Civis Mundi Digitaal #138
Het omvangrijke boek van Dohmen gaat breed en diepgaand in op persoonlijke vorming, maar uitsluitend vanuit de westerse filosofie. Het is een meeslepend boek dat grote denkers boeiend naar voren brengt na een kritische bezinning op de moderne posttraditionele samenleving, vooral op opvoeding en onderwijs, want het is daarmee vaak bedroevend gesteld. Vanuit mijn eigen opvoedings- en onderwijspraktijk als vader van vier kinderen, docent aan een sociale opleiding en onderwijsadviseur inzake sociaal-emotionele vaardigheden stemt de genoten en geboden opvoeding en onderwijs ondanks de manco’s ook tot enige voldoening wegens bescheiden successen op het gebied van onderwijsvernieuwing en vorming.
Aan Dohmens roep om persoonsvorming die zelfkennis, motivatie, oefening en discipline en een waardenhorizon omvat, wordt helaas nog weinig gehoor gegeven. Misschien is zijn vormingsfilosofie te hoog gegrepen voor veel vooral praktisch ingestelde jongeren met name in het VMBO, die eenvoudige vaardigheden nodig hebben, terwijl het gymnasium en atheneum meer zijn toegerust op een filosofische vormingsleer. Maar ook daar moet je niet aankomen met “hermeneutiek van het zelf” en een imperatief “beschavingsoffensief”. En ook eindigheid en sterfelijkheid staat nog ver van hen af.
“Is ook mijn boek het geestesproduct van een naïeve humanist?” vraagt Dohmen zich af (p 721). In zijn boek toont hij echter kritische realiteitszin, die onmiskenbaar getuigt van een grote, in ieder geval latente behoefte aan vorming. Het praktisch en methodisch vormgeven daarvan in een onderwijsprogramma is echter iets anders dan een boek schrijven over de filosofie van de vorming, dat vooral voor vakgenoten geschikt is, niet voor vmbo-leerlingen. Ook niet voor vwo-leerlingen en studenten die er geen tijd voor hebben met een beperkte tempobeurs. Die moeten scoren, net als iedereen in onze meritocratische prestatiemaatschappij. Dohmens visie is het waard te worden vertaald op een manier die te behappen is voor jongeren, die geen boek van ruim 800 blz. kunnen doornemen zonder er een praktisch uitgewerkte les van over te houden, wel een repetitie van voorschriften en idealen die zonder methoden en toepasselijke instructies niet meteen haalbaar voor hen zijn.
“Onze mondigheid en ons engagement... een waarachtig geloof in onszelf, oftewel een houding van echt zelfvertrouwen, krijgen we niet vanzelf en ook niet in een korte cursus, maar alleen in een jarenlang proces van zelfverwerkelijking... een leven lang leren.” Dat vraagt een “cultuur van het zelf... een actuele bestaansethiek als een publieke moraal” (p 725). Kortom, een hele cultuuromslag. Dat is veel gevraagd. Waar te beginnen? En hoe? Met wie? In dit commentaar volgt een verwijzing naar het onderwijsprogramma in sociaal-emotionele vaardigheden Leefstijl voor jongeren, dat bleek te werken in de praktijk en voorzag in een vormingsbehoefte, ondanks mogelijke tekortkomingen in filosofisch opzicht.
Een ander punt dat Dohmen noemt en aanzet tot kritische reflectie, is zijn humanisme. De meeste scholen zijn in Nederland in naam nog confessioneel. Maar de inmiddels weliswaar sterk geseculariseerde christelijke nalatenschap dient niet te worden onderschat. Het heeft sterker een stempel op onze cultuurgeschiedenis gedrukt dan het humanisme, dat zich nogal eenzijdig richt op de beperkte aardse al te menselijke horizon, alsof er niets meer en niets hogers is. De volgende notitie uit het Dagboek van Albert Camus, die wordt beschouwd als humanist, geeft te denken: “de Griekse gedachtewereld was bijvoorbeeld iets heel anders dan het humanisme. Het was een gedachtewereld die aan alles deelhad… Ik heb stellig niets tegen het humanisme. Ik vind het kortzichtig, dat is alles” (p 149). Hij geeft geen omschrijving van wat hij bedoelt met humanisme.
De volgende visie van Charles Taylor over “de reis naar de diepte” werpt enig licht op de mogelijke opvatting van Camus, die de aarde trouw bleef, zoals Nietzsche, en tegelijk hemel en aarde probeerde te verbinden, het meest expliciet in zijn essaybundel Bruiloft (van hemel en aarde). Zo gaat hij verder dan waar het humanisme vaak voor staat.
