Civis Mundi Digitaal #148
Bespreking van Graham Harman, Objectgeoriënteerde ontologie. Een nieuwe theorie van alles. Boom, 2024.
Het vorige nummer van Civis Mundi (#147) bevatte een weergave van de eerste twee hoofdstukken. Nu de overige vijf hoofdstukken.
OOO en ANT
Menselijk denken is niet wezenlijk anders dan de biljoenen niet-menselijke entiteit in het universum. “Er is dus geen alternatief dan het pad te bewandelen dat voor het eerst gebaand is door de actor-netwerk-theorie (ANT), die onder de sociale theorieën ongeëvenaard is als het gaat om de aandacht voor niet-menselijke entiteiten.” (p94). Echter, ANT reduceert actoren tot hun wederzijdse effecten op elkaar. Dit is onjuist volgens Harman, omdat er veel relaties niet-wederkerig of asymmetrisch zijn, of allebei. Daarom moeten samenlevingen op een compleet andere manier benaderd worden dan ANT doet. Wat beide scholen (Latours ANT en Harmans OOO) gemeen hebben is dat politiek een vorm van kennis is die verworven kan worden door wetenschappelijk bewijs of technische expertise.
ANT verliest het verschil tussen wat een ding is en wat het doet (het effect) geheel uit het oog. Dit maakt het volgens Harman een tot een overmijnende methode, Volgens ANT is het haar op het hoofd van Pasteur gelijk aan de optelsom van zijn daden, omdat volgens Latour geen enkel onderscheid gemaakt wordt tussen de waarden van verschillende ‘objecten’, en omdat ‘een haar een even waardevol object zou zijn als het hoofd van Pasteur. ANT doet geen recht aan de historiciteit en aan het verschil tussen geleidelijke verandering en symbiose [emergentie] tussen afzonderlijke organismen. Volgens OOO zijn niet alle gebeurtenissen gelijkwaardig. Er is sprake van verschillende objecten als ze niet reduceerbaar tot elkaar zijn, hetzij naar beneden tot zijn onderdelen, hetzij naar boven tot zijn gevolgen. Hogere standaarden dan letterlijkheid zijn nodig om een object te laten voortbestaan.
OOO beoordeelt dingen en gebeurtenissen op de stadia van ontwikkeling die overwegend niet teweeggebracht worden door interne ontwikkelingen, maar door symbiotische transformaties.
Samenleving
Aan de hand van zijn begrippenkader analyseert Harman de symbiosen in de vroege geschiedenis van de Amerikaanse Burgeroorlog. Zwakke verbindingen kunnen herkend worden aan mislukkingen. Oorlog is bijvoorbeeld een zelfdestructief en suïcidaal object. “De sociale theorie van OOO stelt dat een object volwassen is zodra het geen ruimte meer biedt voor verdere symbiose. [...] doordat het object zich committeert aan onomkeerbare bindingen met andere objecten, en zulke onomkeerbaarheid met andere objecten is precies wat symbiose inhoudt. [...] In het geval van de VOC werd de winstgevende overheersing in de handel van kruiden zoals nootmuskaat en foelie een last op het moment dat de Europese markt begon te schreeuwen om goederen zoals thee en chocolade, die grotendeels onder de heerschappij van de Engelsen en niet van de Nederlanders vielen.” (p107) Na de geboorte volgt de groei naar volwassenheid. Na rijping volgens de stadia van verval en dood. ANT biedt geen handvatten om fasen helder te onderscheiden.
Politiek
Ook in zijn opvatting over politiek zet Harman zich af tegen Latour, die hij ’rechts’ noemt. Mensen die links zijn, stellen zich een oorspronkelijke natuurtoestand voor als een strijd van gelijkheid en samenwerking (plooibaarheid), terwijl rechts het ziet als een brute oorlog van allen tegen allen (continuïteit). Latour vindt dat de menselijke aard er niet werkelijk toe doet. De drukpers is een grotere politiekeE actor dan wie dan ook.
Harman introduceert de term ‘politiek keten’. Het thema van de optimale grootte wordt door Latour genegeerd. Politieke ketens omvatten naast reële ook sensuele objecten. Kern van de OOO-politiek is dat objectgeoriënteerde politiek alle aanspraken op politieke kennis afwijst. OOO staat niet welwillend tegenover de meeste vormen van radicale politiek. “Radicale politiek is een uitwas van de moderne filosofie met haar moderne idealisme, en dus is het onwaarschijnlijk dat ze veel langer zal overleven dan de moderne filosofie zelf.” (p130) OOO staat ook onwelwillend tegenover “welke vorm van mens-gecentreerde politiek dan ook, die de politieke sfeer behandelt als ware die het product van de menselijke en een louter menselijke geschiedenis.” (p130)
Niet-menselijke objecten zijn cruciale politieke actoren. Een natuurtoestand is niet langer relevant, zelfs als die ooit bestaan zou hebben. Als politieke transformatie gegrond wil zijn op de realiteit, dan wordt zij eerder gedreven door ecologische en technologische veranderingen dan door manifesten en moedig op de barricaden staan. Maar er zijn twee crisissen: klimaat en een golf van vluchtelingen.
Esthetica
“Esthetische fenomenen ontstaan wanneer er een wig wordt gedreven tussen een object en zijn eigenschappen.” (p131) Wat het reële (het ‘echte’, noumenale, de essentie) object is, kunnen we niet weten, we nemen alleen de eigenschappen (het fenomenale) waar. Om de essentie te proeven neemt de waarnemer de plaats in van de essentie, wat leidt tot een theatraal model van esthetica. De waarnemer ‘leeft zich in’. Er ontstaat een kloof tussen het reële object (de werkelijkheid achter het ding) en hun sensuele (de manifestatie aan ons) eigenschappen. We zijn een soort plaatsvervanger.
