fichte

De revolutionaire filosofie van Fichte

Fichte bouwde voort op de filosofie van Kant, die in Jena erg populair was. Bij Kant zien we een wending naar het subject. Tijd, ruimte en oorzakelijkheid waren (denk)categorieën van de rede, die de wereld beschouwt in termen van tijd, ruimte en causaliteit. Na een bezoek aan Kant, waarbij hij hem een geschrift van zichzelf liet lezen, werd Fichte beroemd na een lovende reactie van Kant, die men aanvankelijk aanzag als de schrijver van het anonieme stuk van Fichte.

“Fichte bezielde filosofie met een revolutionaire kracht en het individu met vrijheid” (p68). Studenten raakten in de ban van de vrijheid van het ik in een tijd die door machthebbers werd beheerst. Ook Goethe en Schiller, die zijn colleges bijwoonde, waren in zijn ideeën geïnteresseerd. Er waren echter ook tegenstanders.

“Veel van de kritiek was ongerechtvaardigd, want Fichte pleitte niet voor nietsontziende zelfzuchtigheid en evenmin had hij een wereld voor ogen die beheerst werd door egoïsme.” Zijn werk was doordrongen van morele waarden en keuzen. Uitspraken als “het doel van iedere regering is regeren overbodig maken,” wekten bezorgdheid bij de hertog, die een bewonderaar was van zijn oudoom, de verlichte vorst Frederik de Grote van Pruisen (p75). Fichte schreef de hertog dat hij “niet het recht had onze vrijheid van gedachte te onderdrukken,” hetgeen de vrijzinnige hertog ook niet deed. Maar dergelijke aantijgingen gingen hem te ver. Goethe kwam eraan te pas om hem voorlopig gerust te stellen.

 

Stadsplein van Jena 

Ontstaan van de Jena-kring

Als reactie op de oorlog tussen Frankrijk en de Duitse vorstendommen begon Schiller een tijdschrift ter bevordering van de morele volwassenheid, die nodig was om waarlijk vrij te kunnen zijn. “De naam Die Horen verwees naar de Griekse godinnen van de seizoenen, schoonheid, orde en rechtvaardigheid en het blad moest zich richten op kunst, cultuur, filosofie en poëzie.” Kortom het beste uit de Duitse cultuur (p82). Politiek werd vermeden. Het verscheen vanaf 1795. Schiller “wilde een ‘literair genootschap’ oprichten... en ‘de grote geesten der natie bijeen brengen’. En daar, op de bladzijden van Die Horen werd de Jena-kring voor het eerst een groep” (p83). August Wilhelm Schlegel werd er van meet af aan bij betrokken.

Schiller publiceerde er zijn Brieven over de esthetische opvoeding van de mens. “gevoel en rede moesten samenwerken en kunst was het instrument.” Verbeelding was volgens Kant “de brug tussen gevoel en begrip”. Daarmee kon volgens Schiller onze zintuiglijke kant met de rationele kant verenigd worden. De Romantici “zouden de verbeelding boven rede, wetenschap en filosofie stellen” (p85). Het tijdschrift werd intensief gelezen. Het bevorderde de aantrekkingskracht van Jena, mede door de vrijzinnigheid vanwege het gebrek aan bestuur. Hoogleraren konden hun eigen gang gaan. Het werd het centrum van filosofie en literatuur.

in 1794 vestigde Wilhelm von Humboldt zich met zijn vrouw te Jena. Ze raakten bevriend met Schiller en Goethe. Het jaar daarop verloor Schiller echter een vriend, toen hij een stuk van Fichte afwees. 

August Wilhelm Schlegel 

August Wilhelm Schlegel en Caroline Böhmer

In 1795 vertrok August Wilhelm Schlegel uit Amsterdam, waar hij werkte als huisleraar, naar de vier jaar oudere Caroline Böhmer in Brunswijk, op wie hij als student in Göttingen verliefd werd. Zij was eerder getrouwd met een man die haar vader had uitgezocht, maar die na vier jaar overleed, evenals twee jonge kinderen. “Alleen haar oudste dochter Auguste, overleefde... Een hele sliert bewonderaars, onder wie August Wilhelm, streed om haar aandacht” (p99). Maar zij verkoos haar vrijheid.

Toen zij gevangen zat en ook daarna, probeerde August Wilhelm haar te helpen, ook al had ze hem afgewezen en was ze zwanger. Daarmee wekte hij de indruk dat hij de vader was. Hij vond een pleeggezin. Roddels achtervolgden haar en zij moest vertrekken. Haar zoontje liet zij er achter. Het overleed niet lang daarna en zij was diep bedroefd om het derde kind dat zij verloor. Overal gingen deuren dicht voor de gevallen vrouw. Nergens kon ze blijven wonen. Haar moeder zag in August Wilhelm een “ideale huwelijkskandidaat”. Caroline had weinig keusen stemde toe. Maar de bedachtzame August had bedenkingen. Zijn broer Friedrich moedigde hem aan haar te bezoeken toen ze hem uitnodigde.

In Brunswijk, waar ze bij haar moeder en zus introk, verdiepte zich hun vriendschap, toen ze elkaar dagelijks zagen en samenwerkten aan de vertaling van Shakespeare. Schiller was diep onder de indruk van de vertaling, die meteen in Die Horen werd gepubliceerd. Hij nodigde August uit om in Jena te komen wonen en bood hem een goedbetaald honorarium als vaste medewerker en een docentschap aan de universiteit. Na een kennismakingsbezoek aan Jena, besloot August dat daar zijn toekomst lag. Hij trouwde op 1 juli 1796 met Caroline en daarna vertrokken zij naar Jena, waar hun huis het centrum werd van de Jena-kring.

Goethe hernieuwde zijn kennismaking met hen. Ze werden aan Fichte voorgesteld, die net een zoontje had gekregen, dat hij Immanuel noemde naar Kant. Bij deze gelegenheid brachten 300 studenten hem een serenade. Een jaar tevoren waren de ruiten nog bij hem in gegooid, omdat hij tactloze kritiek had op bezopen studenten.

Friedrich Schlegel trok spoedig bij hen in op de zolder, nadat hij vier weken na hen aankwam in Jena. Hij was heel anders dan zijn degelijke, punctuele broer, nl. impulsief en ondoordacht. Dat bracht hem na een kritisch recensie in conflict met Schiller, die geen stukken meer van hem opnam. Toen het conflict escaleerde ook niet meer van August Wilhelm. De diplomatieke Goethe probeerde tevergeefs te bemiddelen en koos geen partij. In 1797 verhuisde Friedrich naar Berlijn, evenals Wilhelm von Humboldt en zijn vrouw. Zijn broer Alexander von Humboldt ging naar Zuid-Amerika op ontdekkingsreis.

 

Novalis, alias Friedrich von Hardenberg 

Novalis, een magische dichter

Novalis, alias Friedrich von Hardenberg, was de grootste dichter van de vroege Romantiek, mede dankzij zijn Hymnen aan de nacht (opnieuw vertaald in CM 35-37, zie ook CM 110 en 111). Zijn pseudoniem betekent zoiets als  ‘vernieuwing’ of ‘nieuw land’. Hij was van (verarmde) adel en kwam uit Weissenfels, 50 km ten noordoosten van Jena. Daar had hij vanaf 1790 gestudeerd, o.a. bij Schiller en Fichte. Daarna raakte hij als student in Leipzig bevriend met Friedrich Schlegel.