Het leven als reis, maar waarheen? https://www.filosofie.nl/het-leven-als-reis/ Bevat de voorlaatste paragraaf uit het boek van Dohmen
“Voor een zinvol leven moeten we de reis naar de diepte maken... ‘Sterk evalueren’ betekent voor Taylor daarom antwoord geven op de vraag: waar sta je in die morele ruimte en wat is daar het hoogste goed? De zin van mijn leven hangt af van hoe ik gesitueerd ben ten opzichte van een hoogste goed of hoogste waarde” (p 733). Dit hoogste goed kan tegelijk iets in ons en buiten ons zijn dat boven ons uitgaat, ons overstijgt en transcendeert. Hier duikt in de “reis naar de diepte” een spirituele, transcendente dimensie op, die bij Dohmens humanisme sporadisch naar voren komt. Grote spirituele filosofen als Plato en Augustinus komen maar kort aan de orde. Mystici als Plotinus en Eckhart worden een keer genoemd. De christelijke traditie en mystiek komen er bekaaid vanaf als iets dat achterhaald is in de posttraditionele tijd. Andere (wereld)religies en tradities komen al helemaal niet aan de orde, ook al bieden zij eveneens “een gedachtewereld die aan alles deelhad,” zoals Camus de Griekse filosofie kenschetste. Dohmens verhaal blijft beperkt tot een westers humanisme. “Ik heb stellig niets tegen het humanisme. Ik vind het kortzichtig, dat is alles.” Het draait om onszelf, een kwetsbaar buigend riet in een oneindig universum, met een beeld van de christelijke filosoof Pascal, die ook een keer genoemd wordt, maar verder niet aan de orde komt. De spirituele dimensie komt nauwelijks naar voren en religie vrijwel helemaal niet, alleen als ingehaalde traditie en in humanistische termen zoals bij Erasmus.
Evenals Camus staan Taylor en Iris Murdoch “op tal van punten verwant met Taylor... kritisch zowel tegenover een objectiverende wetenschappelijke mensopvatting als ten opzichte van het ‘lege’ existentialisme. Beide denkers staan in een platoons-christelijke traditie en voor beide denkers draait zingeving om het innerlijk leven van de mens” (p 734). De kritiek van Taylor op Het existentialisme is een humanisme van Sartre kwam eerder aan de orde. In hoeverre geldt deze kritiek ook voor het humanisme van Dohmen, die wel rept over innerlijk leven, maar het weinig diepgaande spirituele inhoud geeft? Het blijft vooral bij denken over het denken, het zelf en zelfvorming. Het ‘ik’ of individuele ‘zelf’ is te beschouwen als een draaikolk in ‘een oceaan van bewustzijn’, zoals Tony Nader het bewustzijn beschrijft in zijn boek One Unbounded Ocean of Consciousness (besproken in CM 109).
“Om een besef te hebben van wie we zijn, moeten we een idee ontwikkelen van waar we vandaan komen” (p 734). En ook waar we heen gaan, een idee van onze uiteindelijke bestemming. Ligt die binnen onze individuele persoonsvorming inclusief onze sociale betrokkenheid of is er meer? “‘Sterk evalueren’ betekent (innerlijk) afstemmen op een overkoepelende waardenhorizon en die in eigen handelen (uiterlijk) vormgeven” (p 735) Dit lijkt een proces van binnen naar buiten met een oriëntatie op iets diep in ons dat ons tevens overstijgt.
Socioloog Peter Berger geeft de volgende definitie van religie: “de menselijke houding ten opzichte van een heilige orde, die al het zijn insluit – menselijk en anders. M.a.w het geloof in een kosmos, waarvan de betekenis de mens transcendeert en omvat… Het betreft de verbinding van de kosmische orde en de menselijke orde… Deze is ‘juist’ voor zover zij in overeenstemming is met de uiteindelijke ‘juiste’ orde van het universum” (Berger, Religious Institutions in Neil Smelser, Sociology, p 337-38, zie ook zijn boek Het hemels baldakijn / The Sacred Canopy, p 37).
Heeft dit transcendente aspect van vorming afgedaan in de posttraditionele tijd? Misschien alleen bij humanisten en atheïsten, die wereldwijd een spraakmakende minderheid vormen. In zijn europacentrische humanistische visie ontbreekt verder een intercultureel perspectief. We leven op deze planeet niet op een eiland in Europa, dat overigens van alle kanten overstroomd wordt door vluchtelingen, die vooral op onze materiële verworvenheden afkomen. Ook daarom is aandacht voor andere culturen nodig. Het is tragisch dat hoofdzakelijk de betrekkelijk oppervlakkige materiële cultuur van markt, media en technologie van het Westen wordt overgenomen en ook elders op de wereld de vervlakking oprukt, terwijl men de Europese geestescultuur voornamelijk links laat liggen. Dohmen verruimt weliswaar onze persoonlijke, individuele reis tot een collectieve reis in de breedte en tot een “gesamtkunstwerk”, maar niet tot een spirituele, religieuze, interculturele reis in de diepte, die ook andere werelddelen en culturen aandoet dan het Westen.
