Leiders zijn doorslaggevend om de democratie te beschermen

Civis Mundi Digitaal #144

door Patricia van Bosse

Bespreking van Larry M. Bartels, Democracy Erodes from the Top. Leaders, Citizens and the Challenge of Populism in Europe. Princeton University Press, 2023.

 

Het oprukkende populisme en autoritarisme geeft aanleiding tot zorgen over de democratie. Het heeft tot vele boeken en artikelen geleid en het te bespreken boek is er een van die reeks. Het is een zorgvuldige studie naar het verband tussen publieke opinie en voorkeur voor populisme en illiberale ideeën in Europa van 2002 tot 2019.  De titel is een heel korte samenvatting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Het onderzoek

Het boek is een vrij gedetailleerd verslag van het onderzoek van veel statistische gegevens waaruit een op empirische basis gebaseerde conclusie wordt getrokken, zonder dat het pretendeert een nieuwe theorie over democratie te formuleren. Zoals Bartels zegt is het te beschouwen als een voorwoord in plaats van een uitgewerkte theorie.

Het onderzoek is gebaseerd op de data van het European Social Survey (ESS) in de periode 2002 tot 2019. De ESS is een academisch samenwerkingsverband dat in 23 Europese landen sociale en politieke opvattingen analyseert. In verband met de pandemie zijn de enquêtes na 2019 een aantal jaren niet gehouden, daarom eindigt de analyse van gegevens in dat jaar. Het is wel jammer omdat het zo op het oog lijkt dat er in de laatste vijf jaar wel belangrijke ontwikkelingen zijn geweest, in ieder geval ook in Nederland.

Larry M. Bartels

 

Bartels is Co-Director of the Center for the Study of Democratic Institutions and Shayne Chair in Public Policy and Social Science at Vanderbilt University. De auteur keert zich tegen de ‘folk theory’ van de democratie, de mythe dat een groei van het populisme te wijten is aan verschuivende opvattingen van de burgers. In die benadering is er een directe samenhang tussen de publieke opinie en de gepercipieerde crisis in de democratie.

Bartels staat op het standpunt dat een ‘elitist theory’ een betere beschrijving geeft van het functioneren van een democratie. Daarin is de rol van het politieke leiderschap cruciaal. De aanbodkant van de opvattingen bepaalt sterker hoe de uitkomst van verkiezingen is, dan wat er leeft onder de bevolking. Er is altijd een reservoir aan potentieel populistische opvattingen, of dat geactiveerd wordt hangt van de leiders af.

Over deze opvatting heeft Bartels samen met Christopher H. Achen eerder gepubliceerd in zijn boek Democracy for Realists: Why Elections Do Not Produce Responsive Government uit 2016. Dat richtte zich op de Amerikaanse democratie. In dit boek onderzoekt Bartels de situatie in Europa. Alle uitingen die we ook in Nederland na de laatste verkiezingen steeds horen zoals: het is de wil van de kiezer dat er een rechts kabinet komt, het volk heeft gesproken e.d. zouden door Bartels beschouwd worden als onjuiste conclusies en mythische verklaringen. Hij signaleert dat in de meeste boeken waarin de gevaren voor de democratie besproken worden, er maar weinig of geen aandacht is voor de publieke opinie. Bartels noemt bijvoorbeeld de bestseller: How democracies die, van Levitsky en Ziblatt. Ook in andere publicaties blijft de publieke opinie onbesproken.

Bartels citeert een aantal keren instemmend Cas Mudde, werkzaam bij de University of Georgia en gezaghebbend wetenschapper over rechtspopulisme. Hij stelt dat al een geruime tijd en lang voordat de populistische partijen groter werden een gedeelte van de mensen opvattingen hadden die overeenkomen met radicaal rechtse partijen. Ook noemde hij rechts-populistische partijen lange tijd relativerend een ‘minor nuisance’, een uitspraak waar Bartels het mee eens is. Hoe groot deze rechts populistische partijen zijn geworden in de diverse Europese landen, hangt af van een charismatische leider, (te) veel media-aandacht, en schandalen en/of gestuntel van de middenpartijen.

De interpretatie dat de opkomst van de populistische partijen te maken heeft met verschuivende opvattingen in de bevolking heeft volgens Bartels een aantal kwalijke gevolgen. Deze verkeerde interpretaties geven geen antwoord op vragen als: hoe het kan dat ondanks de stabiele opvattingen in de publieke opinie, kleine verschuivingen toch grote gevolgen hebben? Hoe komt het dat rechts populistische sentiment, dat nu eenmaal aanwezig is in onze maatschappijen, leidt tot politieke invloed? Waarom grijpen sommige politici de macht terwijl anderen zich schikken naar de meer gevestigde orde? Daarover zouden de wetenschappers zich moeten buigen om de werkelijke gevaren voor de democratie te onderkennen.

