Civis Mundi Digitaal #129
Bespreking van Paul Schenderling, Er is leven na de groei. Hoe we onze toekomst veilig stellen. Bot uitgevers, 2022.
Paul Schenderling is econoom en schrijver. Hij is senior adviseur bij Berenschot op het gebied van sociale en ecologische vraagstukken; lid van het CDA en oud-fellow van het Wetenschappelijk Instituut van deze partij. Dit boek kwam tot stand samen met twaalf deskundigen, met een diversiteit aan politieke achtergrond: Matthias Olthaar, Kiza Magendane, Frank Maas, Guido Israëls, Martijn Stoutjesdijk, Nadine Mingers, Wouter Marchand, Ruben van de Belt, Rob van der Rijt, Maarten van Nieuw Amerongen, Bjorn Lous en Winne van Woerden. Samen vormen ze het schrijverscollectief ‘Postgroei Nederland’ waarvan ook Paul Schenderling lid is.
Postgroei
Er is sprake van een mondiale milieucrisis. Vier stromingen met ideeën voor oplossingen strijden met elkaar om invloed: groene groei (Barbara Baarsma), tegen-economisme (Jesse Klaver), ontkenning (Simon Rozendaal) en pragmatisme (Arjen Siegmann). Het schrijverscollectief is voorstander van een vijfde stroming: postgroei.
Groene groei
De term duurzame ontwikkeling stamt uit 1987 en het rapport ‘Our Common Future’. Het idee was om economische groei selectiever te maken: alleen groei toestaan voor zover die samengaat met verduurzaming. “Een extra reden om af te stappen van groene groei is dat we te weinig tijd over hebben” (p128).
Verschil
Groene groei gaat ervan uit dat groei mogelijk is, bijvoorbeeld door technische innovatie. Postgroei gaat ervan uit dat dit onmogelijk is. “Ontgroei is een beleidsstandpunt dat heel dicht bij postgroei staat. Ontgroei en postgroei zijn beide gericht op een absolute afname van de milieu-impact per persoon.” (p126)
Jevons-paradox
Proberen om tegelijk te vergroenen en te groeien is dweilen met de kraan open. Het is om deze reden dat veel enthousiaste initiatieven snel bekoelen. Als de consumptie blijft stijgen, wordt een groot deel van de milieuwinst ongedaan gemaakt. De Jevons-paradox wordt ook wel het ‘rebound-effect’ genoemd: “Als de prijs van een product of dienst omlaag gaat, dan koopt of gebruikt men er meer van, wat de efficiëntiewinst teniet doet.” (p9) De techniek gaat ons blijkbaar niet redden.
Postgroei
De kernmaatregel waarop de postgroei gebaseerd is, vloeit voort uit één van de conclusies uit het boek van Thomas Piketty, Kapitaal en ideologie: op individueel niveau belasten van vervuiling en verspilling als gevolg van consumptie, waarbij de grootste vervuilers het meest betalen. De uitwerking die het collectief voorstaat is een milieuheffing op consumptie in combinatie met een flink lagere belasting op arbeid.
“De drie varianten van Piketty zijn:
ETS
Om de uitstoot van CO2 tegen te gaan is in Europa het ETS-systeem (Emission Trade System) ingevoerd. Een bedrijf moet in dat systeem voor elke ton CO2 dat het uitstoot, één emissierecht inleveren. Die emissierechten kunnen worden gekocht en verhandeld. Het systeem is zo ingericht dat geleidelijk de uitstoot naar nul wordt gebracht (in 2057). Het is een slim systeem, maar geldt alleen voor CO2 en maakt geen verschil tussen rijk en arm.
Heffing op consumptie
Het schrijverscollectief Postgroei bepleit een ander systeem: een eerlijker systeem dat rekening houdt met het verschil tussen rijke en arme mensen, en tevens het gebruik van andere milieubelastende stoffen en activiteiten kan belasten. Het collectief bepleit een milieuheffing op consumptie. “De heffing maakt het voor consumenten aantrekkelijk om producten langer te gebruiken” (p51). Piketty’s variant 3 is op vrijwel alle punten gelijk aan of gunstiger dan het ETS, ook als dit uitgebreid zou worden naar andere stoffen of activiteiten.
Kernmaatregel
Het collectief behandelt in dit boek hun ‘kernmaatregel’: een eerlijke heffing op consumptie in combinatie met een flink lagere belasting op arbeid. De heffing op de consumptie van sommige milieubelastende producten heeft tot gevolg dat andere producten relatief goedkoper worden. “Dit geeft vervolgens aan bedrijven een prikkel om producten op de markt te brengen die milieuvriendelijker geproduceerd zijn, kwalitatief beter zijn en een langere levensduur hebben” (p 55). “Door de lagere belasting op arbeid worden de inkomenseffecten van de milieuheffing op consumptie, voor 90 procent van de mensen gecompenseerd” (p38). De lagere belasting in combinatie met de heffing doet een appèl op de persoonlijke verantwoordelijkheid.
