Aarde en milieu

Civis Mundi Digitaal #146

door Jan de Boer

Wie gelooft er nog in de ecologische transitie?
Bodemherstel uiterst dringend en met overheidssteun goed mogelijk
Vrouwen zijn de eerste slachtoffers van de klimaatopwarming
Een onrustbarende kloof tussen meisjes en jongens
De markt: het laatste funeste geloof van het Westen

Wie gelooft er nog in de ecologische transitie?

 

Van 26 tot 29 februari ontving Saoedi-Arabië in de King Arena in de hoofdstad Riyad de « SnowBlast KSA Cup », een ski-competitie bij temperaturen rond de 25 graden. De organisatoren gingen er prat op ongeveer 500 ton sneeuw te hebben getransporteerd om de piste van 150 meter lengte klaar te maken. Zij hebben er ook aan herinnerd dat de provincie Tabuk het volledig kunstmatige ski-centrum Trojena voor 2029 klaarmaakt voor de Aziatische winterspelen. Een tegennatuurlijk faraonisch project, beter gezegd een klimaatmoord, dat zich voegt bij een lange lijst van zulke projecten – zoals stadions met airconditioning, de wereldkampioenschappen voetbal in Qatar, en de recente tewaterlating van de « Icon of the Seas », het grootste cruiseschip in de geschiedenis. Terwijl eco-gestes als temperatuurverlaging en minder verlichting gepromoot worden, kan deze paradox alleen maar de geesten treffen.

Deze tweedeling tussen overheden en ondernemingen die doorgaan met expansie-strategieën zonder zorgen over hun milieu-impact enerzijds en bevolkingen die gedwongen worden bij te dragen aan de collectieve inspanning voor de ecologische transitie anderzijds is buitengewoon zorgwekkend. De klimaatopwarming en de uitputting van hulpbronnen zijn wereldomvattende fenomenen.

De exploitatie en de verslechtering van ons gemeenschappelijke bezit door de één heeft noodzakelijkerwijs gevolgen voor de ander. Een gunstige situatie voor de komst van overheden, ondernemingen en individuen die willen profiteren van andermans inspanningen zonder daar op enige manier aan bij te dragen. Dat versterkt het gevoel van onrechtvaardigheid, van een vorm van samenzwering bij de bevolking. Het geeft ook argumenten aan hen die niets willen doen. Een ander risico betreft het ecologische transitiebeleid: welke impact kunnen aan de bevolking gevraagde micro-inspanningen hebben betreffende gescheiden afval, de consumptie van vlees, water en elektriciteit… wanneer een groot deel van de rest van de wereld rustig doorgaat met het verbranden van fossiele brandstoffen en alleen maar verlangt naar steeds meer economische groei en consumptie? Daarbij proberen de westerse landen met hun karakteristieke levenswijze van overconsumptie hun vervuiling te verplaatsen naar landen met lage productiekosten en nauwelijks of geen milieuwetgeving, daarbij tegelijkertijd deze landen daarvoor de les lezend.

Het komt er in het kort op neer dat het spookbeeld van onmacht de meest verdienstelijke inspanningen inzake de ecologische transitie bedreigt als zij niet op een rechtvaardige manier mondiaal worden gedeeld. Behalve als men buitengewoon sterke overtuigingen inzake de noodzaak van een ecologische transitie heeft, is er daardoor bij het grootste deel van de mensheid vrijwel geen enkele interesse om comfort of levenswijze op te offeren, en ook het economisch systeem – dat steeds meer economische groei en dus ook consumptie belooft – te wijzigen. De individuele gelatenheid, ook wel gekwalificeerd als « het klimaat zal mij een rotzorg zijn », zal niet alleen uit puur egoïsme komen, maar ook bepaald worden door een gevoel van onmacht. Hoe dan ook, de neiging is groot om nog zo lang mogelijk van het feest te genieten.

Aan deze niet erg vrolijke constatering kan toegevoegd worden de grote onrechtvaardigheid wat betreft de blootstelling aan milieurisico’s en geëiste inspanningen. De afwezigheid van rechtvaardigheid hierin spreidt het bed voor een latent gevoel van sociale onrechtvaardigheid dat een groeiend, met name extreem-rechts populisme voedt en zich politiek vertaalt in een steeds minder belangrijke milieu-agenda.

Het is duidelijk dat er mondiaal geen consensus is om deze problemen samen gedisciplineerd aan te pakken, ondanks onder meer wanhopige oproepen van de algemeen secretaris Antonio Guterres van de Verenigde Naties.