Na lezing blijven veel vragen over: hoe zit het met een altijd aanwezig reservoir aan ontevreden mensen dat populistische leiders mobiliseren, hoe kan de democratie dan beter ingericht worden? Bartels  wijdt er slechts enkele alinea’s aan. Ook over de rol van de pers is hij kort, die speelt uiteraard wel een versterkende rol, maar in meer detail bespreekt hij dat niet. Sociale media komen niet aan de orde.

 

 

In het onderzoek zijn attitudes bekeken die als symptomatisch voor de crisis van de democratie beschouwd worden. Dat zijn economische ontevredenheid, antipathie tegenover immigratie en Europese integratie, ideologische polarisatie, wantrouwen tegenover politieke elites en ontevredenheid hoe de democratie werkt. In hoeverre hebben deze attitudes een verband met steun voor rechtse populistische partijen? Ook zijn verschuivingen in de verschillende Europese landen onderzocht.

 

Eurocrisis

In het kielzog van de in de VS ontstane financiële crisis maakten ook de Eurolanden een financiële crisis door. Ten tijde van deze crisis verwachtten velen dat de impact op de politiek en democratie in Europa groot zou zijn en dat de steun voor Europese integratie zou afnemen. Weliswaar was er een kleine dip in steun, maar de economische pijn was vooral plaatselijk, en meestal tijdelijk. De slechts mogelijke scenario’s, een recessie die het hele continent zou raken, het failliet gaan van landen, het ineenstorten van de Euro, gebeurden niet.

 

https://www.mo.be/nieuws/griekse-therapie-toegepast-op-europese-banken

 

Vooral voor Griekenland en in iets mindere mate voor Spanje en Italië en Ierland was het een moeilijke tijd. Over de hele Europese Unie genomen waren de gevolgen kort en mild. Het publieke sentiment na de crisis was enigszins gunstig voor verdere Europese integratie, zoals het voor het begin van de crisis was geweest. Degenen die een grotere integratie steunen zijn de jongere, meer welvarende en hoger opgeleide mensen. Deze groep zal toenemen in aantal in de komende jaren, te verwachten is dat de steun voor het Europese project sterker zal worden.

Een andere factor wat betreft de steun voor Europese integratie is het belang dat sommigen hechten aan conventie en traditie. Zij prefereren een nationale overheid in plaats van een nog evoluerend supranationaal gezag. Bartels gebruikt in zijn onderzoek de termen conservatieve en liberale wereldbeelden. Die komen in grote lijnen overeen met een nadruk op veiligheid en het volgen van regels, juist gedrag en traditie versus hen die creativiteit, diversiteit onafhankelijkheid en avontuur belangrijk vinden. Er is echter geen direct verband van deze wereldbeelden met een politieke oriëntatie op een links-rechtsschaal.

De zwakke punten van de Europese Unie traden duidelijk aan het licht tijdens de Eurocrisis. Het bijeenhouden van een confederatie van soevereine staten met verschillende belangen en substantiële onafhankelijkheid wat betreft beleid en politieke mogelijkheden is een gecompliceerde klus. ‘Desondanks, bewees de EU dat het voldoende in staat was om door te modderen tijdens de crisis met zijn populaire legitimiteit intact en dat het Europese project vol leven zit’. (p51)

 

De verzorgingsstaat

‘Net als de democratie lijkt de verzorgingsstaat in een langdurige crisis te verkeren’. (p52) Ook dat blijkt echter een mythe te zijn als de gegevens van onderzoeken bestudeerd worden. Degenen die het meest geraakt worden door de verzorgingsstaat zijn de ouderen, de jongeren en de werklozen. De sociale uitgaven betreffen met name de gezondheidszorg, het onderwijs en de uitkeringen. Na de start van de financiële crisis in 2008 groeiden de sociale uitgaven niet of minder, maar de verzorgingsstaat werd ook niet uitgehold, zoals de alarmisten wel zeiden.

Alleen in Griekenland en Spanje hadden de afgedwongen bezuinigingen gevolgen voor de feitelijke uitgaven. In de rest van Europa was er een geleidelijke toename van de uitgaven die leidde tot verbeteringen van de gezondheidszorg en het onderwijs. In de landen die onder zware bezuinigingen gebukt gingen, waren er wel lagere sociale uitgaven en naar het lijkt een duidelijke negatieve impact op het welzijn van degenen die er van afhankelijk waren.

Hoewel de minder welvarenden op een directe manier meer te winnen hebben van een gulle verzorgingsstaat, zijn er bijkomende effecten die de maatschappij in het algemeen ten goede komen, zoals de afname van misdaad, een minder vervagen van normen, en minder problemen die economische tegenslagen met zich meebrengen. Hiervan hebben ook de rijken voordeel. (p60) Over het geheel genomen waren mensen meer tevreden in de tijd na de crisis dan voordat die begon.

