Civis Mundi Digitaal #144
De Baltische landen, Russische geschiedvervalsing en Poetin
Hongarije, kampioen elektrische auto-accu’s
De Baltische landen, Russische geschiedvervalsing en Poetin
Maandag 13 februari onthulde het in ballingschap verkerende Russische medium « Mediazona » dat de Russische minister van binnenlandse zaken een onderzoek wil instellen naar politieke persoonlijkheden in de Baltische landen: premier Kaja Kallas en minister Taiman Peterkop van Estland, minister van cultuur Simonas Kairys van Litouwen en talrijke parlementariërs van Letland, allemaal beschuldigd volgens het Russische TASS van « verwoesting en slecht onderhoud van monumenten van soldaten van de Sovjet-Unie ». Een beschuldiging die de woordvoerder van de Russische diplomaat preciseerde: « Zij zullen zich moeten verantwoorden voor deze misdaden tegen de herinnering van hen die de wereld bevrijd hebben van het nazisme! »
De eis van de historische rol van Rusland staat in het centrum van de geopolitieke strategie van het regime en het is niet ongevaarlijk om het gebruik van het vocabulaire van het antinazisme tegen Oekraïne nu ook te zien tegen Litouwen, Letland en Estland, alle drie leden van de Europese Unie en de NAVO.
Waarom breken deze landen sovjet-monumenten af? Om dit te begrijpen moeten we in de tijd teruggaan naar het Duits-Sovjet-Russische Verdrag van 23 augustus 1939, dat in een geheim protocol Centraal- en Oost-Europa in twee invloedzones verdeelde. Estland, Letland en Litouwen, eerst toegewezen aan Duitsland, kwamen in de macht van de Sovjet-Unie. Verdragen van « wederzijdse bijstand » werden onder dreiging getekend, gevolgd door het zenden van troepen van het Rode Leger.
De Baltische regeringen moesten in 1940 verkiezingen organiseren met alleen kandidaten die door de Sovjet-Unie goedgekeurd waren. Meteen daarna werden de Baltische landen in de Sovjet-Unie geïntegreerd en begonnen de deportaties. In het net verschenen boek « Déportés pour l’éternité » van de historici Alain Blum en Emilia Koustova valt te lezen dat in deze periode 12.682 ingezetenen van Litouwen (2,4 miljoen inwoners) werden gedeporteerd, alsook 10.400 ingezetenen van Letland (1,9 miljoen inwoners) en 6.300 ingezetenen van Estland (1,1 miljoen inwoners). De breuk van het Duits-Sovjet-Russische Verdrag in juni 1941 ging vooraf aan de Duitse invasie en een nog veel wredere bezetting. Vrijwel alle Baltische joden werden vermoord, vaak met medeplichtigheid van de lokale bevolking. Dat was overigens geen doel van de Sovjet-Unie toen zij vanaf 1944 weer bezit nam van deze drie landen. De fameuze monumenten, die overal werden opgericht, herdachten zonder enig onderscheid de sovjet-slachtoffers. Niets over de Shoah, oftewel de Holocaust. Waar Europa nog altijd moeite heeft met de omvang en historische schok die deze vertegenwoordigt, wordt er nog steeds over gesproken en duiken er getuigenissen op. Niets van dat alles in de Sovjet-Unie, waar de Shoah uitgewist werd door de viering van de overwinning, waarbij ook de politiek van Stalin steeds meer een antisemitisch karakter kreeg. Dit onzichtbaar maken van joden is een vast gegeven in het historische verhaal van de Sovjet-Unie en vervolgens van Rusland. Dit in tegenstelling tot wat zich nu afspeelt in de Baltische landen, waar nu zeer kritisch naar deze geschiedenis wordt gekeken.
Voor de Sovjet-Unie was het meest dringende na de oorlog het voortzetten van de sovjetisering. Ook politieke zuivering verscheen weer op het toneel. In maart 1949 werden bijna 100.000 inwoners van de Baltische landen gedeporteerd. En hoewel de gewelddadigheid na de dood van Stalin in 1953 niet meer zulke hoogtepunten bereikte, belef de onderdrukking er tot de revoluties van de jaren 1989-1991, waarin de Balten hun onafhankelijkheid heroverden. Onmogelijk om dan deze monumenten goed te onderhouden, te beschermen, want zij symboliseren niet « het bevrijden van de wereld van het nazisme », maar het totalitaire systeem dat hen had verpletterd, gedeporteerd en onderdrukt.
Het is moeilijk om in de onthulde zienswijzen niet een nieuwe bedreiging van de vrijheid van de Balten te zien. Hun rechtvaardiging berust niet alleen op een leugenachtige versie van deze geschiedenis, maar deze is bovendien direct van de sovjet-propaganda geërfd: een versie die er door de Russische macht in is gehamerd. Twee voorbeelden: in een tekst van juni 2020 schreef Poetin inzake de Baltische landen: « Hun toetreding tot de Sovjet-Unie kwam tot stand in het kader van een verdrag met het akkoord van de verkozen autoriteiten »; en in het in augustus 2023 gepubliceerde officiële geschiedenishandboek voor onderwijs aan Russische leerlingen kan men lezen: « bij de vrije verkiezingen in juli 1940 behaalden de pro-sovjetkrachten een ruime overwinning ». Met deze aaneenschakeling van ficties geeft de Sovjet-Unie een schijnbare legaliteit aan hun roverij. Tot op dit moment gaat deze niet verder dan pure retoriek.