“Hij... las een boek in een kwart van de tijd uit die zijn vrienden ervoor nodig hadden, en kon maanden later nog vertellen waar het over ging... Novalis was nooit arrogant... en werd bezield door een bijna kinderlijke blijheid. Hij bezag het gewone met verwondering en het ongebruikelijke met aanvaarding… Hij deed alles wat hij leerde en bestudeerde met enthousiasme... Iedereen was het erover eens dat hij iets magisch, intens en bijna hypnotisch had” (p121).

“Novalis was altijd anders geweest. Hij was van adel, maar de enige in de groep [de Jena-kring] met een praktisch beroep in de zoutmijnen,” op het landgoed van zijn vader (p177). Hij ging na 1797 studeren aan de beroemde mijnbouwacademie te Freiberg ten zuiden van Dresden, zo’n 80 km van Jena, waar ook Alexander von Humboldt had gestudeerd. Tegelijk hield hij zich bezig met diepgaand zelfonderzoek (Sichselbstfindung), filosofie en literaire werken.

Hij ging geregeld vijf uur te paard van Weissenfels naar Jena, waar hij ook Fichte leerde kennen en zijn filosofie diepgaand bestudeerde. Het hielp hem om “zijn plaats in het universum te begrijpen” (p122). Hij vroeg zich af “waar het oorspronkelijke ik vandaan kwam.” Hij meende dat het ik en de wereld er altijd al geweest waren (zoals bij de identiteitsfilosofie van Schelling). Hij wilde het dualisme van Fichte in ik en niet-ik in een verenigde wereld opnemen. “Liefde was een eenmakende kracht... en de mensheid was de uitdrukking van de liefde tussen natuur en geest” (p123). 

Sophie von Kühn, verloofde van Novalis 

Door liefde gedreven

Ook zijn persoonlijk leven werd door liefde gedreven. Als oudste van elf kinderen hield hij van zijn jongere broertjes en zusjes. Na enkele verliefdheden als student werd hij verliefd op de 12-jarige Sophie von Kühn. Het veranderde zijn leven. Hij zag haar als zijn vrouw. In maart 1795 verloofden ze zich in het geheim, vlak voor ze dertien was. In adellijke kringen kwam zo’n jeugdige leeftijd vaker voor. Maar Sophie werd ziek en na enkele pijnlijke operaties overleed zij, toen ze maar net vijftien was op 19 maart 1797.

Het had een diepe invloed op Novalis, die haar wilde volgen en met haar herenigd wilde worden. Hij noemde dat Nachsterben, niet door suïcide, maar door een doodswens. “Hij voelde zich een vreemdeling op aarde.” Geregeld  bezocht hij haar graf. “Ik blies het graf weg als stof, eeuwen waren als oogwenken, ik voelde haar dichtbij me,” schreef hij in zijn op haar geïnspireerde Hymnen aan de nacht (p 178,179).

Hij bleef corresponderen met zijn beste vriend Friedrich Schlegel, die hem de vertaling van Romeo en Julia van Shakespeare door zijn broer en diens vrouw Caroline stuurde. Geleidelijk aan vervaagde Sophie en nam zij mythische en religieuze proporties aan. “In augustus 1779 ging Novalis naar Jena, en in september opnieuw... Nu Friedrich in Berlijn was, bracht Novalis de meeste tijd door bij August Wilhelm en Caroline” (p183). Ze spraken urenlang over o.a. Shakespeare, bij wie de verbeeldingskracht centraal stond.

Aan het eind van het jaar ging Novalis aan de mijnbouwacademie te Freiberg studeren. Tegelijk bleef hij intens bezig met filosofie en poëzie. “Hij pleitte voor synthese. Poëtisch denken... reikte tot plaatsen waar filosofie en wetenschap niet konden komen” (p189). Hij wilde de wetenschap poëtiseren en “de wereld romantiseren... de magie  en het wonder van de wereld laten zien... het buitengewone in het gewone” (p191). Dat deed hij in zijn poëzie en zijn onvoltooide roman Heinrich van Ofterdingen (zie CM 36). Het toenemend materialisme en de mechanisering van de wereld zag hij met lede ogen aan.

Novalis daalde af in donkere mijnen en in zijn eigen onderbewuste. Het inspireerde hem mede tot zijn Hymnen aan de nacht, “het belangrijkste dichtwerk van de jonge romantici, maar met zijn verschuivende lyrische gezichtspunt, de wisselende perspectieven van autobiografie naar de geschiedenis van de mensheid en de alternerende stijlen van blank vers, rijm en proza doet het ook bijna postmodern aan” (p190).

Novalis zag filosofie als “een weg naar zichzelf... de sleutel naar mijn diepste binnenste... en we kunnen ‘zicht krijgen op onszelf als een element in het systeem’” van de natuur (p128). Hij zag zichzelf als deel van een geheel. Friedrich Schlegel volgde hem daarin.

 

 

 Friedrich Schlegel en Dorothea Veit

In Berlijn raakte Friedrich bevriend met de theoloog Schleiermacher en ging in diens huis wonen. Hij kreeg een verhouding met de getrouwde joodse Dorothea Veit, dochter van de Verlichtingsfilosoof Moses Mendelssohn, de ‘Joodse Socrates’. “Dorothea had de briljante geest van haar vader geërfd” (p193). Ze was ruim zeven jaar ouder dan Friedrich en had een man en twee kinderen. “Hij gaf de voorkeur aan sterke vrouwen... kwam in de ban van Dorothea’s intellect.”

Eerder was hij verliefd geweest op Caroline Böhmer, die de voorkeur aan zijn oudere en meer stabiele broer gaf. “Dorothea zette haar huwelijk op het spel met deze verhouding plus het gezag over haar twee zonen, evenals financiële zekerheid, haar reputatie en mogelijk ook haar vrijheid... Op overspel stonden gevangenisstraffen... Meer dan wie ook in hun kring geloofde Friedrich in de gelijkheid van man en vrouw” (p195,196). Hij was hierbij beïnvloed door Caroline.

 

Het tijdschrift Atheneum (1798)

Naast zijn amoureuze verwikkelingen wilde hij een tijdschrift beginnen. Hij stelde dit voor aan zijn broer en Caroline. Het kreeg de naam Atheneum “naar de aan Athena gewijde tempel... waar studenten onderricht kregen en dichters hun gedichten voordroegen” (p197). Athena was de godin van de kunst. “Fragmenten waren voor Friedrich de beste manier om zich uit te drukken, maar ook voor Novalis... Het werd hun favoriete genre... Alles kwam erin aan bod, van kunst en natuur tot het ik, van recht en filosofie tot geschiedenis. Niets was verboden terrein.”

“Novalis was Karl Marx een halve eeuw vooruit toen hij schreef: ‘zogenaamde religie werkt louter als  opium, ze stimuleert – verdooft – stilte de pijn van zwakheid.’” Andere voorbeelden van Friedrich: “een historicus is een profeet die achteruit kijkt” en “Vrouwen worden in de poëzie even onrechtvaardig behandeld als in het leven. Als ze vrouwelijk zijn, zijn ze niet ideaal, en zijn ze ideaal, dan zijn ze niet vrouwelijk” (p198). Het zijn eigenlijk wat bij Nietzsche aforismen heette. “Friedrich vond in Berlijn een uitgever... Caroline nam de rol van redacteur op zich” (p200). 

