Civis Mundi Digitaal #138
Bespreking van Jolien Francken en Marc Slors, Bewustzijn. Athenaeum, Polak & Van Gennep, 2023. Elementaire deeltjes nr 80.
Dit boek geeft het bewustzijnsonderzoek en de belangrijkste theorieën op dit gebied beknopt weer. Het komt uitgebreider aan de orde bij Wil van Esch, De staat van bewustzijn en Jacob Jolij, Wat is bewustzijn nou eigenlijk?, besproken inCM 130 en 109. Het onderzoek ligt op het grensvlak van wetenschap en filosofie. Volgens de auteurs zijn beide nodig om het bewustzijn te onderzoeken. Francken is docent neurofilosofie en Slors hoogleraar cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De navolgende bespreking geeft ook commentaar op het boek op grond van andere literatuur.
“Kunnen we ooit begrijpen hoe uit elektrische activiteit in de grijze cellen van ons brein een rijke binnenwereld van kleuren, geuren en gedachten ontstaat? Of blijft bewustzijn een mysterie?,” luidt de vraag bij de beschrijving van het boek. Als de vraag zo wordt gesteld, blijft het wellicht een mysterie. Want het is de vraag of bewustzijn uit die grijze cellen ontstaat. Er zijn ook theorieën die aan bewustzijn een eigen relatief autonome werkelijkheid toekennen, die wel samenhangt met maar niet voortkomt uit de grijze cellen. Dan blijft het vraagstuk hoe hersenen en bewustzijn in wisselwerking treden en genoemde rijke binnenwereld ontstaat. “Tegenwoordig is de gedachte... dat bewustzijn bestaat uit hersenprocessen... algemeen geaccepteerd” (p 35). Het fysicalisme, dat bewustzijn uit hersenwerking probeert de verklaren, is nu een dominante theorie, maar is tot dusver niet geslaagd in deze onderneming, die misschien wel onmogelijk is, omdat het onmogelijk is geuren en kleuren, gedachten en gevoelens in fysische en chemische formules te vatten.
De objectieve fysische wereld ziet er kleurloos uit en heeft geen kwaliteiten
Qualia: subjectieve ervaringskwaliteiten
Er is bijvoorbeeld geen fysische formule voor de kleur rood. Evenmin voor andere subjectieve ervaringskwaliteiten van het bewustzijn. Kleuren en andere zogeheten qualia, bewustzijnskwaliteiten, bestaan niet in de fysische werkelijkheid. Ook fysische formules zijn trouwens concepten en formuleringen van het bewustzijn. Dat betekent echter niet dat ze alleen maar in het bewustzijn bestaan en niet in de fysische werkelijkheid. Het betekent wel dat bewustzijn een conditio sine qua non, een noodzakelijke voorwaarde is voor kennis en wetenschap. Wetenschap is onmogelijk zonder bewustzijn, dat voorafgaat aan iedere theorie en niet gereduceerd kan worden tot louter fysische formules, die betekenis krijgen in het bewustzijn.
Hiermee zitten we midden in de fundamentele problematiek van het bewustzijnsonderzoek. Het subjectieve bewustzijn, onze binnenwereld, het subject, onttrekt zich uiteindelijk aan objectieve beschrijvingen en analyse en blijkt niet tot een object of objectieve werkelijkheid gereduceerd te kunnen worden, die de wereld “kil, kwantitatief, kwaliteitsloos en objectief beschrijft” (p 11).
Het probleem begint al met het definiëren van bewustzijn. Dat is niet zo gemakkelijk en vanzelfsprekend als het lijkt. Kortweg geldt: “bewustzijn is onze subjectieve binnenwereld”. Dit bewustzijn is “rapporteerbaar... we kunnen altijd aangeven dat we ons bewustzijn van iets; dat ‘het licht aan is’ is onze binnenwereld” (p 9). Maar is dit innerlijk licht niet iets anders dan het bewustzijn van iets in dat bewustzijn? Dit iets kan namelijk steeds veranderen, terwijl het licht waarin het zichtbaar wordt wellicht hetzelfde blijft. Dit fundamentele onderscheid tussen bewustzijn van iets en bewustzijn als zodanig, bewustzijn zelf, wordt niet expliciet gemaakt.