Het lijkt er op dat ook in de publieke opinie een positieve houding ten opzichte van de verzorgingsstaat is waar te nemen. De geringe afname van de steun voor de verzorgingsstaat tijdens de Eurocrisis en daarna past bij andere vindingen. Er is verrassend vaak slechts een zwak effect gezien van economische crises op beleidsvoorkeuren. Economische problemen maken mensen wel meer ontevreden, maar dat vertaalt zich niet in hun verlangen de sociale uitgaven te verminderen.

 

De immigratiecrisis

Recent heeft in ons land het immigratiebeleid tot de val van het kabinet geleid en vervolgens tot grote winst voor de PVV. Op dit moment is het nog nier helemaal duidelijk wat voor kabinet er zal komen en hoe het immigratiebeleid zal zijn. Maar de kans op en rechts kabinet lijkt groot, gezien de ruk naar rechts bij de verkiezingen. Het onderzoek in dit boek behandelt slechts de situatie tot 2019. In 2015 was er een grote piek in immigratie, voornamelijk door de stroom vluchtelingen uit Syrië, die leidde tot politieke spanningen en een groei van de populistische partijen met anti-immigratie opvattingen.

 

https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2059084-europa-niet-unaniem-over-spreiding-vluchtelingen

 

Door de Turkije-deal, waarbij werd afgesproken dat Turkije maar weinig vluchtelingen zou doorlaten naar Europa, werd de stroom grotendeels ingedamd, waarna ook de publieke opinie terugveerde naar hetzelfde niveau als voor dat jaar. Over de gehele periode beschouwd, zien we net als bij de vorige twee beschreven crises in de data geen betekenisvolle verschuivingen. Over het algemeen zijn jongeren meer positief over immigratie, het verschuiven van de generaties is een verklaring voor de toenemende steun. Het is te verwachten dat die graduele steun in de toekomst nog verder zal toenemen.

Wel is na de financiële crisis en de vluchtelingencrisis immigratie een belangrijker punt geworden in het publieke debat. De anti-immigratiepartijen zijn over het algemeen groter geworden en in veel landen zijn de middenpartijen in hun uitingen en beleid opgeschoven in de richting van de anti-immigratiepartijen in de hoop kiezers te behouden. De rol van de pers is bij dit onderwerp ook van belang. Vaak werd de crisis overdreven en buiten proportie als probleem geschetst en werd gesteld dat de komst van zoveel mensen de verzorgingsstaat zou uithollen.

Mensen met een conservatief wereldbeeld zijn minder positief over immigratie dan zij die meer liberaal georiënteerd zijn. Het inkomen is echter een grotere voorspeller van de houding tegenover immigratie, als men op economisch vlak tevreden is, is men positiever tegenover immigratie. 

Door de situatie in verschillende landen te vergelijken, kunnen we echter zien dat de politieke leiders een grotere invloed hadden op de publieke opinie dan de feitelijke instroom van immigranten. Een voorbeeld is het verschil tussen Duitsland met Angela Merkel aan het hoofd en Hongarije met president Orban. Merkel had een open-deur beleid voor immigranten. Haar uitspraak ‘Wir schaffen das’ is iconisch geworden. Hoewel in Duitsland de anti-immigratiepartij Alternatieve fur Deutschland wel groeide, waren er in de onderzoeken geen grote veranderingen in de steun voor haar beleid en voor immigratie. De resultaten weerspreken de notie dat antipathie tegen immigratie komt door de directe ervaring van economische competitie of sociale disruptie. Juist waar weinig migranten woonden was die anti immigratiestemming wat meer gegroeid. Dit sluit aan bij de observatie dat de weerstand tegen immigranten ook in ons land het grootst is op het platteland, waar relatief weinig immigranten wonen, en niet in de grote steden, waar de meeste immigranten wonen. Daar bleken ook bij de laatste verkiezingen vaak meer kiezers op (centrum-)linkse partijen te stemmen, die minder gekant zijn tegen immigratie.

 

Angela Merkel

 

In Hongarije lijkt de tegenstand tegen immigratie vooral te wijten aan President Orbans voorstelling van zaken dat er een invasie van buitenstaanders zou komen. Hoewel Hongarije steeds al een minder positieve houding had tegenover immigratie, werd dat door het frame dat Orban steeds negatiever, volgens de auteur mede om steun voor de partij van Orban te vergroten en om de aandacht af te leiden van slechte economie en de corruptie.

Een andere vergelijking betreft Zweden en Denemarken. In Zweden was er een grote instroom van vluchtelingen, die echter geen politieke crisis opleverde. In Denemarken was er geen massale instroom, maar werden er wel strenge regels voor immigranten ingesteld ook door de linkse partijen. Er wordt in dat land echter geen direct verband gevonden met een verschuivende publieke opinie en steun voor strenger migratiebeleid. Het meest waarschijnlijk is dat het strenge beleid een sterke reactie was op de groei van een populistische anti-immigratiepartij. Een paar jaar later kreeg die echter weer een veel lager aantal stemmen.

