Geordende verantwoordelijkheden

Civis Mundi Digitaal #134

door Mathieu Wagemans

Bespreking van Herman Kaiser, In Ordinata Concordia: het subsidiariteitsbeginsel en de geordende eendracht in de politieke economie. Open Press Tilburg University, 2023.

 

In de postmoderne tijd waarin we leven, wordt afgerekend met de verworvenheden van de moderniteit. Ons streven naar perfectie staat ter discussie. We kunnen de wereld niet naar onze hand zetten, althans niet met behulp van de instrumenten die we inzetten. We hebben een alsmaar ingewikkelder regelsysteem geconstrueerd, maar dat is vastgelopen. Te lang hebben we ons vermogen tot beïnvloeding onbegrensd geacht. We worden ons ervan bewust dat ons door technologie en economische belangen gedomineerd denkkader ons fors in de problemen heeft gebracht op het vlak van duurzaamheid. Er is vernieuwing nodig. We moeten vooruit kijken en tot nieuwe oplossingen komen.

Kan het verleden ons daarbij helpen? Nog specifieker, kan het denken van Augustinus die leefde van 354 en overleed in 430 daarbij behulpzaam zijn? Die vraag zal voor menigeen zo op het eerste gezicht vreemd in de oren klinken. Toch was die vraag vertrekpunt voor een imposante studie waarop Herman Kaiser onlangs promoveerde in Tilburg. Het is een dissertatie waarin sprake is van een koppeling tussen enerzijds de dagelijkse bestuurspraktijk en anderzijds theologische en filosofische denklijnen van Augustinus. Die bestuurspraktijk heeft betrekking op een langjarig functioneren van Herman Kaiser als burgemeester in diverse gemeenten, waaronder Roermond, Doetinchem en als laatste Arnhem. 

Zoals subtitel aangeeft staat het subsidiariteitsbegrip centraal in de studie. Dat komt er kort gezegd op neer, dat het uitgangspunt moet zijn, dat je op een zo klein mogelijke schaal organiseert. Het sluit de cirkel van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op een zo laag mogelijk niveau. Je organiseert naar de mensen toe in plaats van van de mensen vandaan. Dat is thans buitengewoon actueel, nu instituties vaak door burgers als vervreemdend worden ervaren. 

Staat, markt en samenleving

Kaiser benadert subsidiariteit vanuit het perspectief dat er sprake moet zijn van logische verbanden tussen staat, markt en samenleving. Die samenleving vraagt dat structuren en procedures worden beleefd als logische uitingen van onderliggende gedeelde waarden. Zo beschouwd zijn er kritische opmerkingen te maken met betrekking tot de bestaande situatie. Instituties en praktijken worden door veel burgers als vervreemdend ervaren. De complexiteit ontneemt het zicht op de onderliggende waarden. Praktijken worden zo vrij zwevend en verliezen aan betekenis. Rechtvaardigheid wordt een kwestie van vaardigheid in het recht. Zie de vervreemding die kenmerkend is. De formele ordeningen worden niet meer herkend, doorzien en beleefd als betekenisvol.

Een staat veronderstelt eenheid, zowel met betrekking tot regelgeving als vooral ook met betrekking tot de onderliggende waardenproposities en vanzelfsprekendheden die cultuurbepalend zijn. Kaiser noemt het Romeinse Rijk als voorbeeld, dat er sprake kan zijn van schaalvergroting zonder dat er sprake is van eenheid. Dat kan gemakkelijk leiden tot verbrokkeling. Verbindingen worden opgelegd maar niet als zodanig beleefd. Een verwijzing naar de Europese Unie en de processen van toetreding ligt voor de hand. Er is een ver doorgevoerd streven naar uniformiteit en een regelkader dat perfectie en allesomvattendheid claimt en hoge graad van perfectie heeft bereikt, althans in juridisch opzicht, maar de uitkomst wordt eerder als vervreemdend ervaren dan als doorleefd. Het is de spanning tussen orde en differentiatie. Die spanning wordt treffend benoemd door Augustinus met zijn beeld van een lichaam waarvan de ledematen niet meer met elkaar in verbinding zijn.