Mijn trieste conclusie: vanaf nu ophouden als een kip zonder kop achter de hersenschim van een klimaatopwarming van 1,5 graad Celsius aan te lopen, en alle inspanningen concentreren op het aanpassen aan een wereld met ten minste 4 tot 5 graden Celsius tegen het einde van deze eeuw. Dat is een klimaatopwarming die iedere dag waarschijnlijker wordt, met alle gevolgen van dien (voor Nederland onder meer een verlies van de helft van het land door de stijging van de zeespiegel). Het is bovendien een klimaatopwarming die ons veel verder brengt op de weg van het zesde massale uitsterven op onze onherbergzame planeet.

 

Geschreven in mei 2024

 

 

Bodemherstel uiterst dringend en met overheidssteun goed mogelijk

 

Regeringen moeten ophouden met het in de steek laten van landbouwers die oog in oog staan met de aanstaande kolossale klimatologische problemen, en moeten hen werkelijk gaan helpen met de noodzakelijke transitie in deze sector. En dat geldt met name voor een bij velen onbekend maar toch cruciaal ecologisch doel: het herstel van bodems. In Europa is 60% van de bodems kwalitatief fors verslechterd. Dat is voor een groot deel te wijten aan erosie – de Franse bodems verliezen bijvoorbeeld ieder jaar 1,5 ton aarde per hectare – mede veroorzaakt door zware landbouwmachines. De conventionele landbouwpraktijken zijn op dit gebied ook niet onschuldig, met name door de te regelmatige praktijk van het ploegen, dat het biologisch functioneren van de bodems verstoort, en het massale gebruik van pesticiden. Deze worden in fikse hoeveelheden gebruikt: bijvoorbeeld in Frankrijk 3,4 kilo per hectare tegen 2,5 kilo in Engeland in 2020.

Deze behandeling is op termijn fataal voor de bodems. Het doodt een groot deel van de daarin aanwezige micro-organismen, die evenwel aan de oorsprong van de ontwikkeling van de landbouwculturen liggen. Dit ondergrondse leven ontbindt organische materie – bladeren, takken… – allereerst door fysieke biologische omzettingen (wormen, termieten, mieren…), vervolgens door chemische omzettingen (bacteriën, paddenstoelenschimmels…). Deze laatste fase zet de ontbonden materie om in minerale deeltjes, die vervolgens door planten als voedsel worden gebruikt.

Dit mooie evenwicht wordt echter verwoest door verreweg de meeste landbouwpraktijken, onder andere door het massale gebruik van pesticiden, waarvan de dodelijke effecten op onderaardse micro-organismen algemeen bekend zijn. Talrijke onderzoeken, waaronder een in 2023 gepubliceerde meta-analyse, hebben dit aangetoond. In deze context verarmen de bodems: een duidelijk zichtbare tendens op mondiale schaal. Meststoffen vertragen slechts de effecten van deze algemene moeheid.

Deze veelvuldige fysieke en chemische druk veroorzaakt een verlies van vruchtbaarheid van de bodems en is zo een concrete bedreiging voor onze voedselveiligheid en voedselvoorziening. In 2017 trok de Britse minister van milieu aan de alarmbel: op het huidige tempo van de intensieve landbouw zullen vruchtbare gronden in bepaalde delen binnen dertig of veertig jaar verdwijnen. En hij voegde daaraan toe: « Landen kunnen een staatsgreep, oorlogen en conflicten overleven, maar geen enkel land kan overleven bij het verlies van zijn bodems en hun vruchtbaarheid ». De geschiedenis heeft dat al aangetoond. En alsof dat niet genoeg is, is een goede gezondheid van de bodems onmisbaar om het voortbestaan van onze agrarische systemen te verzekeren in een context van klimaatverandering. Hoe meer leven een bodem heeft, hoe meer deze gestructureerd is en zo weerstand kan bieden aan erosie en in staat is water vast te houden.

Een beschadigde bodem biedt daarentegen veel minder weerstand, en is gevoelig voor modderstromen en verwoestende overstromingen. Culturen op deze bodems zijn heel wat kwetsbaarder voor droogtes en voor ziekteverwekkers, die hun gebied door de klimaatverandering zien uitbreiden.

En bodems zijn echte CO2 -afvang en opslagputten. Door hun biologische activiteit slaan ze enorme hoeveelheden CO2 op. Er is zo een duidelijk verband tussen intensieve praktijken, daaropvolgende verwoesting van de ondergrondse biodiversiteit en de regulering van het globale klimaat, zoals een studie van Inrae (Institut national de la recherche agronomique) in 2017 liet zien.