Concluderend kan gesteld worden dat er geen grote verschuivingen zijn in de steun voor immigratie in Europa. Eerdere studies hebben gevonden dat overwegingen van nationale identiteit domineren boven die van economisch voordeel  ten aanzien van reacties tegenover immigranten. 

 

Overspoelt een populistische golf Europa?

De steun voor rechts-populistische partijen is het laatste decennium in Europa toegenomen, en wetenschappers en journalisten zijn het meestal eens over de oorzaken. Dat zijn economische problemen, antipathie tegenover immigratie en de EU, wantrouwen tegenover politieke elites. Uit de onderzoeksgegevens blijkt echter, dat het rechts-populistische sentiment eigenlijk constant is geweest vanaf de eeuwwisseling. Vaak valt het wel mee met de groei van de populistische partijen. Het lijkt een selectieve focus te zijn die die indruk wekt en wordt veel meer aandacht gegeven aan een winst in de verkiezingen dan aan verlies in een volgende ronde. Ook lijkt het niet zo te zijn dat er een verschuiving is in opvattingen onder de Europeanen, maar wel dat er een toegenomen vermogen en bereidheid is van ‘populistische entrepreneurs’ om bepaalde sentimenten te mobiliseren. Er zijn nogal wat verschillen in het type populistische partij in verschillende landen in Europa.

 

 

Waar meestal gedacht wordt dat economische neergang een factor is die de groei van populisme aanwakkert, kwam dat niet uit de gegevens. Ook bleek dat mensen met conservatieve wereldbeelden niet geneigd waren populisten meer te steunen. Wel scoorden mensen met anti-immigratie opvattingen en anti EU en rechtse ideologie wat hoger.

Een ander argument dat vaak wordt aangehaald is dat de regering niet luistert naar de gewone mensen. Maar ook hiervoor werden geen sterke aanwijzingen gevonden van een verband van dit sentiment met het stemmen op een populistische partij.

Bartels stelt dat er voldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat rechts-populistische sentiment een betekenisvol verschijnsel is in het huidige Europa. Dat sentiment omvat een aantal factoren waarnaar in de enquêtes gevraagd werd: conservatieve ideologie, conservatief wereldbeeld, anti immigratie sentiment, anti EU sentiment, politiek wantrouwen, democratisch ongenoegen en economisch ongenoegen. Op basis hiervan concludeert Bartels dat er al decennia een potentieel is voor de steun aan rechts-populistische partijen, maar dat het zich niet altijd uit in steun daarvoor.

‘De waarneming die ten grondslag ligt aan wat men de populistische explosie noemt, is een toename van de aanbodzijde en niet van de veranderde sentimenten van de bevolking.’ (p168) Cas Mudde heeft al in een publicatie uit 2006 aangegeven dat er een groot reservoir is voor rechts-populistische partijen, dat zij niet aanspreken. Soms omdat hun partijen slecht georganiseerd zijn of er een cordon-sanitaire door de pers en andere partijen gehandhaafd wordt.

Bartels bespreekt de opkomst van deze partijen in Spanje, Italië en Engeland. De kiessystemen en de mogelijkheid om deel te nemen aan een regering, bijv. wel of geen coalitieregeringen, is verschillend in die landen. In alle gevallen is er geen toename gevonden van de populistische sentimenten in deze landen, eerder een kleine afname. Weer formuleert hij de conclusie dat er altijd een groep ontevreden kiezers is in een democratie, die populistische entrepreneurs kunnen mobiliseren. Aan de andere kant is de aanwezigheid van een rechts populistisch sentiment niet voldoende om de democratie in gevaar te brengen.

 

Het gevaar voor de democratie komt van de leiders

De opkomst van rechts-populistische partijen heeft een slechte (hij gebruikt het woord ugly) invloed op de Europese politiek gehad door xenofobe gevoelens te normaliseren en immigranten tot zondebok te maken.

Maar het zijn de politieke elites in plaats van gewone burgers, die een overgang van een democratie naar een dictatuur mogelijk maken. ‘Democratieën storten alleen maar in als bepaalde actoren ze met opzet ontmantelen… In de overgrote meerderheid van de gevallen, kozen de stemmers niet een dictator in het kieshokje’.(p214)  Ook in Hongarije en Polen kozen de mensen voor een alternatief voor een zittende regering die door schandalen, corruptie en slecht economisch beleid was gekenmerkt. Pas nadat Orban en Kaczynski aan de macht gekomen waren, ontstond meer steun voor anti-immigratie opvattingen en anti EU beleid. Zij ontmantelden de democratische checks-and-balances niet als antwoord op wat de bevolking wilde, maar omdat zij dat met hun verlangen hun macht te vergroten zelf zo wensten.