Menselijke waardigheid

Kaiser legt de relatie tussen subsidiariteit en menselijke waardigheid. Dat sluit aan bij de benadering die reeds bij Pico della Mirandola is terug te vinden met zijn Rede over de Menselijke Waardigheid. Die waardigheid wordt aangetast wanneer we burgers ondergeschikt en onderdanig maken aan structuren die zij vaak als betekenisloos ervaren. Het is lastig wetten en regels als dwingend te ervaren, wanneer men geen zicht heeft op de waarden die eraan ten grondslag liggen.

Menselijke waardigheid, zo stelt Kaiser, moet worden gekoppeld aan de ruimte tot zelfontplooiing. De mens moet zichzelf kunnen worden. Dat vraagt ruimte. Zie ook Legaut die kritisch staat tegenover de dominante en vervreemdende structuren die de mens dwingen kopie te worden van elkaar in plaats van zichzelf te worden. De menselijke waardigheid is slechts een van de invalshoeken van het begrip subsidiariteit die Kaiser benut,  maar die is wel uitzonderlijk aansprekend vanwege de actualiteit ervan.

Ordelijkheid

Een centraal thema in het denken van Augustines betreft orde(lijkheid). Dat is in de huidige tijd een buitengewoon relevant vraagstuk. Vertaald naar de praktijk van besluitvorming en beleidsvorming is de vraag aan de orde of de ordelijkheid van onze instituties en, nog een stap verder, het geheel van instituties (organisaties, expliciete regels en vooral ook de dominante cultuur van ordelijkheid) niet aan een diepgaande heroverweging toe is. Zijn we niet vastgelopen in ons streven naar orde en consistentie? Hebben wij in de rechtspraak geen allesomvattend discours voortgebracht dat te mooi is om waar te zijn of ooit waar te worden? Zijn we met onze regels niet vastgelopen en zijn we niet bezig voortdurend het verleden te reproduceren in plaats van te kiezen voor andere sturingsbenaderingen? We hebben ons systeem institutioneel opgebouwd op basis van het leerstuk van de Trias Politica. Wetgeving, rechtspraak en uitvoerende macht dienen gescheiden en onafhankelijk van elkaar e functioneren. Maar gaandeweg is de rechtspraak meer dominant geworden. Het systeem is daardoor niet meer zelfcorrigerend. Immers, de rechtspraak is gehouden te toetsen aan geldende regels, aan wat de wetgevende macht heeft vastgesteld. Dat leidt er gemakkelijk toe dat we bestaande praktijken inclusief hun tekortkomingen reproduceren. Telkens weer lopen initiatieven om tot vernieuwing te komen stuk op geldende regels. Innovatieve voorstellen slaan stuk op de rotsen die we zelf hebben gefabriceerd.

Heterogeniteit

Subsidiariteit biedt ook mogelijkheden voor heterogeniteit en het vermijden van een alles verstikkende uniformiteit. Vergelijk de betekenis van het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht als voorbeeld van een ver doorgevoerde consistentie. Verschillen worden weggeredeneerd. Deleuze als vertegenwoordiger van de Franse differentiefilosofie bepleit juist dat verschillen aandacht verdienen en bron van onderzoek moeten zijn. Daar is in bestaande bestuurspraktijken weinig van te merken. In onze zucht naar ordening en op de weg naar harmonisatie belanden verschillen in de berm. We vinden ze lastig en gaan er slordig mee om. Ook die problematiek komt in het boek aan bod. De  Vredestafels worden besproken als medium en instrument tot beslechting van verschillen.

Structuur en mens

De genoemde spanning tussen structuur en mens krijgt ook bij Augustinus aandacht. De spanning tussen structuur en mens kan niet worden opgelost maar is permanent en moet ook permanent zijn. Sterker nog, die spanning is ten diepste het leven zelf. Die gedachte is ook bij Augustinus terug te vinden, niet alleen in zijn eigen levensloop maar ook in zijn denken over orde en chaos. De uiteindelijke orde is bij Augustinus  en in het christelijk geloof in het algemeen weliswaar uiteindelijk slechts te vinden in het hiernamaals, maar de worsteling die de mens Augustinus doormaakt in zijn leven kan ons inzicht verdiepen en ons helpen een positie in te nemen in het tussengebied tussen orde en chaos.   

