Civis Mundi Digitaal #136
Bespreking van Max Hastings, De afgrond. De Cuba crisis 1962. Hollands Diep, 2022.
Eerst even de Cuba crisis in het kort, in hoofdlijnen. Niet iedereen zal zich de krantenkoppen cq de grote spanning van toen herinneren (ik was destijds 5). Tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oostblok was een Koude Oorlog gaande vanaf de jaren veertig. De Sovjet-Unie besloot in 1962 om in het recent door revolutionairen onder leiding van Fidel Castro overgenomen Cuba in het geheim raketten met kernkoppen te plaatsen. Amerikaanse U2-verkenningsvliegtuigen fotografeerden die raketten in oktober. Er ontstond een enorme spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De wereld was dichtbij een nucleaire oorlog, synoniem met totale vernietiging. Om een cliché te gebruiken, maar die kloppen soms en zeker in dit geval, ‘de wereld hield zijn adem in …’.
Op 22 oktober 1962 hield de toenmalige Amerikaanse president John F. Kennedy een markante televisietoespraak waarin hij de ontmanteling eiste van alle Sovjet-raketbases op Cuba en een blokkade aankondigde van Cuba. Alles wat militair was, kwam niet meer voorbij de Amerikaanse schepen. Zijn tegenspeler, de Sovjet leider en secretaris-generaal van de Communistische Partij Nikita Chroesjtsjov bond in op 28 oktober na een paar zeer spannende dagen voor miljoenen mensen. De Russische schepen maakten rechtsomkeert en de wereld was gered. We zijn er nog. Dit om een lang verhaal kort te maken.
Opbouw boek
De Britse historicus Max Hastings (1945, en gelauwerd BBC oorlogsjournalist, Sir inmiddels, dan weet je het wel) heeft er in zijn boek De Afgrond 656 bladzijden voor nodig. Dat is niets teveel, want er is meer dan genoeg te vertellen over deze opmerkelijke episode uit de wereldgeschiedenis. Hastings doet dat beeldend en met veel oog voor detail. Sterker nog, ondanks de dikte van het boek lijkt het vaak alsof alinea na alinea dingen opgeschreven zijn die omwille van het verhaal en de context kort gehouden moeten worden. Althans die indruk krijgt de lezer. Om met Gerard Reve te schrijven, dit is het boek dat alle andere boeken overbodig maakt; ‘behalve de bijbel en het telefoonboek’ bij Reve, bij Hastings boeken over de Cuba crisis.
Het boek is goed gedocumenteerd. Hastings heeft intensief bronnenonderzoek gedaan, kreeg toegang tot dagboeken en woonde eind jaren zestig in de VS. Hij heeft destijds verscheidene hoofdrolspelers gesproken. Zelfs de in 1968 vermoorde Robert Kennedy heeft hij nog ontmoet, die ten tijde van de crisis minister van Justitie was, maar desalniettemin altijd bij de besluiten betrokken was en meedacht. Zijn broer liet als president alle gesprekken over en tijdens de crisis opnemen. In het geheim, daar waren later een aantal betrokkenen boos over. Hastings heeft ook dat fascinerende materiaal gebruikt. Die gesprekken waren die van EXCOM (Executive Committee of the National Security Council), een groep opgericht speciaal voor de Cuba crisis waarmee Kennedy de besluiten besprak, bediscussieerde en doornam.
Overigens, op zich wel saillant, de Cuba crisis noemen wij de Cuba crisis, maar op Cuba heeft men het over de Oktobercrisis en in Rusland noemt men de gebeurtenissen de Caraïbische crisis.
Los van de hierboven kort beschreven casuïstiek van de crisis zelf, die natuurlijk uitgebreid langs komt, is het boek om een aantal redenen lezenswaardig. Vanwege onder meer de genoemde alom tegenwoordige details, de onverwachte invalshoeken vanuit om maar wat te noemen Russische officieren, Cubaanse boeren en Amerikaanse piloten om naar de gebeurtenissen te kijken, de meeslepende schrijfstijl van Hastings en het overzicht dat geboden wordt: het boek begint de facto op bladzijde 73 na respectievelijk een inleiding, een tijdlijn, een overzicht van hoofdrolspelers, een verhandeling over hoe om gegaan is met de verschillende tijdzones en een proloog, dat wil zeggen een nuttig hoofdstuk over wat er vooraf ging.