Maar de recente zienswijzen tonen aan dat er een drempel is overschreden. Rusland, dat via het onderwijs de jongeren volledig militariseert, stelt zich niet meer tevreden met het ontkennen van de geschiedenis. Zij criminaliseert hen die haar naar waarheid vertellen was, zoals zij dat sinds jaren met de Oekraïners heeft gedaan. Het lidmaatschap van de Baltische landen van de NAVO doet hopen dat dezelfde premissen niet uitmonden in hetzelfde einde van dat van Oekraïne. Men moet in de Russische propaganda heel goed letten op de echo’s van hun verleden.
In juni 2022, tijdens een ontmoeting met jonge Russen, bracht Poetin de tsaar Peter de Grote met zijn oorlog tegen het Zweedse imperium (1700-1721) ter sprake: « Men heeft de gedachte dat hij iets veroverde. Hij veroverde niets. Hij hernam wat aan Rusland toebehoorde », alvorens met een glimlach te besluiten: « Het mag duidelijk zijn dat het nu aan ons is weer terug te krijgen wat tot Rusland behoort. » Even tevoren preciseerde hij: « Peter de Grote ging naar het westen, naar Narva ». Inderdaad, naar Narva, in Estland.
Geschreven in maart 2024
Hongarije, kampioen elektrische auto-accu’s
Hoewel bij velen onbekend is het land van de Europese dwarsligger Viktor Orbán al bijna de tweede producent van accu’s voor elektrische auto’s in Europa, en daar blijft het niet bij. Debrecen, de tweede stad van Hongarije, voorziet om binnen een paar jaar meer dan 15.000 banen te creëren om op honderden hectares grond elektrische auto’s te produceren in een supermoderne fabriek van BMW, evenals accu’s voor de Chinese reus CATL. Deze spectaculaire « boom » van een tot dusverre wat ingeslapen stad is het beste symbool van Orbáns droom om van zijn land een « supermacht » van elektrische mobiliteit te maken, dat mede door te profiteren van de Europese beslissing om met ingang van 2035 de verkoop van nieuwe niet-elektrische auto’s te verbieden, wat ik overigens nog niet zie gebeuren.
Volgens de Europese rekenkamer wordt Hongarije van nu tot 2030 de tweede belangrijke producent van accu’s, met een jaarlijkse productie van tussen de 178 en 188 gigawatt-uur, oftewel 3,5 miljoen accu’s van 50 kilowatt-uur. Duitsland blijft nummer één, maar Hongarije met haar goede infrastructuur en goedkopere menskracht laat zijn gebruikelijke regionale concurrenten als Tsjechië ruim achter zich. Ongeveer 5% van zijn BBP (Bruto Binnenlands Product) is al afhankelijk van auto’s en de 150.000 werkers in deze sector. Hongarije profiteert van zijn opeengestapelde expertise sinds zijn toetreding tot de Europese Unie in 2004, een adhesie die heel Centraal-Europa tot het achterland van de Duitse auto-industrie maakte. Boedapest rekent overigens vooral op Aziatisch kapitaal, met name uit China, om het gevecht inzake de elektriciteit te winnen.
De eerste fabriek van Hongaarse accu’s werd ingewijd in 2017 door het Koreaanse bedrijf Samsung en had al een capaciteit van bijna 40 gigawatt-uur. Het Chinese CATL heeft toegezegd in Debrecen de grootste fabriek van accu’s in Europa te bouwen met een capaciteit van 100 gigawatt-uur. En in december vorig jaar heeft de belangrijkste concurrent van Tesla, BYD, aangekondigd de stad Szeged in het zuiden van Hongarije te hebben uitgekozen voor de bouw van haar eerste fabriek van elektrische auto’s in Europa. BYD zegt in haar aankondiging voor Hongarije te hebben gekozen omdat het land een prima infrastructuur heeft, alsook een goede industriële basis. Maar de belangrijkste reden is dat BYD al sinds 2017 in de stad Komaron een fabriek heeft die elektrische bussen produceert. BYD heeft zo al personeel in Hongarije, goede contacten met lokale leveranciers en uitstekende relaties met de Hongaarse autoriteiten.
Hongarije kent volledige werkgelegenheid, maar de arbeidskosten zijn er lager dan in bijvoorbeeld Polen of Tsjechië. Bovendien heeft Orbán een enorme politieke ommezwaai gemaakt die het mogelijk heeft gemaakt voor de industriëlen om in de laatste maanden duizenden arbeiders uit heel Azië te laten komen. En de investeerders zijn erg blij met uiterst minimale sancties als zij het milieu aantasten.
Maar de sleutel van het succes zetelt in de capaciteit van Orbán om zijn nauwe banden met Peking te cultiveren. Eind oktober vorig jaar was hij de enige Europese leider die deelnam aan de top « ceinture et route », de nieuwe naam van het geopolitieke project « de nieuwe zijderoutes », georganiseerd door de Chinese leider Xi Jinping. Orbán, bekend om zijn autoritaire gedrag, heeft Peking nooit bekritiseerd en kan nu Xi Jinping toegang tot de Europese markt geven. Of beter gezegd: verkopen.
Geschreven in februari 2024