De opstandige aarde

Civis Mundi Digitaal #136

door Erik Jansen

Bespreking van Clive Hamilton, De provocerende aarde, over het lot van de mens in het antropoceen. Uitgeverij Klement, 2018. Vertaling van Defiant Earth, The Fate of Humans in the Anthropocene, 2017.

 

Vorige maand verscheen een bespreking van het boek Apocalypsofie van Lisa Doeland (zie CM#135). Schrijver-filosoof Clive Hamilton drong er echter al een decennium eerder op aan dat we de komende klimaatapocalyps serieus onder ogen moeten zien. Zijn boek Requiem for a species (dwz. de mensheid) uit 2010 [1] constateert dat we tegen het eind van deze eeuw met grote zekerheid een opwarming van 4C tegemoet gaan. Dat zal de aarde volledig onleefbaar maken en er zullen dan al vele ‘tipping points’ gepasseerd zijn die niet meer zijn terug te draaien, zoals het smelten van de ijskappen op de polen, het ontdooien van de permafrost in Siberië, het verdwijnen van het tropische regenwoud, en het uitsterven van veel diersoorten. In 2009 mislukte de klimaattop COP15 in Kopenhagen en Clive Hamilton analyseert waarom de politiek en de burgers ongevoelig zijn voor de feiten vanuit de wetenschap en de noodkreten vanuit de milieubeweging.

In zijn meer recente boek De provocerende aarde (Defiant Earth) [2] herneemt hij deze discussie en constateert dat de COP21-meeting in Parijs van 2015 wel tot het formuleren van een wenselijk tijdpad (om onder de 1.5C opwarming te blijven) heeft geleid, maar dat er door de landen tot nu toe geen wezenlijke bijdrage is geleverd aan het feitelijke terugbrengen van de uitstoot. Tijd is verloren gegaan aan de schuldvraag of de noordelijke ontwikkelde landen moeten betalen voor hun excessieve CO2 uitstoot in het verleden en of de zuidelijke landen moet worden geholpen met klimaatinvesteringen. Ook China heeft te lang vastgehouden aan de status van ‘ontwikkelingsland’, terwijl het al bijna evenveel uitstoot als de westerse landen. Alle zuidelijke landen zullen binnenkort meer uitstoten en dan de noordelijke landen.

In De provocerende aarde verkent Clive Hamilton wat de impact is van het ‘antropoceen’, het nieuwe geologische tijdvak waarin we ons nu bevinden, en wat dit betekent voor ons mensbeeld.

 

De politieke onmacht
In zijn eerdere boek Requiem for a species vraagt Clive Hamilton zich af waarom de politiek niet bij machte is om te reageren op de alarmerende berichten vanuit de klimaatwetenschappen. Hij loopt een groot aantal punten na zoals de korte termijn blik van de politiek; de cognitieve dissonantie bij de burgers (alleen horen wat je wilt horen); het negeren van wetenschappelijke bewijzen als die tegen de eigen fundamentele overtuigingen ingaan; onze houding ten opzichte van de natuur in navolging van Descartes (de natuur kun je vrij gebruiken voor eigen gewin); optimisme over de veerkracht van de natuur; de vanzelfsprekendheid en het heilige geloof (‘fetisj’) in de economische groei (iedereen vaart er wel bij); het optimisme van de ecomodernisten dat de mensheid slim genoeg is om de klimaatproblemen met technologische fixes op te lossen en de uitstoot van CO2 los te koppelen van de economische groei (groene groei); de individualistische levensstijl die geen rekening houdt met anderen en met de natuur, etc. Centraal staat echter wel de noodzaak van collectieve actie, die een grote(re) rol van de overheid en internationale coördinatie veronderstelt, hetgeen ingaat tegen de conservatieve en liberale waarden van persoonlijke vrijheid, eigen richting en kleine overheid.

