Civis Mundi Digitaal #133
De Koran: een historisch document
Thailand: ongewisse verkiezingen in mei
Noord-Korea: hongersnood en wapenleverancier voor Rusland?
De Koran: een historisch document
De Koran is een historisch document dat als zodanig gecontextualiseerd moet worden. Dat wil zeggen dat je bij het lezen ervan rekening moet houden met de toenmalige omstandigheden, kennis en opvattingen van mensen en het dus met een noodzakelijke kritische afstand moet leren begrijpen. Vandaar, voor een beter begrip van de Koran, dit artikel over de « Koran van de historici ».
Voor mohammedanen is de Koran het Woord van God, onthuld aan Mahomet (571-632). Het werd overgebracht aan de Profeet door de engel Gabriel, die gedurende een twintigtal jaren heel wat keren bij hem verscheen. Naargelang hij deze openbaring ontving, dicteerde hij deze aan kopiisten. Enkele jaren na zijn dood, tijdens het kalifaat van Othman (644-656), werden veel van deze fragmenten van de openbaring samengebracht in een uniek boek. Dat boek is volgens de mohammedaanse traditie de Koran.
Historisch gezien moet men weten dat er gedurende de eerste vier eeuwen van de islam verschillende versies van de Koran bestonden. Pas in de vierde eeuw van de « hedsjra » (het begin van de mohammedaanse kalender), oftewel in de tiende eeuw in christelijke termen, verscheen de « officiële » Koran, die tijdens het bewind van Othman geschreven zou zijn, en die zich toen deed gelden als de enige en unieke versie van de tekst. Tot op dat moment waren de mohammedanen verdeeld in verscheidene vijandige actievoerende partijen, later de soennieten en de sjiieten, die onderling de inhoud van het heilige boek betwistten.
De koran is een uiterst ingewikkeld boek. Het is meer een « corpus » dan een boek, in die zin dat het zeer verschillende teksten verenigt die elkaar opvolgen en zich vermengen zonder enige verhalende logica. Je treft er gebeden aan, morele en juridische voorschriften, en geschiedenissen als die van Mozes en Abraham, die in stukken verspreid over de hele tekst van de Koran terug te vinden zijn. Dat maakt datering van de verschillende onderdelen heel moeilijk. En daarbij zijn er steeds meer specialisten die vandaag de dag van mening zijn dat de Koran zoals wij die nu kennen niet, zoals de traditie wil, is samengesteld onder Othman, maar eerder tijdens het kalifaat van Abd Al-Malik (685-705). Dat wil zeggen, na de eerste grote Arabische veroveringen, toen deze kalief regeerde over een gigantisch gebied dat zich uitstrekte van Libië tot aan China. Deze situatie is dus totaal verschillend aan die van de tijd van Mahomet of Othman, die leefden in een context die lokaal en tribaal bleef.
Abd Al-Malik had imperiale ambities en wilde van de veroverde gebieden één imperium maken. Zo legde hij bijvoorbeeld gemeenschappelijke gewichten en maten op en verhief hij het Arabisch tot officiële taal van de regering en zijn administratie. Een echt imperium moet zijn eigen religie hebben: het Byzantijnse imperium had het christelijke geloof, het Sassanidische Perzische imperium had de leer van Zoroaster en in zijn imperium moest de islam dat worden. In deze optiek moest hij dus een « officiële » versie van de Koran publiceren. Overigens eiste hij daarvan niet het « vaderschap » op en verklaarde hij dat deze versie onder Othman was samengesteld. De reden? Waarschijnlijk omdat Othman, net als hijzelf, behoorde tot de Arabische dynastie van de Omeyaden, die in de Arabische wereld de dienst uitmaakten van 661-750 en vervolgens in Andalusië van 751-1031. Om zo de kalief Othman tot vader van het heilige boek uit te roepen was een middel om de macht van zijn eigen familie te legitimeren.
De invloed van de Bijbel op de Koran werd vroeger niet erg hoog ingeschat, maar is in werkelijkheid gigantisch. De mohammedaanse traditie wil dat het voor-islamitische Arabië een onwetend gebied was waar men afgoden vereerde. Maar hoewel zeldzame verzen inderdaad refereren aan voor-islamitisch heidendom, laat de Koran vooral duizenden verwijzingen naar de Bijbel zien. Heel veel Bijbelse figuren vind je in de Koran terug, van Adam tot Jezus via Noach, David, Salomon en zeker ook Abraham en Mozes, die er een fundamentele plaats in hebben. De Koran mag dan in het Arabisch geredigeerd zijn, maar heel veel termen zijn in werkelijkheid afkomstig uit door de christenen in het oosten gebruikt liturgische taalgebruik (het Syriak) of door de joden (het Hebreeuws). Het woord « Koran » komt van « qiriyana » dat in het Syriak « gebedenboek » betekent. Zelfs het woord «hadj », de pelgrimsreis naar Mekka, stamt uit het Hebreeuws.