De omgeving van Jena

Romantisch

Het woord ‘romantisch’ werd gemunt. Daarbij ging om het verenigen van filosofie, kunst- en natuurpoëzie, van “natuur en kunst, geest en zinnelijkheid, het aardse en het goddelijke, leven en dood,” zoals eerder vermeld (p37). “Romantiseren was niet sentimenteel zijn... of overdreven emotioneel zijn... De vrienden in Jena... wilden de hele wereld romantiseren, en dat hield in dat die beschouwd werd als één geheel, waarin alles met elkaar verbonden was. Ze spraken over de band tussen kunst en het leven, tussen het individu en de samenleving, tussen de mensheid en de natuur... Novalis legde uit: ’Door de gemeenplaats een diepere betekenis te geven, het gewone mysterieus te laten lijken, het bekende de waardigheid van het onbekende te verlenen en het eindige een vleugje oneindigheid, romantiseer ik” (p203-04).

Ze zagen de wereld als een “levend organisme... Wat alles bij elkaar bracht, was verbeeldingskracht. Dat was de belangrijkste functie van de geest... omdat het verstand alleen ontoereikend was  om de wereld te bevatten... Verbeelding was creatief en levend... Dat betekende niet dat ze zich tegen harde wetenschap of filosofie keerden; integendeel, ze wilden bijeenbrengen wat te lang van elkaar gescheiden was geweest. En dat kon enkel gedaan worden met de verbeelding... aldus Novalis... Kant en Fichte hadden verklaard dat verbeelding van wezenlijk belang was om kennis te vergaren” (p205,206).

“Atheneum was de poging van de vrienden in Jena om gezamenlijk, als groep, te werken. Ze wilden ‘symfilosoferen’, een door hen bedachte term... Goethe was verrukt over de manier waarop zijn jongere vrienden met hem omgingen... en zag ernaar uit om met August Wilhelm persoonlijk over het eerste nummer te spreken... Schiller was weinig onder de indruk van Atheneum” (p208). Behalve fragmenten werden ook de Hymnen aan de nacht gepubliceerd.

Hetzelfde jaar 1798 vertrokken de Engelse dichters Coleridge en Wordsworth naar Hamburg. Jena was te ver. Coleridge bleef vijf maanden. Hij ging terug “met een tas vol filosofische boeken. Hij was... weggegaan als een dichter, maar kwam terug met de geest van een filosoof” (p210). Zo beïnvloedde de Jena-kring de met hen verwante Britse Romantici. 

Rafael, Sixtijnse madonna

Vakantie in Dresden

Dresden, de hoofdstad van Saksen, werd ‘Florence aan de Elbe’ genoemd vanwege de vele kunstschatten, die door keurvorst August de Sterke waren verzameld. De vrienden gingen erheen op vakantie en logeerden bij de oudere zus van de Schlegels. “Zo vaak als zijn studie het toeliet, reed Novalis veertig kilometer van Freiberg naar Dresden” (te paard). Hun favoriete schilderij was de Sixtijnse Madonna van Rafael... Velen zagen er de vereniging van het aardse en het hemelse in.” Ook De boetvaardige Maria Magdalena van zowel Franceschini, als Batoni en Corregio werd onder hun aandacht gebracht door de weinig boetvaardige Caroline, die kennelijk deze belangrijke vrouw onder de aandacht wilde brengen (p214,216). “De enige die in Dresden ontbrak was Dorothea Veit.” (p217). De gastvrouw kon niet toestaan dat haar broer een relatie met een getrouwde vrouw had. Het kon de vakantiepret niet drukken.

 

De jonge Schelling 

De natuurfilosofie van Schelling

In Dresden hoorden ze dat de 23-jarige Schelling tot hoogleraar filosofie was benoemd, dankzij Schiller en Goethe. “Allemaal hadden ze Schellings boeken gelezen en August Wilhelm, Fichte en Novalis hadden hem ook ontmoet.” August nodigde hem uit om in Dresden te komen. “Hij was al snel een nieuw lid van de groep” (p220). Zijn vader had theologie bij de vader van Caroline gestudeerd. Hij was bevriend met Hölderlin en Hegel, zijn voormalig kamergenoten in de Tübinger Stift, een protestants seminarie. Ze bewonderden Fichte.

“De geest moest radicaal veranderen... Het eerste idee is uiteraard de voorstelling van mijzelf als een absoluut vrij wezen. Samen met het vrije, zelfbewuste wezen verrijst tegelijkertijd uit het niets een volledige wereld,” schreef Schelling in de geest van Fichte in het pamflet Vom Ich als Prinzip der Philosophie (1795, p222,223).

Goethe had een kritische interesse in de ik-filosofie van Fichte, maar had er vragen over en nodigde Schelling uit om deze te bespreken. Het klikte. Net als Goethe “was Schelling, anders dan Fichte, zeer geïnteresseerd in de natuurwetenschappen... Hij zou de trots van de universiteit zijn en een aanwinst voor de Jena-kring... Schelling bracht zes weken in de Jena-kring door. Ze mochten hem allemaal... In Dresden leefde hij helemaal op en lichtte met plezier zijn filosofische ideeën toe” (p225,226).

Ook August Wilhelm werd tot hoogleraar benoemd. Hij had het druk. Schelling kwam regelmatig bij de Schlegels over de vloer en lunchte vaak bij hen. Hij was twaalf jaar jonger dan Caroline, die in de ban van hem raakte. “Hij is verreweg de interessantste persoon die ik ooit heb ontmoet,” schreef ze aan Novalis (23 feb. 1799).

Ook als hoogleraar maakte Schelling furore. Hij leerde dat alles één was. “Er was ‘een geheime band die onze geest met de natuur verbindt’, zei hij tegen zijn studenten... De levende en niet-levende werelden werden geregeerd door dezelfde onderliggende principes, legde hij uit. Alles... was ‘met elkaar verbonden en vormde één universeel organisme... Het systeem van de natuur was ook het systeem van onze geest... ‘De geest is onzichtbare natuur, terwijl de natuur de zichtbare geest is’... Schelling verankerde de mens in de natuur” (p239-40).

Zo overbrugde hij Fichte’s tegenstelling tussen ik en niet-ik en de afstandelijke benadering van de natuur tijdens de Verlichting. “Zijn filosofie van eenheid werd de hartslag van de Romantiek.” De Romantici wilden “één zijn met alles wat leeft” (Hölderlin, Hyperion). “In het overvolle auditorium te Jena betoverde Schelling zijn toehoorders” (p241). 

Ludwig Tieck 

Komst van Ludwig Tieck en vertrek van Fichte

Een andere aanwinst voor de groep was de dichter Tieck, die zich met zijn jonge verlegen vrouw Amalie in Jena vestigde, nadat hij in Berlijn bevriend was geraakt met Friedrich Schlegel, die nog steeds in Berlijn bleef. Caroline bleef ‘het hart van de Jena-kring’, zoals Novalis haar karakteriseerde.

Een verlies voor de kring was het vertrek van Fichte, nadat hij van atheïsme werd beschuldigd door de keurvorst van Saksen. Zijn collega-hertog Karl-August van Saksen-Weimar, formeel het hoofd van de universiteit, nam het hoog op. Hij had al langer moeite met de revolutionaire filosofie van Fichte, meer dan met het vermeende atheïsme. Goethe probeerde te bemiddelen. Maar de tegenaanval van de onbesuisde Fichte, die dreigde met ontslag, resulteerde in de aanvaarding van zijn ontslag. Kwam nu ook de vrijheid van denken van de Jena-kring in gevaar?

