Civis Mundi Digitaal #146
Inleiding
Er zijn onoverzienbaar veel beschouwingen waarin wordt gesteld dat we als samenleving met ingewikkelde vraagstukken worden geconfronteerd. De wereld is onoverzichtelijk geworden en bovendien is er sprake van een alsmaar snellere dynamiek die lastig hanteerbaar en beheersbaar is. We krijgen maar moeilijk vat op complexe problemen. We realiseren ons, dat eenvoudige oplossingen niet (meer) helpen. We kunnen deelproblemen aanpakken, maar tegelijkertijd beseffen we dat we daarmee niet kunnen volstaan. Voortdurend bestaat het risico dat we achteraf moeten vaststellen dat we bezig zijn geweest met bestrijding van symptomen.
Een paar voorbeelden. Neem de vervreemding tussen overheid en burger. Steeds weer blijkt dat het met het vertrouwen van burgers in overheid en politiek maar matig is gesteld. We proberen dat probleem op te lossen door eerder, meer en anders te communiceren met burgers, maar dat helpt niet echt. De overheid moet oplossingen bedenken en toepassen, maar het overheidsbeleid en de processen van totstandkoming van beleid en de beleidsbesluiten zelf zijn zo ingewikkeld dat ze lastig zijn te begrijpen voor wie niet thuis is in de betreffende regelgeving en voor wie niet beschikt over de daarvoor noodzakelijke juridische kennis.
Of neem een probleem als armoede. Die is niet structureel oplosbaar door enkel uitkeringen te verhogen en geen aandacht te geven aan de onderliggende oorzaken zoals onvermogen om een eenvoudige administratie te voeren of het al te makkelijk aangaan van schulden, weinig opleiding of gebrek aan vaardigheden. We zijn ons ook gaan realiseren dat de maatschappelijke context waarin men zich bevindt als het ware kan voorsorteren op armoede. Wie voor een dubbeltje geboren is …
Complexe problemen blijken niet eenvoudig oplosbaar te zijn. Een alternatieve benadering zou zijn, wanneer we complexiteit niet als gegeven beschouwen maar tot onderwerp van analyse maken. Is de wereld complex of zijn onze analyses en oplossingen te eenvoudig? Dat stelt de vraag, wat de onderliggende factoren zijn, die complexiteit veroorzaken.
We willen die vragen als uitgangspunt nemen en kritisch kijken naar de wijze waarop we gebruikelijk problemen benaderen. Met als vervolgvraag, tot welke conclusies dat leidt en hoe we die in praktijk kunnen brengen. In een volgend deel willen we vervolgens als voorbeeld vanuit dat nieuwe perspectief het psychiatrisch zorgsysteem analyseren en kijken tot welke inzichten en voorstellen dat kan leiden.
Het wereldbeeld vanuit het perspectief van betekenisgeving
Een eerste opmerking is dat ieder perspectief, nieuw of gebruikelijk, gebaseerd is op uitgangspunten. Die blijven vaak impliciet en worden niet benoemd. Een nieuwe benadering vraagt daarom dat we de uitgangspunten aandacht geven. Wat zijn de uitgangspunten c.q. vooronderstellingen van een alternatieve benadering van de werkelijkheid.
We kiezen als uitgangspunt het perspectief van betekenisverlening. Dat uitgangspunt houdt in, dat de werkelijkheid als zodanig niet kan worden benaderd, maar dat we slechts in staat zijn ons afbeeldingen te vormen van de werkelijkheid. We maken constructies van de werkelijkheid. Doe constructies houden we voor “werkelijk”. Object en afbeelding vallen samen. Het onderscheid tussen beide valt weg. Kant kan als wegbereider worden beschouwd van deze benadering. Het was zijn overtuiging dat de werkelijkheid “an sich” niet kan worden gekend maar dat we de werkelijkheid slechts kunnen leren kennen door er betekenis aan te geven. Voor Kant vond die betekenisgeving plaats via de categorieën van het verstand. Rationaliteit was voor hem leidend. Later, zeker in het postmodernisme, gingen ook heel andere categorieën een rol spelen bij de betekening van de werkelijkheid. Denk aan sociale en psychologische factoren. Het komt erop neer dat de werkelijkheid voor ons betekenis heeft voor zover we er zelf betekenis aan geven.