Subjectieve ervaring
Het fundamentele aspect van bewustzijn is “het subjectieve belevingskarakter”, dat voorafgaat aan de rapporteerbaarheid. Die subjectiviteit maakt dat bewustzijn fundamenteel “anders is dan al het andere”, anders dan objecten. Subjectieve beleving wordt in termen van qualia beschreven, “basiselementen waaruit subjectieve ervaring is opgebouwd” (p 12). Kleuren zijn bijv. geen objectieve, meetbare gegevens zoals lichtfrequenties die de objectieve pendant van kleuren vormen en niet passen in het objectieve wereldbeeld. Zo past het subjectieve belevingskarakter van het bewustzijn niet in het objectieve wetenschappelijke wereldbeeld en onttrekt het zich aan beschrijvingen in objectieve termen. Het is eigenlijk niet in objectief wetenschappelijke termen te definiëren. “Dat betekent dat we ons natuurwetenschappelijke wereldbeeld moeten aanpassen” (p12). Maar hoe? Daarover verschillen de inzichten. Wetenschap dient op een of andere manier het subject, het bewustzijn te omvatten om het te kunnen beschrijven en verklaren. In het wetenschappelijke wereldbeeld tot dusver ontbrak het subject, dat erbuiten werd geplaatst alsof het er niet was, terwijl de wetenschap erdoor wordt gedragen en zonder dit subject onmogelijk zou zijn.
Wetenschappers proberen de problemen bij de definiëring van het bewustzijn te ontlopen door te beschrijven wat bewustzijn doet en hoe het werkt. Dat komt bij de meeste theorieën neer op hoe het brein werkt bij bewuste processen, dus in kaart brengen “welke hersenactiviteit samengaat met bewustzijn” (p 16).
https://slidetodoc.com/functionalism-and-qualia-michael-lacewing-enquiriesalevelphilosophy-co-uk/
Toegangsbewustzijn en fenomenaal bewustzijn
Bewustzijn is een complex verschijnsel waarop de wetenschap tot dusver weinig vat heeft. Ondanks toenemende inzichten in de werking van de hersenen lukt het voor alsnog niet bewustzijn daaruit te verklaren. Er worden verschillende soorten bewustzijn onderscheiden, eigenlijk aspecten van bewustzijn. Toegangsbewustzijn, eigenlijk toegankelijk bewustzijn, bestaat uit de informatie die toegankelijk is voor het bewustzijn. Het komt overeen met rapporteerbaarheid. Als informatie toegankelijk is, is deze vaak rapporteerbaar. Informatie(verwerking) is echter geen bewustzijn, maar kan er wel mee samengaan als deze bewust gebeurt.
Fenomenaal bewustzijn komt neer op de reeds genoemde subjectieve beleving, het ervaren van de informatie, niet alleen de toegankelijkheid. Het onderscheid in deze twee soorten bewustzijn komt in andere termen overeen met het onderscheid in de (informatieve) inhoud van het bewustzijn en het bewust ervaren ervan dat voortkomt uit het bewustzijn als zodanig, dat eerder het innerlijke licht is genoemd.
Het moeilijke probleem
“Het verklaren van toegangsbewustzijn als informatieverwerking wordt wel het makkelijke probleem van bewustzijn genoemd... Het moeilijke probleem is fenomenaal bewustzijn... Subjectieve ervaring laat zich niet makkelijk vangen in termen van informatieverwerking,” volgens de Australische filosoof David Chalmers. Deze ervaring is namelijk niet objectief maar alleen subjectief waarneembaar. “Wetenschappers... kunnen zoeken naar hersenprocessen... maar ze kunnen de subjectieve ervaring nooit ‘van buitenaf’ objectief begrijpen” (p 22,23).