Het succes van Fichte, die verreweg de meeste studenten trok, had ook jaloezie gewekt bij collega’s, die hem niet steunden, behalve Schelling en August Wilhelm. Petities van honderden studenten werden afgewezen door de hertog. Goethe voorzag dat Schelling de plaats van Fichte zou innemen. Fichte vertrok naar Berlijn, waar Friedrich Schlegel onderdak voor hem regelde. Ze brachten veel tijd samen door. Berlijn was vooral een militair bolwerk. Er woonden toen zo’n 100.000 mensen. 

Schandalen

“In januari 1799... werd door een joodse rechtbank in Berlijn de echtscheiding van Dorothea en haar man Simon Veit voltrokken” (p257). De genereuze Simon Veit gaf haar een jaarlijkse toelage en de zorg voor haar jongste zoon, mits ze niet zou hertrouwen. Haar voormalige vermogen zette hij op naam van hun twee zoons. Ze kwam er goed vanaf, was hem dankbaar en blij met haar vrijheid.

Friedrich Schlegel publiceerde in mei 1799 zijn autobiografische erotische roman Lucinde, waarin hij hun liefdeservaringen beschreef. Het werd gezien als een provocerend en schokkend schandaal na een schandalige echtscheiding, hoewel het geen pornografie was.

Lucinde was een allegorie op de gelijkheid van mannen en vrouwen... Een viering van seksuele, spirituele en intellectuele liefde tussen mannen en vrouwen als gelijkwaardige partners” (p262-63). Hun ongelijkheid zag hij als een gevaarlijk obstakel voor de mensheid. Dat was meer revolutionair dan Kant, Fichte en Schiller, die traditioneel dachten over vrouwen als ondergeschikt aan de man. “Een eerbare huisvrouw / De moeder der kinderen / En heerscht er met zinnen / om harten te winnen / Haar zoontjes beheerst zij / Haar dochtertjes leert zij / Zij arbeidt met lusten / En weet van geen rusten” enz., dichtte Schiller in ’Het lied van de klok’ in hetzelfde jaar.

Novalis las Lucinde in een ruk uit. Goethe had er geen moeite mee. Hij woonde immers ongehuwd samen met zijn geliefde en huishoudster Christiane Vulpius, waar men ook schande van sprak. Fichte negeerde de radicale opvattingen over vrouwen en was lovend over het boek van zijn vriend. “Fichte was dankbaar voorde gastvrijheid van het echtpaar. Hij raakte gesteld op Dorothea. Ze was intelligent en erudiet” (p267). 

‘De Schlegel kliek’

Vanwege de roddels in Berlijn, verhuisden Friedrich en Dorothea in het najaar naar Jena, waar ze bij August Wilhelm en Caroline introkken. Fichte bleef in Berlijn en werkte aan een boek. Hij zou er hoogleraar worden, toen Wilhem von Humboldt er een universiteit stichtte.

Novalis was een favoriete bezoeker in de Jena-kring. Hij was in Freiberg verloofd geraakt met Julie von Charpentier, de 22-jarige dochter van een van zijn hoogleraren. Hij was door de keurvorst aangesteld als opzichter van de zoutmijnen. Daarnaast bleef hij zoveel mogelijk lezen en schrijven.

“August Wilhelm en Caroline begonnen die zomer ruzie te maken... Schelling en zij waren verliefd op elkaar. Hoewel hij elke dag kwam lunchen... had zelfs Friedrich Schlegel niets in de gaten” (p274-74). August begon te flirten met een plaatselijke schoonheid.

De dochter van Caroline, “Auguste, die nu veertien was, stond qua leeftijd dichter bij de vierentwintigjarige Schelling dan bij haar zesendertigjarige moeder... Ze hield van haar stiefvader en ze reageerde afwijzend op Schelling toen hij toenadering tot haar zocht... Uiteindelijk stuurde Caroline haar dochter naar vrienden in Dessau, zo’n honderdveertig kilometer naar het noorden” (p274).

Schelling raakte in de ban van Caroline. “Al heel snel sprak heel Jena over de affaire... Friedrich Schlegel was ook niet blij... Hij was bang dat de affaire... tot verwikkelingen zou leiden. Zou hij een kant moeten kiezen? Die van zijn broer of van de vrouw van wie hij ooit had gehouden?”

“Schiller had allang afstand van de Schlegels genomen, maar Goethe had nog wel contact met hen... Hij kon zich... nauwelijks opwinden over de affaire, want hij had zich op het gebied van hartstochtelijke liaisons ook niet onbetuigd gelaten. Meer dan eens was hij verleid door mooie jonge actrices... en hij was nog steeds niet getrouwd met Christiane Vulpius” (p275-76). Toen Goethe in september 1977 weer naar Jena ging, zag hij de Schlegels en Schelling bijna elke dag. Hij bleef bemiddelen tussen Schiller en August Wilhelm. “En zo bleef Goethe deel uitmaken van ieders leven... en hij had ook de goed gevulde bibliotheek in het huis van de Schlegels geraadpleegd” (p279).

In november kwam Novalis weer voor enige tijd naar Jena. Ook voegden zijn broer Karl, en de natuurwetenschappers Johann Wilheld Ritter en de Noor Henrik Steffens zich bij het gezelschap. “Alleen Auguste ontbrak... en smeekte haar moeder om haar naar huis te laten komen... Hoe graag Auguste ook naar huis wilde, ze moest in Dessau blijven” (p289). 

 Geloof en liefde

Intussen werd de Jena-kring beroemd en berucht. Er verschenen veel kritieken.

“Het jaar ervoor had Novalis Glauben und Liebe uitgebracht... waarin hij stelde dat een land geleid met worden door de universele taal van gevoel en liefde en niet door een bestuur, zoals een fabriek... De Pruisische koning... kon niet besluiten of hij het onder censuur moest plaatsen of niet.” In een vervolg Europa oder die Christenheid “riep hij op tot een nieuwe religie gebaseerd op gevoel, schoonheid en liefde in plaats van doctrines of een geïnstitutionaliseerde kerk” (p294, zie CM 36). Het herinnerde aan de Middeleeuwen en had kritiek op de Reformatie en de Moderne Tijd, maar negeerde de Inquisitie.

Religie kwam centraal te staan in de Jena-kring door het boek Über die Religion van Schleiermacher (1799, zie CM 111). “Zijn nieuwe religie was strikt persoonlijk, alleen in jezelf te vinden. Het was een wonder van de directe en intuïtieve verbinding met het oneindige” (p297)

August Wilhelm en Caroline waren behoedzaam met publicatie na het atheïsmeschandaal met Fichte. Toevallig kwamen ze Goethe tegen tijdens een wandeling. Daarna besloten ze het aan hem voor te leggen, die publicatie afraadde gezien het debacle met Fichte. “Novalis... had geen moeite met kritiek en meningsverschillen. Het maakte niet uit” (p299). 

 

Vervreemding

Kritiek en geroddel leidde ertoe dat August Wilhelm zich terugtrok bij de Algemeine Literatur-Zeitung, het belangrijkste Duitse literaire tijdschrift, waar hij voor schreef. De redactie woonde te Jena. Zo raakten ze steeds meer geïsoleerd. Fichte kwam na vijf maanden Berlijn terug naar zijn vrouw en zoon te Jena. Hij had moeite met de vrije liefde tussen Caroline en Schelling, evenals Friedrich Schlegel om andere redenen. Friedrich keerde zich tegen Caroline en Schelling. Was hij jaloers op Schelling of beducht voor een scheiding tussen haar en zijn broer? Ook Tieck keerde zich tegen hen. Het leek of iedereen in Jena een hekel aan hen had. De oorzaak legde hij bij Caroline. Ook Dorothea had zich van meet af aan overschaduwd gevoeld door Caroline. Zelfs Novalis hield afstand van haar sinds haar verhouding met Schelling bekend werd.

