Civis Mundi Digitaal #148
Bespreking van Dirk de Schutter en Hannah Arendt, Martin Heidegger- een apologie. Uitg. Klement, 2015.
De betrokkenheid van Heidegger bij het nationaalsocialisme is in vorige artikelen al aan de orde gekomen. Velen hebben daar moeite mee. Een bekend filosoof dient een voorbeeld te zijn van onafhankelijk denken. Zijn betrokkenheid wordt echter vaak breder uitgemeten dan wat het feitelijk voorstelde, zo bleek uit eerdere besprekingen. Hoe zit het nu precies? En wat zijn de consequenties voor zijn denken?
Om nuanceringen aan te brengen is het de moeite waard het betoog van het boek weer te geven. Al eerder werd gezegd dat Heideggers denken los staat van zijn lidmaatschap van de NSDAP en er niet door werd beïnvloed. Wel andersom, zijn lidmaatschap vloeide voort uit de hoop op een verandering in de omgang met techniek en industrie, die echter juist werd ingezet voor oorlogsdoeleinden en de vernietiging van het menselijke in plaats van het behoeden van het menselijke.
Er is een wezenlijk verschil tussen de visie van Heidegger en die van het nazisme, zoals De Schutter toelicht. Er zijn echter schrijvers die daar anders over denken, zoals Peter Trawny in zijn geruchtmakende boek Heidegger en de mythe van de Joodse wereldsamenzwering. De titel lijkt te wijzen op een complottheorie. Het boek van De Schutter is een apologie, een verdediging die daar tegenin gaat. Hij vindt steun bij Hannah Arendt en voegt haar radiorede bij gelegenheid van Heideggers tachtigste verjaardag in 1969 toe aan zijn betoog. De Schutter was hoogleraar filosofie te Leuven, Brussel en Antwerpen, vertaalde met Remi Peeters boeken van Arendt en schreef verschillende boeken over haar en over Heidegger, waarvan er een in dit nummer wordt besproken en een ander in het vorige nummer.
Hannah Arendt schreef over antisemitisme, maar brengt dat niet in verband met Heidegger
Het vermeende antisemitisme
Deel 1 heeft als titel ‘het vermeende antisemitisme van Heidegger’, en hij laat doorschemeren dat hem dit ten onrechte wordt toegedicht. Deel 2 is de lezing van Hannah Arendt, zijn joodse studente met wie hij een relatie had en na de oorlog de vriendschap herstelde. Zijn Joodse hoogleraar Husserl heeft hij altijd in ere gehouden als zijn leermeester, ook toen hij zijn opdracht aan hem in zijn beroemde hoofdwerk Sein und Zeit moest schrappen van de Nazi’s. Maar hij nam wel afstand van zijn fenomenologische visie. Deze persoonlijke relaties met zijn joodse studente en zijn joodse leermeester wijzen erop dat er in elk geval wat hen betreft geen sprake was van antisemitisme. Trawny geeft toe dat het antisemitsisme van Heidegger van een andere orde was dan dat van de Nazi’s. Hij noemt het ‘zijnshistorisch antisemitisme’, waarover later meer om het antisemistische gehalte van deze filosofie te bepalen. Volgens De Schutter was er helemaal geen sprake van antisemitisme, laat staan van nazi-antisemitisme. Een vriend, een filosoof die Heideggers filosofie vrij goed kent, vertelde dat er in zijn dagboeken slechts drie passages van de duizenden over het Jodendom gaan. Het is geen relevant thema bij Heidegger.
De Schutter begint met een citaat van Plato uit zijn dialoog De apologie, de verdediging van Socrates, die ter dood veroordeeld werd. De veroordeling lijkt overtuigend. “En toch klopt er eigenlijk niets van hun betoog.” (p9,11) Wat klopt er niet?