Arabië is geen eiland. Ten tijde van Mahomet lag het in het midden van beschavingen waar het Judaïsme, het Manicheïsme en vooral ook verschillende christelijke stromingen goed geworteld waren. In het noorden lagen het christelijke Byzantijnse en het Iraanse imperium met ook veel christenen, terwijl in het zuidelijk gelegen Jemen, waar het judaïsme, gevolgd door het christendom, duidelijk aanwezig was. De Arabieren in het westen van het Arabische schiereiland – en volgens de traditie ook Mahomet zelf – waren kooplui die door deze landen reisden. Boeken, geloven, en personen hebben zich zo kunnen verspreiden. Daarbij zij nog opgemerkt dat reizende monniken, geloofsijverige propagandisten, Arabië doorkruisten om zo de christelijke geloven en praktijken te verbreiden, terwijl een aantal Arabische stammen het judaïsme omhelsde. Zo is Arabië doordrenkt van de Bijbelse cultuur, waarvan je de weerslag in de Koran aantreft.
Jezus is voor de mohammedanen een zeer belangrijke figuur. Hij wordt in de Koran « Jezus, de zoon van Maria » genoemd of ook « het Woord van God » of « de Geest van God ». Maar hij wordt nooit beschreven als « de Zoon van God ». Dat heeft te maken met het feit dat veel christelijke stromingen in die tijd, zoals de Nestorianen en de Arianen, de goddelijke afkomst van Christus, zoals die op de concilies van Nicea (325) en Chalcedon (451) werd vastgesteld, weigerden te erkennen. De kruisiging van Jezus wordt ook in de Koran beschreven. De Koran laat weten dat de joden gezegd zouden hebben Jezus te hebben gekruisigd, maar daarbij wordt onmiddellijk gezegd dat dat « hun waarschijnlijk leek ». Voor de Koran is Jezus niet in werkelijkheid gekruisigd: degene die op het kruis genageld werd, was een soort « sosie », een dubbelganger, terwijl de werkelijke Jezus naar de Hemel opsteeg. Dat komt overeen met het docetisme: een stroming van het oude christendom die stelt dat de kruisiging een illusie is.
Deze historische benadering van de Koran geeft natuurlijk, net als die van de Bijbel, de nodige moeilijkheden in religieuze milieus. Het orthodoxe dogma wil dat de Koran het eeuwige Woord van God is, die zich zo in de Koran direct uitdrukt. De religieuze milieus staan dus recht tegenover een historisch-kritische benadering. De moskee Al-Azhar in Caïro, de belangrijkste religieuze autoriteit van de soennieten, heeft dan ook « de Koran van de historici » krachtig veroordeeld en beschuldigd van een vijandige kijk op het Woord van God.
Daartegenover wordt « de Koran van de historici » veel positiever ontvangen in intellectuele milieus van de mohammedaanse wereld, waarbinnen natuurlijk ook gelovigen zijn. Deze milieus beginnen zich te interesseren voor een « kijk op afstand » naar hun eigen tradities, zonder twijfel wegens al wat gebeurt in naam van de islam, waarvan de mohammedanen de eerste slachtoffers zijn.
Blijft over de vraag of deze historische kijk een bedreiging is voor het geloof van de gelovigen. Ik denk het niet. Natuurlijk doet, zacht gezegd, deze analyse aan bepaalde geloven twijfelen, maar niet aan het geloof zelf, dat een mysterie blijft. Klassieke denkers binnen de islam als Al-Ghazali (1058-1111) en Ibn Arabi (1165-1240) maakten al onderscheid tussen deze twee zaken en waren van oordeel dat bepaalde geloven giftig voor het geloof waren en dat men zich daarvan moest bevrijden om het geloof te versterken. Gaat dit ook niet op voor het christendom en de Bijbel?
Wie over dit onderwerp meer wil weten en de Franse taal beheerst,, moet het boek « Coran des historiens » (Editions du cerf) aanschaffen van Mohammad Ali Amir-Moezzi, directeur « d’études en islamologie » aan de « Ecole pratique des hautes études » in Parijs, met bijdragen van een dertigtal specialisten van de islam.