Wanneer de werkelijkheid “an sich” voor ons niet kenbaar is, leidt dat tot de vraag wat we ons bij de werkelijkheid moeten voorstellen, wanneer betekenisgeving als uitgangspunt nemen. Immers, we hebben onderling uiteenlopende beelden van de werkelijkheid. In de film Rashomon demonstreert de regisseur Akira Kurosawa hoe verschillende mensen heel andere verhalen vertellen over een gebeurtenis, die onderling ook nog eens strijdig zijn. Wanneer meerdere mensen getuige zijn van een verkeersongeluk, zullen ze daar onderling heel verschillend over kunnen berichten. Wat de één opvalt, blijkt door een ander niet te zijn waargenomen. Of men rapporteert uiteenlopend over de schuldvraag.
Het constructivisme
Het uitgangspunt dat we ons afbeeldingen vormen van de werkelijkheid staat centraal in het constructivisme. Het constructivisme kan worden opgevat als een kennistheorie. De afbeeldingen die we van de werkelijkheid construeren, komen tot stand in interactie met anderen. Het construeren wordt opgevat als een sociale activiteit, zoals Peter Berger en Thomas Luckmann stellen (Berger, 1966).
Niet alleen kunnen afbeeldingen c.q. constructies onderling verschillen, maar bovendien kunnen beelden voortdurend veranderen. We kunnen ervan overtuigd zijn dat een bepaald standpunt correct is, maar later kan de twijfel toeslaan en kunnen we van mening veranderen. Het leidt tot een wereldbeeld waarin een onoverzienbaar aantal beelden, definities en concepten door elkaar bewegen. Die kunnen stellig en door velen worden gedeeld maar een overtuiging kan ook betekenis verliezen doordat mensen van standpunt veranderen. Elementen kunnen onderling verbindingen aangaan waardoor begrippen ontstaan. Begrippen kunnen op hun beurt onderling relaties aangaan waardoor er opvattingen of, nog een stap verder, theoretische perspectieven ontstaan.
Een energetisch wereldbeeld
Ons handelen is gebaseerd op de beelden, die we hebben geconstrueerd van de werkelijkheid. Hoe krachtiger en betekenisvoller die beelden zijn, des te meer werking hebben ze. Beelden c.q. opvattingen kunnen in sterke mate door velen worden aanvaard als vanzelfsprekend. Ze kunnen met zoveel betekenis worden beladen dat ze als waar worden beleefd. Waarheid is dan niet langer een vaststaand en bewijsbaar begrip, maar heeft het karakter van een constructie, waar we vervolgens ons handelen op baseren. Er ontstaan handelingspatronen, die niet meer kritisch worden bevraagd, omdat het onderliggend betekeniskader als vanzelfsprekend wordt ervaren. Het besef dat het ooit is geconstrueerd verdwijnt gaandeweg. Het is gestolde waarheid geworden. Wat subjectief tot stand is gekomen, krijgt de status van objectieve waarheid. Gaandeweg realiseren we ons niet meer dat het subjectief tot stad gekomen constructies zijn. Vergelijk Nicolescu die stelt dat als we tot objectieve kennis willen komen, we eerst de subjectiviteit moeten vermoorden. (Nicolescu, 2010)
Overigens is er geen zekerheid dat wat met betekenis c.q. energie wordt opgeladen die betekenis en energie ook behoud. Afbeeldingen kunnen hun betekenis verliezen. Zelfs vanzelfsprekendheden kunnen onderwerp van discussie worden. Gestolde waarheden kunnen uitdoven en overgaan in relicten van het verleden. Neem bijvoorbeeld de ontwikkelingen op religieus gebied. Eeuwenlang was het christelijk geloof in onze gebieden onomstreden en werd het door velen als vaststaand en onaantastbaar beleefd. De aan het geloof verbonden instituties waren met vanzelfsprekend gezag bekleed, ook op maatschappelijk en politiek gebied. Door secularisatie en daarmee verband houdende ontkerkelijking in de laatste zestig jaar is daar steeds minder van over. Wat als waarheid werd beleefd en bepalend was voor het denken en handelen heeft aan betekenis c.q. energie ingeboet.