 

https://fd.nl/opinie/1331851/populisten-krijgen-aandacht-maar-de-maatschappij-gaat-de-andere-kant-op

 

 

De relatie van publieke opinie en democratische politiek

Er wordt wat betreft de groei van populistische partijen en bewegingen meestal veel toegeschreven aan de verschuivende meningen van de bevolking. Alle uitkomsten van de onderzoeken wijzen echter in een andere richting. Uit de gegevens blijkt dat er een grote stabiliteit is over de laatste decennia in Europa, ondanks de diverse crises die eerder in detail zijn beschreven. Er is zelfs een toename van tevredenheid over de economische situatie na de vaak maar geringe dip tijdens de Eurocrisis.

Steun voor immigranten en sociale herverdeling nam geleidelijk maar stabiel toe, zowel tijdens als na de Euro crisis. Misschien het meest opmerkelijke van alles, de algehele tevredenheid over het leven nam ook geleidelijk maar substantieel toe. Bartels haalt een citaat aan van wat hij het meest invloedrijke essay ooit geschreven over publieke opinie noemt van de politieke wetenschapper Philip Converse uit 1964:

‘De brede gevolgen op termijn van de beslissingen van de elite hangen op een vitale manier af van stromingen van wat losjes ‘de geschiedenis van ideeën’ genoemd wordt.’ (p219) Deze beslissingen beïnvloeden op hun beurt de grote massa van de mensen. Maar de massa is opvallend weinig opmerkzaam wat betreft een directe deelname aan de ontwikkeling van die ideeëngeschiedenis en het gedrag dat er het gevolg van is.

Een ander kritiekpunt op de theorie over democratie wordt duidelijk in de ontwikkelingen in Hongarije en Polen. De theorie heeft de neiging om geen lessen uit de ervaring te trekken. Wat ertoe doet voor gewone burgers, is misschien niet wat ertoe doet voor theoretici over de democratie. Hoewel mensen vaak veel steun betuigen aan hoge democratische idealen, zetten ze die soms makkelijk opzij. Maar een klein gedeelte van de kiezers geeft prioriteit aan democratische principes bij hun keuze in het stemhokje. De meesten zullen de politici niet afstraffen als ze democratische principes in de waagschaal hebben gesteld. Zoals duidelijk in Hongarije en Polen steunden de mensen hen als ze een substantiële verbetering van hun subjectieve welzijn ervoeren. Ze steunden niet alleen de van het democratische pad afwijkende politici, maar waren ook tevreden over hoe de democratie werkte.

‘De belangrijkste les die we kunnen trekken uit de ervaringen in democratische systemen is dat burgers meer belang hechten aan de uitkomsten dan aan procedures. Als de corruptie of incompetentie van de politieke leiders botst met hun welzijn, zullen ze hun afkeuring laten blijken door welk kanaal dan ook het meest gemakkelijk beschikbaar is voor hen. Als ze vrede en welvaart ervaren, zullen ze het prima vinden dat de mensen aan de macht doorgaan. Of er nu een crisis in de democratie is of komt, dat is ten eerste en vooral een crisis van het politieke leiderschap, niet van de publieke opinie.’ (p220)

 

Wat te doen tegen politiek extremisme?

Ten eerste is het van belang dat de politieke elites afstand houden van politiek extremisme. Dit geldt over de hele linie van politici, politie, rechters en eveneens van politieke of potentiële bondgenoten. Voorbeelden waar dit niet gebeurde zijn in Orbans aanval op democratie in Hongarije. Omdat hij onderdeel was van de coalitie in Brussel is hij in eerste instantie te zacht aangepakt en ook nu nog wordt hem de hand boven het hoofd gehouden.

Een ander voorbeeld is het besluit van David Cameron om een referendum over het EU lidmaatschap uit te schrijven, ‘een gecalculeerde gok, bedoeld om de Eurosceptici de mond te snoeren’ dat echter desastreus uitpakte. (p222) Er zijn voorbeelden waar het afstand houden juist wel heeft gewerkt. Zweden is een voorbeeld, en Wallonië in België, zie een artikel in de Groene https://www.groene.nl/artikel/hoeveel-tolerantie-wil-je-tonen-voor-intolerantie.