Harman onderscheidt twee soorten objecten en twee soorten eigenschappen (reëel en sensueel). Deze vier verhouden zich tot elkaar: vier soorten kloven die een zelfstandige spanning opleveren. Een metafoor dwingt ons om op theatrale wijze de plaats in te nemen van het reële object en de reële eigenschappen. Dit is ook het geval bij kunstvoorwerpen, willen we de kunstenaar recht doen.
“Wanneer we Homerus’ metafoor van de wijndonkere zee horen, lijkt het object ‘zee’ te verdwijnen onder de druk van haar onwaarschijnlijke wijndonkere eigenschappen, maar deze eigenschappen blijven in ons bewustzijn. [...] Naast het reële object hebben we sensuele eigenschappen.” (p135)
Iets dergelijks speelt zich af als we het zinnetje “het Witte Huis” lezen. Harman gebruikt afkortingen als ’RO-SE’ om allerlei situaties te analyseren en bespreekt aan de hand hiervan andere opvattingen. Twee reële objecten maken in de wereld geen contact door directe botsing, maar alleen door middel van de fictieve beelden die ze aan elkaar tonen. We kunnen niet ‘kennen’ maar wel ‘erkennen’. Het gaat dan om deskundigheid “die op de een of andere manier beter is dan ondeskundigheid." (p164)
Rivalen
“In de filosofie van het Westen staan al ruim een eeuw twee parallelle tradities tegenover elkaar: de Anglo-Amerikaanse en de continentale Europese, doorgaans kortweg ‘analytisch’ en ‘continentaal’ genoemd.” (p171) OOO is voortgekomen uit de subdiscipline van de continentale filosofie. Een probleem is dat de continentale filosofie nogal agnostisch is geweest wat betreft de kwestie van het realisme, terwijl OOO een nogal robuuste vorm van realisme voorstaat en Latour weinig gelezen wordt door continentale filosofen. Harman geeft uitgebreid evidente verschillen aan tussen de populaire Franse filosofen Jacques Derrida (1930-2004) en Michel Foucault (1926–1984).
Verschillende benaderingen
Naast de al genoemde filosofen introduceert Harman een paar andere schrijvers die hij tot de kerngroep van de objectgeoriënteerde ontologie rekent: Ian Bogost (Amerikaanse academicus en videogame-ontwerper), Levi R. Bryant en Timothy Morton. Daarnaast Jane Bennett en Tristan Garcia, die niet tot de kerngroep horen, maar tot vergelijkbare conclusies kwamen.
Metafysica
In het nawoord schrijft Arjen Kleinherenbrink: “Het boek dat voor u ligt gaat over een paleisrevolutie binnen de continentale filosofie. [...] Na de eeuwwisseling ontstonden er binnen de continentale filosofie drie stromingen die zich tegen de orthodoxie binnen de school verzetten: het Speculatief Realisme, het Nieuw Materialisme en het Nieuw Realisme." (228) Graham Harman is met zijn objectgeoriënteerde ontologie de bekendste en belangrijkste vertegenwoordiger van het Speculatief Realisme.
Edmund Husserl dacht nog dat grondige studie van wat mensen beleven tot geldige inzichten konden leiden. Na hem kwamen er verschillende filosofen die vonden dat particuliere ervaringen juist geen universele standaarden konden opleveren: mensen verschillen steeds meer van elkaar; objectieve kennis is onmogelijk. Dit zou het einde van de metafysica betekenen.
Correlationisme
Correlationisme is de opvatting in de moderne filosofie die stelt dat we nooit toegang hebben tot de werkelijkheid op zich, maar alleen tot de correlatie tussen denken en zijn, tussen mens en wereld. Een gedachte over ‘de wereld’ en over jezelf ontstaat alleen via taal, je lichaam en vele andere factoren. Je kunt niet nadenken over jezelf los van hoe je in de wereld staat. Een idee kan alleen geaccepteerd of verworpen worden op grond van morele of politieke waarden (aannames).
Speculatief Realisten, Nieuw Materialisten en Nieuw Realisten vinden dat er wel degelijk zinvolle metafysische uitspraken gedaan kunnen worden over de realiteit zelf, maar onderling is er verschil van mening over wat en hoe.
Conclusie
De essentie van Harmans filosofie, die ik in het voorgaande geprobeerd heb weer te geven, wordt in het boek uitgebreid beschreven, aan de hand van andere filosofen waar Harman uitvoerig mee in discussie gaat en zijn eigen standpunt verdedigt. Hij doet dit op een soms moeilijk volgbare en overdreven uitgebreide manier. Bovendien is zijn ‘theorie van alles’ niet echt nieuw, omdat hij voortbouwt op de ideeën van anderen.
Een groot deel van zijn betoog bestaat uit het zich deels afzetten, deels bespreken van de opvattingen van Latour, zijn kritiek snijdt hout, maar zijn ontologie wordt alleen daardoor niet ‘nieuw’, zoals gesuggereerd wordt door de subtitel van het boek. Zijn voorstel is wel specifiek. Harman draagt een aantal begrippen aan die waard zijn om op voort te borduren. Verder geeft hij veel aandacht aan de opvattingen van een paar andere filosofen. Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de grondslagen-van-het-bestaan en de jongste filosofie, is dit een bijzonder interessant boek.