We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen een persoonlijke overtuiging die niet of nauwelijks wordt gedeeld door andere en een overtuiging die door velen wordt omarmd. Naarmate een beeld of een overtuiging sterker en door meer mensen wordt gedeeld, krijgt die meer gewicht en werking. Het is een energetisch beeld van de werkelijkheid met betekenisgeving als energiebron.
Reductie
We kunnen dus geheel uiteenlopende beelden hebben van de werkelijkheid en bovendien kunnen beelden telkens veranderen. Een belangrijk punt is verder dat iedere afbeelding van de werkelijkheid een reductie is. Het is een beeld van de werkelijkheid die ook op heel andere wijze kan worden betekend. En, nog een stap verder, ons beeld van de werkelijkheid is ook nog eens beperkend. Een beeld is niet in staat de werkelijkheid in zijn volledigheid te verbeelden. Er is een werkelijkheid die buiten beeld blijft omdat die niet door vanuit ons beeld kan worden betekend. Het is de werkelijkheid die betekenisloos blijft.
Het uitgangspunt dat we de werkelijkheid slechts kunnen leren kennen door er betekenis aan te geven en er ons een afbeelding van te vormen, heeft ingrijpende consequenties, bijvoorbeeld op kennisterrein. Wanneer we de werkelijkheid onderzoeken, onderzoeken we in wezen een afbeelding van de werkelijkheid die we zelf hebben geconstrueerd. We onderzoeken een door ons betekende werkelijkheid. Om de werkelijkheid te kunnen begrijpen, moeten we dus inzicht krijgen in de processen van betekenisgeving die aan de constructies ten grondslag liggen. Daartoe is nodig dat we inzicht krijgen in het krachtenveld waarin betekenisgeving plaatsvindt.
Reductie betekent buitensluiting
In wezen moeten we dus onszelf onderzoeken: welke oriëntaties en preoccupaties zijn van invloed geweest op de wijze waarop we de werkelijkheid betekenen? En wat zijn de consequenties daarvan? Wat blijft er buiten beeld? Wat zijn de vanzelfsprekendheden die van invloed zijn geweest? Welke factoren hebben, veelal onbewust, een rol gespeeld in ons denken, redeneren en handelen? En wat betekent dat voor het beeld dat we ons van de werkelijkheid hebben gevormd?
Het komt erop neer dat het beeld dat we van de werkelijkheid hebben voortdurend kan veranderen, maar ook dat er een werkelijkheid is buiten ons wereldbeeld. Dat is de werkelijkheid die we niet betekenen, de betekenisloze werkelijkheid. Een dergelijke schets van de werkelijkheid kan gemakkelijk op ons overkomen als chaotisch. De werkelijkheid is uiterst complex en verandert voortdurend. Een dergelijk wereldbeeld is lastig te begrijpen. We zijn niet in staat een alsmaar veranderende werkelijkheid in zijn volle omvattendheid te overzien, laat staan die te beïnvloeden in de door ons gewenste richting. Er is sprake van een lastig te voorspellen en te beheersen dynamiek. Het roept een sterke behoefte op aan ordening.