De beschuldiging dat Heideggers filosofie een antisemitische geheime leer bevat als kern(gedachte) is ongegrond. Deze leer zou niet of nauwelijks in zijn gepubliceerde werk zijn opgenomen. Maar ook in zijn dagboeken en verzameld werk van 25.000 blz. in honderd delen inclusief collegedictaten is deze geheime leer niet te vinden. Heidegger zou hierover hebben gelogen en zou een onbetrouwbare figuur zijn. Een argument is dat Arendt Heidegger in een brief aan Karl Jaspers een keer als ‘leugenaar’ betitelt, terwijl ze in 1969 een lofrede over hem uitspreekt, die meer representatief voor haar visie geacht mag worden dan een uit de context gehaalde ‘slip of the pen’.
Ook Heideggers kritiek op Husserl zou voortkomen uit antisemitisme, terwijl het een inhoudelijke filosofische kwestie betreft, zoals in de bespreking van het boek over Heidegger beknopt is aangegeven.
Heidegger schreef weliswaar over “(overigens ook door de Joden erkende) ‘verjoodsing van de universiteiten’,” vanwege het feitelijk grote aantal Joodse docenten en intellectuelen. Hij schreef echter in 1932 ook al over “het gepruts en de flauwekul van de nazi’s”. (p14) Hetgeen hem niet verhinderde lid te worden van de NSDAP. Waarom? Wilde hij hun ‘gepruts’ op universitair gebied verhinderen?
Het beroemde boek “waarmee heel weinig publicaties uit deze eeuw zich kunnen meten,” aldus Hannah Arendt (p47)
Heideggers zijnsfilosofie en techniekfilosofie
Na de aanklacht volgt het hoofdstuk ‘Heideggers denken weggeveegd’. Trawny gaat niet in op zijn filosofie die niets met nazisme en antisemitisme te maken had. Heidegger was trouwens een apolitiek denker en liet zich niet in met politiek. Afgezien van zijn ‘fatale’ lidmaatschap van de NSDAP, dat vereist was om rector te kunnen worden van zijn universiteit, waar hij het onderwijs wilde hervormen en beschermen tegen Nazi-invloeden. Dat bleek niet mogelijk en hij nam al binnen tien maanden ontslag als rector, maar bleef lid van de NSDAP. Dat laatste is hem erg kwalijk genomen.
Heideggers filosofie van de techniek kwam in andere artikelen aan bod. “De techniek is de hedendaagse manier van in-de-wereld-zijn. Wij... existeren op een technische manier: ons denken en spreken, onze ervaringen en onze activiteiten zijn door en door technisch van aard.” (p17) Heidegger was daar (terecht) bezorgd over en had oog voor de gevaren ervan. Hij wilde (terug naar) een andere zijnservaring, waarbij het zijn uit zijn verborgenheid zou komen, zoals bij de oude Grieken het geval was. In de loop van de geschiedenis is het zijn namelijk vergeten en verborgen en werd het overheerst door de zijnde dingen, zoals elders is toegelicht.
“Heidegger geloofde in de zijnshistorische opdracht van de Duitsers: dat zij de techniek – de laatste schikking in de zijnsgeschiedenis die met de Grieken begonnen is – zouden overwinnen en een nieuwe geschiedenis stichten; dat zij zouden terugkeren naar het Griekse begin en dat begin zouden hernemen met een hernieuwde aandacht voor de menselijke existentie... voor de waarheid als onverborgenheid of alètheia, voor de kunsten; dat zij de mens als sterveling een plaats zouden geven op deze aarde. De kolossale vergissing van Heidegger bestaat erin dat hij geloofd heeft dat deze (zijnshistorische) opdracht, die alleen hij in gedachten had, door Hitler... en co zou worden vervuld, omdat ze de mond vol hadden van ‘de Duitse zending’... Te laat heeft Heidegger beseft dat het nazisme de confrontatie met de techniek helemaal niet aanging, maar juist het dolgedraaide technische rekenen en functioneren vertegenwoordigde... de geperverteerde logica van de Verlichting.” (p37, zie ook Horkheimer en Adorno, Dialectiek van de Verlichting)
Hij kon in 1933 nog niet weten wat het nazisme in petto had, toen “nazi-Duitsland door velen in Europa met bewondering werd gadegeslagen. De dagbladartikelen logen er niet om... ‘Het land heeft de depressie en de werkloosheid overwonnen’.” (p36) Heideggers “kolossale vergissing” was zijn hoop en verwachting van een andere dan de technische rationaliteit bij het nazisme. De verwachtingen van een groot deel van het volk waren hoog gespannen en werden opgeklopt door het nationalisme. De nazi’s konden tot zijn grote teleurstelling de “zijnshistorische opdracht die de Duitsers volgens Heidegger toebedeeld is, niet vervullen”.