Omgaan met het onvolmaakte

Al met al een rijke en gedachten genererende studie, die kan helpen bij de transitie van de moderniteit naar de kaders van een nieuwe samenleving. Want hoe we het ook wenden of keren, ons ontdoen van de dwang van het moderne denken houdt niet in dat we zonder kaders kunnen. Het boek opent het perspectief dat we niet langer moeten blijven zoeken naar die nieuwe kaders maar dat het zoekproces zelf het wezen is van de nieuwe maatschappij. Dat betekent het accepteren van variatie en het bieden van de daarvoor noodzakelijke ruimte vanuit het besef dat de menselijke waardigheid ons daartoe verplicht. De spanning tussen orde en chaos kan niet definitief worden opgelost door strijd, maar vraagt erkenning dat ideale oplossingen buiten het bereik van de onvolmaakte mens liggen. Dat staat nogal haaks op de bestaande politieke praktijk, waarin we van elkaar perfectie vragen, illusies blijven koesteren en maar moeilijk kunnen omgaan met onvolmaaktheid. Het onderscheid tussen De Stad van God (De Civitate Dei) en de aardse stad biedt Augustinus de mogelijkheid het verschil tussen perfectie en onvolmaaktheid te belichten. De Stad van God is op aarde niet bereikbaar. Het blijft bij een pogen. We moeten in ons aarde bestaan onze gebreken onder ogen zien, zonder dat ze een verlammende werking krijgen.          

Multidisciplinair en verbindend

De dissertatie is zowel breed als diepgaand. Breed heeft dan betrekking op het multidisciplinaire karakter van de studie. Het is een rijkdom aan beschouwingen die theologisch, filosofisch en sociaal van aard zijn en waarbij verder wordt geput uit tal van disciplines zoals politicologie, bestuurskunde, economie en staatkunde. Juist de theologische en filosofische beschouwingen stellen in staat tot verdiepende en  verbindende analyses. Dat die voor een belangrijk deel religieus gefundeerd zijn, doet daaraan niet af. Het geroepen zijn tot verantwoordelijkheid en opkomen voor het kwetsbare kunnen immers en zijn ook voor niet-gelovigen betekenisvol.  

 De oriëntatie van Augustinus was weliswaar niet primair de dagelijkse praktijk van bestuur en politiek rond de eeuwwisseling van de vierde naar de vijfde eeuw na Christus, maar zijn gedachten en analyses hebben, althans bij mij, wel een gedachten genererende werking. Die betreffen allereerst het kritisch kijken naar de onderliggende uitgangspunten en vanzelfsprekendheden, die onze ordeningen schragen. Daar komen we in de hitte van het politieke debat niet zo makkelijk aan toe. Onze ordeningen vormen een geordend beeld van de werkelijkheid en als we moeten kiezen tussen chaos en orde, dan ligt onze keuze voor de hand. We hechten geen betekenis aan de chaos. Sterker nog, die ervaren we als lastig.

Chaos als wezen van de ordening

Daar komt bij dat we in ons denken onze ordeningen als dominant beschouwen. Het resultaat van de ordening is bepalend, niet hoe de ordeningen tot stand zijn gekomen. Het heeft zijn voordelen om de geldende ordeningen als vertrekpunt en als gegeven te beschouwen. Zo maken we het onszelf gemakkelijk. De Franse filosoof Michel Serres bepleit daarentegen om het buitengeslotene te onderzoeken. Het heeft werking en de chaos heeft ons een boodschap te vertellen. Het onderkennen van die boodschap is niet eenvoudig. We missen de begrippen. Het irrationele laat zich nu eenmaal niet doordenken met behulp van rationele begrippen. Per definitie niet.

Toch is dat de uitdaging. De ordening kan slechts bestaan dankzij het buitensluiten van wat er niet in past. Het buitengeslotene is dus betekenisvol om de ordening te kunnen begrijpen. Nog een stap verder is dat we het buitengeslotene opvatten als het wezen van een ordening of systeem. Het buitengeslotene als de bestaansvoorwaarde voor onze ordeningen en als bron van vervreemding. Het denken van Augustinus kan ons helpen en bemoedigen die uitdaging aan te gaan.