De VS, de Sovjet-Unie en Cuba in 1962
Maar wat vooral aantrekkelijk is zijn de uitgebreide (bijna de helft van het beschrijvende gedeelte van het boek) schetsen van de drie meest betrokken staten. Hoe die in 1962 erbij stonden, hoe die verschillende maatschappelijke landschappen er uit zagen en hoe de mores er waren. Dat is ondersteunend, nuttig en interessant om te lezen.
De VS, de Sovjet-Unie en Cuba waren drie zeer verschillende landen, wat ten tijde van de crisis ook tot onbegrip leidde en bepaald geen voordeel was. Ook hun leiders worden door Hastings uitgelicht en gewogen. En dan niet alleen Kennedy, Chroesjtsjov en Castro, ook de invloedrijke mensen om hen heen. En de idioten daartussen, waarvan we er één even uitlichten, EXCOM lid generaal Curtis LeMay, chef staf van de luchtmacht. Die had een eenvoudig standpunt: los het op door gelijk atoombommen te gebruiken (Castro was overigens ook van die lijn). Hij was openlijk teleurgesteld over de vreedzame afloop van de crisis. Voor het hele plaatje: in 1968 was hij de vice presidentskandidaat van de racist George Wallace.
De Verenigde Staten waren begin jaren zestig een welvarend en optimistisch land. De staat was onbetwist leider van de westerse wereld en militair de machtigste speler. Ook moreel achtten Amerikanen zich de gids voor de wereld, het was vòòr de Vietnam oorlog. Het kon alleen maar vooruit gaan, op alle fronten.
Ook voor de Sovjet-Unie waren de jaren voor de Caraïbische crisis een tijd van hoop. Na een uitzonderlijk hardvochtige en morbide regeringsperiode van Jozef Stalin, betekende de destalinisatie die in 1956 op gang kwam dat de goelags leeg liepen. Ook de diepe oorlogswonden konden, voor zover mogelijk, helen en was er een stemming in het land die benadrukte dat ze de overwinnaars waren in de Grote Oorlog. Het land was volledig geïsoleerd, dus het was makkelijk te geloven dat Rusland (net als veel Amerikanen geloofden over hun land), het beste land was om te leven. Zeker nadat de Russen in 1961 er als eerste in slaagden een mens de ruimte in te schieten. Dat ging trouwens in omstandigheden die nu bizar overkomen. Eén van de vele leuke details in dit boek is de beschrijving daarvan, onder meer bijvoorbeeld dat de controle van de capsule volledig weg was, dat die neerkwam op een onbekend aardappelveld en dat de eerste kosmonaut in de geschiedenis, Joeri Gagarin, een paard moest lenen om ergens een telefoon te vinden om zich te melden. Deze dubbelheid van technologisch vernieuwing maar archaïsche randvoorwaarden daarvoor waren kenmerkend voor de Sovjet-Unie in deze jaren.
Cuba was de jaren voor de Oktobercrisis ten prooi gevallen aan een groep ongeorganiseerde rebellen zonder plan onder leiding van een narcist die toespraken hield die vier tot vijf uur duurden, Fidel Castro, en een psychopaat die voor zijn lol martelde en enthousiast deelnam aan executies, Che Guevara[i]. Het nieuwe regime was in 1960 langzaam weg gedreven van de VS en in het vaarwater van de Sovjet-Unie gekomen. De reden was dat de VS het monsterlijke regime van dictator Batista hadden gesteund. Het land was weliswaar welvarend, het stond in de top drie van Latijns-Amerikaanse landen met het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking en scoorde ook hoog op onderwijs- en sociale voorzieningen, maar die welvaart was ongelijk verdeeld en veel geld lekte weg naar Amerika. Dat was de basis van het succes van deze merkwaardige groep rebellen die omwille van het rebel zijn handelden. De charismatische Castro profiteerde van deze scheve verhoudingen. Hij kreeg brede steun uit de bevolking, met name op het straatarme platteland. Dat is altijd handig in een guerilla oorlog. Hij kwam uiteindelijk aan de macht na jarenlange tegenslagen en militaire blunders. Om vervolgens net zo meedogenloos en wreed die macht te handhaven als degene die hij verdreef. Tot vandaag de dag toe handhaaft het regime zich als een communistisch anachronisme in de wereld, al is Castro al sinds 2016 niet meer onder ons.