Deze speciale filosofische dus geen politieke missie binnen de zijnsgeschiedenis van de Duitsers “komt hun toe om de zijnsgeschiedenis, die in Hellas van de zesde eeuw een aanvang heeft genomen, te herbeginnen. Deze zonderlinge gedachten ontspringen niet alleen aan de idiosyncratische hersenspinsels van Heidegger. De uitzonderlijke lotsverbondenheid van de Grieken en de Duitsers is een gedachte die we ook terugvinden bij Hölderlin... en Hermann Cohen (van Joodse origine)...in Deutschtum und Judentum.” p25) Dit impliceert nog geen antisemitisme. Ook Nietzsche voelde verwantschap met Griekse filosofen. Dit komt echter niet alleen bij Duitsers voor. Ook Camus en andere schrijvers voelden zich verwant met de oude Grieken. Hannah Arendt, Martha Nussbaum (zie CM 119) en tal van andere filosofen grijpen terug op de Grieken. Duitsland wordt een land van dichters en denkers genoemd. Enige overeenkomst met de Grieken is niet ver gezocht. Maar dat kun je ook zeggen van het rationalisme en het classicisme van de Fransen. De Europese cultuur gaat deels terug op de Grieken, deels op de Joden en deels op de Romeinen, Germanen, Kelten, Slavische en andere volken. Het Nazisme verheerlijkte niet de Griekse wortels zoals bij Heidegger e.a. maar de Germaanse wortels, niets daarvan bij Heidegger, die zich overigens wel sterk verbonden voelde met zijn Beierse woongebied en zijn berghut.
In bovengeboemd werk heeft Heidegger zijn techniekfilosofie samengevat
Bezorgdheid om de techniek
Heidegger maakte zich zorgen om de techniek en de technische zijnswijze en zocht een andere zijnswijze, meer verwant met die van de oude Grieken, en stond daarin niet alleen. Hij hoopte met zijn rectoraat het universitaire onderwijs een ander metafysische richting te kunnen geven in de hoop dat het nazisme zijn kritische houding ten opzichte van de techniek met hem zou delen. Maar het omarmde de techniek en de industrie, die de vorm van wapentechnologie en oorlogsindustrie aannam en diametraal tegenover de visie van Heidegger kwam te staan. De ontstellende verwoestingen van de totale oorlog en de holocaust zijn in die mate mogelijk geworden door de techniek. (Kern)oorlogsdreiging is ook tegenwoordig niet van de baan. Gevaren van techniek zijn veeleer grootschaliger en complexer geworden. “Heidegger... gruwde van de oorlog en de volkerenmoord.” (p37)
“Het mag duidelijk zijn dat veertig jaar na zijn dood in 1976 door de verspreiding van computers en smartphones... internet en cyberspace de greep van de techniek op het dagelijks leven alleen maar is toegenomen. Het gevaar van die ontwikkeling bestaat erin dat alles op een technische manier verschijnt, dat wil zeggen: dat controle en manipulatie op alles beslag leggen en dat alle problemen aangepakt worden alsof ze technische problemen zijn die om... een technische ingreep vragen. Maar wat, vraagt Heidegger, als belangrijke dingen uit het menselijke bestaan (vriendschap, rouw, opvoeding, enzovoort) zich wezenlijk aan de controle en de manipulatie onttrekken?” (p17)