https://yogaoutdoors.nl/onderlinge-verbinding-tussen-mens-de-elementen-en-alles-wat-leeft/
Verbondenheid met de natuur komt bij Dohmen niet sterk naar voren
Verbondenheid met de natuur
Als generatiegenoot is veel in het boek herkenbaar, maar onmiskenbaar is er ook een verschil in levensloop, die bij mij begon op het platteland, dichtbij de natuur en niet in een arbeiderswijk van een grote stad als Tilburg, zoals bij Dohmen. Verbondenheid met de levende natuur en het grote geheel, met dieren, planten en mensen is daarom wat mij betreft een belangrijk aspect van vorming. Noem het natuureducatie of natuurbeleving, directe omgang met de natuur zoals op een boerderij, vroeger nog nauwelijks bemiddeld door landbouwmachines. Afstemming op de natuur komt bij Dohmen alleen voor bij zijn beknopte bespreking van de Romantiek, bij Rousseau en Nietzsche en op een meer abstracte manier bij de stoïcijnen. Terwijl een andere houding ten opzichte van de natuur juist buitengewoon belangrijk is in onze tijd van milieu- en klimaatcrisis, die zelfs ons overleven op termijn op het spel kan zetten. Over de natuurbeleving van Nietzsche gaat het boek Blijf de aarde trouw van Henk Manschot, een voormalig collega van Dohmen aan de Universiteit voor Humanistiek. Mijn bespreking ervan verbind ik met mijn Nietzsche-interpretatie in CM 121. In Civis Mundi staan veel artikelen over de milieu- en klimaatcrisis en een andere wijze van omgaan met de natuur, vooral van Toon van Eijk en Erik Jansen.
De vroege natuurbeleving van Nietzsche noemt Dohmen nog geen vorming(sideaal) (p 361). Het is meer een intuïtief of mystiek opgaan in de natuur. Op mystieke vereniging als vorm van vorming gaat hij niet in, hoewel deze in de wereld wijdverspreid was en is.
Intuïtieve ontwikkeling komt ook niet expliciet aan de orde. Deze heeft te maken met afstemming op en waarneming van een groter geheel waarvan wij deel uitmaken. Intuïtie betekent letterlijk innerlijk zien, waarnemen of voelen, vanuit innerlijke verbondenheid en afstemming. De individualistische westerse vorm van verstandelijke zelfbepaling voert de boventoon met een beperkt begrip van de persoon, die voor een groot deel onbewust gestuurd wordt. Voeling krijgen met de totaliteit van ons zijn en het universum waarvan wij deel uitmaken, is ook een belangrijk aspect van vorming, zoals bijv. bij de stoïcijnen naar voren komt. Ook bij Nietzsche is de machtswil – een variant van de levenswil bij Schopenhauer – voor een groot deel een onbewuste drang die wij moeten leren beheersen in plaats van erdoor beheerst te worden met alle mogelijke kwalijke consequenties van dien. Beide filosofen zijn te beschouwen als vertegenwoordigers van de late Romantiek, een tijd waarin het onbewuste werd herontdekt. Nietzsche drukt het samengaan van bovengenoemde aspecten uit in de term ‘dionysisch’: “een drang naar eenheid, een uitreiken voorbij de persoonlijkheid, het alledaagse... de afgrond van vergankelijkheid... een extatische bevestiging van het totale karakter van het leven... het grote pantheïstische delen van vreugde en verdriet... ‘Apollinisch’ betekent: de drang naar perfecte zelftoereikendheid van het typisch ‘individuele’... vrijheid onder de wet (The Will to Power, p 539). Het gaat om een afstemming of verbinding van een onbewuste extatische dionysische drang met maatgevende apollinische redelijkheid, een typisch Grieks thema dat in de esthetiek van de Romantiek een eigen wending en expressie krijgt.
Volgens Andrea Wulf in haar boek Rebelse genieën: De eerste romantici en de uitvinding van het ik was voor hen niet alleen natuurbeleving van wezenlijk belang, maar “vormt de manier waarop zij de wereld begrepen nog steeds het kader van ons leven en wezen.” Dat deden ze door het menselijk (zelf)bewustzijn centraal te stellen. “Daarmee bevrijdden ze de menselijke geest uit het keurslijf van doctrines, regels en verwachtingen.” Het ging hen om vrijheid èn (morele) verantwoordelijkheid (p 21,36, besproken in CM 129). De individualisering heeft zich verder doorgezet. Maar de organische verbinding met de natuur lijkt verloren gegaan in mechanisering en industrialisering die zich ook heeft doorgezet. Evenmin als op de natuurbeleving gaat Dohmen in op het veranderende zelfbesef in de Romantiek, genoemde uitzonderingen bij Rousseau en Nietzsche daargelaten als representanten van de vroege en late Romantiek. Hij gaat ook voorbij aan het Duitse idealisme van Fichte, Schelling en Hegel dat een invloedrijke stroming was waarin persoonlijke, maatschappelijke, morele, spirituele en esthetische vorming nadrukkelijk naar voren kwamen.
Sociologie en niet-westerse culturen
Anders dan Dohmen ging ik geen filosofie studeren – dat deed ik erbij door colleges filosofie te volgen en boeken te lezen. Na rijp beraad ging ikculturele antropologie en sociologie studeren, het eerste als propedeuse, gemotiveerd door belangstelling voor andere culturen die mij is bijgebleven. De westerse cultuur en maatschappij heeft overduidelijke manco’s zoals Dohmen treffend beschrijft in Deel 1. Het leek me daarom goed ook bij andere culturen te rade te gaan naast onze westerse denkers. Maar de problemen in een niet-westerse samenleving bleken vaak groter dan in onze westerse maatschappij. Toch is het mij zonneklaar dat vorming wereldomvattend en intercultureel dient te zijn om ons niet alleen tot Europese maar ook tot wereldburgers te ontplooien. Met name de spiritualiteit van andere culturen heeft ons veel te bieden, niet alleen van zgn. natuurvolken, maar vooral ook van de hoogontwikkelde duizenden jaren oude oosterse beschavingen. In termen Over de waarde van culturen. Tussen europacentrisme en relativismem van Ton Lemaire beperkt Dohmen zich zoals gezegd tot een europacentristische visie waarin interculturele vorming en kennis van culturen ontbreekt, zoals bijv. op het programma stond op de hogeschool waar ik sociologie mocht geven.
