Civis Mundi Digitaal #147
Toen op 19 juni 2023, na twintig jaar moeizame onderhandelingen, in het kader van het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS) het verdrag « Biodiversity Beyond National Jurisdiction » voor bescherming van de biodiversiteit in de zee werd gesloten, ging er een juichkreet op en werd er gesproken van een « historische beslissing ». Dit verdrag heeft de ambitie om een dwingend juridisch kader te creëren voor bijna twee derde van de mondiale oceaan: een gigantische deel van de planeet dat niemand toebehoort.
Nauwelijks 1% van de volle zee kent nu beschermingsmaatregelen. Het verdrag biedt nu de mogelijkheid om in zijn algemeenheid delen van de volle zee te beschermen, maar het doel gaat veel verder, want het richt zich op « de instandhouding en het duurzaam gebruik van de biologische zee-diversiteit » buiten nationale wateren. Met andere woorden, het verdrag moet ook de exploitatie van genetische hulpbronnen inkaderen.
Inmiddels hebben negentig landen het verdrag getekend, maar slechts vijf hebben het tot dusverre geratificeerd: de Palaos-eilanden, Chili, Belize, de Seychellen en Monaco.
Illegale en legale visserij, zeetransport, vervuiling (geluid, plastic, chemische vervuiling), exploratie met als doel de zeebodems te exploiteren, verzuring… de bedreigingen nemen steeds meer toe, terwijl de zee in de eenentwintigste eeuw niet meer door verre afgelegenheid beschermd wordt. Zijn met dit verdrag nu alle problemen opgelost? Nee dus, want afgezien van de principes in het verdrag moet een groot deel van de procedures nog bedacht worden.
Het eerste van de vier hoofdstukken van het verdrag is gewijd aan een « rechtvaardige en billijke verdeling van de voordelen afkomstig uit de genetische hulpbronnen in de volle zee. Sponzen, krill, algen en bacteriën zijn interessant voor sectoren van cosmetica en diervoeding tot de farmacie. Hun gebruik zou zich verder kunnen ontwikkelen in biobrandstoffen, in antibiotica, enzovoort. Volgens prof. Robert Blasiak van het « Stockholm Resilience Centre » is de waarde van vijf medicijnen, die het profijt van DNA van zee-organismen hebben aangetoond en tussen 2011 en 2020 officieel zijn goedgekeurd, al meer dan 11 miljard euro. Het probleem: de overgrote meerderheid van de patenten betreffende de zee-genetica is door slechts tien landen gedeponeerd. Het verdrag spreekt zich niet uit over hoe deze inkomsten herverdeeld moeten worden, hoewel de tekst aangeeft dat er rekening moet worden gehouden met autochtone volkeren. Hetzelfde geldt min of meer ook voor « geen geldelijke voordelen » van exploitatie van de volle zee.
Eén of meer landen die het verdrag geratificeerd hebben, kunnen volgens het verdrag de creatie van beschermde zeegebieden voorstellen. Zij moeten daarvoor een goed beargumenteerde wetenschappelijke evaluatie en voorstellen voor surveillerende en controlemaatregelen van de betreffende zone leveren. Het verdrag sluit vervolgens niet alle activiteiten uit, maar staat een gematigde exploitatie van natuurlijke hulpbronnen voor. Maar op dit moment is er niet of nauwelijks iets bekend over de beschikbare financiële, menselijke, wetenschappelijke en controlemiddelen die daarvoor in deze beschermde zee-zones nodig zijn. Daarnaast rijst de vraag wat er onder een « gematigde exploitatie van natuurlijke hulpbronnen » begrepen moet worden.
In het verdrag is ook een hoofdstuk gewijd aan noodzakelijke studies over de milieu-impact van activiteiten die verdacht worden van « belangrijke vervuiling of aanzienlijke en schadelijke veranderingen van het zee-milieu ». Zij moeten rekening houden met gecumuleerde effecten en publiek gemaakt worden. Maar uiteindelijk blijven de landen wat dit betreft soeverein.
Er moet nog heel wat gebeuren voor het in werking treden van het BBNJ. Ten minste zestig landen moeten het verdrag ratificeren voordat het 120 dagen later van kracht wordt. Daarna moet het nog verrijkt worden met een bijeenkomst van alle partijen en met een wetenschappelijke raad. Wellicht is het beste nieuws dat een beschermingsproject niet meer, zoals bij andere verdragen, door één dwarsliggend land geblokkeerd kan worden. Een beschermingsproject kan vorm krijgen als driekwart van de betreffende partijen het eens zijn geworden.
Zoals gezegd geldt het verdrag niet voor nationale (kust)wateren. Die kunnen dus tot op het bot geplunderd worden, zoals Noorwegen doet in haar zoektocht naar mangaanknollen. Frankrijk, die het verdrag met kracht steunt, heeft met zijn overzeese gebiedsdelen een enorme oppervlakte aan territoriale wateren in de Grote Oceaan en heeft ook grootse plannen voor de exploitatie daarvan. Zacht gezegd, enige hypocrisie is landen met territoriale wateren die het BBNJ steunen niet vreemd.
Geschreven in juni 2024