Betreft het een gradueel of een principieel verschil tussen beide aspecten van bewustzijn, tussen makkelijk en moeilijk? Daarover verschillen de inzichten. Chalmers neigde naar een principieel verschil, evenals Thomas Nagel, die duidelijk maakte dat het voor ons onvoorstelbaar is hoe het voelt om als een vleermuis waar te nemen met een heel ander zintuig, nl. echolocatie. Dat geldt voor de subjectieve ervaring van ieder dier en iedere ander. Ons invoelend vermogen werkt het sterkst bij mensen die met ons overeenstemmen. Hoewel we ons kunnen verplaatsen in een ander en diens subjectieve ervaring tot op zekere hoogte kunnen aanvoelen, blijft deze als zodanig ontoegankelijk voor ons. De ervaring is dan intersubjectief, maar nog niet objectief waarneembaar, wel te beschrijven in termen van qualia, subjectieve ervaringskwaliteiten ofwel “kwalitatieve ervaringseigenschappen”, zoals kleuren, geuren, smaken, gevoelens (p 33). Dit zijn geen objectieve fysieke eigenschappen. Ze spelen zich af in de belevingswereld van het subjectieve bewustzijn, dat iets anders is dan de objectieve hersenprocessen waarmee het samenhangt.
Het moeilijke probleem is hoe de hersenprocessen verband houden met subjectief bewustzijn en ermee in wisselwerking treden. In fysicalistische termen: hoe bewustzijn uit hersenwerking kan voortkomen. De kloof tussen bewustzijn en hersenwerking staat bekend als de ”explanation gap” (p 36). Denken en bewustzijn zijn niet identiek aan hersenprocessen. Er blijft een wereld van verschil tussen subject en object. De “new mysterians” menen dat het moeilijke probleem onoplosbaar is voor het menselijke verstand (p 37).
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dubbel-aspecttheorie
Soorten verklaringen
Niettemin zijn er diverse theorieën die bewustzijn proberen te verklaren, bijv. uit kwantumfysische processen in de hersenen, te ingewikkeld om in kort bestek uiteen te zetten (p 38-39). In principe zijn er drie soorten verklaringen met diverse ondersoorten, zoals van Esch expliciet onderscheidt in zijn eerdergenoemde boek.
1. bewustzijn uit hersenprocessen verklaren, zoals bij het fysicalisme. Een bekend voorbeeld is Wij zijn ons brein van Dick Swaab.
2. materiële processen verklaren uit het bewustzijn, de geest, de ideeën of denkprocessen, zoals bij het idealisme en het zogeheten panpsychisme, waarbij het geestelijke primair is ten opzichte van de materie. Een voorbeeld is het “Russeliaans monisme” van Bertrand Russell en eerder het Duitse idealisme van de filosofen Fichte, Hegel en Schelling, die geen verklaring geven voor het bewustzijn, de geest of het Ik, maar ervan uitgingen.
3. dualisme of interactionisme: materie en bewustzijn hebben hun eigen werkelijkheden die in wisselwerking met elkaar treden als niet te reduceren grootheden. Voorbeelden: Karl Popper en John Eccles, The Self and Its Brain (zie CM 72). Ook Chalmers gaat uit van het bestaan van niet-fysieke eigenschappen zoals de qualia die samengaan met processen van informatieverwerking in de hersenen.
Het panpsychisme gaat uit van de fundamentele realiteit van het psychische of geestelijke: alles is psychisch. Qualia worden bijv. gezien “als fundamentele bouwstenen van onze realiteit… onze materie… datgene waaruit fysieke deeltjes bestaan” (p 43). Volgens Russell is een deeltje bijv. een “drager van eigenschappen”, om precies te zijn “relationele eigenschappen” die samenhangen met, complementair of tegengesteld zijn aan die van andere deeltjes, zoals een positieve of negatieve elektrische lading. Hoe daaruit bewustzijn voortkomt blijft een moeilijk probleem (p 44-45).
https://twitter.com/hashtag/panpsychisme?src=hash
Een nieuw wereldbeeld?