Sociologie en zelf
Wat zegt de sociologie over het zelf(beeld)? Het vormt zich in een sociaal proces van socialisatie, identificatie en imitatie van betekenisvolle anderen, dat per groepering, cultuur en tijdperk overeenkomsten en verschillen toont. De laatste tijd fungeren bij ons bekende Nederlanders en influencers als een nieuw soort rolmodellen, die men napraat en na-aapt. Markt en media beïnvloeden onze identiteit door koopgedrag en internetgedrag, zoals Dohmen liet zien. Volgens het civilisatieproces van Norbert Elias, vormt zich een zekere zelfdiscipline (Selbstzwang) in min of meer verplichtende relaties (Fremdzwang). Mede door toenenende contacten leidde dit proces van het ‘innerdirected’ naar het ‘outerdirected’ persoonlijkheidstype volgens David Riesman in The Lonely Crowd. A Study of the Changing American Character, dat ook geldt voor Europa. Het ‘traditiondirected’ type lijkt in het Westen grotendeels achterhaald, maar speelt in religieuze groeperingen nog een niet te onderschatten rol van betekenis.
Er zijn voor velen geen vaste normen en waarden meer, wel gelden er nog wetten. Een ieder zoekt zijn normen in de meningen in de media en bij zijn referentiegroepen, die een amalgaan van collectief bewustzijn vormen, dat bestaat uit “gemeenschappelijke gevoelens en opvattingen” volgens Emile Durkheim. Dit gemeenschappelijk hebben varieert en fluctueert per groepering, zoals ook de zelfbeelden. Waar is in het gemêleerde geheel een consistent en permanent zelf te vinden?
Sommigen duiken in de filosofie en de psychologie om daar een antwoord te vinden. Anderen gaan mediteren of doen aan zelfbezinning en zelfonderzoek om erachter te komen, of om inzicht, rust en ontspanning in zichzelf te vinden en als het kan iets te vinden dat boven personen en groepen uitgaat. Ze vinden het soms in een veld van (zelf)bewustzijn voorbij het ego dat in zichzelf oplicht als een alert bewustzijn dat vooraf gaat aan gedachten en gewaarwordingen.
Wetenschap en filosofie bieden betrekkelijk weinig houvast met hun vele visies, systemen en stromingen met evenzovele kritieken daarop, zoals Nietzsche beschreef. Ook wetenschappelijke theorieën spreken elkaar vaak tegen en vullen elkaar aan als stukjes van een legpuzzel. Voor elke theorie of onderzoek valt wel iets te zeggen en zijn er feiten aan te dragen die deze bevestigen en andere visies ontkrachten of verwerpen. Iedere theorie kent zijn eigen verzameling feiten, concepten, veronderstellingen en een achterliggend paradigma volgens de paradigmatheorie van wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn (zie CM 72).
“Wetenschap berust niet op een vaste rotsgrond... De palen waarop zij rust zijn in een moeras gedreven... niet in een natuurlijke of gegeven ‘basis’”, schreef Karl Popper in The Logic of Scientific Discovery (1959, p 111). Bovendien is wetenschap “nooit vrij van aannamen, want op elk moment veronderstelt zij een horizon van verwachtingen,” schreef hij in Objective Knowledge (1979, p 346). Zijn favoriete citaat is een uitspraak van de pre-socratische wijsgeer Xenophanes: ”de zekere waarheid heeft geen mens gekend… Want alles is slechts een web dat uit gissingen geweven is.” (Brian Magee, Popper, p 31,34) Andere wetenschapsfilosofen houden er gelijkluidende visies op na.
Ook wetenschap is een sociaal proces en is sociaal en cultureel bepaald volgens algemeen erkend normen, waarden en opvattingen van wetenschapsbeoefening, die wetenschappers met elkaar delen als een soort van geloof dat lastig is te toetsen en een soort van basisvisie vormt met verschillende richtingen zoals bij andere levensbeschouwingen. Bijv. het idee dat bewustzijn in de hersenen ontstaat of dat atomen en elementaire deeltjes ten grondslag liggen aan het universum. Dat zou echter voor een groot deel bestaan uit onzichtbare ‘donkere materie’ waarvan we weinig weten, alleen dat het er zou moeten zijn. Als we ze nader onderzoeken lijken elementaire deeltjes te kunnen verdwijnen in een grijze oceaan en daarin als golven op- en onder te gaan, evenals ook sterren in zwarte gaten verdwijnen, waar we evenmin in kunnen kijken.