Charismatische leiders
De VS, de Sovjet-Unie en Cuba hadden behalve hun optimisme en geloof in een betere toekomst nog minstens twee zaken gemeen, te weten een charismatische leider en een grote mate van in zichzelf gekeerdheid. Dat zijn twee factoren die zeer risicovol bleken tijdens de crisis.
Kennedy, Chroesjtsjov en Castro waren weliswaar heel verschillende personen, maar zij waren op dat moment met hun persoonlijkheden en overtuigingen wel de uitgesproken leiders die de staat van hun land symboliseerden. De VS hadden een jonge president die met zijn zorgvuldig geselecteerde, zeer competente staf vol plannen en ambities was. Alles leek er op dat Kennedy zijn land zou gaan hervormen, met als belangrijkste kwestie de verhoudingen tussen wit en zwart (veel met name zuidelijke gebieden in de VS kenden nog een vorm van apartheid en onversneden en rabiaat racisme). Kennedy was een icoon van zijn tijd. Een oorlogsveteraan met een goede staat van dienst, met een ogenschijnlijk hecht gezin en afkomstig uit een familie die de macht kende en wilde kennen. Hij was een aantrekkelijk uitziende politicus die zijn uiterlijk ook gebruikte, zowel in een beslissend verkiezingsdebat op tv (dat door radioluisteraars anders werd gewaardeerd dan door tv kijkers) en voor zijn talloze vluggertjes met jonge vrouwen.
Chroesjtsjov had zijn land al drastisch hervormd door de destalinisatie. Dat gaf Rusland eindelijk meer ontspanning. Er was daarom bloei op velerlei gebied, economisch, cultureel en technologisch.
Chroesjtsjov was qua persoonlijkheid zijn boerenafkomst trouw gebleven en was daar trots op. Gevolg was dat hij overkwam als ruw, ongepolijst en vaak zelfs onbeschoft. Velen kennen nog de beelden dat hij in de vergaderzaal van de Verenigde Naties zijn schoen uit trok en slaand met die schoen zijn woorden kracht bij zette. Hij had Stalin overleefd door volop mee te doen aan de terreur, maar dat maakte hem in het Westen desalniettemin redelijk populair.
Castro was ook een soort boerenzoon, zijn vader had een suikerrietplantage, maar vooral een man van actie. Maar veel meer dan ‘actie’ was er niet toen hij eenmaal aan de macht kwam. Hij bleef ook hangen in de tijd van de coup, was altijd op zoek naar vijanden. Daarom hield hij zijn leven lang zijn militaire tenue aan. De gezondheidszorg en het onderwijs op Cuba worden vaak geroemd. Terecht voor wat betreft de toegankelijkheid voor alle bevolkingsgroepen, maar daarbij vergeten velen dat die gezondheidszorg en dat onderwijs ook voor Castro al op redelijk niveau waren in ieder geval beter dan elders in Latijns-Amerika. Castro was geliefd in binnen- en buitenland door zijn uitstraling en een geraffineerd media gebruik. Maar niet bij de meer dan een miljoen Cubanen die het eiland tegen wil en dank verlaten hebben vanwege de onderdrukking (Cuba had destijds 8 miljoen inwoners en heeft er momenteel 11 miljoen pro memorie).
Pokerspel
Zowel Castro, Chroesjtsjov als Kennedy straalden vanuit hun eigen land, perspectief en situatie een nieuwe tijd uit. Maar ondertussen was die onversneden ambitie en eigendunk bijna ook het einde der tijden geweest. Het conflict tussen de drie leiders was een fascinerend, een angstig pokerspel met als inzet tientallen miljoenen mensenlevens. Minstens. Om het boek en de Cuba crisis samen te vatten, door de bedachtzaamheid en de wijsheid van Kennedy, delfde het opportunisme van Chroesjtsjov uiteindelijk het onderspit en is de wereld de onthutsende roekeloosheid van Castro bespaard gebleven.
De grootste vergissing van Chroesjtsjov was volgens Hastings dat hij twee doelen door elkaar haalde: de verdediging van Cuba en in zijn woorden de bescherming van het vermogen van de Sovjet-Unie om de VS te bedreigen. Het eerste doel was gerechtvaardigd volgens Hastings (ook al weigerden de Russen een verdedigingsverdrag met Cuba te tekenen, zelfs niet toen Che Guevara daarom kwam smeken bij Chroesjtsjov tijdens zijn vakantie op de Krim).
