Voorbij de groei

Civis Mundi Digitaal #134

door Erik Jansen

Bespreking van Tim Jackson, Post Growth. Life after Capitalism, Polity Press, 2021. Voorbij de groei, het leven na het kapitalisme, EPO, 2022.

 

In zijn boek Welvaart zonder groei (zie bespreking elders in dit nummer) lag het accent op de investeringsagenda (Green New Deals) en minder op het aspect van gedragsverandering en van “zelfontplooiing binnen grenzen”, aan welk onderwerp een paar regels waren gewijd. Hij noemde wel “downshifting” en enkele voorbeelden van eco-dorpen en organisaties als het Simplicity Forum, die zich wijden aan het bereiken van een eenvoudige, rechtvaardige en duurzame manier van leven. Het idee daarachter is dat intrinsieke waarden als ‘zelfverwerkelijking’ en ‘het geworteld zijn in een gemeenschap’, meer bijdragen aan ons welzijn dan materialistische waarden als ‘imago en financieel succes’. 

 

Tegen de stroom in
Toch moet Tim Jackson constateren dat deze alternatieven zich slechts ophouden in de marge van de samenleving. Duurzaam leven betekent vaak roeien tegen de stroom in: het openbaar vervoer dat zoveel trager en omslachtiger is dan de auto; recycling en sortering die zoveel meer tijd en moeite vergen dan gewoon weggooien; energiebesparing die de nodige investeringen vraagt en veel gedoe geeft, terwijl het gas en de benzine gewoon uit de gaskraan en pomp stromen. Mensen die duurzaam willen leven moeten opboksen tegen een cultuur van consumptie die  verkeerde signalen uitzendt, milieuvriendelijk gedrag afstraft, en die het vrijwel onmogelijk maakt, zelfs voor zeer gemotiveerde mensen, om duurzaam te handelen zonder persoonlijke offers te hoeven brengen.

Als laboratorium voor sociale verandering zijn ‘goedwillende’ gezinnen en gemeenschappen van vitaal belang om aan te geven dat er ontplooiingsmogelijkheden zijn binnen ecologische grenzen, maar alleen op simplistische wijze mensen aansporen om het consumentisme te weerstaan is gedoemd te mislukken. Vooral wanneer de boodschappen die de overheid zelf uitzendt zo pijnlijk inconsequent zijn; wanneer de overheid mensen aanspoort om aan hun CO2-uitstoot te denken — hun huizen te isoleren, hun thermostaat lager te zetten, een trui aan te doen, minder te rijden, meer te lopen, met vakantie te gaan in eigen land, lokaal geproduceerde goederen te kopen, enzovoort — maar gelijktijdig zelf voortdurend signalen uitzendt over behoud van koopkracht die in de tegenovergestelde richting wijzen.

De kans om over de hele maatschappij een duurzame levensstijl ingang te doen vinden is klein zonder veranderingen in de sociale structuur. Ten eerste moeten de tegenwerkende tendensen structureel worden aangepakt, en ten tweede moet mensen nieuwe mogelijkheden geboden worden om op een minder materialistische manier aan het leven te kunnen deelnemen. In zijn vorige boek beperkte Jackson zich tot het eerste onderwerp. In dit nieuwe boek Postgrowth (Voorbij de groei), dat tijdens de coronaepidemie geschreven is, gaat Tim Jackson op zoek naar nieuwe (en herontdekte oude) bronnen van zingeving. Maar voor hij dat doet, vat hij de politieke en economische ontwikkelingen van de afgelopen decennia nog een keer samen.

 

Economische groei
We leven in het tijdperk waarin het liberalisme zegevierde en aan iedereen een groeiende welvaart verschafte. De economie, of beter gezegd het BNP, is over de afgelopen drie decennia ongeveer verviervoudigd. De centrale vraag is waar die economische groei vandaan is gekomen.