Onderzoeken we het zelf, dan blijven we uiteindelijk achter met een zoekend zelf en met vele visies over (zelf)vorming, persoonlijkheidsvisies, socialisatietheorieën en kunnen we ons afvragen: wie ben ik? Ben ik mijn zelfbeeld dat in de loop der jaren herhaaldelijk is bijgesteld en vaak niet eenduidig is? Ben ik wat wetenschappers en filosofen beweren in uiteenlopende visies en welke visie dan? We weten het niet en zijn verbijsterd over zoveel pogingen om licht te werpen op het zelf, dat zich onttrekt aan de meningen en visies die dit zelf heeft. Want zonder zelf geen visies, geen gedachten, geen gevoelen, geen bewustzijn. Wie of wat is dan dat zelf(bewustzijn), het licht dat in ons schijnt, ’s nachts verdwijnt en ’s morgens weer verschijnt?
Wie probeert (zelf)bewustzijn te verklaren uit iets anders dan zichzelf wordt geconfronteerd met het (zelf)bewustzijn dat de evidentie en de argumenten registreert en formuleert. We kunnen onszelf niet wegverklaren. Ieder fundament van zelfbewustzijn dat wij bedenken is een visie op onszelf vanuit het zelf dat zichzelf tot licht is, het licht waarin wij kunnen denken, kiezen en beslissen, dat er op zijn minst moet zijn om dit te kunnen. Wij stuiten op een Irreducibele Mind, naar de gelijknamige titel van een boek van Edward Kelly e.a. over de psychologie van de 21e eeuw, de niet te reduceren geest, zelf of bewustzijn, dat in ieder mens en mensenkind als wonderlijk geschenk verschijnt om te koesteren en te behoeden, te vormen en te onderzoeken en er dankbaar voor te zijn.
https://www.mindfulnezz.nl/meditatie/meditatietechnieken
Mediteren
Een ieders leven heeft zich gevormd op eigen wijze. Er zijn tal van varianten op het proces dat Dohmen beschrijft op grond van zijn inzichten en ervaringen die deels herkenbaar zijn. Om aan te geven hoe het ook kan gaan, deel ik mijn ervaringen, die andere wegen volgden met andere accenten die vermeldenswaard zijn en die van Dohmen aanvullen. Iemands visie staat in relatie met diens achtergond, levensloop en loopbaan. Zo ook de visie van Dohmen en dit commetaar.
Na cursussen in ‘mental training’, een soort praktische psychologie, raja yoga en snellezen om nog meer te kunnen lezen, leerde ik tijdens mijn studie mediteren (transcendente meditatie) en werd ik meditatieleraar. Voor meditatie en spirituele ontplooiing was toen veel interesse. Een meditatief aspect komt bij Dohmen alleen naar voren als overdenking in klassieke en christelijke zin. De oosterse renaissance, met een term van cultuurpsycholoog Han Fortmann, lijkt aan hem voorbij te zijn gegaan. De spirituele dimensie van vorming komt niet uit de verf. De notie, laat staan de ervaring van transcendentie komt niet of nauwelijks ter sprake, slechts indirect bij Plato. Transcendentie betekent voorbij gaan, overstijgen van het denken en het ervaren van zuiver bewustzijn als bewustzijnstoestand vrij van gedachten, waarvan in de oosterse filosofie gewag wordt gemaakt. Ook het stoïcijnse begrip apatheia, letterlijk zonder gevoelens, zou ermee verwant kunnen zijn. Het proces van transcenderen, overstijgen van zintuigelijke indrukken, gevoelens en gedachten, is bij Plato bijv. aanwijsbaar aan het eind van de dialoog Symposium en bij Plotinus vooral de laatste van zijn Enneaden. Geen van beide werken komt bij Dohmen aan de orde.
Het ik als individuele kring in een oceaan van bewustzijn
Ik en Zelf
In de Indiase filosofie wordt een onderscheid gemaakt tussen ik, ahamkara, dat betekent: ‘ik ben de doener’, en Zelf, Atman, verwant met ons woord adem, die staat voor de ziel. Dit (grote) Zelf wordt onderscheiden van het persoonlijke zelf als ik. Er is een gelaagd model van de persoonlijkheid met maar liefst acht lagen, zoals ook in de joodse leer van de Kaballah en in het oude Egypte, waar verschillende zielen of zielsdelen werden onderscheiden volgens H. Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden en C.I. Dessaur, De droom der rede. Bij de Griekse filosofen en in het Christendom zijn er drie lagen overgebleven: geest, ziel en lichaam. Zie bijv. Plato in de gelijkenis van de wagenmenner in de dialoog Phaedrus, die sprekend lijkt op die in de Katha Oepanishad.
De filosofie van Plato is verwant met de Indiase filosofie, zoals Groot ook laat zien in zijn boek over Plato, zij het dat diens filosofie dualistisch is, terwijl de belangrijkste Indiase filosofie, de Vedanta, een monistische eenheidsfilosofie is en in dit opzicht overeenkomt met de neoplatooonse filosofie van het Ene bij Plotinus. Verwerkelijking van het ‘grote Zelf’ betekent geen ‘ontzelving’ van het kleine ik of zelf, met een discutabele term van Dohmen voor onthechting. Het kleine zelf wordt juist ondersteund door het grote Zelf zoals een golf door de oceaan van bewustzijn in termen van Tony Nader, One Unbounded Ocean of Consciousness (zie CM 109).