Nu regeringen moeite hebben om een (geloofwaardig) traject van hun nationale koolstof- strategie vast te stellen om de klimaatdoelen te halen, met name ook vanwege de verslechtering van bos-CO2-opslagputten, is het dus van essentieel belang om eindelijk rekening te houden met de rol van afvang en opslag van CO2 door landbouwgronden en deze te versterken. Regeringen moeten dus een duidelijk beleid van bodemherstel gaan voeren en daarbij echt de landbouwers helpen met de adoptie van praktijken die hun doeltreffendheid hebben bewezen: een duidelijke vermindering van ploegen, een permanente vegetale bedekking van gronden, met elkaar verbonden culturen, een zeer sterke vermindering van het gebruik van pesticiden – of, nog beter, helemaal geen gebruik meer van pesticiden…

Dankzij de laatste landbouwkundige ontwikkelingen is het vandaag de dag mogelijk in de landbouw een nieuw slagvast en levensvatbaar systeem in te voeren door echte goede kringlopen te installeren. Percelen waarvan de bodems het object zijn van herstelpraktijken hebben minder input nodig, dankzij een veel grotere resistentie van de tegen bio-agressors gecultiveerde planten. Deze reductie van fytosanitaire producten verbetert op haar beurt het leven van bodems.

In dit nieuwe model zijn op middellange termijn de rendementen vergelijkbaar met die van de conventionele landbouw, laat onderzoek zien. Maar er kan in de eerste tijd sprake zijn van een lagere productie: de overheid heeft gedurende die tijd de fundamentele rol de landbouwers te steunen met een aangepast technisch en financieel hulpprogramma.

Maar als ik nu kijk naar de Europese landen en hun regeringen, twijfel ik eraan of een dergelijke, zegenrijke landbouwhervorming voor ieders welzijn gerealiseerd gaat worden.

 

Geschreven in mei 2024

 

 

Vrouwen zijn de eerste slachtoffers van de klimaatopwarming

 

Een verwoestende hittegolf treft nu Zuid- en Zuidoost-Azië. In Nepal maken de autoriteiten zich ongerust over steeds meer bosbranden van een steeds grotere omvang. Tijdens de door de hitte getroffen verkiezingscampagne in India werd tijdens een meeting de minister van transport door de hitte bevangen en viel flauw. Een aantal verkiezingsbureaus werd ook ‘s nachts geopend om kiezers de gelegenheid te geven de hitte overdag te vermijden. Van Vietnam tot Thailand en Bangladesh worden voortdurend nieuwe temperaturenrecords gevestigd. Volgens gegevens van de mondiale meteorologische organisatie slaat de klimaatopwarming in Azië harder toe dan het mondiale gemiddelde en moet het zich voorbereiden op vakere, langere en intensere hittegolven. De consequenties daarvan zijn bekend: zij doden, verzwakken de sociale verbondenheid, verwoesten oogsten, beschadigen infrastructuren, verlagen inkomens en verhinderen te werken. Al deze effecten zijn nog veel verwoestender bij arme mensen en – wat minder bekend is – bij vrouwen.

Temperatuurstijgingen doen het risico op geweld toenemen, ook in de huiselijke situatie. Een in juni 2023 in « JAMA Psychiatry » gepubliceerd onderzoek bij 190.000 vrouwen in Pakistan, India en Nepal laat zien dat een temperatuurstijging met één graad samenvalt met een toename van huiselijk geweld met 6,3% door een verslechtering van levensomstandigheden met bijbehorende stress. Temperatuurstijgingen veroorzaken bovendien complicaties bij zwangere vrouwen, met een toename van vroegtijdige geboorten en miskramen.

Een andere studie, in november 2020 gepubliceerd in « Global Environmental Change », laat zien dat zeer warme periodes in Bangladesh gepaard gaan met veel grotere armoede en een verdubbeling van het aantal huwelijken van meisjes van minder dan 14 jaar. Wanneer de temperaturen stijgen, moeten de armste vrouwen, die thuis geen ventilatoren hebben, hun kinderen regelmatig ’s nachts naar buiten brengen voor wat frisse lucht, waardoor zij slaapgebrek krijgen. Als zij de dag buiten doorbrengen, in hun hutten met golfplaten-daken of in slecht geventileerde fabrieken, moeten zij hoe dan ook extreme hitte zonder ventilators of airconditioning verdragen. Dat verhindert hen te werken, te meer als de scholen gesloten zijn vanwege de hitte en zij zich met hun kinderen bezig moeten houden.