In de proloog, het hoofdstuk over wat er vooraf ging, gaat het over de in april 1961 mislukte Varkensbaai invasie door Cubaanse ballingen geholpen door de CIA (die overal de schuld van krijgt op internet naar het schijnt, maar in dit geval klopt het). Amerika bleef ook daarna een invasie overwegen. Daar waren concrete plannen voor, ook al ontkende minister van Defensie Robert McNamara dat later. Hastings vindt dat weinig geloofwaardig. Overigens hadden de Amerikanen geen enkel idee wat te doen als ze Castro eenmaal verjaagd zouden hebben, behalve dat er ooit voor de grap is voorgesteld Robert Kennedy tot burgemeester van Havana te benoemen. Hastings acht deze nonchalance kenmerkend voor westerse interventies in het buitenland. Allesoverheersende politieke kwesties werden aangepakt als militaire problemen. En als er wél politiek naar de situatie werd gekeken was dat op een onwetend en naïeve wijze. Hij noemt het niet, maar denken we dan niet aan bijvoorbeeld Irak?
De plaatsing van strategische raketten in de achtertuin van de VS was echter een andere zaak dan de verdediging van Cuba. Het was hoe Chroesjtsjov consequent opportunistisch handelde. Hij zette iets in werking en zijn motto was vervolgens ‘daarna zien we wel verder’. Dat was volgens hem een uitspraak van Lenin, maar die had het van Napoleon: ‘On s’engage, puis on voit’.
De tweede dwaasheid van de Russen daarbij was dat ze dachten dat ze de raketten onder bladerdakken van palmbomen geheim konden houden. Dat lukte dus niet. De Cubanen hadden wel ervaring met goed camoufleren, maar die werden niets gevraagd. En vervolgens was er geen Plan B toen Amerika er achter kwam. Terwijl dat toch een essentieel punt was.
De VS hadden ook op ongeveer dezelfde afstand van de potentiële vijand kernraketten gestationeerd, namelijk in Turkije. Maar dat was niet stiekum, zoals in Cuba. Die raketten in Turkije, dat is een ingewikkelde kwestie. De journalist Walter Lippmann benaderde Kennedy (die hadden een kort lijntje) als eerste met het voorstel die in de uitruil te doen: als de Sovjet kernraketten verdwijnen uit Cuba, dan gaan ook de Amerikaanse uit Turkije weg. De toenmalige Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties Adlai Stevenson bracht het in bij EXCOM. Kennedy nam het voorstel over, voor velen het cruciale moment in de crisis. Uiteindelijk heeft het volgens Hastings in de overwegingen van Chroesjtjsov en dus in de crisis geen beslissende rol gespeeld. Nog voor het telegram met het voorstel in Moskou aankwam, had hij al eieren voor zijn geld gekozen, zo blijkt uit zijn bronnenonderzoek.
We kennen de afloop van het pokerspel, maar toch leest het boek af en toe als een thriller. Hastings trekt regelmatig de vergelijking met de magnifieke film Dr. Strangelove or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb van regisseur Stanley Kubrick met Peter Sellers uit 1964. Het scenario is dat de Amerikaanse president een kernoorlog tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten uitlokt.
Het boek is ook een thriller vanwege de beschrijving van ogenschijnlijk kleine incidentjes op geïsoleerde plekken waar individuen in de situatie kwamen dat ze afgesloten van elke informatie cruciale beslissingen moesten nemen. Dat liep in elke casus maar net goed af. Met name McNamara zag het gevaar dat juist in typisch zo’n situatie de vlam zou kunnen ontbranden die een kernoorlog teweeg zou kunnen brengen. Dat was verontrustender dan het opportunisme van Chroesjtsjov.
Zwarte tranen
Een paar dingen nog die opvallen. Medewerkers van het National Photographic Interpretation Centre bestudeerden tijdens de crisis de meestal met kratten volgestapelde scheepsladingen van Sovjet schepen zo intensief dat ze daarvoor de term krattologie muntten.
Veel staten speelden een rol, met name het Verenigd Koninkrijk en haar verstandige premier Harold MacMillan komen vaak voorbij. De geschiedenis van het verder niet betrokken Pakistan wordt echter twee keer foutief neergezet. Bangladesh was voor 1970 Oost-Pakistan, onderdeel van het in 1947 in India en Pakistan verdeelde Brits-Indië.