Behoefte aan ordening c.q. Orde en chaos
Die behoefte aan ordening is begrijpelijk. Immers, wanneer we met problemen worden geconfronteerd, heeft het doorgaans onze voorkeur te kiezen voor een planmatige c.q. geordende aanpak in plaats van een chaotische benadering. Ordening biedt overzicht en helpt om grip te krijgen op ingewikkelde vraagstukken We analyseren problemen om zo inzicht te krijgen en tot een aanpak te komen. Die analyse houdt vaak in dat we aspecten onderscheiden aan een vraagstuk. We onderscheiden bijvoorbeeld economische, sociale en juridische aspecten die we vervolgens uitdiepen om daarna de stap naar interventies te kunnen zetten.
Die benadering lijkt logisch. Dat geldt zeker wanneer we het geschetste wereldbeeld als perspectief kiezen. Die behoefte aan ordening leidt ertoe dat we ons statische beelden van de werkelijkheid vormen. We passen ons beeld van de werkelijkheid zodanig aan, dat we deze kunnen begrijpen en vervolgens kunnen beheersen. We plooien de werkelijkheid naar onze verlangens. We houden onze constructies gaandeweg voor “waar”. Waarnemen is voor “waar” aannemen. Maar het is een waarheid die is gebaseerd op onze wens tot ordening en dus op buitensluiting. We vereenvoudigen om zo tot inzicht in en grip op de werkelijkheid te krijgen. Daarmee doen we geen recht op de complexiteit van de werkelijkheid. Anders gezegd, wat niet in onze ordeningen past blijft buiten beeld.
Beleidsvorming als voorbeeld
Een verwijzing is op zijn plaats naar processen van beleidsvorming. Een wet, verordening of andere regeling begint doorgaans met een artikel met een aantal soms uiterst gedetailleerde definities die bepalen “wat in het kader van deze regeling moet worden verstaan onder ….”. De werkelijkheid wordt gereduceerd tot een regelbare werkelijkheid conform de eisen die we stellen aan overheidsbeleid. We willen de chaos vervangen door een overzichtelijk en eenduidig beeld te komen. We construeren een afbeelding van de maatschappij die ons in staat stelt om door middel van overheidsbeleid de maatschappelijke werkelijkheid te veranderen in de door ons gewenste richting. We stellen daartoe regels op voor de totstandkoming van overheidsbeleid. Er moet worden voldaan aan de zogenaamde beginselen van behoorlijk bestuur. Juist door het hoge niveau van detaillering en specificatie heeft overheidsbeleid een hoog buitensluitend vermogen.
Onze behoefte aan overzicht en ordening neiging ligt weliswaar voor de hand maar het loont de mechanismen van ordening nader te bekijken. Wat gebeurt er wanneer we ordenen? Wat betekent het wanneer we begrippen formuleren op basis van definities? Kenmerk van een definitie is dat die een onderscheid maakt tussen wat tot de definitie behoort en wat niet door de betreffende definitie wordt omvat. Definities hebben een buitensluitend effect. We kunnen niet de gehele werkelijkheid met behulp van een definitie omvatten.
Bovendien is een definitie statisch terwijl, zoals we zagen, het geschetste wereldbeeld vluchtig en veranderlijk is. Het komt erop neer dat we door te definiëren een dynamische en complexe werkelijkheid “vastzetten”. We vormen ons een beeld ban de werkelijkheid dat ons in staat stelt de maatschappelijke werkelijkheid te veranderen in de door ons gewenste richting. We construeren een beeld van de werkelijkheid dat ons in staat stelt tot gewenste interventies. Het is een merkwaardige paradox. We willen de werkelijkheid veranderen maar daartoe moet de werkelijkheid eerst worden gereduceerd en aangepast opdat en zodat we die kunnen veranderen.
Constructeurs van chaos
De reductie tot een ordelijke werkelijkheid vraagt dus zijn prijs. Door te ordenen sluiten we alles buiten wat niet in de ordening past. Door te ordenen zijn we zelf dus de constructeurs van de chaos. Ordenen met als ambitie chaos te transformeren in ordelijkheid heeft dus chaos als bijproduct. Er is altijd een restpost die zich niet laat ordenen. Anders gezegd, chaos kan worden opgevat als bestaansvoorwaarde voor de ordening. Door te ordenen sluiten we werkelijkheid buiten. Daarmee doen we de veelkleurige en dynamische werkelijkheid geweld aan. Zonder ordening geen chaos en zonder chaos geen ordening. Er is sprake van twee uiterste polen die niettemin aan elkaar gekoppeld zijn. Ze veronderstellen elkaar. De relatie is complementair.