Dochter Auguste keerde terug uit Dessau en probeerde de spanning te verlichten. Alleen August Wilhelm stoorde zich niet aan het geflirt van zijn vrouw.

Aan het einde van de strenge winter in maart 1800 stortte Caroline in: ‘zenuwkoorts’, net als de vrouw van Schiller eerder. Auguste zorgde voor haar moeder tot uitputtens toe. Ook Schiller werd ziek.

“August Wilhelm, Caroline en Schelling besloten dat Schelling met Caroline mee zou gaan naar het Kurort Bocklet bij Bamberg, 150 km zuidwaarts. Auguste ging mee. “Iedereen wist dat August Wilhelm ‘haar aan hem  zou overdragen’... Schelling kon haast niet geloven dat de geweldige Caroline echt de zijne was” (p315,316). Ook Fichte en zijn vrouw, zoon en het echtpaar Tieck vertrokken uit Jena. 

Auguste Böhmer

‘Het onvoorstelbare’

“Toen veranderde alles. Nadat Auguste wekenlang voor haar moeder had gezorgd, werd ze plotseling ziek... dysenterie... Toen gebeurde het onvoorstelbare. Op 12 juli [1800]... sloot ze de ogen om nooit meer wakker te worden… Caroline werd in duisternis gehuld... Schelling... verviel ook in een diepe depressie... Toen het nieuws August Wilhelm bereikte, kon hij alleen nog maar huilen. Hij was ‘totaal ontredderd’... Hij had van Auguste gehouden alsof het zijn eigen dochter was. Hij vertrok onmiddellijk naar Bamberg... Hij vreesde het ergste voor haar verzwakte moeder... Caroline kon niet meer slapen en huilde elke nacht om haar kind... ‘ik dool als een schaduw over deze aarde,’ zei ze.” (p318-320).

“Friedrich Schlegel was er ook kapot van... Friedrich had van Auguste - ‘zijn lieve klein hartje’ – gehouden als van een ondeugend zusje... had haar rekenen en Grieks geleerd... en had grappen gemaakt. Hij steunde zijn broer.

“Maar waarom keerde Novalis zich tegen Caroline? Ze hadden hetzelfde temparament en dezelfde smaak... Hoewel hij vaak wordt gezien als de meest romantische van de jonge romantici, was hij veel traditioneler... als het op huwelijk en vrouwen aankwam... Novalis’ gevoel van vrijheid zat binnenin hem... en zeker niet in het doorbreken van conventies” (p321).

De ‘verbanning’ van Auguste door haar moeder, die voorrang gaf aan Schelling, en haar maandenlange heimwee had haar geen goed gedaan. Daarna had zij zich noodgedwongen uitgeput in de zorg voor haar moeder, die daar ongewild debet aan was.

“De dood  van Auguste relativeerde alles... Schelling... werd verteerd door een toenemend schuldgevoel en kon Carolines verdriet niet meer aanzien. Hij trok zich terug en liet haar aan de zorg van haar man over... August Wilhelm... zag ‘haar totale ineenstorting’ en kon niets anders doen dan bij haar zijn... ‘Kon ik maar iets doen om jullie te troosten!’ schreef Tieck aan August Wilhelm... Tieck had het gevoel dat hij als vriend tekort geschoten was... Dorothea gaf Schelling de schuld van Augustes dood... Vrienden... hadden haar verteld dat Schelling het medisch advies van de arts daar terzijde had geschoven” (p322). De verhouding van haar moeder met Schelling had Auguste geen goed gedaan. 

 Donkere maanden

“In oktober 1800, iets meer dan drie maanden na de dood van Auguste, vertrokken Schelling, August Wilhelm en Caroline uit Bamberg. Schelling ging naar Jena en August Wilhelm nam Caroline mee naar haar moeder en zus... in Brunswijk.” Ze bleven er vier maanden en begonnen er aan een nieuwe Shakespearevertaling, “in hun oude ritme, maar vriendelijker en met meer tederheid... Nu Schelling terug was in Jena heroverde hij de studenten die zich hadden ingeschreven voor de filosofielessen van Friedrich Schlegel... Friedrich was een slechte docent; zijn enige drijfveer was geld... Nu iedereen weg was wendde Goethe zich tot de jongste Schlegel voor assistentie... Meestal spraken ze over filosofie” (p325-26).

Schelling had last van schuldgevoelens, gedachten aan zelfdoding en het gemis van Caroline, die langzaam herstelde en hem haar trouwring stuurde in een brief die overliep van liefde. Ze verzocht Goethe zich over hem te ontfermen. Schelling werd uitgenodigd en bleef een week bij Goethe en vierde de jaarwisseling bij hem met een gemaskerd bal.

Enkele dagen daarna werd Goethe ziek. In koortsdromen had hij het over de Naturphilosophie van Schelling. Toen hij begin februari was hersteld, ging hij aan zijn Faust werken. Nieuwe scènes werden doorspekt met Schellings Naturphilosophie. Hij schreef bijv.: “Hoe hier tot eenheid is verweven / ’t oneindig netwerk van het leven” (p330).
Schelling had last van extreme stemmingswisselingen. “Schelling was niet gewend aan beproevingen en duisternis. Dus toen hij door verdriet verteerd werd wist hij niet wat hij moest doen” (p331). Het was hem steeds voor de wind gegaan. Hij had diverse grensverleggende boeken geschreven, was de jongste professor van Duitsland, werd bemind door Caroline en bewonderd door Goethe.

Caroline werd verscheurd door zijn melancholie.

“Begin januari 1801 arriveerde Hegel, een vroegere kamergenoot van Schelling uit Tübingen, in Jena.” Hij had geld van zijn vader geërfd en wilde naar Jena, “het centrum van de nieuwe filosofie.” De Jena-kring begon echter al uiteen te vallen. “Schelling was echter in zijn sas met de komst van zijn oude vriend” (p331,332).

August Wilhelm vertrok in februari 1801 naar Berlijn na zeven maanden voor Caroline te hebben gezorgd, die meer van Schelling hield dan van hem. “Daar wierp hij zich al snel in de armen van zijn oude minnares, een beroemde actrice,” die speelde in zijn Shakespeare vertalingen. Caroline bleef hem schrijven. “Ze had altijd graag met hem samengewerkt” (p334). 

Een vogel is een symbool van de ziel die zich verheft naar het licht 

Afscheid van Novalis

Novalis kreeg tuberculose. Hij was al negen maanden ziek. Toen zijn jongste broertje in de rivier de Saale verdronk, “kreeg Novalis zo’n hevige bloeding dat hij daar nooit meer echt overheen kwam... Hij was uitgemergeld en verzwakt en bleef maar bloed ophoesten” (p335). Friedrich Schlegel spoedde zich op 23 maart 1801 naar Weissenfels, naar het ouderlijk huis van Novalis, die op sterven lag.

“Op 25 maart... net na het middaguur hield Novalis stilletjes op met ademen. Hij was achtentwintig jaar.” Hij had tevoren aan zijn broer gevraagd piano te spelen. “En toen de muziek de ruimte vulde, sloot Novalis zijn ogen,” om ze niet meer open te doen. “Werkelijk, het is bijna niet te geloven wat een mooie, zachte dood het was,” schreef Friedrich aan zijn broer... De leegte die Novalis achterliet, zou waarschijnlijk nooit meer opgevuld kunnen worden... Novalis was niet minder dan ‘goddelijk’, vond Friedrich.