Waarom is dit van belang? Om iemand te kunnen zijn of een persoon of zelf te kunnen zijn, zoals de strekking is van het boek van Dohmen, is het essentieel inzicht te hebben in die iemand, in de persoon en in het zelf. Wie ben ik? is een leidende vraag van de Indiase spirituele leraar Ramana Maharshi. Ben ik het lichaam? Ben ik mijn gedachten, mijn gevoelens? Ben ik een ‘denkend ik’? Wat is dat ik? Of ben ik uiteindelijk bewustzijn? En wat is bewustzijn? Dit zijn vragen waarop de Indiase filosofie middels meditatiemethoden een antwoord op geeft dat niet of nauwelijks te vinden is bij Dohmen.
Sommige boeddhistische stromingen gaan uit van de anatman-leer, dat betekent ‘geen zelf’. We hebben geen ik, dat is een illusie. Er is alleen een voortdurende stroom van indrukken en impulsen die door ons heen gaat. Het lijkt een beetje op de ‘stream of consciousness’ bij William James, die wel zijn licht heeft opgestoken bij andere culturen en religies in zijn Varieties of the Religious Experience. Zie ook Herman Wolf, De ziel van het Oosten en de geest van Het Westen. Beschouwingen over Chinese en Indische wijsbegeerte en hun betekenis voor het Westen (zie CM 84).
De Indiase (hindoeïstische) filosofie onderscheidt zoals gezegd wel een ik (ahamkara) dat in essentie de Atman, het Zelf is, te omschrijven als een veld van bewustzijn. Hierover valt ook in het licht van de kwantumfysica en de Griekse, Europese en islamitische filosofie van vooral het soefisme meer te zeggen. Hier worden slechts enkele fundamentele consequenties en perspectieven aangestipt voor een filosofie van de persoonlijke vorming, die hier niet uitgewerkt kunnen worden.
De term ‘persoon’ is overigens afgeleid van het Griekse woord persona, masker, dat letterlijk door-klinken betekent. Kennelijk een open iets, een inhoudsloos bewustzijn waar iets of iemand doorheen kan klinken en dat vorm kan krijgen vanuit het zelf dat het masker draagt en zich een identiteit aanmeet. (Zie ‘Het bewustzijn en zijn bespeler’ in D. Grabijn e.a., Bewustzijnscrisis en cultuurverandering).
De visie van het Zelf heeft consequenties voor vorming en verlichting, die in het Oosten meer spiritueel is dan intellectueel. Oosterse culturen zijn ouder dan de westerse. Er zijn vele visies met overeenkomsten en verschillen, ook in vergelijking met westerse visies. Deze visies zijn niet alleen spiritueel maar omvatten ook een verfijnde lichaamscultuur zoals yoga, de ayurvedische gezondheidsleer en tai chi en chi gong. Verder ook intellectuele vorming en devotionele vorming van het gevoel, bij resp. gyana yoga en bhakti yoga. Er zijn verschillen tussen hindoeïsme, boeddhisme, taoïsme en confucianisme die elk weer diverse richtingen kennen. Veel westerse wetenschappers en filosofen hebben kennis genomen van oosterse filosofen, onder hen grondleggers van de kwantumfysica zoals Niels Bohr, Erwin Schrödinger en Werner Heisenberg. Ook Albert Einstein heeft er zijn licht opgestoken bij bijv. de Bhagavad Gita, een soort compendium van de Indiase filosofie.
Enkele inleidende, vormende en vergelijkende werken die tot leidraad zijn geweest: H. Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden, Maharishi Mahesh Yogi, The Science of Being and the Art of Living en zijn commentaar op de Bhagavad Gita, P.T. Raju, Oosterse en westerse wijsbegeerte, Swami Ranganathananda, Eternal Values for a Changing Society, met namede ook apart verschenen uiteenzetting Science and Religion, Lau Tse, Tau Tse Tjing, vertaald en ingeleid door J.A. Blok en Woei-Lien Chong, Filosoferen met de vlinderslag. De daoïstische levenskunst van Zhuang Zi, besproken in CM 95.
Wat betreft andere volken: Ton Lemaire, Over de waarde van kulturen. Een inleiding in de kultuurfilosofie tussen europacentrisme en relativisme en Jean Liedloff, Natuur en beschaving. Over het continuüm van menselijke behoeften en instinctief gedrag, of welke waaraan wij aan primitieve culturen kunnen ontlenen, later verschenen onder titel Op zoek naar het verloren geluk, over opvoeding bij natuurvolken, met name de Amazone-indianen en Jared Diamind, Erfenis. Wat we kunnen leren van traditionele samenlevingen.
Nieuwste versie van het werkboek. Het eerste verscheen in 1989-90
Van verschillende edities vonden meer dan 100.000, misschien wel 200.000 of meer hun weg naar de leerlingen
Leefstijl voor jongeren: sociaal-emotionele vaardigheden
Bij het schrijven van een proefschrift over collectief bewustzijn in 1984 in India leerde ik een andere cultuur van nabij kennen. Terug in Nederland ging ik het onderwijs in als leraar levensbeschouwing en maatschappijleer. Bij de lerarenopleidingen aan de de Vrije Universiteit leerde ik de dit jaar overleden hoogleraar onderwijskunde Jaap Schouten kennen. Hij was evenals mijn Indiase promotor geïnteresseerd in value-education. In de VS maakte hij kennis met het uitgewerkte onderwijsprgramma Skills for Adolescence, sociaal-emotionele vaardigheden voor de puberteit en betrok mij daarbij in 1989 om een Nederlandse vertaling en bewerking te maken en op scholen te introduceren: Leefstijl voor jongeren. Er bleek een grote behoefte aan sociaal-emotionele vaardigheden. Ze kregen vooral een plaats in de mentorlessen en het programma heeft een hoge vlucht genomen op honderden scholen.