Volgens Jackson komt het niet alleen door het principe van de kapitaalsaccumulatie, die hij in zijn eerdere boek noemde, en die ooit ook door Rosa Luxemburg en recent weer door Jason Hickel als bron van de groei is aangewezen. De belangrijkste drijfveer van de groei is volgens Jackson in dit boek de toename van de arbeidsproductiviteit. Door meer te produceren met dezelfde arbeid, of door hetzelfde te produceren met minder arbeid, is er meer welvaart beschikbaar die tot uiting komt in een hoger loon voor de werknemer, meer dividend voor de aandeelhouder, lagere prijzen voor de consument, en meer middelen voor verdere innovatie en arbeidsbesparing voor het bedrijf. De stijging van de arbeidsproductiviteit is gepaard gegaan met een vrijwel even grote groei in het energie en het materiaalverbruik, dus je kunt de groei ook toeschrijven aan het benutten van de potentie van de goedkope fossiele energie.

De afgelopen twee decennia is de groei afgenomen en is gedaald tot enkele procenten per jaar. Dat zou kunnen wijzen op het feit dat energie duurder geworden is en dat de meest voor de hand liggende aanwendingen al gerealiseerd zijn. Mogelijk dat nieuwe AI-technieken en robotica de arbeidsproductiviteit weer kunnen doen stijgen, maar het ziet er voorlopig naar uit dat de groei structureel lager zal zijn. Door de mindere groei zijn bedrijven hun winsten gaan beschermen ten nadele van de factor arbeid en zijn ze andere vormen van ‘extractie’ gaan zoeken zoals Rosa Luxemburg en Jason Hickel ook al aangaven: exploitatie van de natuur en vermarkting van gemeenschappelijke voorzieningen en bezittingen.

 

Monetarisme
Vermarkting en deregulering was onderdeel van de neoliberale agenda. Een andere leerstelling van het neoliberalisme is het monetarisme, de sturing van de economie via de geldhoeveelheid. Eind jaren zeventig stagneerde de Keynesiaanse economie, die de groei hooghield door extra overheidsuitgaven,  in een hoge inflatie en hoge werkloosheid, en kreeg het monetarisme voet aan de grond bij de Centrale Banken. Door eerst de geldmarkt te verkrappen met een hoge rente en te bezuinigen op de overheidsuitgaven, en vervolgens - nadat de inflatie was gedaald – de geldmarkt weer te verruimen, kon de economie weer op gang geholpen worden.

Een neveneffect van het goedkope geld bij particulieren en bedrijven was wel dat door de lage rente en soepele leencondities er een enorme speculatie op gang kwam in aandelen en vastgoed. De welvaart is daarmee kunstmatig opgeklopt en kan ieder moment weer inzakken, zoals de kredietcrisis van 2008 al toonde. Waarschijnlijk staan we voor een periode met een aanhoudende reeks van financiële crises, zeker als straks blijkt dat de groei van de arbeidsproductiviteit en daarmee de algemene economische groei blijvend beperkt is. Volgens Jackson zit het kapitalisme op een dood spoor. Het kan geen sociale rechtvaardigheid brengen en de groei die gecreëerd wordt gaat ten koste van de natuur.

 

Ander economisch beleid
Om het beslag op materiële groei te beperken ziet Jackson de volgende opties:

(1) Hoge milieueisen stellen, energieverbruik en CO2-uitstoot belasten, en een verschuiving van particuliere investeringen naar overheidsinvesteringen in de infrastructuur, duurzame energie, en het klimaatneutraal maken van de gebouwde omgeving. De ruimte voor meer overheidsinvesteringen moet komen van een belastingverhoging waardoor de particuliere consumptie en de ruimte voor overige investeringen door het bedrijfsleven kleiner wordt. Dit beleid betekent wel dat er geen groei verwacht mag worden. Om “groene groei” mogelijk te maken zouden enorme efficiencyverbeteringen nodig zijn (veel duurzame energie) en dan nog zitten we met klimaatverandering, verlies van biologische soorten, uitputting van natuurlijke grondstoffen en bodemdegradatie.