“In de volle bloei van mijn jeugd zal ik alles achter moeten laten,” had Novalis profetisch gezegd na de dood van zijn eerste verloofde. “Maar zijn werk overleefde.” Hij liet o.m. een onvoltooide roman na: Heinrich von Ofterdingen (besproken in CM 36). “De hoofdpersoon is op zoek naar een ongrijpbare ’Blauwe Bloem’, een symbool van het verlangen naar eeuwige liefde, zelfontdekking en de verloren eenheid met de natuur” (p337).

 

 

Novalis’ geboortehuis en de woning na zijn 13e jaar met gedenkplaats te Weissenfels waar hij overleed 

De uittocht

23 april 1801 kwam Caroline terug in Jena. Ze kreeg ruzie met Friedrich Schlegel die hun huis had verwaarloosd en kostbare spullen had meegenomen. Schelling was opgelucht dat zij er weer was. Maar hij kreeg een conflict met Fichte, die kritiek op zijn Naturphilosophie had geuit. Fichte kreeg ook ruzie met Friedrich Schlegel. Caroline stond uiteraard achter Schelling. Ze miste haar man August als stabiele bondgenoot, “haar rots in de branding” (p344). Hij kwam pas in augustus terug naar Jena en kreeg ook een conflict met zijn broer.

Binnen drie maanden vertrok August weer naar Berlijn, waar hij een verhouding had met een zus van Tieck, die romans schreef. Zijn broer Friedrich volgde hem een maand later. Zijn partner Dorothea was vaak ziek en bleef eenzaam achter in Jena. “Eind januari 1802 vertrok Dorothea uit Jena. Alleen Caroline en Schelling bleven in Jena achter... De strijd tussen Schelling en Fichte woedde voort... Schelling was op zijn zevenentwintigste echter op het toppunt van zijn roem. Hij had zich van Fichte bevrijd, zijn publicaties werden in heel Europa gelezen, hij trok internationale studenten aan en zijn collegezalen zaten volgepakt” (p348-49).

“August Wilhelm gaf in Berlijn ook colleges, voornamelijk over kunst en literatuur... Ook vrouwen waren welkom” (p351). Hij trok een breed scala van toehoorders: prinsen, ambtenaren, kooplieden enz. In maart 1802 vertrok Caroline naar Berlijn om zaken met August Wilhelm te regelen, die nog steeds haar man was. Ze kregen ruzie toen hij haar reiskosten niet betaalde. Caroline keerde terug naar Jena “met het voornemen hun scheiding wettelijk te regelen”. Ze vroeg Goethe om hulp, die de echtscheiding regelde.

“Op 21 mei [1803]... stapten Caroline en Schelling in een rijtuig en verlieten Jena voorgoed... Ze zou binnenkort veertig worden en Schelling was achtentwintig... Schelling kon zijn geluk niet op... Caroline voelde zich beter. ‘Ik ben bijna gelukkig’, bekende ze... Een maand later trouwden ze” (p359,360). Schelling kreeg een baan bij de universiteit van Würzburg, die werd geherstructureerd met royale salarissen. Andere hoogleraren volgden. 

 

Madame de Staël

Madame de Staël

Begin mei 1804 kreeg Caroline onverwacht bezoek van August Wilhelm. Hij had met Schelling had afgesproken, met wie hij bevriend was gebleven. “Het was een warme ontmoeting.” Achteraf bleek het de laatste te zijn. Hij was op weg naar Zwitserland met Madame Germaine de Staël-Holstein, een belangrijke Frans-Zwitserse schrijfster. “Ze was briljant en steenrijk... Haar vader was bankier en minister van Financiën geweest...  Maar ze had zich tegen Napoleon gekeerd... Voor straf verbande Napoleon haar uit Parijs” (p364,365). Ze ging naar Duitsland “om de grootste denkers en schrijvers van Duitsland te ontmoeten, om onderzoek te doen voor een boek over de nieuwe Duitse filosofie en literatuur die in Jena was ontstaan... Eind 1803 was ze naar het hertogdom Saksen-Weimar gereisd.” Daar ontmoette ze een vroegere student van Schelling, Henry Crabb Robinson, Goethe en Schiller voor onderricht” (p365). Na elf weken vertrok ze naar Berlijn met een introductiebrief van Goethe voor August Wilhelm. Ze mocht hem meteen. Hij sprak vloeiend Frans en Engels. Ze bood hem een baan aan als leraar van haar zoontjes. “Maar hij moest haar ook alles over Duitse literaire zaken leren” (p366).

 

 Friedrich en Dorothea in Parijs

Friedrich Schlegel en Dorothea Veit waren naar Parijs vertrokken en begonnen daar het nieuwe tijdschrift Europa. Het was geen succes. Nadat Napoleon zich tot keizer had laten kronen, liet Friedrich zijn idee van een verenigd Europa met Parijs als middelpunt varen en wilde hij terug naar Duitsland. Maar waarheen?

Hij besloot zijn geluk te beproeven in hun geboortestad, het katholieke, conservatieve Keulen. Daarom trouwde hij in 1804 met Dorothea. Haar zoon mocht bij haar blijven van zijn grootmoedige vader. In Parijs had hij Indiase en Perzische manuscripten ontdekt, die hij ging bestuderen. Hij zag Sanskriet als oorspronkelijke taal, verwant met Grieks, Latijn en Germaanse talen. In 1808 verscheen zijn baanbrekende studie Über die Sprache und Weisheit der Inder. Dorothea verdiende de kost met vertalen van Franse teksten en romans.

 

 Dood van Schiller

Toen zij net uit Parijs waren vertrokken, arriveerde daar hun oude vriend Alexander von Humboldt, die Zuid-Amerika had doorkruist als ontdekkingsreiziger samen met een Franse botanicus. Goethe was verheugd over de terugkomst van zijn oude vriend. Door Schiller werd hij als een concurrent beschouwd wat betreft de aandacht van Goethe. Schiller was in Weimar dichtbij Goethe gaan wonen en was door de hertog in de adelstand verheven, zoals ook Goethe. Zijn adellijke vrouw Charlotte was er verguld mee.

In de strenge winter van 1805 werden Goethe en Schiller ziek. “Deze winter in Jena houdt maar niet op,” schreef Hegel begin maart 1805 (p371). Hij was als enige in Jena gebleven, als het ware “op een zinkend schip” dat door de bemanning was verlaten. Goethe knapte weer op. Maar op 9 mei overleed Schiller, een zware slag voor Goethe. Hij was vijfenveertig jaar. 

 

Slag bij Jena en vertrek van Hegel

Op 14 oktober 1806 vond de slag bij Jena plaats tussen Franse en Pruisische troepen. De laatsten werden verpletterend verslagen, door Wulf in afschuwwekkend details beschreven. Er waren volgens haar een kwart miljoen soldaten in de omgeving neergestreken, van wie er velen werden afgeslacht. “De verwondingen waren afgrijselijk. Handen, armen, voeten en benen ontbraken, huid was verbrand en organen aan stukken gereten... In de Saale dreven dode paarden, bebloede uniformen en afgerukte armen en benen, soms met de laarzen er nog aan” (p384,389).

Soldaten vielen Goethes huis binnen. Christiane joeg ze samen met de buren het huis uit. Vijf dagen later trouwde Goethe met Christiane, die hem manmoedig had beschermd. Jena werd geplunderd en vernietigd. Vele huizen waren afgebrand. Een Franse commandant bleef in Jena gestationeerd als bestuurder.