De ‘Boulevard des Misères’, zoals de hoofdweg door de kampgevangenen werd genoemd. Langs deze weg lag de spoorlijn en vertrokken in de Tweede Wereldoorlog de treinen naar de vernietigingskampen in het oosten. (Kamp Westerbork) https://historiek.net/kamp-westerbork-concentratiekamp/68394/
Een andere rationaliteit
Heidegger zocht naar een andere rationaliteit, evenals Max Weber, Karl Mannheim, de Frankfurter Schule, Carl Friedrich von Weizsacker en vele anderen. “Heidegger bekritiseert de wetenschappelijke rationaliteit die rekent en bewijst, die experimenteert en verifieert, die de juistheid van haar stellingen in wiskundige formules weergeeft, maar de vraag naar de zin en betekenis uit het oog verliest. Hij ontkent niet... de ongelofelijke successen, maar hij poogt die rationaliteit – net zoals de ermee gepaard gaande techniek – te omgrenzen. Hij zoekt naar een denken dat niet rekent, maar zich bezint en aandacht heeft voor het niet te ontraadselen geheim van de menselijke existentie. Hij vindt die aandacht in de kunsten, voornamelijk maar niet uitsluitend in de poëzie, en in de mystiek.” (p18)
Bij het nazisme kwam hij ‘van een koude kermis thuis’. Daar werd hij geconfronteerd met de excessen van de techniek op weergaloos vernietigende wijze op het slagveld en in vernietigingskampen, die de menselijke existentie tot minder dan een ding, tot as reduceerden. Heidegger heeft zich ook uitgesproken over de vernietigingskampen. "’Honderdduizenden sterven. Sterven ze?... Ze worden omgebracht... opgenomen in een bestand dat de fabricage van lijken bijhoudt... onopvallend geliquideerd in vernietigingskampen... Massaal veel rampen door de talloze, gruwelijk ongestorven doden overal’.”
“Omgebracht als vee, geliquideerd als ongedierte... wordt hun sterven ontnomen... De kampgevangen zijn... van hun menselijkheid beroofd, doordat ze beroofd zijn van de mogelijkheid een eigen dood te sterven en als ongedierte zijn geliquideerd... Naarmate het kwaad naar buiten kwam, groeide de schaamte – de schaamte hier ooit op directe en indirecte manier aan meegewerkt te hebben,” vertrouwde hij zijn vriend Karl Jaspers in brieven toe. (p34,35)
Bekende Joden: van links naar rechts Judas Maccabeus, Josephus, Akiva ben Joseph, Maimonides, Baruch Spinoza, Sigmund Freud, Sholem Aleichem, Albert Einstein, Emmy Noether, David Ben-Gurion, Marc Chagall en Natalie Portman Er waren veel prominente Joden, niet alleen op wetenschappelijk en techniesch gebied
Jodendom en techniek
“Heideggers kritiek op het Jodendom valt samen met zijn kritiek op het rekenende denken.” Dit noemt Trawny ‘zijnshistorisch antisemitisme’. Heidegger “acht het Jodendom mede verantwoordelijk voor de verspreiding van het technisch vernuft... ‘het uitgangspunt bood voor het zich breed maken van een voor het overige lege rationaliteit en rekenvaardigheid’... die mede door het Jodendom tot ontwikkeling gekomen is.” (p26,27) Zoiets kan evenzeer of meer worden gezegd van de Grieken. Bij Pythagoras, Plato en anderen speelde wiskunde en arithmetica een prominente rol.