Volgens een onderzoek uit maart van de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) is het verschil in inkomen tussen vrouwen en mannen in rurale gebieden met 8% toegenomen wegens droogte. In India hebben bijna 21.000 vrouwen het voordeel van een verzekering die hen de werkloze dagen wegens extreme hitte, onderworpen aan heel precieze criteria zoals de vochtigheidsgraad en de dag- en nachttemperaturen, vergoedt. Deze vrouwen hoeven niet meer te kiezen tussen het riskeren van hun leven of af te zien van inkomen. Maar dit soort initiatieven blijven zeer schaars. Het beleid van aanpassing aan extreme hitte moet herzien worden, niet alleen op basis van sociale klasse maar ook op basis van geslacht.

Slechts een paar landen geven in hun klimatologisch actieplan de dramatische consequenties van de klimaatopwarming voor het leven van vrouwen aan. Cambodja erkent bijvoorbeeld dat de klimaatverandering « de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen verergert ». Vietnam trekt de aandacht voor zijn rol in de toename van het « risico van huiselijk geweld en geweld tegen kinderen ».

Het is broodnodig dat dit beleid steunt op wetenschappelijk onderzoek en precieze gegevens, zoals het effect van hittegolven op het sterftepercentage van vrouwen. « Ondanks de steeds grotere gevolgen van stress gerelateerd aan hitte, zijn de veelvuldige consequenties voor vrouwen niet in detail onderzocht, hetgeen het tekort aan onderzoek aantoont, als ook de tekortkomingen van het bestaande beleid, » stelt Zonibel Woods van de Aziatische ontwikkelingsbank in een in december 2023 gepubliceerde blog post.

 

Geschreven in mei 2024

 

 

Een onrustbarende kloof tussen meisjes en jongens

 

De oorlog tussen generaties is niet wat men denkt. Zij vindt niet plaats tussen de 50-plussers en de 25-minners, maar binnen de jongeren tussen beide seksen. Een hele serie in de Angelsaksische pers gepubliceerde studies en enquêtes heeft dit verontrustende fenomeen grondig geanalyseerd.

We kunnen dit als volgt samenvatten: meisjes zijn steeds progressiever, terwijl jongens van dezelfde leeftijd steeds meer overhellen naar de conservatieve kant. Een peiling van het bekende instituut Gallup, gepubliceerd op 26 januari in de « Financial Times », onthult dat Amerikaanse meisjes van 18 tot 30 jaar 30% meer liberaal (in Amerika betekent dat linkser) zijn dan hun mannelijke homologen. Zes jaar geleden bestond dit zowel cultureel als politiek verschil niet. Dit verschil bedraagt ook 30% in Duitsland en 25% in Engeland. Er is geen gelijksoortig verschil bij ouderen, en dit fenomeen is niet eigen aan het westen: het is ook aanwezig in Zuid-Korea, China en Tunesië, aldus de « Financial Times ». Overal vormt zich een dramatische kloof tussen jonge vrouwen en jonge mannen.

Het is zonder twijfel mede het gevolg van de MeToo-beweging. Deze heeft niet alleen het vrouwelijke woord bevrijd inzake lastigvallen en ongewenste intimiteiten, maar heeft ook het gevoel van onrechtvaardigheid gelegitimeerd van hen die niet meer aarzelen zich ook duidelijk te uiten. Daarbij speelt ook nog eens de tweedeling in opleiding een niet geringe rol. Progressieve stellingnames nemen gelijktijdig toe met jaren van studie. Europese vrouwen van 25 tot 34 jaar hebben een hogere opleiding gevolgd dan jonge mannen van dezelfde leeftijd: 46% tegen 35%, volgens Eurostat.

Ondanks deze vooruitgang blijven de ongelijkheden tussen de geslachten groot. In 2022 was in Frankrijk het gemiddelde salaris van vrouwen 23,5% lager dan dat van mannen. De verantwoordelijkheid van 80% van éénoudergezinnen berust bij moeders; 20% van de vrouwen – 34% als zij kinderen hebben – komt bij echtscheiding in armoede terecht, tegen 8% van mannen, aldus een op 14 maart gepubliceerd onderzoek. De pensioenen van vrouwen zijn in Frankrijk 28% lager dan die van mannen.

Maar dat heeft niet de « backlash », de « terugkeer van de stok », verhinderd bij een fors aantal mannen wat betreft de emancipatie van vrouwen. Daar getuigt de bloei van mannelijke bewegingen van die een viriele conceptie van de wereld propageren. Nog erger, de kloof van waarden tussen de jongeren heeft al duidelijke consequenties in de politieke arena.