Burgers individueel verantwoordelijk stellen is volgens Clive Hamilton ook geen juiste strategie, want structureel kan er alleen iets veranderen via de politiek. Daarom pleit hij voor een ‘actieve’ democratie. Bewustwording zou kunnen plaatsvinden via de drieslag: wanhoop – aanvaarding – actie (despair – accept – act). Eerst moet het besef indalen dat we op een ramp afstevenen die ons en onze kinderen veel meer gaat kosten dan we nu kwijt zijn aan mitigatie. Daarna moet men accepteren dat er iets gedaan moet worden, en vervolgens moet men in actie komen, liefst zo massaal mogelijk. Nieuwe vormen van ‘actieve’ democratie zijn nodig waarbij burgers onderling in discussie gaan om tot een brede consensus te komen.

 

Antropoceen
In zijn boek De provocerende aarde zoekt hij naar het mensbeeld dat bij het ‘antropoceen’ past. Het antropoceen is het nieuwe geologische tijdvak dat door geologen is gemunt om de grote verandering van de laatste decennia te honoreren, die gevolgd zijn op de relatief rustige periode van het ‘holoceen’. Het holoceen heeft ca. 12.000 jaren geduurd en in die periode was de aarde de ontwikkeling van de mens zeer gunstig gezind. De naam antropoceen klinkt als het “nieuwe tijdperk van de mens”, als een positief vervolg op het holoceen met een grotere rol voor de mens. Veel sociologen en economen interpreteren die term dan ook als de glorificering van de mens die met de moderne technologie het aanschijn van de wereld heeft veranderd, als de cumulatie van de ‘industriële revolutie’ die in het midden van de 18e eeuw begon.

Volgens Hamilton is dat een miskenning van de geologische breuk die zich de afgelopen vijf decennia heeft voorgedaan. Tot de Tweede wereldoorlog was de invloed van de mens op de aarde niet veel anders dan in de eeuwen voordien. Er was wel een lange strijd tegen ziektes en gebrek, en en passant zijn er de nodige diersoorten uitgeroeid, terwijl de natuurlijke omgeving voor een groot deel is omgeploegd voor de landbouw. Maar een echte geologische verandering heeft zich in die periode niet voorgedaan, of het moet de ‘kleine ijstijd’ zijn geweest in de 16e eeuw die mogelijk een direct gevolg was van menselijk handelen: de enorme slachting onder de plaatselijke bevolking in het nieuwe werelddeel Amerika door de Spaanse veroveraars en de daarmee gepaard gaande afbraak van de landbouw in die regio’s. Pas in de jaren vijftig van de 20e eeuw is door de toenemende uitstoot van broeikasgassen de atmosfeer zodanig veranderd van samenstelling dat de geologische gevolgen het introduceren van een nieuw tijdvak rechtvaardigen.

Als neveneffect van de misvatting, als dat het antropoceen een ‘sociaalhistorische’ periode zou aanduiden, is het idee blijven hangen dat de mens het allemaal nog in eigen hand heeft, dat de invloed op het klimaat nog kan worden teruggedraaid door sociaal of technologisch ingrijpen. Zelfs de naamgever van het antropoceen, de Nederlander Paul Crutzen, zit volgens Hamilton op dat spoor door te suggereren dat de antwoorden op het antropoceen kunnen worden gevonden in wetenschap en engineering, met inbegrip van geo-engineering. Niets is echter minder waar. De veranderingen zijn al structureel. Het point-of-no-return is al gepasseerd. In een halve eeuw heeft een ontwikkeling plaatsgevonden die vergelijkbaar is met de inslag van een grote meteoriet. Het holoceen is voorbij. We moeten de Apocalyps accepteren als een feit. Het gaat er nu alleen om het ergste te voorkomen. Terug naar de stabiele toestand van nog maar een halve eeuw geleden gaat duizenden jaren duren.