Lagere belasting op arbeid
“Een lagere belasting op arbeid garandeert niet alleen dat de heffing eerlijk uitpakt, het heeft ook twee grote, aanvullende voordelen. Ten eerste vormt een lagere belasting op arbeid een stimulans voor de werkgelegenheid. [...] Ten tweede zorgt een lagere belasting ervoor dat arbeidsintensieve bewerkingen op producten goedkoper worden. [...] Een positief bijeffect is een herwaardering van praktische vaardigheden in onze samenleving” (p56). De beleving van welvaart zal anders worden. Producten zullen langer meegaan.
Het voorstel houdt een progressieve consumptiebelasting in: hoe meer iemand consumeert, des te hoger het belastingpercentage zal zijn.
Eerlijke heffing
De heffing op consumptie zet een rem op de consumptiegroei en dus ook op de economische groei. Als iemand meer gaat werken betekent dit niet, door de progressie van de heffing op consumptie, dat hij evenredig meer gaat consumeren. Omdat arbeid goedkoper wordt, is er meer ruimte voor handwerk en talentontplooiing. De laagst betaalden profiteren.
Nieuwe balans
Er ontstaat een nieuwe balans tussen vergroening en verdienvermogen. Schenderling beschrijft uitvoerig hoe en waarom door het nieuwe stelsel nieuwe bedrijfsstrategieën ontstaan en ondanks minder of negatieve groei toch welvaartsverbetering plaatsvindt en een betere kwaliteit van leven. De nieuwe balans wordt gevonden door de transitie in de richting van vergroening.
Groene industriepolitiek
Er zijn aanvullende overheidsmaatregelen nodig voor een groene industriepolitiek. “Groene industriepolitiek betekent dat de overheid meer regie neemt om de economie te vergroenen” (p80). Zo kan de overheid bijvoorbeeld agglomeratievorming bevorderen. Zoals de Food Valley rondom Universiteit Wageningen en een ‘Sillicon Valley’ (Eindhoven). Verder kan de overheid bijvoorbeeld coöperatieve organisatievormen faciliteren.
Schenderling noemt nog legio andere mogelijkheden. “Postgroei betekent kort gezegd: een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit, van groei van de hoeveelheid spullen die we kunnen kopen naar groei van onze levenskwaliteit” (p89). Dit veronderstelt een verschuiving van wat als waardevol wordt gezien. Groei-op-zich maakt niet gelukkig. Op individueel niveau houdt dit in dat er een omslagpunt plaatsvindt rond een inkomen van €15.000,- per jaar: meer verdienen maakt niet gelukkiger.
Paradigmaverschuiving
Schenderling heeft zijn boek in vijf delen opgedeeld. Het deel ‘Paradigmaverschuivingen’ somt een grote serie veranderingen op. Er worden mythes besproken die vooruitgang in de weg staan. De mythe van de groene groei is er één van.
De postgroeisamenleving
Deel vier beschrijft het leven in een postgroeisamenleving. De postgroeisamenleving biedt meer zekerheid. Eerlijke heffing op consumptie biedt volgens Schenderling een hoger overheidsinkomen, een lagere belasting op arbeid en draagt bij “aan de verdere ontwikkeling van het Nederlandse verdienvermogen en versterking van de positie van Nederlandse bedrijven als groene exporteurs” (p158).
In navolging van de Raad voor het Regeringsbeleid bepleit Schenderling basisbanen. Hij constateert allerlei paradoxen in de huidige samenleving waarvoor postgroei een oplossing biedt: arbeidsdeelnameparadox; flexibiliseringsparadox; pensioenparadox; gezondheidsparadox… De postgroeimaatschappij richt zich vooral op langetermijnzekerheden en vermindering van ongelijkheid (o.a. omkering van het degressieve naar een progressief belastingstelsel). Schenderling beschrijft ‘een woud aan mogelijkheden’ voor vergroening: energiebesparing; vergroening van ons voedselsysteem; anders wonen; weghalen van schotten tussen de verschillende zorgwetten… Postgroei is het tijdperk van de kwalitatieve groei.
Conclusie
Paul Schenderling houdt, samen met de rest van het schrijverscollectief, een geloofwaardig pleidooi voor het idee van de postgroei. Hier en daar wordt het pleidooi overspoeld door een veelheid van ideeën en argumenten voor hun kernmaatregel: een eerlijke heffing op consumptie en lagere belasting op arbeid. Groene groei wordt wensdenken genoemd. Dit gaat voor postgroei natuurlijk ook op, maar postgroei, zoals Schenderling dit schetst, lijkt een realistisch model; het biedt een aantrekkelijk perspectief.