Maar wel kan het op den duur voor de populistische kiezers lijken dat er een complot is om de wil van het volk te ontkennen en dat sterkt hen dan in hun opvatting dat de politiek niet naar hen luistert. ‘Het managen van sociale conflicten houdt onvermijdelijk de afweging in om gevaren op korte en lange termijn van toegeven aan wat extremisten willen tegen gevaren van het niet geven wat ze willen op korte en lange termijn.’ (p224)

Het hangt sterk af van hoe de systemen van partijen en verkiezingen zijn georganiseerd of in een land de extreem rechtse partijen macht verwerven. De opkomst van Trump in de VS is een illustratie daarvan. Het systeem van open voorverkiezingen, en vervolgens de steun van de Republikeinse partijleiders maakte de weg vrij voor zijn presidentschap, hoewel nog vele checks-and-balances intact bleven. In Hongarije is juist de opkomst van Orban te verklaren uit de partijstructuur, waarbij hij ondanks een flinterdunne overwinning in 2010 wel de vrijwel volledige macht kreeg. Het punt blijft staan volgens Bartels dat de politieke leiders in welk systeem dan ook de doorslaggevende stem hebben.

 

https://www.sampol.be/2022/05/populisme-xenofobie-of-machteloosheid

 

Volgens Bartels is er een grote verwarring in de politieke theorie over democratie, en daarmee ook over de rol van populisme. De klassieke doctrine is dat democratie een politiek systeem is dat het algemene belang dient door de mensen zelf te laten besluiten welke onderwerpen belangrijk zijn, door het kiezen van individuen die daarmee aan het werk gaan. Hij ziet meer in een theorie die door Jozef Schumpeter al in 1950 was geformuleerd en die een ander accent legt: ‘een institutioneel arrangement om tot politieke beslissingen te komen waarin individuen macht verwerven om te beslissen door middel van een competitieve strijd om de stem van de mensen.’ (p 232) Dit uitgangspunt heeft echter weinig navolging gekregen.

Bartels zegt met dit boek nog geen theorie over democratie te kunnen formuleren, slechts een ‘ground-clearing’ inspanning en nog geen opbouwend project. Hij vindt echter wel dat de valse filosofie over de democratie, waarin de lessen van de ervaring niet getrokken worden een schadelijke invloed heeft ook op de politieke actie.

In een laatste paragraaf bespreekt Bartels kort de ontwikkelingen na 2019, met name de invloed van de pandemie. Deze heeft in die jaren de groei van de extreem rechtse partijen enigszins geremd. Wat er na afloop daarvan zal gebeuren kan hij niet voorspellen.

Hij citeert Arthur Bentley over democratie: ‘het gaat over het aanpassen of balanceren van belangen’, dat varieert van strijd en rellen tot abstract redeneren en een gevoelige moraliteit.’ De politici moeten de druk die resulteert van onenigheid zo efficiënt mogelijk en zoveel als mogelijk op basis van redeneren en gevoelige moraliteit managen in plaats van door strijd en rellen. Politici moeten zowel mediator zijn als beslisser. In de publieke opinie kunnen de conflicterende belangen teruggevonden worden. Het is een potentieel dat georganiseerd en gebruikt kan worden door democratische leiders als zij hun eigen visie van het goede nastreven. Als zij het behendig doen en voor goede doeleinden gebruiken, inclusief het veiligstellen van de democratie, verdienen ze onze dankbaarheid en respect. Zo niet, dan is er een crisis van de democratie’. (p238)  

 

Anno 2024

in ons land is de situatie sinds de verkiezingen flink veranderd. We leven nog in onzekerheid tot wat voor kabinet de verkiezingswinst van Wilders zal leiden, maar zorgen over de rechtsstatelijkheid, het democratisch ethos van de formerende partijen zijn er in overvloed. Wat kan deze studie hier voor nieuwe op empirisch onderzoek gebaseerde inzichten aan toevoegen? De ontstane situatie lijkt een bevestiging van de opvatting dat er altijd een reservoir is aan rechts-populistische kiezers en dat het mogelijk is om deze te mobiliseren, wat gebeurde door het onderwerp migratie centraal te stellen en de samenwerking met de PVV niet uit te sluiten.

Is een dergelijk reservoir aan ontevreden kiezers onvermijdelijk? Er was een verband met conservatieve opvattingen en een conservatieve ideologie. Maar ook bleek uit de enquêtes het doorslaggevend belang van de tevredenheid met het leven. Een goed werkende economie, rechtvaardige behandeling van allen, een zorgvuldig en capabel bestuur werkt die tevredenheid in de hand. Op en neergaande bewegingen in de economie en nieuwe ontwikkelingen zullen echter altijd voor nieuwe problemen zorgen, wellicht voor gevoelens van onveiligheid en niet altijd iedereen tevreden kunnen houden. Op dit moment liggen er ruimschoots problemen voor ons. We zullen waarschijnlijk nooit zonder populisme zijn.