De auteurs vragen zich af: “hebben we wel een nieuw wereldbeeld nodig?” (p 45). De impliciete vraag die daaraan voorafgaat is: wat is dan het oude wereldbeeld? Welke van de drie bovengenoemde filosofische opties? Het lijkt erop dat zij uitgaan van een materieel, fysicalistisch wereldbeeld dat tegenwoordig het meest gangbaar is, zonder dit expliciet te stellen. Zij spreken wel van “het wetenschappelijk wereldbeeld” (p 49), maar dat is niet eenduidig en kan variëren per theorie en per wetenschap(per). Zij betwijfelen het bestaan van qualia en spreken van “het mythische rijk van de qualia” dat “een qualiafreak” en “qualia-aanhangers” (p 62,65,121) veronderstellen: “Is het wel zo dat een goede beschrijving van bewustzijn noodzakelijkerwijs naar qualia verwijst?” (p 45). Geven ze een dergelijke beschrijving? En wat maakt dat de ene theorie van bewustzijn beter is dan een andere?
“We ontkomen er niet aan dat we onze binnenwereld van buitenaf moeten beschrijven, bijvoorbeeld in termen van het soort informatieverwerking dat betrokken is bij bewuste processen” (p 50). Literatuur en kunst beschrijven onze binnenwereld van binnenuit dus subjectief, terwijl wetenschap theorieën biedt en toetst aan intersubjectieve waarneming. De auteurs bespreken vervolgens “drie benaderingen van bewustzijn van buitenaf. Wat daarbij opvalt is dat het innerlijk domein van het bewustzijn niet beschouwd wordt als volledig afgeschermd van de buitenwereld… Zo beschouwd is fenomenaal bewustzijn [subjectieve ervaring] ook een vorm van informatieverwerking, net als toegangsbewustzijn” (p 50,51).
https://stocksnap.io/search/spotlight Het zoeklicht van onze aandacht
Intentionaliteit en transparantie
Er is nog steeds geen definitie gegeven van bewustzijn. Wat is bewustzijn nou eigenlijk? luidde de titel van het boek van Jacob Jolij. Bewustzijn heeft in elk geval twee aspecten: “intentionaliteit en transparantie… Dat bewustzijn altijd bewustzijn van iets is heet intentionaliteit”. Het is “ergens op gericht” (p 56).
Transparantie betekent dat het bewustzijn doorzichtig is. “Het is een medium, een raam waardoor de werkelijkheid aan ons verschijnt… Als we ons bewust zijn van een gedachte of een object, dan ‘schijnt het zoeklicht van onze aandacht’ op die gedachte of op dat object, maar niet op het bewustzijn zelf” (p 57). Het bewustzijn zelf blijft onzichtbaar, doorzichtig, transparant, “een medium waarvan we ons niet bewust zijn… Bewustzijn is zoals een oog: het kan zichzelf nooit direct zien” (p 56).
Via meditatiemethoden en spontane, mystiek aandoende ervaringen kan het bewustzijn zichzelf echter wel direct ervaren, maar daarop gaan de auteurs niet in. Als ze meegaan met theorieën die zeggen “dat bewustzijn niet intrinsiek is en altijd verbonden met de wereld waarvan we ons bewust zijn,” (p 51) missen ze de essentie van wat bewustzijn is als een eigensoortige, transparante, ongrijpbare en subjectieve werkelijkheid die zich onderscheidt van datgene waarvan het bewustzijn zich bewust is. Is het bewustzijn dan een afgeleide van de wereld waarmee het is verbonden? Maar hoe komt het dan voort uit die wereld?
Representionalisme en hogere orde theorieën
Eén van de theorieën is het representionalisme, dat zegt dat bewustzijn representaties van de wereld om ons heen bevat of zou bestaan uit ’intentionele inhouden” zoals allerlei begrippen en subjectieve ervaringen. Het bewustzijn is dan de verwerking daarvan, maar de verwerking gebeurt ook onbewust en ‘halfbewust’. Niet alle representaties zijn bewust. Bewustzijn is dan niet hetzelfde als verwerking van representaties en informatie. Wat is het dan wel? Het gaat om bewuste (verwerking van) representaties. Men is zich ervan bewust via een “soort van monitorend bewustzijn [dat] eigenlijk een vorm van zelfbewustzijn is… sommigen denken daarbij aan een soort innerlijk waarnemen van wat er zich in je hoofd afspeelt”, dat wil zeggen in je bewustzijn. Het bewustzijn is zich dan bewust van zichzelf. Er is dan een “hogere orde” van bewustzijn dat zichzelf waarneemt. Vandaar dat dergelijke theorieën “hogere-orde theorieën” (HOT) van bewustzijn worden genoemd (p 61-62).