In Duitsland en Frankrijk keren jonge mannen van onder de 30 zich veel vaker dan senioren naar rechts-extremistische bewegingen, onderstreepte « The Economist » op 13 maart. Het Engelse weekblad herinnert er ook nog even aan dat 72% van de jonge Amerikaanse vrouwen bij de verkiezingen in 2022 democratisch stemde, tegen 54% van de jonge mannen. In 2008 was er vrijwel geen verschil. In Portugal floreerde de populistische rechtse partij Chega bij de algemene verkiezingen op 10 maart, dankzij massale steun van jonge laag of onopgeleide kiezers.

Een groot aantal laag opgeleide werkers afkomstig uit verlaten industriële regio’s die zich zien als slachtoffer van de mondialisering reageren bovendien hun gevoelens af op vrouwen, in het bijzonder op goed opgeleide en geëmancipeerde vrouwen. Het is moeilijk om niet te denken aan wat Simone de Beauvoir destijds zei: « Een politieke, economische en religieuze crisis is voldoende om het recht van vrouwen ter discussie te stellen. Vrouwen moeten hun hele leven waakzaam blijven. »

Politieke figuren als Donald Trump gedijen al mede dankzij de woede van jonge mannen. Het recht op abortus in de Verenigde Staten neemt af en wordt bedreigd in onder meer Italië. Tientallen jaren van emancipatie van vrouwen en de mars naar gelijke rechten dreigen zelfs in democratieën teloor te gaan. De waarschuwing van Simone de Beauvoir geldt meer dan ooit. Maar gezien de ontwikkelingen is het de (retorische) vraag of dat voldoende is.

 

Geschreven in april 2024 

 

 

De markt: het laatste funeste geloof van het Westen

 

Eind jaren 1990 raadde één van de vrienden van theoloog Harvey Cox hem aan de economische pers te lezen. Dat was volgens hem het beste middel om de wereld van de markt te begrijpen. Harvey Cox, professor aan de universiteit Harvard, interesseerde zich voor geen meter voor deze verhalen, maar op aandringen van zijn vriend begon hij dagelijks de « Wall Street Journal » te lezen en zich iedere week in de pagina’s economie en bedrijven in « Time » en « Newsweek » te verdiepen. « Ik verwachtte een terra incognita, maar ik had de ervaring van oude koek, » schreef hij een paar maanden later in een artikel in « The Atlantic ». « Deze pagina’s leken vreemd genoeg op Genesis, op de zendbrief van de apostel Paulus aan de Romeinen, op « de Stad van God » van de heilige Augustinus… »

Achter het jargon vindt men « de elementen van een groot verhaal over de zin van de menselijke geschiedenis, de redenen voor rampen en de manieren om de situatie weer recht te zetten: een mythologie van oorzaken, van verhalen over ondergang, van een leerstelling van zonde en verlossing », schreef hij. De rentevoet verhogen om inflatie te vermijden, niet toegeven aan de verleiding van staatsingrijpen en aan de geldpers, het openen van de markt voor nieuwe activiteiten, het praktiseren van ascese in de vorm van soberheid en afstand nemen van sociale bescherming… het geluk, de zegeningen, komen dan vanzelf weer terug. Met aan de top van deze « nieuwe theologie » de markt, waarvan Harvey Cox zegt dat deze met een hoofdletter moet beginnen « om tegelijkertijd het mysterie dat de markt omgeeft en de eerbied die de markt opwekt in de zakenwereld » uit te drukken. De Markt dus, in de gestalte van een diversiteit van markten van aard, omvang en belangrijkheid.

De markt, als sleutelinstituut van het functioneren van onze maatschappijen, centraal element in economische analyse, is volgens de Amerikaanse theoloog niet alleen de plaats waar aanbod en vraag elkaar ontmoeten, maar ook het mechanisme dat de prijzen bepaalt en de geproduceerde rijkdom in de maatschappij distribueert. De markt is een transcendente afgeronde eenheid geworden die men vreest, waarvan men de wetten bestudeert, die men probeert te begrijpen en te anticiperen. « Vroeger raakten de profeten in trance en informeerden zij de ongeruste bevolking over de humeuren van de goden, over het geschikte moment om op reis te gaan, om te trouwen of oorlog te voeren, » schrijft Cox. « Vandaag de dag worden de wispelturige verlangens van de markt verklaard door de dagelijkse bulletins van Wall Street en andere zintuiglijke organen van de geldwereld. Zo kunnen wij van dag tot dag weten of de markt « ongerust », « opgelucht », « nerveus » of soms « opgewonden » is ».