Een tweede misvatting is dat we de aarde nog altijd als passief beschouwen. Dat is niet meer het geval. Om met Bruno Latour te spreken, de natuur als achtergrond en decor van het menselijk drama heeft stilletjes door de achterdeur het pand verlaten. Aarde en natuur nemen een andere gedaante aan die in toenemende mate gepaard gaat met natuurgeweld. De aarde is weerbarstig geworden (‘opstandig’ zou in dat opzicht wellicht een betere vertaling zijn van ‘defiant’ dan de keuze die gemaakt is in de Nederlandse vertaling: ‘provocerend’). De aarde moet gezien worden als een integraal functionerend systeem, en niet louter als een versmelting van afzonderlijke deelsystemen, zoals klimaat, landschappen, ecologie, en biologie. Inzicht in het gedrag van de aarde is alleen mogelijk via de nieuwe overkoepelende discipline van de aardsysteemwetenschap.

 

Antropocentrisme
Het vooruitzicht dat de mensheid ten onder gaat en dat het technologisch-industriële project op de klippen loopt, dwingt ons tot bezinning op de oorspronkelijke vragen van de mensheid – de raadsels betreffende de oorsprong, de plaats van de mens op aarde, de zin van ons leven en de redding van de mensheid.

Tot nu toe is hetgeen ons onderscheidt van de rest van de schepping vooral gezien in ons vermogen om te denken – een denken dat elke belichaming, elk ingebed zijn overstijgt. Maar het is nu veeleer de transformatie van de aarde die ons lot kenmerkt. Niet zozeer de contemplatie en de ontwikkeling van het denken kenmerken onze geschiedenis: het gaat vooral om de geschiedenis van ons handelen. De komst van het antropoceen drukt ons op ruwe wijze op de impact van ons menselijk handelen en onze fysische invloed op de aarde.

De mens is ook de enige die in staat is (anders dan de dieren en planten) om de aarde zelf tot onderwerp van reflectie te maken en zich er bewust toe te verhouden. Daarom zoekt Clive Hamilton naar een vorm van antropocentrisme, niet omdat de mens verheven is boven de natuur, maar omdat hij nu nog de enige actor is die in staat is om de aarde te redden, nadat hij zelf alles in het honderd heeft laten lopen.

Na de ‘onttovering’ van de aarde – de demystificatie door de wetenschappelijke kennis – is de zoektocht begonnen naar een nieuwe rechtvaardiging van het menselijk bestaan. Er zijn geen oude verhalen (mythologieën) meer. De mens is de ‘anthropos’ die enerzijds over het vermogen beschikt om de aarde ten goede of ten kwade te veranderen, anderzijds gebonden is aan de eindige aarde. We zouden kunnen spreken van de transformatie van de mens tot een handelende instantie die geweldige macht bezit maar tegelijk in boeien is geslagen, een macht die wordt verscheurd tussen twee onweerstaanbare krachten – een zelfbewustheid en geldingsdrang die, overtuigd als ze is van haar onafhankelijkheid, ernaar streeft alle grenzen te overschrijden, maar die stuit op de beperkingen die haar worden opgelegd door de aarde die van geen wijken weet en alsmaar weerbarstiger wordt. De worsteling, die daarin bestaat te leren hoe gemeenschappelijk op de aarde te leven binnen de grenzen die zij stelt, is de enige manier en kans voor de mensheid om haar plaats in de kosmos te hervinden. Dit antropocentrisme is een ander antropocentrisme dan we kennen vanuit de Verlichting: de mens als protagonist van de moderniteit, het autonome subject dat is gezegend met bewustzijn, rede, en met de vrijheid en het vermogen om te beslissen, maar die alleen met zichzelf en in beperkte mate met zijn sociale omgeving rekening wil houden, maar wiens bekommernis zich niet uitstrekt tot de natuur en de aarde, die mens is voorbij.