Het programma omvat onder meer zelfvertrouwen, communicatievaardigheden, omgaan met gevoelens en conflicten, contacten met vrienden en thuis, kritisch denken en beslissen, assertiviteit en nee leren zeggen tegen ongewenst gedrag, zoals druggebruik en ongewenste intimiteit, verder motivatie en zelfreflectie: wat wil ik en wat kan ik, waar ben ik goed in?
Er worden vaardigheden geleerd waarin waarden impliciet aanwezig zijn, zoals zelfdiscipline en respect voor jezelf en anderen, solidariteit en zorg voor jezelf en anderen, een gefundeerd oordeel, openheid voor anderen en andere visies, eerlijkheid, authenticiteit, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid en verbondenheid met anderen. Diverse aspecten van persoonlijke vorming komen er op een praktisch uitgewerkte wijze naar voren met veel oefeningen. Onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden is weinig cognitief en betreft vooral ‘leren door doen’ en oefenen met speelse interactieve oefeningen. Deze ontbreken in de ruim 800 pagina’s van het boek van Dohmen, dat vooral interessant is voor collegafilosofen en pedagogen, maar leerlingen kunnen er niets mee en studenten en de meeste docenten hebben er geen tijd voor, hoe interessant het ook is, alleen gepensioneerde docenten...
Bewustwording en intuïtie
Naast onderwijsadviseur bij Leefstijl was ik sociologiedocent aan een Hogeschool bij de opleidingen maatschappelijk en cultureel werk en vooral bij Sociaal Pedagogische Hulpverlening, die voor 95% werd gevolgd door meisjes en jonge vrouwen. Dat gaf deze opleiding een gevoelvol, empathisch en vrouwelijk accent. Naast sociale wetenschappen als psychologie, pedagogiek en sociologie, speelden muzisch-agogische vaardigheden, tekenen, drama, spel, muziek en lichamelijke opvoeding een belangrijk rol: brede vorming, zoals wellicht bij geen enkele andere opleiding in die mate. Er was ook een module Transculturele Hulpverlening en Kennis van Culturen (THKC).
Aan het eind van de jaren negentig kwam de Hogeschoolleiding op het lumineuze idee Hogeschool Keuzemodulen te organiseren, vakoverstijgend onderwijs voor de hele Hogeschool. Een soort vrije markt voor onderwijsmodulen, die docenten vrij konden ontwikkelen en aanbieden aan studenten, die daarmee extra studiepunten konden krijgen. Het leidde tot de volgende modulen: Loopbaanoriëntatie en solliciteren, Hooggevoeligheid (bij kinderen, jongeren en volwassen, Bewustwording, meditatie en intuïtie, Oosterse filosofie en Organisatiesociologie, spiritualiteit en (zelf)management. De module Bewustwording en intuïtie trok de meeste studenten, honderden in de loop der jaren, van diverse opleidingen. Ook meditatieve ontspanningsoefeningen sloegen aan. Intuïtie is een belangrijk vermogen dat vrijwel geen aandacht krijgt in het onderwijs, eerder wordt afgeleerd. Ook mediatie(ve ontspanning) is een belangrijke wenselijke vaardigheid. Het onderwijs staat vaak bol van de spanning en tijdsdruk, terwijl ontspanning het leervermogen bevordert. De inhoud van deze uitgewerkte en gepraktiseerde onderwijsmodulen voert hiet te ver. Bij de zoveelste onderwijsverandering schafte de Hogeschool de keuzemodulen weer af. Het gaf een praktische, directe gelegenheid om met vormend onderwijs te zijn, dat het fascinerende boek van Dohmen doet lezen als een feest van herkenning, bezinning en kritische reflectie.
Literatuur
Toen ik de uitgebreide literatuurlijst van Dohmen doornam, viel me op dat ik vrij weinig van zijn boeken heb gelezen, terwijl zijn boek meestal vertrouwd overkomt, wellicht door kennis uit andere bronnen. Behalve op grond van andere levenservaringen zijn op basis van andere literatuur andere accenten te leggen. Vanuit sociologie, antropologie en religiewetenschap zou maatschappelijk en engagement en spiritualiteit wat meer aandacht krijgen, ook vanuit sociale en politieke filosofie. De spirituele en meditatieve vorming zou meer plaats en ondersteuning kunnen krijgen vanuit Indiase filosofie en vooral de humanistische en transpersoonlijke psychologie van Fromm en Maslow over zelfverwerkelijking en wat Jung individuatie noemt. Favoriete schijvers als Goethe, Novalis, Camus, Dostojewski en Tolstoi hebben interessante spirituele, culturele en sociale kanten van vorming belicht. Alleen Goethe, Novalis en Camus worden bij Dohmen af en toe genoemd.