Aan het einde van de jaren 1990 was de mondialisering van de economie al een realiteit, die zich met name liet zien via crises. In juli 1997 probeerde de regering van Thailand zich te verdedigen tegen speculatieve aanvallen door een devaluatie van haar munt en ontketende zij daardoor een economische crisis die zich over heel Zuidoost-Azië uitbreidde. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) deblokkeerde tientallen miljarden dollars in ruil voor maatregelen ter liberalisering van de economieën. De economische pagina’s van de kranten stonden bol van duistere debatten over de bepalende elementen van de economische groei, monetair beleid en de zelfregelende vermogens van de markt. Harvey Cox was overigens niet de enige theoloog die in dat laatste het centrale principe opmerkte van een geloof dat door de zakenwereld en de westerse politieke elite omhelsd werd. David Loy, professor aan de universiteit Bunkyo Chigasaki (Japan) publiceerde in 1997 een essay in de « Journal of the American Academy of Religion », getiteld: « De religie van de markt ». Hij schreef: « Het concept van religie is bijzonder moeilijk te definiëren, maar als wij een functionalistische visie adopteren en religie opvatten als iets wat ons doet begrijpen wat de wereld is en wat onze rol erin is, dan wordt het ons duidelijk dat de traditionele religies deze functie steeds minder vervullen, omdat zij door andere systemen van geloven en waarden verdrongen zijn. Ons economische systeem moet dan ook begrepen worden als het vervullen van een religieuze functie. De economische wetenschap, als discipline, is minder een wetenschap dan de theologie van deze religie. Haar God, de Markt, is een perverse cirkel van altijd toenemende productie en consumptie geworden die pretendeert een seculier, een werelds heil te bieden. »

Theologen die flirten met de antropologie om de markt en de neo-klassieke economie te bekritiseren… dat kwam als een volslagen verrassing. Deze ideeën werden gedurende een tiental jaren druk bediscussieerd in deze geleerde gemeenschap. In 2007 vatte Richard Foltz, professor religieuze studies aan de universiteit Concordia, Montréal (Canada) een tiental jaren van bespiegelingen en debatten over de « religie van de markt » samen in de revue « Worldviews », daarbij oordelend dat het benaderen van de economie en het consumentisme door het theologische prisma « tegelijkertijd waardevol en potentieel nuttig was ».

Heeft paus Franciscus deze tekst gelezen? Deze ideeën waren in ieder geval voldoende doorgedrongen in de theologische microkosmos, voordat de paus in 2013 in zijn « Evangelii Gaudium » van leer trok tegen de « vergoddelijkte markt », de belangen waarvan zijn « getransformeerd in absolute voorschriften ». En hij voegde daaraan toe dat « wij geen enkel vertrouwen kunnen hebben in de blinde krachten en de onzichtbare hand van de markt ».

Deze historische ommekeer is komisch. Want de geboorte van het moderne idee van de markt in Europa in de achttiende eeuw is precies « de vrucht van de weigering van een op de goddelijke wet gefundeerde sociale orde », zoals de historicus Pierre Ronsanvallon in zijn in 1979 gepubliceerde boek « Le Capitalisme utopique. Histoire de l’idée de marché » stelt. Het gaat erom de markt te zien als een operator in staat om de menselijke passies duidelijk te vertalen – zonder ze te onderdrukken in naam van de moraal van priesters – om de maatschappij te doen functioneren. Drie eeuwen later neemt de Kerk revanche en beschuldigt op haar beurt de markt ervan te hebben gefaald inzake het harmonieus functioneren van de maatschappij, alsook de bewoonbaarheid van de planeet op het spel te hebben gezet.

In de Verenigde Staten, het heilige land van de « vrije markt », bleef het pauselijk offensief tegen het geloof in de deugden van de markt niet onopgemerkt. In hun laatste boek « De Grote Mythe. Hoe de industriëlen ons hebben geleerd de Staat te verafschuwen en de vrije markt te aanbidden » merken wetenschapshistorici Naomi Oreskes en Erik Conway op dat het « Laudato si » met een zekere vijandigheid werd ontvangen: niet vanwege de woorden over de bescherming van het « gemeenschappelijke huis », maar vanwege het weer ter discussie stellen van een zekere theologie van de markt. Door « zijn twijfel uit te spreken over de capaciteit van marktmechanismes om de uitdagingen, de problemen van onze tijd te doen kennen en aan te pakken, heeft de paus de woede opgewekt van alle politieke families, ongeacht of het nu rechts, links of het centrum betreft, » schrijven de historici. Voor hen is het het bewijs dat het « markt-fundamentalisme » in de Verenigde Staten het hele politieke spectrum heeft doordrongen en een breed gedragen geloof in de Amerikaanse maatschappij heeft doen ontstaan.