Ook de opmerkingen van Bartels, dat een afweging gemaakt moet worden wat korte en lange termijn gevolgen zijn van de het tegemoet komen van extreemrechtse kiezers of juist niet, ligt levensgroot voor ons. Het verklaart wellicht de uiteenlopende standpunten van diverse hoofdrolspelers van dit moment

Het is wat ontnuchterend om de democratie zo beschreven te zien. Hoewel het niet verrassend is en  wel als algemeen bekend verondersteld kan worden dat wat mensen stemmen vooral bepaald is door emoties, doen we zowel in de politiek, als in de geschreven pers en aan de talkshowtafels alsof dat niet zo is. Daar lijkt het wel of de kiezers alle programma’s hebben bekeken, de prestaties van de zittende regering hebben geëvalueerd en een rationele keuze hebben gemaakt. Er lijkt een taboe te liggen op het wijzen op de manipuleerbaarheid van de kiezers en leiders daar op aan te spreken.

 

Conclusie

Uit de uitkomsten van dit onderzoek blijkt dat er een grote verantwoordelijkheid rust op de schouders van de politici, maar evengoed op die van de pers. Wat zou het bevorderlijk zijn voor een evenwichtiger en wijzer discours  als zij de leidende rol die ze feitelijk blijken te hebben bewust op zich nemen en werkelijke opinieleiders worden. Ten goede en mede gebaseerd op ervaringen en objectieve gegevens waarbij gepoogd wordt om de grootst mogelijke helderheid over maatschappelijke kwesties te verkrijgen.

Over wat dat goede is, hoeven we het niet eens te zijn. Mensen verschillen nu eenmaal in hun temperament en basisovertuigingen in het leven. Democratie is juist daarom mijns inziens het beste systeem, hoewel altijd rommelig en imperfect, omdat het wel rekening houdt met die verscheidenheid en als het goed is, zoveel mogelijk poogt om de belangen van meerderheden en minderheden af te wegen. Het helpt de discussie wel als we in staat zijn om ons bewust te worden van die emoties die onder onze standpuntbepaling liggen, en op grond daarvan afstand te nemen van sommige (benauwde, angstige en egocentrische) emoties en andere wellicht juist ruim baan geven, als die te maken hebben met het algemene welzijn. We blijven hopen dat de politici en pers een dergelijke rol meer op zich gaat nemen.

 

Slotwoord

In het algemeen bevestigt het onderzoek van Bartels de invloedrijke rol van de (politieke) elite in de wisselwerking met het volk. De rol van de machtselite in het algemeen en op diverse gebieden, van politiek en economie tot informatietechnologie en buitenlands veiligheidsbeleid, wordt in een eerdere serie artikelen en boekbesprekingen hierover toegelicht, die worden genoemd in de laatste bijdragen hierover in dit nummer en vorig nummer. De ‘ijzeren wet van de oligarchie’ van Robert Michels, waarin de grote invloed van de politieke leiders naar voren komt, blijkt nog steeds geldig en actueel. (Zur Soziologie des Parteiwesens in der modernen Demokratie. Untersuchungen über die oligarchischen Tendenzen des Gruppenlebens)

Democratie, letterlijk de macht van het volk, is een mooi ideaal. Maar in de praktijk geldt de macht van de machtigen, al of niet bekrachtigd door het volk dat zich vaak gemakkelijk laat beïnvloeden. Wim Couwenberg, oprichter en voormalig hoofdredacteur van Civis Mundi, schrijft in een enigszins ontnuchterende persoonlijke noot na een aanvaring met een gevestigde machthebber(zijn promotor): “Opgegroeid met een sterk accent op het primaat van morele, in het bijzonder, idealistische [en democratische] motieven als gedragsbepalend, ben ik sindsdien meer en meer onder de indruk geraakt van de cruciale rol van het machtsbeginsel/motief als drijfkracht in de maatschappelijke en politieke verhoudingen.” (Wereldgebeuren sinds de jaren ’60, p24) Iets dergelijks lijkt te gelden voor Michels en zijn ‘ijzeren wet’.

In Dialectiek van macht en emancipatie (p13) schrijft Couwenberg in dit verband: “Het machtstreven is... de meest fundamentele bron van alle politieke en maatschappelijke ongelijkheid. Het is nl. zeer ongelijk onder de mensen verdeeld... De ene mens heeft een sterkere geldingsdrang dan de andere... De dominantie uit zich in de mate waarin men binnen de groep de aandacht op zich weet te vestigen (attentiestructuur)... Door Machiavelli in zijn Discorsi reeds tot uitdrukking gebracht in het onderscheid tussen ‘grandi’, de elites die gedreven worden door zucht naar macht, roem en onsterfelijkheid, en ‘populari’, de gewone mensen die gesteld zijn op hun gemak, op orde, rust en veiligheid... De wil tot macht van de elites en de wil van de gewone mensen om zich hieraan te onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. De elites zoeken zelfhandhaving en –ontplooiing door machtsposities op te bouwen. De anonieme massa’s, die tot een dergelijke machtsvorming niet in staat zijn, streven hetzelfde na door hun lot toe te vertrouwen aan bepaalde elites en zich naar hun wil te richten of te schikken.” Een beschrijving die populistische leiders op het lijf geschreven is en wortelt in hun machtswil en de volgzaamheid van de massa.