 

Ecomodernisme
Die moderne mens vertrouwde op zijn inventiviteit en creativiteit om de bedreigingen zoals de klimaatverandering het hoofd te bieden. Dat vertrouwen zien we terug bij het bedrijfsleven en bij veel ondernemende figuren die veel verwachten van de flexibiliteit van de economie en de tijdige ontwikkeling van nieuwe technologie, zodat we groene groei kunnen realiseren, dwz. dat we de uitstoot kunnen terugbrengen en de aarde kunnen redden zonder aan economische voorspoed in te leveren. In die opvatting is opwarming van de aarde een tijdelijke fase in de voortgaande ontwikkeling van de mensheid die overwonnen zal worden om de utopisch droom van vrijheid en welvaart voor allen in leven te houden.

Dit denken wortelt in de opvatting van Georg Wilhelm Friedrich Hegel die de ontwikkeling van de mensheid zag als een dialectisch proces waarbij tijdelijke tegenstellingen konden worden overwonnen op weg naar de realisatie en manifestatie van de ‘wereldgeest’, opgevat als de doorgaande ontwikkeling naar volledige ontplooiing van de mensheid. Ook het denken van Karl Marx volgde dit stramien. Eerst moesten de arbeiders door een fase van verpaupering (Verelendigung) heen, alvorens de socialistische heilstaat kon aanbreken. Volgens Clive Hamilton is er geen tijd meer voor dit soort utopisch denken.

 

Posthumanisme
Binnen de sociale wetenschappen zijn er echter ook diverse stromingen die een antropocentrisme als zodanig niet meer zien zitten. Het doet te veel denken aan de ‘witte blanke man’ die de wereld regeert. Het feminisme, antiracisme, antikolonialisme en anti-imperialisme hebben ons geleerd dat we in een pluriforme wereld leven, waar er geen herkenbare ‘mens’ is die namens ons allen kan acteren. Daarnaast, wie zegt dat de mens meer is dan de dieren? Hebben de dieren geen gevoel en recht op een ‘menswaardig’ bestaan?

Verder zijn er in de techniekfilosofie scholen die stellen dat de mens steeds meer autonomie heeft ingeleverd ten gunste van zijn technologische omgeving. De mens is onderdeel geworden van een complex ‘netwerk’ van artefacten en technieken. Elektronisch en mechanisch gereedschap is steeds meer verlengstuk van de mens geworden waarmee hij zich verplaatst, zijn werk doet en zijn amusement vindt. Zie de jonge gassies die in hun opgevoerde BMW met veel boem-boem door de straten scheuren: zij voelen zich één met hun auto’s. Door de computers, robotica, AI, en andere ‘kunstmatige protheses’, is handelingsmacht onttrokken aan de mens om die vervolgens toe te kennen aan processen en concurrerende entiteiten. Dit posthumanisme (of ‘nieuw-materialisme’) ziet dat het vermogen van de mens tot handelen en controle uitoefenen over de wereld is afgenomen en verschoven naar materiële netwerken: “de dingen hebben macht over ons”. Timothy James LeCain: “Steenkool en olie eisen dat de mensen zich aanpassen aan hun materiële behoeften; zo heeft steenkool bijgedragen aan de schepping van de moderne democratie”. En zoals Anna Tsing stelt: we worden niet alleen beïnvloed door onze relaties met andere soorten, we worden er zelfs door gedefinieerd: “de mens cultiveerde niet het graan; maar granen cultiveerden de mens”.

Dit alles suggereert ook dat de technologische ontwikkeling haar eigen gang gaat en ons vormt op een manier die niet meer te keren is. Deze technologische “vooruitgang” is diepgeworteld in het moderne denken. Het maakt zowel deel uit van het liberalisme als van het socialisme.

Al met al hebben tal van posthumanisten de gedachte van het antropoceen op zo’n manier verarmd dat ze de betekenis van de macht van de mensen op de planeet denkbeeldig hebben afgezwakt. Deze posthumanistische invalshoek kun je opvatten als een goedbedoelde filosofische poging om mensen een gevoel van nederigheid bij te brengen. Wij zijn afhankelijk van de dingen.