(2) Verschuiving naar op diensten gebaseerde activiteiten. Zorg en onderwijs kennen een lage arbeidsproductiviteit en dus een aanzienlijke beperking van het groeipotentieel van de economie.

(3) Werktijdverkorting, waardoor het werk, ook bij krimp, beter verdeeld wordt en de besteedbare ruimte afneemt. Werk is essentieel voor persoonlijke ontplooiing; voor een gevoel erbij te horen, de mogelijkheid om te delen in een gemeenschappelijk streven. Door middel van werk scheppen we en herscheppen we de sociale wereld en vinden er een geloofwaardige plaats in. Werkloosheid moet daarom voor alles voorkomen worden. Als er minder werk beschikbaar is, moet het worden herverdeeld.

Toch zijn de genoemde maatregelen niet voldoende. In een wereld met 9 miljard mensen, die het liefst er allemaal een westerse levensstijl op na zouden willen houden, zou de koolstofintensiteit van iedere dollar BNP in 2050 tenminste 130 keer lager moeten zijn dan vandaag (p. 185, Welvaart zonder groei). “Maar versobering is niet de enig mogelijke reactie op de uitdagingen waarvoor grenzen ons stellen. Als we de aardse beperkingen zien als een stimulans, dan kunnen we daarmee de basis leggen voor een creatieve onderneming. Voorbij de grenzen aan de welvaart ligt een welvaart die alleen grenzen ons kunnen laten zien. Een bestemming die de reis waard is. Morgen is een ander land.” (p. 66, Voorbij de groei). Dus we moeten op zoek naar een cultuur die minder materieel is en meer welzijn haalt uit zingevende ‘post growth’ activiteiten.

 

Inspirerende verhalen
Dit gezegd hebbende gaat hij op zoek naar verhalen om zo’n postgrowth-narratief te ontwikkelen, een nieuwe funderingsmythe voorbij de mythe van de groei, en van het kapitalisme. In een aantal korte hoofdstukken beschrijft hij een aantal inspirerende personen, zoals Robert Kennedy die, vlak voor hij werd neergeschoten tijdens zijn campagne voor de presidentsverkiezing in 1968, uitdroeg dat het BNP (Bruto Nationaal Product) maar een beperkte vorm van welvaartsmeting is. In zijn woorden: “alles wat telt in het leven als gezondheid, kwaliteit van het onderwijs, natuur, schone lucht, stilte, telt niet mee in het BNP. Wat wel meetelt zijn sigarettenreclames, ambulances die verkeersdoden ophalen, geweren van moordenaars, televisieprogramma’s waarin geweld wordt verheerlijkt, etc...”.

Vervolgens beschrijft Jackson het leven van John Stuart Mill, die zich tot doel stelde om een ‘nutsfunctie’ te ontwikkelen die de mate van geluk zou kunnen aangeven, maar die zelf vele jaren aan depressies leed. Ook de afgelopen decennia zijn diverse pogingen ondernomen om betere welzijnsindices te ontwikkelen. Dat het BNP geen goede maat is, blijkt ook uit de ‘Easterlin paradox’: boven een zekere mate van welvaart neemt de ervaren welstand niet significant meer toe.

Een andere bron van inspiratie vindt Jackson in de Vietnamese monnik, Thich Nhat Hanh, die zich inzette voor beëindiging van de Vietnamoorlog, en na uit Zuid-Vietnam verbannen te zijn, een mindfulness retraite oord, Plum Village, stichtte in Frankrijk. Hij leerde dat onthechting de weg is naar verlichting. 