De dialectische spanning van macht en emancipatie is het thema van Couwenbergs studie. Mensen willen zich ontplooien en daarop politieke en sociale invloed hebben. De democratie vloeit voort uit dit zelfbeschikkings- en emancipatiestreven. Daarnaast en vaak daartegenover zien we het machtsbeginsel, dat voortvloeit uit de onderlinge ongelijkheid en de noodzaak om de samenleving leiding te geven. Daarbij krijgen ook in een democratische ordening machthebbers de leiding, die het volk leiden en sturen met behulp van partijen en media.

Populistische leiders zien mensen als volk en natie met een stem die zij weten te vertolken. Zij grijpen vaak terug op een conservatief mens- een maatschappijbeeld van volk en leider, dat op gespannen voet staat met het liberale mensbeeld: “de mens als een vrije en zelfstandige persoonlijkheid, die tot taak heeft zichzelf op het kompas van de menselijke rede vorm en inhoud te geven binnen een politieke samenleving waarin de staatsmacht het product is van en dienstbaar gemaakt wordt aan de zelfbepaling van iedere burger [...conform] de idee van een aan de menselijke persoon inherente waardigheid en tot uitdrukking gebracht zelfbeschikkingsrecht van de mens.” (p15)

Dit impliceert ook het recht op een eigen politieke en levensbeschouwelijke visie, zelfs als deze visie in strijd is met dit mensbeeld, hetgeen leiders het zadel kan helpen die een ondemocratische visie hebben en de grondwet willen aanpassen. Hieruit blijkt de dialectische spanning tussen macht en emancipatie, die een alertheid en reflexief vermogen van de burgers en het volk vraagt, waar het vaak aan schort. Civis Mundi wil een bijdrage leveren tot deze noodzakelijke reflectie, waarvan acte.

 

Relevante literatuur

Aanbevolen onderwerpen en artikelen om te lezen over de gevaren voor de democratie:

Hoe werkt populisme, zie een artikel in de Volkskrant van 23 maart jl waarin de gereedschapskist om hun ideeën mainstream te maken worden samengevat. https://www.volkskrant.nl/kijkverder/v/2024/het-gereedschap-van-populistisch-rechts~v1041760/ Gereedschappen zijn:

Schep een tegenstelling tussen ‘het volk’ en ‘de elite’

Zaai angst,

Doe alsof ‘het volk’ homogeen is en wijs ‘vreemde elementen’ aan,

Wijs zondebokken aan,

Creëer hoop,

Beloof Law & Order,

Presenteer een sterke leider die ook entertainer is,

Wees schaamteloos,

Ontken dat je het zo hebt bedoeld,

Houd de ophefmachine draaiend.

De Groene publiceerde een serie over Democratie onder druk met interviews over dit onderwerp. Bijvoorbeeld met Hein de Haas over migratie: Als je als overheid asiel en migratie drastisch wil beperken, dan zal dat ten koste gaan van de rechtsstaat of van de economie’, zegt migratiedeskundige Hein de Haas. ‘Het is een van de twee.’ https://www.groene.nl/artikel/stop-met-die-migratieleugens

(zie ook bespreking in CM 140)

Ook is Cas Mudde geïnterviewd. https://www.groene.nl/artikel/we-hebben-het-nu-over-wilders-en-zijn-kat:

“Vanaf de eeuwwisseling kreeg politiek en media-establishment het gevoel niet in contact te staan met de mensen… Overcompensatie is het gevolg….. Op zijn best wordt de helft van de bevolking gezien als het volk, de bezorgde burger, om in Rutte’s terminologie te spreken. De media en politiek zijn daarnaar gaan luisteren. Hierdoor krijgt nu juist het andere – en grotere – liberale deel van de bevolking een kleinere stem.... De legitimiteit van uiterst rechts wordt zo volgens Mudde versterkt, want hun frame wordt overgenomen door te erkennen dat de problemen die de ze aankaarten ook daadwerkelijk belangrijk zijn... Ze gaan het debat domineren...

 Onafhankelijke media kunnen alleen bestaan binnen een liberale democratie, niet binnen een uiterst rechts systeem.

De politiek faalt door twee dingen. Door achter uiterst rechts aan te lopen, en door allerlei belangrijke problemen niet te bespreken of uit te leggen... naast migratie zijn er ontzettend veel belangrijke vraagstukken waarover nauwelijks wordt gedebatteerd… Ze staan niet op de agenda omdat niemand erover spreekt.”

Alle artikelen in deze reeks zijn relevant voor dit onderwerp.