Uiteindelijk vertrok ook Hegel, nadat hij eerder zijn manuscript van Die Phenomenlogie des Geistes in veiligheid had gebracht, waar hij jarenlang aan had gewerkt. Beroemd is zijn beschrijving van Napoleon, die hij in Jena had gezien, als ‘de wereldgeest te paard’. Zijn buitenechtelijke zoon, die kort tevoren bij zijn hospita was geboren liet hij bij zijn moeder achter, een door haar man verlaten vrouw. “Het zou negen jaren duren voor hij de verantwoordelijkheid voor zijn zoon nam” (p391). In 1807 publiceerde hij zijn Phenomenlogie des Geistes, zijn invloedrijkste werk (zie CM 109). Hij werd redacteur bij een krant in Bamberg, nadat hij zonder succes bij universiteiten had gesolliciteerd. 

Faust in zijn studeerkamer door Georg Friedrich Kersting

https://historiek.net/romantiek-kenmerken-reactie/82638/

De leden van de Jena-kring gingen ieder hun eigen individuele weg en raakten van elkaar geïsoleerd als zelfstandige schrijvers en geleerden

 Hoe liep het verder af met de leden van de Jena-kring?

Fichte was eind 1807 begonnen aan een reeks colleges Reden an die Deutsche Nation over wat hij het ‘nationale ik’ noemde, ‘het ik van een volk’. In 1810 werd bij de eerste hoogleraar filosofie aan de nieuwe universiteit van Berlijn, die door Wilhelm von Humboldt was gesticht. In 1811 werd hij door zijn collega’s tot rector gekozen. Zijn strijdbare karakter leidde tot conflicten. In 1814 overleed hij plotseling aan tyfus, besmet door zijn vrouw die gewonde soldaten had verpleegd. Hij was eenenvijftig.

Caroline en Schelling verhuisden naar München waar Schelling een baan aangeboden kreeg aan de Bayerische Academie für Wissenschaften. Caroline bleef heimwee aan de inspirerende bijeenkomsten in het oude en vertrouwde Jena houden. “Schelling was ook gelukkig... Zijn interesse in religie was gewekt en hij begon een onderzoek naar de synthese van geloof en wetenschap... Maar toen gebeurde het ondenkbare... In september... een paar dagen na haar zesenveertigste verjaardag, stierf Caroline plotseling tijdens een bezoek aan de ouders van Schelling.... Caroline had dysenterie opgelopen, dezelfde ziekte die [haar dochter] Auguste het leven had gekost. Op de ochtend van 7 september viel Caroline in slaap om nooit meer wakker te worden. Schelling stortte naast haar in, haar tengere lichaam in zijn armen. Hoe kon ze er nog zo levend en lieflijk uitzien... Hoe moest hij dit overleven?... Voor Schelling brak een depressieve periode aan” (p394-95).

Drie jaar later hertrouwde Schelling met de 25-jarige Pauline, dochter van Caroline’s jeugdvriendin Luise. Ze kregen zes kinderen en noemden hun oudste dochter Caroline. Na München werd hij hoogleraar in Berlijn. Hij overleed in 1854. Hegel overleed daar in 1831. Het leven van de oude vrienden werd getekend door rivaliteit, waarbij Hegel Schelling overvleugelde qua roem en bekendheid.

August Wilhelm Schlegel bleef bij Madame de Staël in dienst tot haar dood in 1817. “Zij waren nooit minnaars geweest... Het leven met Madame de Staël was turbulent... ze rolde van de ene affaire in de andere” (p396). Hij had grote invloed op haar werk, waarin de ideeën van de Jena-kring doorwerkten, met name in Over Duitsland (1810). Na haar dood trouwde hij opnieuw met de dochter van een oud-collega uit Jena. “Niemand weet precies wat er gebeurd is, maar het huwelijk duurde nog geen twee weken... Hij is daarna nooit meer getrouwd” (p397).

“Hij... begon niet-Europese culturen te bestuderen, daarmee het stokje overnemend van zijn broer Friedrich... Hij werd de eerste hoogleraar indologie aan de universiteit van Bonn, waar hij na de dood van Madame de Staël naartoe verhuisde... In de geest van de Romantiek... bestreken zijn colleges een breed scala aan onderwerpen, van kunstgeschiedenis tot filologie, over uitgestrekte  geografische gebieden en lange perioden. August Wilhelm Schlegel bleef een van Duitslands vermaardste intellectuelen en taalkundigen... Hij overleed in 1845 in Bonn, zevenenzeventig jaar oud” (p397).

Friedrich Schlegel bleef onvoorspelbaar en onbetrouwbaar... Dorothea was diep ongelukkig in Keulen... Ze waren arm en werkeloos en Dorothea was verschrikkelijk eenzaam. Haar zoon Philip was in 1806... naar zijn vader in Berlijn teruggekeerd... Ze miste Jena... Na vier jaar Keulen bekeerden Friedrich en Dorothea zich in april 1808 tot het katholicisme.” Het zaadje ervoor was al geplant in Jena, toen ze hadden gesproken over een nieuwe godsdienst vol gevoel en verbeelding, die in de middeleeuwse Katholieke Kerk meer aanwezig waren dan in het protestantisme.

“Friedrich deed afstand van zijn vroegere ideeën... De filosofie van Fichte was slechts ‘het verheerlijken van het ik’” (p398). Hij distantieerde zich zelfs van Goethe, omdat die hem nooit noemde, terwijl zij in Jena Goethe op een voetstuk hadden getild en tot zijn roem hadden bijgedragen met hun kritieken en essays.

“Na hun bekering vertrok het echtpaar naar Wenen, ook een katholieke stad... Friedrich werkte als tijdschriftredacteur... en gaf daarnaast lezingen over kunst, literatuur,  geschiedenis en filosofie” (p399). Dorothea verdiende bij met vertalingen.

In 1829 overleed Friedrich plotseling tijdens een bezoek aan Dresden aan een beroerte, 56 jaar. “Het nieuws bereikte Dorothea in Wenen drie dagen na de begrafenis. Ze was ontzet... Hij liet haar een berg schulden na en koffers vol ongepubliceerde aantekeningen en manuscripten. Dorothea verhuisde naar Frankfort, dichter bij haar zoon... Ze overleed tien jaar later vijfenzeventig jaar oud. Friedrichs intellectuele prestaties werden pas echt op waarde geschat toen zijn ongepubliceerde stukken meer dan een eeuw later ter beschikking kwamen. Toen pas bleek dat hij een van de grote denkers van de eerste generatie romantici was” (p399,400).

Alexander von Humboldt woonde na zijn terugkeer uit Zuid-Amerika in Parijs en Berlijn. Hij werd wereldberoemd en schreef tientallen boeken. o.a. de bestseller Cosmos. Hij correspondeerde met Schelling en werd beïnvloed door diens Naturphilosophie. “Wat tot de ziel spreekt ontsnapt aan onze metingen,” zei hij. Zijn natuurbeschrijvingen waren gebaseerd op metingen, maar spraken ook tot de ziel. Hij beschreef de aarde als een organisme en de natuur als een levend geheel. “Toen hij in 1859 overleed, een paar maanden voor zijn negentigste verjaardag, was hij de beroemdste wetenschapper van zijn tijd” (p400,401).