Een andere overeenkomst tussen het Jodendom en de techniek is de ‘wereldloosheid’ en ‘ontworteling’, die voortkomt uit de Joodse diaspora over de aarde. Techniek is evenmin plaatsgebonden. “Door de technische rationaliteit is de mens veranderd van een aardbewoner, (een ‘grondeling’) in een ruimtebewoner. Trawny lijkt zich niet te kunnen vinden in Heideggers kritiek op het technische bestel, en hij ziet de link die Heidegger legt tussen techniek, Jodendom en ontworteling, alleen maar als een uiting van antisemitisme. Dit [zgn.] antisemitsme wordt in elk geval gedeeld door de belangrijke (joodse) filosoof Emmanuel Levinas [...Hij] bevestigt de analyse van Heidegger, die het Jodendom verbindt met techniek en ontworteling.” (p27,28)
De in dit nummer besproken kritische techniekfilosofen hebben vaak een Joodse achtergrond. Dat geldt ook voor leden van de Frankfurter Schule, die evenals Heidegger de technische instrumentele rationaliteit aan de kaak stelden. Het antisemitisme van het zijnshistorisch denken van Heidegger en zijn daaruit voortvloeiende kritiek is moeilijk hard te maken als hij een dergelijke stellingname deelt met Joodse filosofen. Joden hebben veel bijgedragen in wetenschap en technologie, aan de technische rationaliteit, maar ook aan de kritiek daarop. Een constatering die niets met antsemitisme heeft te maken.
“Jacques Derrida heeft op de parallellen gewezen tussen Heidegger en het Jodendom: bij beide is sprake van een zoektocht naar de plaats die geen verbondenheid met een territorium impliceert, maar een ervaring van de ophefbare vreemdheid die elk wonen doorkruist. Het nergens thuishoren, de stemming van het unheimliche, is vanaf Sein und Zeit een onuitwisbaar element in Heideggers denken: het wonen waarover hij geschreven heeft, is nooit een inbezitname, maar een hoeden van de geheimzinnige nabijheid van de aarde. Die nabijheid schenkt aan de mens de mogelijkheid om zinvol te existeren, die nabijheid wordt door de techniek verwoest.” Hier lijkt ook een verschil met het huidige Israël, dat land van de Palestijnen in bezit neemt. En een verschil met de Blut-und-Boden ideologie van de Nazi’s.
Naast zijn kritiek op de techniek is Heideggers gebruik van het begrip ‘ras’ een ander verschil met de Nazi’s. “’Heidegger zal altijd staande houden dat het zijn van de mens niet vanuit het raciale begrepen kan worden, zoals het evenmin vanuit het biologische of organische kan worden begrepen... De definitie, die de mens vanuit het dierlijke begrijpt, komt volgens Heidegger neer op een minachting... van de mens als redelijk dier... Daarom neemt Heidegger ook afstand van het raciale denken, zoals dat door het nazisme wordt bedreven.” (p17,29)
Dirk de Schutter
Ontheemd, ontworteld en onbehuisd
“De technische rationaliteit sticht geen wereld, maar een bestel waarin alles en iedereen naar zijn functionaliteit berekend wordt. Het technische bestel ontwortelt en laat de mens ontheemd achter... Er is geen enkele religie... politieke strekking... levensbeschouwing, die onderdak biedt: noch het communisme... noch ‘the American way of life’, noch het christendom, noch het Jodendom, noch het nationaalsocialisme. In deze gelijkschakeling toont zich het wezenlijke nihilisme van onze tijd.” (p31) Bot gezegd is het allemaal één pot nat, dat geen oplossing en alternatief biedt voor de hachelijke technische wijzen van zijn en leven. Er zijn echter wel gradaties tussen het totalitarisme in de vorm van het communisme en het nationaalsocialisme, het (neo)liberalisme en een meer religieuze en filosofische levensvisie.
Arendt leerde Heidegger kennen als 18-jarige studente in 1924 en hervatte het contact na de oorlog
Gedenkwaardige lezing van Hannah Arendt
De Schutter eindigt met de radiotoespraak van Hannah Arendt bij de tachtigste verjaardag van Heidegger, die een overeenkomstige strekking heeft, maar meer het karakter heeft van een lofrede. De tekst is moeilijk weer te geven vanwege het vaak plechtstatige en soms ‘wollig’ aandoende taalgebruik. Hierbij toch een bescheiden poging tot een nuchtere samenvatting. Arendt is een jodin en heeft Heidegger heel persoonlijk gekend, maar rept in het geheel niet over antisemitisme. Zij toont begrip voor zijn menselijk falen en heeft vooral oog voor zijn verdiensten, zonder voorbij te gaan aan zijn betrokkenheid bij het nazisme.