Identiteit
We kunnen nog een stap verder gaan met betrekking tot de koppeling tussen ordening en chaos en stellen, dat het buitengeslotene bepalend is voor een ordening. Het buitengeslotene is als het ware de contramal van de ordening. Wanneer ons wordt gevraagd om een willekeurige ordening of systeem of organisatie te beschrijven, zijn we geneigd de aandacht te richten op de inhoud. Bij een organisatie gaat het dan om de doelen van een organisatie, de organisatiestructuur, de toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de interne spelregels en communicatiepatronen enz.
Vanwege de geschetste koppeling tussen ordening en chaos zouden we ook de aandacht kunnen verleggen naar het buitengeslotene en stellen dat het buitengeslotene waardevolle informatie bevat over een systeem of organisatie. Sterker nog, we zouden het buitengeslotene kunnen opvatten als bepalend voor het wezen van een systeem. We concentreren ons dan niet op het systeem zelf maar op de werkelijkheid die buiten het gezichtsveld valt van een systeem. Dat lijkt zo op het eerste gezicht paradoxaal maar het biedt wel een, weliswaar ongebruikelijk, perspectief dat in staat stelt het buitengeslotene te betekenen en zo inzicht te krijgen in wat we thans als chaos betekenen. .
Overheidsbeleid als illustratie
We willen dat illustreren aan de hand van overheidsbeleid. We stelden dat het geheel aan definities zoals dat in wetten en verordeningen vastligt, kan worden opgevat als het perspectief van de overheid. Dat leidt ertoe dat de maatschappelijke werkelijkheid voor de overheid slechts relevant c.q. betekenisvol is voor zover die valt in gebied A. De deelgebieden B kunnen dan worden opgevat als betekenisloos c.q. als buitengesloten, althans bezien vanuit het perspectief van de overheid. Analyses van het overheidsbeleid beperken zich doorgaans tot gebied A. In plaats daarvan zou je kunnen stellen dat juist de deelgebieden B kenmerkend zijn voor het overheidsbeleid.
Tekening (uit: Wagemans, Orde en chaos, Deel 1: Splitsend denken, in: Civis Mundi Digitaal #91
We kunnen de niet-betekende ruimte (deelgebieden b) dus opvatten als de bestaansvoorwaarde voor de betekende ruimte. Die niet-betekende ruimte kunnen we niet beschrijven en leren kennen met behulp van de begrippen en definities die drager zijn van de ordening. Toch is dat nodig omdat we de identiteit van de ordening afleiden uit wat er wordt buitengesloten. Dat kan op het eerste gezicht weliswaar een merkwaardig perspectief lijken, maar het is wel een boeiend perspectief om de relatie tussen overheid en burgers te schetsen. Het eigene van het overheidsperspectief is dan niet zozeer datgene, dat wordt betekend vanuit dat perspectief maar juist wat betekenisloos blijft binnen het perspectief van de overheid. De betekenis van een definitie kan worden ontdekt door de aandacht te richten op wat er niet door geldende definities wordt omvat. (Wagemans, 2022) We kunnen de betekenis en werking van een definitie slechts begrijpen door het buitengeslotene te leren kennen. De contramal is een belangrijke bron om de mal te begrijpen.
Je kunt ook zeggen dat het overheidsbeleid zich net zo goed kenmerkt door de problemen die het over het hoofd ziet en/of niet kan oplossen, door het falende beleid, als door de problemem die het wel oplost met geslaagd beleid.