Tijdens de eerste dagen van de crisis wilden alle hoge Amerikaanse militairen die betrokken waren bij de besluitvorming, Cuba bombarderen en bezetten. Om zich tegen deze haviken te wapenen tijdens de crisis las Kennedy regelmatig in het toen net verschenen De kanonnen van augustus van Barbera Tuchman over het begin van de Eerste Wereldoorlog[ii]. Hastings stelt dat historici het onbetwistbaar met Tuchman eens zijn dat geen der oorlogvoerende partijen de grote oorlog wilden die ze uiteindelijk kregen. Hij heeft The pity of war. Explaining World War 1 van Niall Ferguson, best een bekend boek, dus waarschijnlijk niet gelezen.[iii]
Tot slot een voor de Cuba crisis minder relevant punt, maar iets dat in deze recensie niet onvermeld kan blijven. Meer dan één keer wordt Cuba neergezet als een muzikaal land ‘van de tango en de samba’. Als er iets is dat de identiteit van Cuba bepaalt en vormt dan is dat, nog meer dan het suikerriet, de muzikale cultuur. Die is enorm breed: het gerenommeerde conservatorium in Havana waar Stravinski les gaf, beroemde klassieke musici zoals Leo Brouwer, de zeer bekende Buena Vista Social Club, de zangeressen Omara Portuondo en Celia Cruz, de vele Amerikaanse musici met Cubaanse wortels, beroemde (gevluchte) jazzmusici zoals Arturo Sandoval en Paquito D’Rivera, muziekstijlen als de rumba, de chachacha, de salsa, de danzon, de son, de mambo. Maar zeker niet de samba (Brazilië) en de tango (Argentinië) ..., dat is echt een zeldzaam onbenullige ontkenning van de Cubaanse identiteit.
Ook de muziek verscheurde het land na de revolutie. Veel musici hadden een nachtclubverleden. Die gingen dicht en ze vertrokken na de revolutie, zoals pianist Bebo Valdés. Hij vulde zijn dagen op cruiseschepen en in bars met het maken van achtergrondmuziek tot hij na decennia weer verenigd werd met zijn zoon Chucho. Die was gebleven en had inmiddels bij wijze van spreken de gehele muzikale omlijsting van de revolutie verzorgd. Hij maakte filmmuziek, marsmuziek voor het leger en latinjazz waarmee hij in het Oostblok mocht optreden (Polen en Tsjechoslowakije hadden ook in de communistische tijd een volwassen jazzcultuur). Inmiddels is Chucho Valdés (1941) meerdere malen gekroond tot beste pianist ter wereld en een musicus die vanuit zijn klassieke opleiding in staat is veel muzieksoorten met elkaar te verbinden [iv]. Maar hij is bepaald geen verbinder in politieke zin. Valdés is nauw verbonden met het regime en, de vergelijking met suikerriet dringt zich weer op, goed voor exportbalans. Hij heeft zich wel sterk gemaakt tegen het verbod op de muziek van zijn verbannen vader Bebo door de Cubaanse autoriteiten. Hoe kinderachtig en rancuneus die kunnen zijn, blijkt uit het feit dat naam van vader Bebo op Cuba niet genoemd mocht worden bij de vermelding van de Latin Grammy (een hoge Amerikaanse muzikale onderscheiding) in 2009 voor het gezamenlijke album na 50 jaar van vader en zoon Valdés Juntos para siempre. Dat betekent ‘voor altijd samen’. Maar het had een haartje gescheeld of het was niet zover gekomen. Als Kennedy naar LeMay had geluisterd en Chroesjtsjov naar Castro had Lágrimas negras, (‘zwarte tranen’) dat ook op het album staat, een meer toepasselijke titel geweest.
[i] Humbert Fontova; Exposing the real Che Guevara and the useful idiots who idolize him, 2007
[ii] Barbera Tuchman, De kanonnen van augustus, 1962
[iii] Niall Ferguson, The pity of war. Explaining World War 1, 1999
[iv] Luister naar het meesterwerk Son Muntono https://open.spotify.com/album/3UtyPH5DFdBW0FzxaOOnHw?si=7ooPGO9EQDKhqf7UWeCqEg