Geschreven in maart 2023
Thailand: ongewisse verkiezingen in mei
Na de ontbinding van het parlement door premier Prayuth Chan-o-cha op 20 maart moet Thailand binnen zestig dagen algemene verkiezingen organiseren: in principe op 7 mei. Deze verkiezingen, de tweede sinds de staatsgreep van 2014, zijn van groot belang, omdat deze zullen bepalen of het land gevangen blijft in de politiek bepaald door de verkiezingen van 2019 of dat het terugkeert naar een democratisch regime met een mogelijke terugkomst aan de macht van de Thaksin-clan, naar de naam van de vroegere premier in ballingschap.
In 2019 hadden de drie generaals die de staatsgreep pleegden met de zegen van het koninklijk paleis hun uniformen ingewisseld voor burgerkleding: om aan de macht te blijven waren ze gezegend met een senaat die hun ter wille was en met een aantal juridische kunstgrepen die de oppositiepartijen ontbonden en hun leiders onverkiesbaar verklaarden.
Vier jaar later zijn hun 250 toegewijde senatoren er nog steeds. De in 2017 door de militaire junta aangenomen grondwet bepaalt dat zij deel moeten nemen aan de stemming voor het aanwijzen van de premier tot aan 2024. Generaal Prayuth is altijd kandidaat voor zijn herverkiezing, hoewel hij deze functie niet langer dan twee jaar mag bekleden, gezien de duur van dit in de grondwet bepaalde mandaat.
Geen enkele kunstgreep door deze semi-autoritaire regering is op het laatste moment uit te sluiten, gezien de repressieve middelen die haar door justitie ter beschikking gesteld zijn: sinds de grote anti-royalistische manifestaties in de zomer van 2020 zijn bijna 1800 personen beschuldigd van zogeheten « politieke » misdaden, en ongeveer 230 van hen zijn beschuldigd van majesteitschennis. Met een ultra-geloofsijverige interpretatie van het fameuze artikel 112 van het wetboek van strafrecht werd op 7 maart een 26-jarige jongeman tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld, die op internet kalenders met daarop badeenden verkocht, onder het voorwendsel dat die eenden houdingen aannamen die zouden kunnen denken aan de koning en dus zijn reputatie bekladden.
In het kamp van de oppositie is de grote favoriet in de peilingen de partij « Pheu Thai » (Partij voor de Thailanders, gecreëerd in 2008), de derde gedaanteverwisseling van de politieke partij van de vroegere premier Thaksin Shinawatra, die in 2006 door een staatsgreep verjaagd werd. Winnaar van alle verkiezingen sinds 2001 streeft de formatie van de Shinawatra, die erg populair is bij de middenklasse en het immense en arme noordoosten van het land, naar het behalen van ten minste 376 van de 500 zetels in het parlement. Dat zou hem in staat stellen de premier te kiezen – wellicht de oudste dochter van Thaksin, Paetongtarn Shinawatra – zonder de stem van de 250 senatoren. Oorspronkelijk benoemd als innovatie-raadgeefster van de Pheu Thai in 2021 is de 38-jarige mevrouw Shinawatra sindsdien opgeklommen naar de eerste plaats in de peilingen. De Pheu Thai zou kunnen rekenen op verschillende coalitiepartners, waaronder de partij « Move Forward », de incarnatie van de nieuwe democratie van het land: deze partij verveelvoudigt dappere initiatieven in het parlement en verenigt de rebellerende jongeren achter zich.
De oppositie heeft bovendien het voordeel van erkende breuken in de militair-monarchistische as: generaal Prayuth heeft zijn « wapenbroeder », de vroegere generaal en huidige vice-premier Prawit Wongsuwan, laten vallen. Prawit Wongsuwan zelf wil de strijd aangaan om de functie van premier in de wacht te slepen. En als oude rot in de Thailandse politiek – hij was de opperbevelhebber van het leger onder Thaksin – liet hij weten dat hij een verbond met de Pheu Thai niet uitsluit. Een andere coalitiepartner van de militairen wil nu een derde weg gestalte geven: Anutin Charnvirakul, de huidige minister van gezondheidszorg en voorstander van de omstreden legalisering van cannabis. Naar welke kant het koninklijk paleis neigt, is onbekend…
Geschreven in april 2023
Noord-Korea: hongersnood en wapenleverancier voor Rusland?
Noord-Korea, regelmatig op de grens van hongersnood, kent nu een algemeen voedselgebrek, veroorzaakt door klimatologische omstandigheden en drie jaar van vrijwel geheel isolement na de verschijning van Covid-19 bij zijn Chinese buurman. Kim Jong-un heeft daarom op 27 februari jongstleden opgeroepen tot een « radicale verandering » en tot een « stabiele en duurzame ontwikkeling » van de landbouw.