Jackson laat ook zien dat het stellen van grenzen en beperkingen op zich kan inspireren tot nieuwe vormen van economie en samenleven. Zo beschrijft hij de middeleeuwse brug bij Potter Heigham (North Norfolk), die door zijn geringe hoogte een belemmering is voor veel schepen, hetgeen heeft geleid tot een enorme bedrijvigheid ter plekke aan hotels, restaurants, botenverhuur, overslag, etc. Jackson ziet dit als een fraaie metafoor, dat leven “in beperking” kan leiden tot nieuwe structuren en andere bronnen van welvaart en welzijn.

 

Intrinsieke waarden
Op zoek naar intrinsieke waarden komt hij ook uit bij Hannah Arendt, die in haar hoofdwerk De menselijke conditie, een onderscheid maakt tussen ‘arbeiden’, ‘werken’ en ‘handelen’ (zie ook de bespreking van Hannah Arendt’s boek in CM#128).

Het arbeiden is de zorg voor het dagelijks bestaan en de zorg voor de ander. Het voorziet in de continuïteit van het leven, in het opgroeien en het in standhouden van de gezondheid. Die gezondheid staat steeds meer onder druk door ons zittend bestaan en de uren per dag aan schermtijd. Veel huishoudelijke werk dat vroeger met de hand werd gedaan, is vervangen door apparaten die voor ons de was en afwas doen. Ook het zelf bereiden van maaltijden is aan het afnemen. Toch is het menselijk lichaam bedoeld om in beweging te blijven. Sinds het tijdperk van de jager-verzamelaars is de hoeveelheid beweging echter alleen maar afgenomen. Juist het huishoudelijk werk, het doen van boodschappen, tuinieren, wandelen en sporten, moet die beweging in gang houden. Alles wat machinaal gebeurt of met de auto in plaats van lopend of met de fiets is verlies aan noodzakelijke beweging. Een goede conditie en gezondheid is een voorwaarde voor een gelukkig bestaan. We zouden dus niet alle gemakken van de technologie en de amusementsindustrie voor lief moeten nemen.

Het werken in de geest van Hannah Arendt is het ontwerpen en bouwen van producten die ons bestaan kunnen bestendigen en veraangenamen, zoals huizen, spullen, en kunst. Het vraagt organisatie, concentratie en kennis om die te bouwen, en een zekere mate van professionalisering (de spreekwoordelijke 5000 uur die nodig is voor het leren bespelen van een muziekinstrument). Zo behoort samen muziek maken tot het ‘werken’, terwijl naar muziek luisteren of tv-kijken een vorm van ontspanning is, dat onderdeel is van het ‘arbeiden’. Niet alleen geeft ‘werken’ duurzaamheid aan onze directe omgeving in de vorm van woningen, interieurinrichting, kunstwerken, maar ook het bedenken en uitvoeren zelf van complexe taken kan een enorme voldoening geven. Juist door een complexe opdracht of het nu een technische tekening, een puzzel, een schaakspel of een muziekstuk is, het bedenken of ontcijferen van een ontwerp en het vertalen naar een uitvoering vraagt denkkracht en concentratie. Het werk zelf, het geven van aandacht, het toepassen van vaardigheden, de toegewijde inspanning, kan zijn eigen intrinsieke beloning opleveren. Als je zeer gefocust bent lijkt het of de tijd wegvalt, of de tijd je ontglipt. Dit wordt in de moderne stroming van positive psychology ook wel ‘flow’ genoemd. Deze vorm van concentratie en beheersing, die we zien als bij pianospel de vingers als vanzelf over de toetsen glijden, kan een hoge en zeer intense vervulling geven.

Het handelen is de sociale en politieke component van het leven. Het met elkaar discussiëren over het leven, de politiek en de gemeenschap. Vormen van deeleconomie en kleinschalige bedrijvigheid en lokale voedselvoorziening doen een beroep op het organisatievermogen van de deelnemers. Het organiseren van cultuuruitingen of het laten draaien van sportverenigingen geeft voldoening om bij te dragen aan de gemeenschap. Het bijdragen aan politieke besluitvorming is een manier om mee te beslissen over de inrichting van de maatschappij. Zo toont Hannah Arendt ons vele manieren om eenvoudig maar goed te leven.

