Afrekenen met TINA

Civis Mundi Digitaal #152

door Erik Jansen

Bespreking van Hans Rodenburg en Noortje Thijssen, Er is wél een alternatief. Postkapitalisme - een einde aan de roofbouw op aarde en mens. Ambo|Anthos, 2023

 

Bekend is het motto van Margaret Thatcher: “There Is No Alternative” (TINA) voor onze neoliberale maatschappij. En inderdaad is het moeilijk om je een alternatief voor te stellen, een samenleving die een einde maakt aan de roofbouw op aarde en mens, zoals de ondertitel van dit boek luidt. Om de Amerikaanse criticus en marxist Fredric Jameson te citeren: “Het is makkelijker je het einde van de wereld voor te stellen, dan het einde van het kapitalisme”. Of om Buckminster Fuller aan te halen: “Het is niet voldoende om je te verzetten tegen de bestaande realiteit, echte verandering begint bij de concrete verbeelding van een alternatief”.

Deze wijsheden hebben geleid tot een bundel met een twintigtal bijdragen van verschillende auteurs over thema’s zoals huisvesting, mobiliteit, voeding, onderwijs, techniek, buurteconomie, etc., bij elkaar gebracht door het Wetenschappelijke Bureau van GroenLinks.  Iedere bijdrage kijkt terug vanuit een nabije toekomst en beschrijft de veranderingen om te laten zien dat er een vorm van “postkapitalisme” mogelijk is.

In opzet en strekking lijkt het boek veel op Er is leven na de groei van Paul Schenderling e.a., besproken in CM#133. Helaas blijft ook dit boek steken in het beschrijven van een mogelijke toekomst, maar niet hoe daar te komen. Ook wordt de vraag niet beantwoord hoe realistisch de geschetste toekomst wel of niet is. Eerst vatten we de twintig hoofdstukjes kort samen om dan terug te komen op de strekking van het boek.

 

Lokale autonomie
De grote noemer in alle bijdragen is meer democratisering en lokale autonomie. Zo wordt veel economische bedrijvigheid ondergebracht in coöperaties met zelfbestuur, wordt de zorg lokaal georganiseerd binnen coöperatieve woonvormen, werken mensen korter en hebben meer tijd voor zorg en voor het geven van onderwijs aan hun kinderen. Een brede middenschool moet de diplomaconcurrentie verminderen en meer flexibele leerpaden aanbieden. Landbouwgrond komt in een transitiefonds waardoor het makkelijker wordt om nieuwe woningen te bouwen. Wonen en werken wordt meer lokaal verbonden, want nu zwermen veel gezinnen uit naar het oosten van het land om mooi te wonen, terwijl de verkeerscongestie alsmaar toeneemt. Energie en water worden een basisrecht. De overheid financiert het klimaatneutraal maken van de woningvoorraad. De huidige ‘obesogene’ omgeving wordt omgebouwd tot winkels en restaurants met alleen gezond voedsel op basis van lokale landbouw. Alle spullen moeten zijn te repareren, of anders geschikt zijn voor hergebruik of recycling.

Een basisinkomen kan verdiend worden met natuurwerk. Er moet een ‘Planbureau van de Burger’ komen die met de andere planbureaus de overheid adviseert en de belangen van de burger behartigt. De overheid moet zelf ook meer expertise in huis halen. De media moeten onafhankelijk blijven en minder onder beheer komen van rijke eigenaren of grote IT-bedrijven, en moeten helpen jongeren ‘kritisch’ te leren lezen. Technologie moet niet gebruikt worden voor ‘surveillance’ en ‘segmentering’ van de samenleving. Musea maken naast beeldende kunst ook gedeelde (historische) ervaringen toegankelijk. Burgers moeten een ‘donatie-tegoed’ krijgen dat ze vrijelijk kunnen toewijzen aan politieke partijen of maatschappelijke instellingen. Geldcreatie alleen via de Centrale Banken en niet via commerciële banken. Jongeren mogen niet meer gokken voor geld.

 

Hoe daar te komen?
Op zich een mooi rijtje voorstellen, met daarnaast nog aanvullende maatregelen om de inkomens- en vermogensongelijkheid terug te dringen. Op veel deelvlakken wordt de lokale democratie versterkt, maar krijgt de centrale overheid ook meer taken en meer bevoegdheden om in te grijpen in de levens van de burger.

Onduidelijk blijft of alle wensen wel reëel zijn. Als we op korte termijn klimaat-neutraal willen worden dan betekent dat een enorme uitbreiding van de hernieuwbare energieopwekking (bij voorkeur zonnepanelen op daken) en van de energieopslag. Dan zal toch het totale energieverbruik nog drastisch moeten dalen. Of dit te realiseren is in combinatie met alle sociale wensen, zoals een ‘recht op wonen’ voor iedereen, is niet duidelijk. De woningbehoefte is (oneindig) groot, zeker als de individualisering toeneemt. Door de vergrijzing en het hoge aantal scheidingen en één-ouder gezinnen daalt de woningbezetting momenteel onder de 2,0 en zijn er nu al vier miljoen éénpersoonshuishoudens.

Op meerdere plekken wordt voor de financiering van sociale wensen een beroep gedaan op een hogere vermogensbelasting, op te halen bij de legendarische “1%”, waarbij wordt vergeten dat het vermogen in bedrijven niet liquide is en het geen zin heeft belasting te heffen als het ten koste gaat van de bedrijfsvoering. Een hogere belasting op onroerend goed wordt wel genoemd maar niet uitgewerkt. Valt hier ook de eigen woning onder?

 

Conclusie
Het is een inspirerende bundel met goede ideeën, maar of het te combineren is met de energie- en klimaattransitie is niet duidelijk. Dat geldt voor het ‘donut’-streven in het algemeen. (zie bespreking in CM#133). Het Donut-model van de ideale samenleving stelt een groot aantal sociale grondrechten veilig (wonen, onderwijs, zorg, etc.) maar streeft er gelijktijdig naar om binnen de planetaire grenzen te blijven. De vraag, of dat mogelijk is, is nog niet beantwoord. Zijn er voldoende (herwinbare) energiebronnen en materialen om zowel de sociale grondrechten veilig te stellen als binnen de planetaire grenzen te blijven?

Een tweede vraag is hoe we daar komen, als zoveel mensen op partijen stemmen die tegen iedere klimaatmaatregel zijn, en ook simpele maatregelen als rekeningrijden niet accepteren. Welke strategie kunnen we gebruiken om mensen te overtuigen om voor een betere wereld te kiezen, met meer gelijkheid en meer gemeenschap? Een onmogelijke opgave volgens Thatcher.