Wilhelm von Humboldt stichtte zoals gezegd de eerste universiteit van Berlijn. Als Pruisische minister van Onderwijs wilde hij het onderwijs hervormen: “kinderen tot mensen laten opgroeien... en leren nadenken... Hoger onderwijs was een proces van zelfbevrijding... Onderwijs moet de studenten in staat stellen onafhankelijk en creatief te denken. Hij pleitte voor een holistische benadering, voor het combineren van onderwijs en onderzoek en kunst en wetenschap.” Later werkte hij als Pruisisch diplomaat in Wenen en Londen. Na zijn pensionering wijdde hij zich aan talenstudies op zijn familielandgoed in Tegel, net buiten Berlijn. In 1829 overleed zijn vrouw. “’Hun liefde was de basis van hun bestaan’, schreef hij aan Goethe. Wat moest hij nu zonder haar?” Hij volgde haar na zes eenzame jaren in 1835, nadat hij kou gevat had bij een bezoek aan haar graf.

Hegel bevrijdde zich in de Fenomenologie van de geest van Schelling en diens dominante filosofie. Hegel legde meer nadruk op logica dan op verbeelding en gevoel. In 1818 volgde hij Fichte op in Berlijn, waar hij in 1831 overleed aan cholera, 61 jaar, Schelling in roem allang voorbijgestreefd. 

 

 Novalis’ nagelaten werk werd deels gepubliceerd door Friedrich Schlegel en Ludwig Tieck. Ze lieten zijn wetenschappelijk werk links liggen. Daarmee droegen ze bij tot een mythe, waarbij Novalis het boegbeeld van de romantici werd, “een soort beschermheilige van de romantici... Waar Friedrich Schlegel, Schelling en Fichte religieus, conservatief en nationalistisch werden, bleef Novalis voorgoed de geïnspireerde dichter die ze in hun Jena-jaren hadden gekend... de mythische dichter die de duisternis roemde... Dit beeld sprak dichters, kunstenaars en lezers over de gehele wereld aan” (p403).

Schiller had de Jena-kringbijeen gebracht in Jena, hoewel hij niet aan de bijeenkomsten deelnam. De kring verzamelde zich eerst rond zijn tijdschrift Die Horen. Later rond August Schlegel die hij had uitgenodigd naar Jena te komen als royaal betaalde schrijver in zijn tijdschrift. De anderen volgden. Novalis was student bij Schiller geweest. Ook bij de komst van Schelling had Schiller een belangrijke rol gespeeld. De kring was geïnspireerd geraakt door Schillers ideeën over kunst en verbeelding en de vereniging van verstand en gevoel, hoewel ze zijn latere publicaties negeerden.

Goethe had vaak in overleg met Schiller ook een belangrijke rol gespeeld. Hij ontmoette Napoleon twee dagen na de slag bij Jena en kreeg van hem een hoge onderscheiding. Goethe bleef een Realpolitiker.

In 1808 publiceerde hij Faust I, “het stuk van de eeuw” volgens Schelling. Madame de Staël wijdde er een hoofdstuk aan in Over Duitsland. Coleridge begon aan een Engelse vertaling. In 1816 stierf Goethes vrouw Christiane, 51 jaar. “Leegte en doodse stilte in mij en om mij heen,” schreef hij in zijn dagboek... Hij miste ook de levendige gesprekken met de vrienden van de Jena-kring... Goethe stierf in maart 1832... tweeëntachtig jaar” (p407). Meer over Goethe en Faust in CM 34. 

Ernst Ferdinand Oehme (1797–1855), Burg Scharfenberg bei Nacht, 1827

Invloed

Van het eerste boek dat de ideeën van de Jena-kring over Europa zou verspreiden, Over Duitsland van madame de Staël, werd de oplage van 10.000 ex. vernietigd door Napoleon, die verontwaardigd was over haar lovende beschrijving van Duitsland als natie van dichters en denkers. “Duitsers hadden de kracht van een vrij ik ontdekt... de kracht van individualiteit,” legde ze uit. Als straf kreeg ze een soort huisarrest bij haar kasteel Coppet aan het meer van Genève. Ze had echter haar drukproeven uit Coppet gesmokkeld met de hulp van Auguste Wilhelm Schlegel. In 1813 verscheen het in drie delen in Londen in het Engels. Het werd een internationale bestseller, die “de Romantiek definieerde en promootte over de gehele wereld en liet een internationaal lezerspubliek kennismaken met de ideeën van de Jena-kring... De invloed van August Wilhelm was op elke pagina terug te vinden” (p409).

Zij beschreven de natuur als levend organisme, benadrukten individuele ervaring, kunst was de verbindende schakel tussen geest en wereld en “hun concept van eenheid van de mens en de natuur was de kern van de Romantiek” (p410). Genoemd wordt de verwantschap met de Britse Romantiek en de Amerikaanse transcendentalisten, met name bij Wordsworth, Coleridge, Emerson, Thoreau en Whitman. Lord Byron ontmoette August Wilhelm Schegel in 1816 met Madame de Staël.

De roman Frankenstein van Mary Shelley, die zij aan het meer van Genève schreef, werd beïnvloed door de elektrische experimenten van Alexander van Humboldt en Johann Wilhelm Ritter, die waarschijnlijk de Duitse fysiologen waren in het voorwoord.

De in het Engels vertaalde Geschiedenis der tooneelpoëzij van August Wilhelm Schlegel had grote invloed op Britse schrijvers. Ook in de VS kregen Duitse filosofen en dichters grote bekendheid. Behalve bij Emerson, Thoreau en Whitman, ook bij Melville, Hawthorne en Poe, die schatplichtig zou zijn aan Tieck.

“Steffens liet Scandinavië kennis maken met Schellings Naturphilosphie... De ideeën van de Jena-kring vonden gehoor in Italië, Frankrijk, Rusland, Spanje en Polen... Sigmund Freud in Wenen verwees naar de werken van de Jena-kring... De ideeën... over de centraliteit van het ik-bewustzijn hebben geholpen om de weg te banen voor de moderne psychologie en de psychoanalyse” (p417). Verder noemt Wulf de Ierse schrijver James Joyce als geestverwant van de Jena-kring. 

Het eerste boek dat sterk werd beïnvloed door de Jena-kring

Tot slot

Tot slot wijst Wulf op de verantwoordelijkheid die vrijheid en zelfbeschikking met zich meebrengen. Fichte wees reeds op onze morele verplichtingen, die nauw verweven waren met onze vrijheid. Maatschappelijke betrokkenheid als lid van een gemeenschap werd ook door de Jena-kring benadrukt. “Als we onszelf niet goed begrijpen, zullen we nooit anderen goed begrijpen,” schreef Novalis. Zelfreflectie is nodig ”om goede leden van de samenleving te kunnen zijn... Alleen door zelfreflectie kunnen we nadenken over ons gedrag tegenover anderen. In die zin is zelfonderzoek belangrijk voor het grote geheel: voor ons, voor onze gemeenschap, voor de samenleving in het algemeen en voor onze planeet,” zo besluit Wulf haar boek (p420,421).

Zij heeft een boeiend boek geschreven. Levendige details en sfeerbeschrijvingen zijn in dit bestek niet weer te geven. Ze gaat meer in op relationele verwikkelingen en interacties dan op de inhoud van de werken van de Jena-kring. Ze geeft ook karaktertekeningen en typeringen, waardoor de hoofdpersonen tot leven komen. Het boek leest als een roman, maar het is aangeklede non-fictie, gebaseerd op tal van bronnen, vooral brieven, maar ook literatuur eromheen. Knap werk om dat in een vloeiend en boeiend geheel te verweven. Zij laat in detail een grensverleggend stuk cultuurgeschiedenis zien, dat tot vandaag de dag doorwerkt en ons kan inspireren tot persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid en gefundeerde, gereflecteerde keuzen.