 

Lockdown
De coronalockdowns brachten de 19e-eeuwse dichteres Emily Dickinson in herinnering, die immer gekleed in een witte jurk zich een groot deel van haar leven terugtrok op de bovenste verdieping van het huis van haar familie, en hoogst zelden dit huis verliet. Wel correspondeerde ze met meer dan vijftig personen, ze verzorgde haar moeder toen die bedlegerig werd, en ze had waarschijnlijk een liefdesrelatie met haar vriendin, die trouwde met haar broer en die een paar huizen verderop woonde. En ze schreef gedichten, waarvan slechts tien tijdens haar leven zijn gepubliceerd, alle anoniem. Voordat ze stierf, in 1886, 55 jaar oud, gaf ze haar zus opdracht om al haar geschriften te vernietigen. Gelukkig heeft die dat niet gedaan en zijn 800 van haar gedichten overgeleverd en is ze nu één van de meest gewaardeerde Amerikaanse dichters.

Dickinson heeft haar bestaan bewust op een fysieke manier begrensd. Binnen de beslotenheid ontwikkelde ze haar dichtkunst waarmee ze haar diepste gevoelens kon delen met de wereld. Haar poëzie was doordrongen van een sterk bewustzijn van onze sterfelijkheid: onze angst voor verlies, de finaliteit van scheidingen; en het lijden in het hart van het bestaan.

Dat vinden we ook terug in het werk van Thich Nhat Hanh: “loop niet weg voor lijden, en sluit je ogen er niet voor” schreef hij. Dat we liever wegkijken van ellende is de andere kant van een maatschappij die succes meet op de barometer van ‘meer’. Door pijn te ontlopen, leed en nood uit de weg te gaan, lijden te ontkennen, vernietigen we onze eigen capaciteit om één van de meest vervullende staten van het mens-zijn te bereiken.

 

Hoop
Het teruggetrokken leven van Emily Dickinson was vrijwillig, terwijl de coronalockdowns ons zijn opgelegd, maar toch kan het ons leren om het “goed te hebben met minder”. Zo werd de klok minder dominant, werden de dagen minder hectisch. Door de eenvoud werd het dagelijkse leven teruggebracht tot zijn ruwe, compromisloze essentie. Onderzoek wees uit dat 85 procent van de ondervraagden tijdens de lockdown dingen hadden ontdekt die ze wel wilden blijven doen wanneer het afgelopen was. Ook had de lockdown schone lucht gegeven boven Beijing, waren er olifanten gezien in een dorpje in de provincie Yannan in China, en liep een kudde wilde geiten het dorpje Llandudno in Wales binnen. Ook waren dolfijnen gespot in de kanalen van Venetië. Later bleek dit een hoax, tot teleurstelling van velen, want “waarom zou je ons humeur verpesten met de waarheid wanneer de fantasie zoveel mooier is”.

               Hoop is dat ding met veertjes –

               Dat neerstrijkt in de ziel –

               En wijsjes zingt zonder woorden –

               En nooit stoppen zal.    

- Emily Dickinson, ca. 1861

We zitten gevangen in de ijzeren kooi van het consumentisme. Maar we hebben die kooi zelf gemaakt. We zitten opgesloten in de mythe van de groei. Maar de sleutel is gesmeed in onze geest. Er zijn fysieke, materiële grenzen aan het bestaan. Maar er is een creativiteit in onze ziel die ons daarvan kan bevrijden en naar een zinvol leven kan leiden waarin we het goed kunnen hebben.

“Dat genoeg genoeg is, is genoeg om te weten”, zei de Chinese filosoof Lao Tse al, meer dan tweeduizend jaar geleden. Dat is kern van de boodschap die Tim Jackson ons wil meegeven in dit veelzijdige en waardevolle boek.