Het betekenisloze leren kennen
Dat roept de vraag op hoe we het buitengeslotene kunnen leren kennen. Een eerste opmerking is dat het geldende betekeniskader zoals dat institutioneel is vastgelegd in regelingen, daartoe niet geschikt is. Per definitie niet. De daarin opgenomen begrippen en definities hebben immers buitensluitende werking en kunnen worden opgevat als de bron waardoor werkelijkheid is buitengesloten. Er zijn dus nieuwe begrippen nodig om de buitengesloten werkelijkheid te leren kennen. Dat vraagt om een inductieve benadering waarbij begrippen als het ware oprijzen uit de praktijk. Als voorbeeld: om de vervreemding tussen overheid en burger te onderzoeken lijkt een geschikte benadering om de beleving door burgers als basis te nemen. Die beleving illustreert wat buiten beeld blijft, wanneer we het formele perspectief van de overheid als uitgangspunt nemen.
Michel Serres
De Franse filosoof Michel Serres vraagt aandacht voor de werkelijkheid die niet binnen onze systemen en definities valt. Die moeten we niet als betekenisloze chaos terzijde schuiven. De chaos heeft ons een boodschap te vertellen. Serres nodigt uit om juist die chaos te onderzoeken. Serres pleit verder voor verbinding tussen systemen. Thans functioneren systemen (denk aan economie, cultuur, onderwijs, zorg) in sterke mate als verzelfstandigde domeinen. In de terminologie van Serres: het zijn eilanden maar het maatschappelijk leven speelt zich af in de oceaan. Om het leven op de oceaan te leren kennen, pleit hij ervoor expedities te ondernemen en de oceaan op te gaan. (Latour, 1995)
Systeemwereld
Naast het perspectief van betekenisverlening kiezen we bij de analyse van het psychiatrisch zorgsysteem voor de invalshoek van de systeemwereld. Kenmerk van een systeembenadering is dat de aandacht niet gericht is op afzonderlijke relaties maar dat als vetrekpunt wordt genomen dat er sprake is van een veelheid aan relaties die elkaar beïnvloeden en die slechts kunnen worden begrepen vanuit een breed perspectief. Dat maakt de tocht naar inzicht ingewikkelder maar kan dat inzicht wel verdiepen ten opzichte van een benadering waarin monofunctionele relaties centraal staan. Een systeembenadering gaat verder dan de optelsom van afzonderlijke relaties.
We moeten de context doorzien. In termen van betekenisgeving houdt dat in, dat we niet enkel oog hebben voor hoe mensen in een organisatie individueel betekenis geven, maar vooral ook aandacht hebben voor de krachten die daar op van invloed zijn.
Kouzes en Mico (1979) beschrijven hoe in een organisatie sprake kan zijn van domeinen. Dat zijn onderdelen c.q. gebieden waarbinnen opvattingen en normen kunnen verschillen te opzichte van andere domeinen. Om het functioneren van een organisatie te begrijpen is niet enkel van betekenis hoe domeinen intern functioneren maar vooral ook hoe de interacties verlopen tussen domeinen.
Samenvattend
Door te analyseren benaderen we de werkelijkheid vaak splitsend. We halen de werkelijkheid uit elkaar en ontleden die in elementen. We ordenen de werkelijkheid maar juist die benadering kan als een probleem worden gezien in plaats van als oplossing. Door te ordenen hebben we geen aandacht voor de verschillen, voor wat niet in de ordening past. We veroorzaken die verschillen juist zelf. Serres stelt dat we daardoor de verbinding kwijtraken. We hebben aspecten en elementen verzelfstandigd. Dat is terug te zien op vrijwel alle terreinen en is eigen aan het moderne denken. We verbijzonderen en menen dat we door steeds gedetailleerdere analyses dieper tot de werkelijkheid kunnen doordringen. In de natuurwetenschappen heeft dat belangrijke inzichten opgeleverd. Van moleculen en atomen zijn we tot Higgsdeeltjes gekomen. Dat was echter slechts mogelijk door telkens nieuwe begrippen toe te laten en te construeren.