Van de grondleggers van de sociologie worden Marx, Durkheim en Max Weber een paar keer genoemd. De filosofie van Marx en het neomarxisme van andere sociologen is relevant voor maatschappijkritische vorming. Durkheim heeft relevante boeken geschreven over moraliteit en morele educatie en niet alleen over “een nieuw soort collectief bewustzijn” dat weinig uit de verf komt. (p 61) Max Webers visie op het proces van moderniseringging en rationalisering ging verder dan dat we in een “ijzeren kooi” van (bureaucratische) systeemdwang zijn terechtgekomen. Hij keek ook uit naar tekenen van een nieuw charisma in Wissenschaft als Beruf en S.N. Eisenstadt, Max Weber: On Charidma and Institution Building. De Russisch-Amerikaanse socioloog P.A. Sorokin heeft vooral in zijn boeken The Reconstruction of Humanity en The Ways and the Power of Love: Types, Factors and Techniques of Moral Transformation relevante gezichtspunten op persoonlijke, sociale, morele en spirituele vorming gegeven, waarin verwerkelijking van waarden en methoden tot bewustzijnsontwikkeling samengaan. Ook hier geldt echter dat het niet is afgestemd op scholen en leerlingen in een praktisch onderwijsprogramma zoals Leefstijl voor jongeren. Vorming is geen boekenwijsheid, ook al kan deze wel ondersteunend zijn. “Grau, treurer Freund, ist alle Theorie und grün des Lebens goldner Baum,” schreef Goethe in Faust I. Het gaat erom vorming in het (school)leven een levendige praktische plaats te geven.
Slotconclusie
Als we het boek van Dohmen vergelijken met het volgende citaat van Nietzsche, springen overeenkomsten in het oog maar ook verschillen. Dohmen bespreekt minstens vijftig boeken met hun visies en geeft evenzovele lovende en afwijzende kritieken daarop. Zij het in een coherenter geheel dan Nietzsche weergeeft. Maar toch, wat kunnen jongeren ermee? Ook al zou de schrijver wel filosofisch leven. “In plaats dat filosofen filosofisch leven, verzamelen zij de meningen van anderen, en geven die aan hun studenten door: ‘Denkt men zich eens in: een jeugdige geest zonder veel ervaring in het leven, waarin vijftig systemen en vijftig kritieken daarop door elkaar in woorden worden opgeborgen. Wat een wildgroei, wat een verwarring, wat een blamage voor de filosofie.’” Goudsblom (p 211) verwijst hierbij naar Unzeitgemässe Betrachtungen Deel 2over het nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven, in dit geval de geschiedenis van de filosofie. Zo is het uitgebreide boek van Dohmen met de vele visies en kritieken daarop niet geschikt voor jonge hoofden, wel voor vakgenoten.
Het boek verbindt visies met elkaar maar biedt in alle voorschriften en uiteenzettingen geen lessen en oefeningen. Het onderdeel over grote filosofen komt sterk over, evenals de treffende typering van de huidige maatschappij aan het begin. Daarna slaat vaak de herhaling toe bij de eigen vormingsvisie van de auteur, die voor een groot deel ontleend is aan andere vaak reeds eerder geïntroduceerde auteurs. Vorming is bij Dohmen persoonsgericht, terwijl het omvattende sociaal-culturele, economische en ecologische kader in een crisis verkeert. Dit heeft repercussies heeft voor de noodzakelijke persoonsvorming die in dat kader plaatsvindt. Het moderne ‘ecologisme’ maar ook het neoliberalisme laten duidelijk zien hoezeer persoon-zijn samenhangt met de ecologische en sociaal-economische omgeving van enerzijds de bedreigde natuur en cultuur en anderzijds markt, media en technologie. We zullen moeten samenwerken om onze persoonlijke ontwikkeling veilig te stellen tegen de massieve systeemdwang. Deze samenwerking vraagt initiatief en actorschap, zoals Dohmen benadrukt.
Hij heeft een monumentaal boek geschreven, maar het had korter gekund ter bevordering van de leesbaarheid. Niet door het deel over grote denkers te beperken, zoals een recensie in de NRC (28 juli 2023) oppert, want dat behoort met het inleidende gedeelte tot de interessantste delen. Maar veeleer door latere delen en herhalingen te beperken, die de grote filosofen al naar voren brachten. “Flink doorlezen is dan de enige remedie. Zijn analyses zijn het waard,” zo besluit de recensie. Daar sluit ik me graag bij aan.
Op zoek naar mijzelf
heb ik de wereld afgereisd
Tot compromissen weinig geneigd
Wetenschap verschafte geen bewijs
van wat het zelf uiteindelijk zou zijn
En ik vervolgde mijn dwaze reis
zocht de grond van mijn bewustzijn
door filosofen te gaan bestuderen
en wat psychologen ervan leren
Ik leerde mediteren, transcenderen
en voorbij gedachtenstromen
in mijzelf tot rust te komen
in een veld van puur bewustzijn
dat mijn zelf zou kunnen zijn
Als je het probeert te vatten
door het zachtjes af te tasten
wijkt het in een onbestemd domein
waarvan wij de verkenners zijn
Op mijn reizen kwam het zelf in zicht
als een helder zelfverlichtend licht
waarin ik in vervoering ben gezwicht
voor de stille vreugde van dat licht