Ondertussen accepteren we ook geen instanties meer boven de feitelijke wereld. Bruno Latour: Leven, Evolutie, Natuur, Maatschappij, de Markt, Het Systeem, of allerlei andere substituten voor God, die als het ware een tweede niveau bezetten ‘dat boven het eerste zweeft’, zij hebben afgedaan. Wij zijn steeds meer vervlochten met de technologie alleen.

 

Terug naar de natuur?
Kunnen we de splitsing tussen de mens en de natuur die gegroeid is in de Verlichting en door de technologische ontwikkelingen is versterkt niet terugbrengen of overbruggen door de wijsheden van oude religies weer nieuw lezen in te blazen, zoals de ‘noösfeer’ van Teilhard de Chardin, de theorieën van een collectief bewustzijn, of de animistische geesten van de inheemse volkeren?

Als bronnen van ‘oriëntatie’ kun je deze stromingen zeker waarderen volgens Clive Hamilton. Of het voldoende motief geeft om de technologische wereld te verlaten valt te betwijfelen. Het is zeker inspirerend om te leren van de traditionele omgang van de inheemse volkeren met de animistische natuur. Tegelijkertijd zien we echter dat de meeste mensen in de niet-westerse landen graag bereid zijn de overblijfselen van hun niet-naturalistische ontologieën achter zich te laten, want die zien ze nu juist als het domein van de primitieve stammen binnen hun eigen territoria; liever proberen ze de westerse levenswijze zo snel mogelijk over te nemen. Ook de bron van de wereldreligies is in onze tijd opgedroogd. We moeten wel beseffen dat de secularisatie en de moderniteit niet het klimaatprobleem hebben veroorzaakt, dat is alleen de uitstoot van broeikasgassen. Dus hoe mooi de inspiratie ook is, het moet wel leiden tot concrete reducties.

 

Leven zonder utopie
De mens heeft er eeuwen over gedaan om zijn ‘vrijheid’ te bevechten op de ‘noodzakelijkheid’ van de natuur. Ziekte en gebrek zijn overwonnen in een permanent gevecht met die natuur. Het antropoceen vraagt nu een andere houding. We moeten nu weer een deel van onze vrijheid inleveren of anders zal er straks helemaal geen vrijheid meer zijn: of de mens doet alles wat in zijn vermogen ligt om zijn invloed uit te oefenen om de klimaatproblemen te beperken of de aarde zal het leven van de mens onmogelijk maken.

Eerder hebben filosofen als Kant al beleden dat individuele vrijheid niet mogelijk is zonder verantwoordelijkheden te aanvaarden. De ethiek van Kant was vooral gericht op de ander, niet op de natuur. Tegelijkertijd moest hij al toegeven dat hij geen motief kon vinden om het algemeen belang boven het individuele belang te stellen. Destemeer zal dit gelden voor de natuur.

Tegelijk toont het antropoceen juist aan hoe diep we zijn verbonden met natuurlijke processen, en daarbij toch een positie innemen die apart staat van de natuur en er zich van daaruit tegen kan keren. In tegenstelling tot de posthumanistische zienswijze, impliceert het aanvaarden van de wetenschap van het antropoceen dat we erkennen hoe uniek en buitengewoon de menselijke macht is om de toekomstige ontwikkelingen van de aarde te beïnvloeden. De mens is een prachtige creatie van de natuur. Tevens biedt die natuur de mens ook vrijheid, die we kunnen gebruiken of niet.

Over een aantal eeuwen zal de mens, als hem de kans wordt gegeven om een nieuwe beschaving op te bouwen op de planetaire as van de oude, bij het zien van die as wellicht verklaren: “Nooit meer”.

 

Clive Charles Hamilton is Professor of Public Ethics at the Centre for Applied Philosophy and Public Ethics at Charles Sturt University, Australia.

 

Noten
[1] Clive Hamilton, Requiem for a Species, Why We Resist the Truth About Climate Change, Earthscan/Routledge, 2010.

[2] Als ebook te leen op www.bibliotheek.nl