Er zijn verschillende niveau’s van bewustzijn, het begint al bij eencelligen https://www.huisvangod.nu/preken/schepping-vs-evolutie/
Bewustzijn bij levende organismen
Andere theorieën verbinden bewustzijn met leven, dat in aanleg bewustzijn in zich heeft. “Levende organismen zijn zelforganiserende systemen… Er is continu sprake van uitwisseling met hun omgeving, niet alleen in de vorm van waarneming, maar ook in de vorm van voedsel dat moet worden opgenomen en… uitgescheiden” (p 63). Levende wezens zijn intentioneel gericht op de omgeving die zij waarnemen met een vorm van bewustzijn die eigen zou zijn aan levende wezens. Daarmee wordt bewustzijn beschreven als waarnemen en interacteren met de omgeving, die bij levende wezens in gradaties van bewustzijn plaatsvindt van een elementair onderscheid in voedselrijke en -arme omgeving bij eencelligen tot een hogere orde van menselijk zelfbewustzijn. Zie ook CM105 over Teilhard de Chardin en het bewustzijn bij eenvoudige levensvormen, CM 99 over het ontstaan en de kenmerken van het leven en CM 98 over de evolutionaire bewustzijnsvisie van Teilhard de Chardin.
Hersenonderzoek staat centraal. https://www.brainfacts.org/neuroscience-in-society
Onderzoek van hersenactiviteiten en ‘neurale correlaten’ bij bewuste processen
Verder zijn er benaderingen die zich richten op onderzoek van hersenactiviteiten die samengaan met bewustzijn zonder zich te verdiepen in wat bewustzijn precies is. Een proefpersoon kan aangeven dat hij zich bewust is van een prikkel zonder dat we weten wat bewustzijn is. Zo kunnen bewuste on onbewuste processen worden onderscheiden. Er bestaat echter ook onbewuste waarneming, ook als iemand zegt dat hij iets niet (bewust) heeft waargenomen. Bewustzijn kent kennelijk gradaties van helderheid en bewustheid. Rapporteren van een bewuste ervaring dekt vaak het spectrum van bewustzijn niet, dat niet altijd rapporteerbaar is.
“De discussie over wat de meest geschikte manier is om bewustzijn te meten voert ons terug tot de vraag wat bewustzijn is” (p 87). Het gaat uiteindelijk om “het vinden van hersenprocessen die systematisch correleren met bewuste ervaring” (p 90). Deze worden “neurale correlaten van bewustzijn” (NCC) genoemd. Het blijkt onder meer “dat bewuste informatieverwerking wordt gekenmerkt door een soort zichzelf versterkende golf van hersenactiviteit die zich uiteindelijk verspreidt door het hele brein… Een neuraal correlaat van bewustzijn moet daarom gezocht worden in de sterkte en mate van verspreiding van activatie, en omvat pariëtale en frontale hersengebieden” (p 95).
Rapportage blijkt ook van invloed op de verdere verspreiding. Er bleek een verschil tussen alleen bewuste ervaring en rapportage daarvan (p 116).
“Studies geven geen eenduidig antwoord… Er zijn heel veel verschillende NCC’s, die, als je ze allemaal over elkaar heen legt, qua locatie zo’n beetje de hele hersenschors bestrijken” (p 98-99). Het is dus niet gelukt bewustzijn ergens in de hersenen te lokaliseren. Wel blijkt de hersenschors een cruciale rol te spelen. “Veel wetenschappers vinden de opvatting waarbij bewustzijn op één duidelijk aanwijsbare plek in de hersenen zit te simplistisch” (p 102). Maar hoe zit het dan met rudimentaire vormen van bewustzijn bij levende wezens zonder hersenen en hersenschors?