Vervolg
Vervolgvraag is, wat nu de betekenis en de relevantie is van het geschetste alternatieve analysekader. Die betekenis is afhankelijk van de werking die dit analysekader heeft. Levert het nieuwe inzichten op? Stelt het ons in staat te begrijpen waarom bepaalde interventies niet helpen? Wijst het nieuwe richtingen aan die meer perspectief hebben om het functioneren van een systeem te verbeteren?
Dergelijke vragen kunnen het beste worden verkend door het geschetste perspectief toe te passen op een complex en relevant vraagstuk waar we mee worstelen. Als voorbeeld hebben we het psychiatrisch zorgsysteem gekozen. Zowel de complexiteit als de relevantie staan niet ter discussie. De psychiatrische zorg verkeert in zwaar weer. Er zijn zorgen over de toenemende behoefte aan psychiatrische zorg en de omstandigheden die daarbij een rol spelen. Het steeds grotere beroep op psychiatrische zorg zet het systeem verder onder druk. Dat uit zich in lange wachttijden. Ook bestaan er vragen op het vlak van effectiviteit en efficiency van zorgverlening. Beschikken we wel over voldoende kennis van psychiatrische aandoeningen en deugen onze behandelmodellen wel? Dat leidt dan vervolgens tot problemen rond de financiering van de psychiatrische zorg. Die dreigt onbetaalbaar te worden.
Kortom, een complex van problemen die elkaar onderling niet zelden versterken. Voorgestelde oplossingen hebben vaak betrekking op deelproblemen en/of bestrijden symptomen. Ingrijpender vernieuwingsvoorstellen kunnen gemakkelijk botsen met het geheel aan regels die binnen de psychiatrische zorg bestaan. In dergelijke omstandigheden is er weinig ruimte voor ingrijpende vernieuwingen, hoe noodzakelijk die ook kunnen zijn. Systemen hebben de neiging zichzelf te reproduceren, ook omdat velen belang hebben bij de instandhouding ervan. Daardoor komen systeemveranderingen moeilijk van de grond, hoe noodzakelijk die ook kunnen zijn.
In de analyse zullen de volgende punten aan de orde komen:
Wat valt er te zeggen over het dominante betekeniskader binnen het psychiatrisch zorgsysteem?
Is er sprake van domeinen binnen het psychiatrisch zorgsysteem en hoe verhouden die zich tot elkaar?
Wat is daarvan de buitensluitende werking?
Welke gevolgen heeft dat voor het functioneren van het psychiatrisch zorgsysteem?
Welke systeemveranderingen zijn nodig?
Hoe kunnen die worden gerealiseerd?
Literatuur
Berger, Peter en Luckmann, Thomas, The Social Construction of Reality: A Treatise in the Sociology of Knowledge, Anchor Books, 1966
Kouzes, J.M. en Mico, P.R., Domain Theory: ‘An Introduction to Organizational Behavior in Human Service Organizations’, in: Journal of Applied Behavioral Science, vol. 15, no. 4, p. 449-469, 1979
Latour, Bruno en Serres, Michel, Conversations on Science, Culture and Time, University of Michigan Press, 1995
Nicolescu, Basarab, ‘Methodology of Transdisciplinarity – Levels of Reality, Logic of the Included Middle and Complexity’, in: Transdisciplinary Journal of Engineering & Science Vol: 1, No:1, (December, 2010), pp.19-38
Wagemans, Mathieu, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld: begrippen en feiten als dragers van energie, Deel 1: Nieuw beleid past niet in bestaande kaders en vraagt een ander perspectief, in Civis Mundi Digitaal #91, november 2019
Wagemans, Mathieu, Naar een nieuw wereldbeeld, Deel 3: Wereldbeeld en overheid, in: Civis Mundi Digitaal #127, november 2022
Wagemans, Mathieu, Een oceaan van betekenisloosheid, een kritische analyse van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres, Digitalis, 2016