Waarom interesseren wetenschapshistorici zich voor aan de markt gelieerde geloven? Oreskes en Conway doen sinds een tiental jaren onderzoek naar de historische en politieke wortels van de twijfel aan de catastrofale voorspellingen van de milieuwetenschappen. In hun vertaalde boek « Les Marchands de doute » (Le Pommier, 2012) vragen de twee wetenschappers zich af waarom, in een maatschappij die zoveel waarde hecht aan wetenschap, bepaalde zeer betrouwbare kennis over klimaatopwarming, de effecten van pesticiden, en het verband tussen gezondheid en milieu systematisch in twijfel wordt getrokken – zelfs door personen die degelijke intellectuele scholing hebben genoten. Oreskes: « Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de belangrijkste oorzaak van deze ontkenningen de invloed van het markt-fundamentalisme is. Dat wil zeggen, het idee dat markten absoluut goed zijn en dat hun vrij functioneren geen grotere schadelijke effecten kan hebben dan overheidsregulering om die effecten te beperken. »

De milieucrisis breekt de geïdealiseerde visie van een alwetende en zelfregulerende markt af: het is het functioneren van markten dat de belangrijkste oorzaak is van de klimaatverandering en de verslechtering van het milieu. In hun laatste boek vervolgen beide Amerikaanse historici dit geëngageerde onderzoek van meer dan tien jaar. Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de confrontatie tussen wetenschap en religie in de westerse wereld: de astronomie van Galilei en de biologie van Darwin stootten zich gedurende eeuwen aan de leer van de katholieke kerk. Nu zijn het de milieuwetenschappen die zich afzetten tegen de theologie van de markt.

De econome Hélène Tordjman, onderzoekster aan het Centre d’économie van de universiteit Parijs-Noord, heeft deze nieuwe gebruiken van de financiële wereld en de mechanismen van de markt in een belangrijk boek gedetailleerd (« La Croissance verte contre la nature. Critique de l’écologie marchande », (La Découverte): het creëren van een markt voor CO2-uitstoot, het vaststellen van een prijs voor ecosystemische diensten om deze te integreren in het functioneren van de economie, het creëren van financiële instrumenten voor het valoriseren van het in bossen opgeslagen CO2 om de uitstoot van andere sectoren te compenseren… deze tendens, zo schrijft deze econome, getuigt niet alleen van een « vastberaden wil om alle vormen van leven te beheersen en te gebruiken », maar ook van een « onwrikbaar geloof in de mechanismen van de markt ». « Paradoxaal genoeg verwachten we een antwoord te kunnen geven op de door de uitbreiding van markten en de technische vloedgolf veroorzaakte verwoestingen met nog meer markt en techniek ».

Of het nu gaat over het vrijlaten van de markt of het uitbreiden van zijn greep op de natuurlijke wereld door de creatie van kunstmatige markten, het politieke antwoord op de problemen van vandaag gaat kennelijk gepaard met het geloof dat de markt een grenzeloze macht heeft, in het bijzonder inzake de wetten van de natuur. « Als je steeds weer uitdrukkingen hoort als « de onzichtbare hand van de markt » of « de wijsheid van de markt, begrijp je dat de markt het object is van een bijna mystieke verering, » aldus Naomi Oreskes. De term « onzichtbare hand van de markt » wordt overigens ten onrechte aan Adam Smith toegekend, wiens boek « An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations » (1776) de grondslag legde voor het economisch liberalisme. Het is de Franse filosoof en historicus Elie Halévy (1870-1937), wiens werken werden verspreid in de academische anglo-saksische milieus, die in het begin van de twintigste eeuw de « onzichtbare hand van de markt » formuleerde in termen van « spontane harmonie van egoïsmen » en van « natuurlijke identiteit van belangen ». Hij combineerde de « onzichtbare hand van de markt » met het idee dat vrije concurrentie van privé-belangen noodzakelijkerwijs leidt tot een zegenrijk resultaat voor de collectiviteit. Dat heeft er toe bijgedragen dat Adam Smith als een apoloog van de markt of ten minste als een wegbereider van het neoliberalisme werd afgeschilderd.