Als een proefpersoon zich bewust wordt van een gegeven stimulus als bewuste ervaring, dan was hij zich al bewust in de zin dat het licht van het bewustzijn al aan was. Hij bevond zich niet in de droom- of slaaptoestand. Bij een bepaalde bewuste ervaring van een stimulus verschuift het bewustzijn naar die ervaring die als het ware in het licht van de aandacht komt. Met het in kaart brengen van de begeleidende hersenprocessen bij een bepaalde bewust ervaren stimulus wordt geen antwoord gegeven op de vraag waardoor het licht van het bewustzijn aan gaat. Daarvoor dient men het verschil tussen waken en slapen te onderzoeken, waar dit boek niet op ingaat.
Neurowetenschappelijke theorieën
De global neuronal workspace theory (GNWT) zegt dat “onbewuste visuele informatie bewust wordt als deze wordt verspreid tussen verschillende hersengebieden die samen de global workspace vormen (‘globaal’ betekent hier : ‘verspreid over het hele brein’)… Het is onder neurowetenschappers de meest geaccepteerde theorie van bewustzijn” (p 103,104).
Andere theorieën zoals de “recurrenteprocessentheorie” (RPT) en de “Predictive Processing Theory” (PPT) benadrukken dat “bewustzijn niet voor- of achterin het brein zit maar bestaat uit interacties tussen verschillende hersengebieden voor en achterin het brein… Bewustzijn is [bij PPT] interactie met de omgeving waarbij brein en omgeving met elkaar in evenwicht zijn.” (p 110)
Volgens de “Integrated-Information Theory” (IIT) van Giulio Tononi vormt de bewuste ervaring “een gestructureerd geheel [...dat] bestaat de bewuste ervaring ‘voor zichzelf’ [dat wil zeggen intrinsiek] uit de integratie van alle informatie waaruit ze bestaat.” Een bepaalde mate van informatie-integratie is ook bij planten en dieren te vinden en “niet per se alleen in de menselijke hersenen” (p 111-113).
Verschillende benaderingen hanteren vaak verschillende bewustzijnsomschrijvingen en -aspecten, bijv. met en zonder rapportage. Ze “hanteren overduidelijk niet hetzelfde begrip van wat bewustzijn is… Het is goed mogelijk dat bewustzijn niet één vastomlijnd concept is maar meer een clusterconcept; een wolk van elkaar overlappende betekenissen. Verschillende wetenschappers benadrukken verschillende betekenissen… De theorieën vullen elkaar aan” (p 117).
Filosofie en wetenschap
Het laatste hoofdstuk gaat in op de connectie van filosofie en wetenschap. Ze hebben elkaar nodig. Wetenschappelijke theorieën “leggen uit wat bewustzijn is door duidelijk te maken wat bewustzijn doet: informatie verwerken op een heel specifieke manier” en hoe het werkt. Wat het is, is meer het domein van filosofen, die “eerst bewustzijn definiëren… om vervolgens aan hersenwetenschappers te vragen om uit te leggen hoe het brein dit specifieke soort informatieverwerking voor elkaar krijgt” (p 120). Wetenschap specificeert, verfijnt en operationaliseert filosofische theorieën. Filosofen kunnen het clusterconcept ‘bewustzijn’ verder in kaart brengen met behulp van de verschillende theorieën en kunnen bijdragen aan “een heldere begripsomschrijving” (p 124,126). Zonder duidelijke begripsomschrijving hanteren wetenschappers verschillende omschrijvingen.
“In plaats van de filosofie te passeren zien we een situatie waarin een heleboel filosofie de wetenschap wordt binnengesmokkeld” (p 126). Je kunt “beginnen vanuit een heel algemene betekenisomschrijving… Die interpretatie kun je dan bijstellen” op grond van onderzoek. “De theorie is een articulatie van onze intuïties over bewustzijn… Experimenten... kunnen leiden tot verfijning en bijstelling van de theorie… als uitgangspunt voor verder wetenschappelijk onderzoek” (p127,128).