Ze begint met zijn verdienste als “opstandige” docent en oorspronkelijke, vernieuwende filosoof, want zo heeft ze hem leren kennen. Ze noemt hem naar een sprookje van de dichter Novalis “de geheime koning in het rijk van het denken”. Geheim in de zin van “onderaardse invloed” omdat zijn invloed “veel verder reikt dan de kring van leerlingen en dan wat men gewoonlijk onder filosofie verstaat”. (p50)
Hij baant zich nieuwe wegen, ’Holzwege’, bospaden, genoemd, waarbij houthakkers zich een weg banen ter ontsluiting van het bos. Het is de titel van een bundel essays van 1935 tot 1946. Hij beoefende zijn denken met aanstekelijke passie en plaatst het denken in de wereld. Verder is hij een kritisch denker, die telkens opnieuw begint, “geen herroepen, maar een opnieuw denken wat al gedacht is”. “Retractatio” noemt hij dat (p54) Het is ook een tweegesprek met zichzelf, zoals Plato schreef in De sofist (263e)
Naar het voorbeeld van Plato neemt Heidegger als uitgangspunt “het vermogen om zich te verwonderen over het eenvoudige... en deze verwondering tot woonplaats te nemen.” (p55) Deze woonplaats van de denker noemt hij “een oord van stilte”. Het is ook een oord van bezinning. “Het denken, zegt Heidegger, is ‘het benaderen van het verre’.” (p56). Het neemt afstand van de nabije dingen en trekt zich terug “van de wereld der menselijke aangelegenheden”, hoewel het denken zich daarover ook kan verwonderen en “over deze aangelegeheden nadenkt”. (p57)
Het risico is dat de denker die zijn blik richt op de verte en de sterren, in een gat of put trapt, zoals de eerste Griekse filosoof Thales van Milete overkwam. Te vergelijken met de misstap van Heidegger, die met grootse metafysische verwachtingen in het gat van het nazisme trapte. Plato heeft ook de misstap begaan door zijn diensten aan te bieden aan een tiran op Sicilië “om hem op het goede spoor te zetten”. Dat is Heidegger bij Hitler evenmin gelukt. Daar was hij al vrij snel achter, binnen tien maanden.
“Wij kunnen er bezwaarlijk omheen... dat zowel Plato als Heidegger hun toevlucht gezocht hebben bij tirannen en totalitaire heersers toen ze zich inlieten met de menselijke aangelegenheden... In de theorieën van haast alle grote denkers valt een voorliefde voor het tirannieke te bespeuren (Kant is de grote uitzondering).” Gelukkig zijn er meer uitzonderingen.
Arendt meent dat Heidegger de wil, de wil tot macht en de ‘gelatenheid’, de wil om niet te willen, ontdekt heeft na de verwerking van zijn betrokkenheid bij het nazisme. “Want alleen ‘door het niet-willen heen’, alleen als wij ‘ons het willen ontwennen’, kunnen wij ons inlaten met het gezochte wezen van het denken dat een niet willen is.’ (Gelassenheit, p 32)” (p60) Een diepzinnige, meditatieve uitspraak, die het beschouwende bezinnende denken onderscheidt van het strevende instrumentele en berekenende denken, dat middelen berekent om doelen te bereiken en ondergeschikt is aan de wil.
Arendt maakt tenslotte de vergelijking met Plato door het denken van beiden met een storm te vergelijken, die “komt vanuit het oeroude, en wat hij achterlaat, is volmaakt, en onovertroffen, en vindt zoals al het volmaakte en onovertroffen, in het oeroude een onderkomen.” Zo prijst ze Heidegger en Plato de hemel in.
Concluderend geldt dat op grond van de kennisname tot dusver geen nationaalsocialistische en antisemitische inhouden in het apolitieke filosofische werk van Heidegger te bespeuren zijn, dat een wereld van verschil laat zien. Het betoog van De Schutter komt overtuigend en onderbouwd over en blijkt gebaseerd op grondige kennis van Heidegger.