De uitdrukking « the invisible hand of the market » werd overigens pas rond 1950 gebruikt, dus 175 jaar na het befaamde boek van Adam Smith. Het gebruik ervan nam daarna in heel Europa snel toe. Het begrip begon in de jaren 1950 via de Chicago School (een denkrichting ontwikkeld door economen aan de universiteit van Chicago) zijn invloed uit te oefenen in de academische wereld, in internationale instituten, en bij economen en politici. Voor de aanhangers van de Chicago School en hun symbolische en inspirerende vertegenwoordigers zoals Friedrich Hayek, Milton Friedman en George Stigler moet er minder overheidsingrijpen zijn, moeten er onafhankelijke centrale banken zijn en vooral vrije markten, waarbij de beste economische uitkomsten worden bereikt bij weinig tot geen regulering. Bij dit programma, dat men vandaag de dag neo-liberaal noemt, kwam in de jaren 1950 een mathematische revolutie die de financiële wereld en het beeld dat zijn hoofdrolspelers van de markt hadden, volledig veranderde.

Zo kan de hele wereld van nu en in de toekomst op de markt gebracht worden, maar wordt de markt zelf ook een soort spiegel van de wereld. « En wel zodanig dat hij voor velen een werkelijke cultus werd, » schrijft de wiskundige Nicolas Bouleau in zijn boek « le Mensonge de la finance » (Ed de l’Atelier, 2018). « De markt wordt een soort onpartijdige en vreedzame godheid begiftigd met mysterieuze rekentalenten ». Deze wiskundige houdt niet op met dit af te wijzen en te zeggen dat het een gevaarlijke illusie is: het beeld van de wereld dat de financiële markten de economische en politieke elites weerspiegelen, is bedrieglijk, misleidend. « Vandaag de dag hebben wij twee niet verenigbare rationaliteiten, die van de markt en die van de fysieke wereld. En waar de rationaliteit van de markt de overhand heeft, gaan we geconfronteerd worden met catastrofale tegenslagen en teleurstellingen, » aldus Bouleau.

Het geloof in de deugden van de markt is slechts één van de geloven die het economische veld doorkruisen – te beginnen met collectieve geloven in de waarde van handelswaar, van geld, van kostbare metalen – en die al heel lag het object van talrijke werken zijn. In het bijzonder die van Marcel Mauss (1872-1950), één van de vaders van de Franse antropologie, en de Oostenrijks-Hongaarse econoom en historicus Karl Polanyi (1886-1964). Zijn boek « The great Transformation, origins politics and economics of our Time » (1944) is de eerste grote kritische analyse van de sociale, politieke en in een zeker opzicht ook de milieu-consequenties van de greep van de markt op het geheel van sociale processen. Het werk van theoretici en uitvoerders op economisch gebied is ook deels gefundeerd op een geheel van geloven, wat onder meer aangetoond is door de Franse socioloog Frédéric Lebaron (« La Crise de la croyance économique » (Ed du Croquant, 2010) en door de Amerikaanse econoom Robert H. Nelson (« Economics as Religion. From Samuelson to Chicago and Beyond » PennState University Press, 2001).

Voor de econoom Eloi Laurent, Observatoire français des conjonctures économiques, Sciences Po, schrijver van « Economie pour le XXI siècle. Manuel des transitions justes » (La Découverte, 2023), is het geloof in de markt echter niet het belangrijkste bepalende element van het functioneren van liberale economieën. « Het fundamentele geloof is veel eerder de noodzaak van economische groei, en wel zodanig dat zij in 1944 in marmer gegraveerd werd tijdens de conferentie van Bretton Woods, » laat deze wetenschapper weten. « Als wij in dit kader blijven, of het nu in een systeem met of zonder vrije markt is, komen wij altijd uit op economische groei. »

De in Frankrijk zeer bekende en in 2023 voortijdig overleden econoom Daniel Cohen was er ook van overtuigd dat de noodzaak van economische groei het geloof is dat alle andere geloven in de economie overheerst. Zij « is de religie van de moderne wereld, het elixer dat conflicten kalmeert, de belofte van een oneindige vooruitgang », schreef hij in 2015 (« Le monde est clos et le desir infini » Albin Michel). Harvey Cox zei het in zijn boek « The Market as God » niet veel anders: « Het eerste gebod van de Markt: er is nooit genoeg! »

Op een beperkte Aarde zonder nooduitgang betekent dat dat wij zo steeds verder op weg zijn naar een zesde massale uitsterven op deze planeet, dit keer door menselijke activiteiten. En dat wordt versterkt door macht en geld, een combinatie die absoluut corrumpeert: zie de grote oliemaatschappijen die vijftig jaar geleden al wisten dat hun activiteiten klimaatopwarming veroorzaakten. Laten we dus een gezond wantrouwen koesteren tegen macht en geld.

 

Geschreven in mei 2024