Filosofen bedenken dan theorieën en omschrijven begrippen, die door wetenschappers nader worden onderzocht. Hoewel theorieën en begrippen formuleren net zo goed een onderdeel is van wetenschap, zijn filosofische visies vaak wat ruimer en meer algemeen, generalistisch in plaats van specialistisch. (Zie bijv. H J Störig, Geschiedenis van de filosofie)
https://blog.donders.ru.nl/?p=7165
Commentaar
De omschrijving van bewustzijn is niet veel verder gekomen dan het onderscheid tussen toegangsbewustzijn als rapporteren en verwerken van toegankelijke informatie en fenomenaal bewustzijn als subjectieve ervaring. Beide aspecten overlappen elkaar. Rapporteren van informatie impliceert meestal subjectief bewuste ervaring daarvan, hoewel wetenschappers hun best hebben gedaan voorbeelden te vinden van toegangsbewustzijn zonder subjectieve ervaring en andersom.
Subjectieve beleving is echter een ander aspect dan informatieverwerking, die ook onbewust kan plaatsvinden en dus geen markerend criterium is van bewustzijn. Subjectieve ervaring is dat wel. Er zijn echter ook onbewuste en halfbewuste waarnemingen en ervaringen. Daarmee blijft het transparante bewustzijn een schimmig begrip dat moeilijk te vatten is, temeer daar het ook in diverse gradaties bij andere levende wezens wordt verondersteld.
Dit elementaire deeltje over bewustzijn geeft een beknopt overzicht van theorieën van bewustzijn, die elkaar aanvullen en geen duidelijk antwoord geven op wat bewustzijn eigenlijk is. Het antwoord op de vraag “hoe het brein bewustzijn voortbrengt” komt niet veel verder dan “uit te vinden welke processen in ons brein alleen optreden wanneer we ons ergens van bewust zijn” (p 15). Bewust ervaren blijkt vooral samen te hangen met verspreiding en integratie van processen, die niet in een specifiek hersengebied gelokaliseerd kunnen worden, maar zich uitbreiden over het merendeel van de hersenschors.
Is bewustzijn dan iets wat het brein doet, met andere woorden hersenactiviteit? En wel hersenactiviteit waarbij we ons bewust zijn. Wat is dan het markerende verschil tussen hersenactiviteit met en zonder bewustzijn, behalve dat bewuste activiteit samengaat met grotere verspreiding over hersengebieden? Niet de hersenactiviteit is zich bewust. Maar het zelf is zich bewust. Een neuraal correlaat van bewustzijn is nog geen bewustzijn. Wij zijn ons bewust van wat we denken, doen of waarnemen met behulp van onze hersenen. Onze hersenen zijn zich niet bewust, maar wij zijn ons bewust als bewuste wezens. En onbewuste of latent bewuste wezens zouden ook een vorm van bewustzijn hebben in de zin van waarneming en interactie met de omgeving, waarvan deze wezens zich afgrenzen met behoud van hun eigen zelforganisatie.
Het blijft raadselachtig hoe subjectief bewustzijn mogelijk is, ook al weten we steeds meer van hersenprocessen die hierbij een bepalende rol spelen. In hoeverre zijn wij ons brein? Hoe kan een brein zich bewust zijn? Een brein is geen subject, geen bewustzijn. Bewustzijn is een subjectieve ervaring en veronderstelt een subject, een bewustzijn dat zich bewust is, ook al is dit nog zo rudimentair, bijv. de waarneming van het onderscheid tussen de eigen zelforganisatie en de omgeving. Het lijkt een moeilijke opgave bewustzijn tot iets anders dan zichzelf te herleiden. Het is een variant van het moeilijke probleem hoe subjectief ervaren bewustzijn verband houdt met objectieve hersenprocessen. En al zouden we weten welke hersenprocessen bewustzijn genereren, dan is er altijd al een bewustzijn aanwezig dat weet heeft van die processen, deze onderzocht heeft en een theorie bedacht heeft. Is bewustzijn dan al niet als vooronderstelling aanwezig? Lijkt het bewustzijnsonderzoek of de onderzoeker daarvan niet op een kat of hond die probeert zijn eigen staart te pakken?