De Noord-Koreaanse leider intervenieerde dezer dagen tijdens de zevende volledige bijeenkomst van het achtste centrale comité van zijn partij, die speciaal gewijd was aan de voedselsituatie. Deze bijeenkomst doet denken aan de onrustbarende situatie in Noord-Korea toen het midden jaren ‘90 getroffen werd door een hongersnood die aan honderdduizenden mensen het leven kostte. Het Zuid-Koreaanse dagblad « Korea Herald » liet weten dat op 6 februari jongstleden zes mensen aan honger waren gestorven in de stad Kaesong, vlakbij de gedemilitariseerde zone. Op 15 februari liet op zijn beurt het dagblad « Dong-A Ilbo » weten dat daar de dagelijkse rantsoenen van de soldaten gereduceerd waren.
De experts zijn verdeeld over de kwestie of deze hongersnood even erg is als die van de jaren ‘90. Lucas Rengifo-Keller van het Peterson Institute for International Economics: « De beschikbaarheid van voedsel is waarschijnlijk gedaald tot onder het strikte minimum om in de behoeften te voorzien. » Kwon Tae-jin, raadgever van de Zuid-Koreaanse regering, bevestigt dat: « De agrarische productie van vorig jaar was niet goed en de voorraden van de regering zijn uitgeput. » Volgens Seoel zouden de oogsten in 2022 niet meer dan 4,5 miljoen ton bedragen tegen 4,7 miljoen ton in 2021, deels te wijten aan de droogte in het voorjaar. Noord-Korea heeft ongeveer 5,5 miljoen ton graan nodig voor het voeden van zijn 25 miljoen inwoners. De ontbrekende 1 miljoen ton wordt deels door officieuze import uit China gedekt. Ondanks de beperkte productie denkt de Zuid-Koreaanse regering dat de huidige situatie meer te wijten is aan een distributieprobleem dan aan een werkelijk tekort.
Lim Eul-chul van de universiteit Kyungnam van Seoel, is van mening dat de bovengenoemde bijeenkomst van het achtste centrale comité « bijeengeroepen is, niet alleen om de interne solidariteit te versterken, maar ook om na te denken over middelen om het voedseltekort op te lossen. Kim Jong-un kan zijn nucleair programma niet voortzetten zonder het oplossen van het voedselprobleem dat de steun van de publieke opinie bedreigt. »
De voedingskwestie is essentieel in de ogen van het regime van Kim Jong-un. Vanaf zijn eerste publieke toespraak in 2012 beloofde hij dat de bevolking « nooit meer de broekriem zou hoeven aan te halen ». Vervolgens haastte hij zich om landbouwhervormingen door te voeren, met daarin een dosis privé-landbouw. In 2013 voerde hij opnieuw de « regel van het parallellisme » (byungjin) in, in 1962 geformuleerd door zijn grootvader Kim Il-sung (1912-1994): de economische ontwikkeling op hetzelfde niveau brengen als de versterking van de defensie. Kim Jong-un aarzelt ook niet meer om publiekelijk de moeilijkheden op agrarisch/voedingsgebied te erkennen.
Om zijn inspanningen te tonen, verveelvoudigt het regime zijn initiatieven. In september 2022 werd er zo in de stad Haeju in het zuidoosten van het land – de « graanschuur » van Noord-Korea – een expositie georganiseerd van 5500 landbouwmachines, gefabriceerd in de wapenfabrieken. Begin 2023 bood Kim Jong-un aan de inwoners van de stad Hamhung, in het oosten van het land, groenten aan afkomstig uit de kassen van Ryonpho: één van zijn grote projecten.
Pyongyang rekent overigens op herstel van de handel met China na de bijeenkomst van het Nationaal Volkscongres die eind maart werd gehouden. Parallel daaraan weigert Pyongyang – tenminste officieel – alle buitenlandse hulp. De Zuid-Koreaanse minister Kwon Young-se is er overigens zeker van dat Noord-Korea hulp gevraagd heeft bij het mondiale voedselprogramma van de Verenigde Naties. Het Zuid-Koreaanse Instituut van Nationale Veiligheidsstrategie, Yi Jisun, publiceerde in januari een rapport dat Noord-Korea recentelijk grote hoeveelheden rijst en meel uit China importeerde: informatie die Pyongyang niet heeft bevestigd.
Op het moment van schrijven, 2 april, laten de Verenigde Staten weten dat Noord-Korea en Rusland onderhandelen over het leveren van voedsel tegen wapens via een beruchte wapenhandelaar, informatie die ik niet bevestigd krijg. Wel is duidelijk dat Noord-Korea heel duidelijk bezig is met het voorbereiden van een nieuwe kernproef.
Geschreven in april 2023