Terugblik op herdenking 9/11

Civis Mundi Digitaal #8

door Wim Couwenberg

Terugblik op herdenking 9/11

Wim Couwenberg

 

Niet 9/11 maar 11/9 is een keerpunt in de wereldgeschiedenis

In maart van dit jaar is dit discussiepunt geïntroduceerd. Hoe kijken we terug op de global war on terror die de Amerikaanse president George W. Bush als reactie op de terroristische aanslagen van 9/11 ontketende? In Civis Mundi 6, 2011 is daar door Leon Wecke al grondig over nagedacht. Wat tien jaar geleden op 9/11 Amerika als supermacht even op zijn grondvesten deed trillen, is dit jaar in de wereld op grote schaal herdacht. Dat resulteerde in een lange reeks van artikelen, verhalen en beelden daarover. Ik beperk mij hier tot enkele kanttekeningen die zich toespitsen op de vraag naar de historische betekenis van 9/11.

Was dat een keerpunt in de wereldgeschiedenis?  In meerdere commentaren is dat ontkend. [1]  En daar sluit ik mij bij aan. Zo’n keerpunt was wel 11/9, dat wil zeggen 9 november 1989, toen de Berlijnse muur viel en daarmee het einde van de Koude Oorlog inluidde. Dat was een historisch keerpunt, want het begin van een nieuwe ontwikkelingsfase in de politieke geschiedenis van de moderniteit waarvan Europa de bakermat is geweest. 11/9 markeerde het einde van de grote ideologische strijd over de grondslagen van de moderniteit die in Europa begon met de Franse Revolutie van 1789 en culmineerde in de Koude Oorlog.

Het resultaat van die ideologische machtstrijd gedurende twee eeuwen is de triomf van de moderniteit in liberale zin op alle ideologische tegenkrachten, althans in de westerse wereld. En dat is heel opmerkelijk in het licht van alle voorafgaande anti-liberale doemscenario’s die de ondergang van het liberale concept ervan telkens opnieuw hadden aangekondigd. Resultaat van die triomf is ook de dominantie van Amerika in deze wereld als meest uitgesproken exponent van dat liberale concept.

 

Botsing met nieuwe antiliberale tegenkrachten

Aan die triomf ontleent de westers-liberale wereld onder leiding van Amerika een versterkte ambitie de waarden van dat triomferende liberale concept wereldwijd te verbreiden als universeel model voor de rest (niet westerse deel) van de wereld. Wat 9/11 betreft, dat duidt mijns inziens op een belangrijke eigentijdse breuklijn binnen het post Koude Oorlogstijdperk. De moderniteit in liberale zin komt dan op mondiaal niveau op spectaculaire wijze in botsing met nieuwe antiliberale tegenkrachten. Dat sluimerende conflict is in de jaren ’90 al in zekere mate gesignaleerd in het geruchtmakende boek van Benjamin R. Barber Jihad vs. McWorld (1996) en door A. Margalit en I. Buruma nader geanalyseerd in hun boek Occidentalism (2004), met daarin een reconstructie van wat zij in oosterse bronnen aantroffen aan vijandbeelden tegen het Westen en daarmee samenhangende antiwesterse kritiek. Alle uitingen daarvan gaan gepaard met een oproep tot een heilige oorlog tegen het kwaad dat men in de westerse-liberale geest en levensstijl belichaamd ziet. Het is een stellingname op basis van tradities, waarden en maatschappelijke verhoudingen die herinneren aan de premoderne ontwikkelingsfase, die ook in Europa voorafging aan de moderniteit als nieuw beschavingstype. Die antiwesterse houding uit zich tevens in een verzet tegen de idee van de universaliteit van de mensenrechten, zoals die van westerse zijde, zoals gezegd, in en door een actief mensenrechtenbeleid beleden en tot gelding gebracht wordt.

De meest geprononceerde exponent van dat verzet is sinds 9/11 het islamitisch fundamentalisme met zijn verbeten streven het oude islamitische erfgoed en daarin verankerde islamitische wetgeving zo zuiver mogelijk in stand te houden als grondslag van staat en samenleving. In het westers-liberale beschavingsconcept met Amerika als machtigste expressie daarvan ziet het de grote satan die de eigen religieuze en sociale tradities bedreigt. Uit dat verzet is het moslimterrorisme voortgekomen dat nu als nieuw vijandbeeld van de westers-liberale wereld fungeert[2].

 

Achtergrond moslimfundamentalisme

Moslimfundamentalisme ontleent zijn invloed en geldingsdrang vooral aan de impasse waarin een groot deel van de islamitische wereld al zolang verkeert. In tegenstelling tot Oost-Azië is de islamitische wereld, in het bijzonder in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, er vooralsnog niet in geslaagd een bevredigend compromis te realiseren tussen de eigen religieuze en sociale tradities en waarden en een geavanceerde markteconomie naar westers-liberaal model, al wordt in bepaalde landen in het Midden-Oosten - o.a. Iran, de Golfstaten en Turkije - wel de opkomst van een moslim-middenklasse gesignaleerd, die zo’n compromis ook probeert te realiseren.[3] Behalve door allerlei regionale conflicten wordt de economische ontwikkeling daar geremd door de aanwezigheid van corrupte politieke regimes die zich slechts staande kunnen houden met een politiek van intimidatie en repressie.

Een dergelijke situatie is een vruchtbare voedingsbodem voor een sfeer van frustratie, vernedering en politiek ressentiment. En dat vindt sinds jaren zijn uitweg in moslimfundamentalisme. Moslims die in de nieuwe postkoloniale orde in de islamitische wereld zwaar teleurgesteld zijn, nemen na de mislukking eerder van arabisch-nationalistische- en -socialistische alternatieven daartoe nu hun toevlucht als nieuwe legitimerende basis voor hun antiwesters verzet. Vooral jongeren die met hun ziel onder de arm rondlopen zonder uitzicht op werk en een maatschappelijke loopbaan biedt het een nieuw toekomstperspectief en een nieuw doel om voor te leven: verbreiding van de zuivere leer van de islam en van de islamitische revolutie; het terugdringen van de stoomwals van het westers-liberale moderniseringsproces; en uitschakeling van de modernisten in eigen land die daarmee gemene zaak willen maken.

 

Nieuwe periode van internationale instabiliteit en begin einde Amerikaanse hegemonie

Binnen het bestek van het post Koude Oorlogstijdperk interpreteer ik zoals gezegd 9/11 als een eigentijdse breuklijn met belangrijke koersbepalende effecten op de internationale politieke ontwikkeling, maar ook in nationaal verband. Vandaar dat het historisch gezien zin heeft in het post Koude Oorlogstijdperk als nieuwe ontwikkelingsfase van de moderniteit onderscheid te maken tussen de periode voor en na 9/11. In het licht van de ingrijpende effecten daarvan op het verdere verloop van de eigentijdse geschiedenis gaat het hier om meer dan een spectaculair incident zoals aanvankelijk in de media verondersteld werd. Die aanslagen markeren veeleer een bijzondere historische scheidslijn in die geschiedenis. De strijd tegen internationaal terrorisme wordt sindsdien een hoofdthema van Amerikaanse en westerse politiek met nationale en internationale veiligheid als hoogste prioriteit waaraan sinds het presidentschap van George W. Bush zelfs fundamentele mensenrechten ondergeschikt raken. Er vindt aan Amerikaanse zijde tevens een opmerkelijke herwaardering plaats van oorlogvoering met geldverspillende oorlogen in Afghanistan en Irak als resultaat.

De Duitse filosoof Jürgen Habermas[4] stelt 9/11 qua historische gebeurtenis op één lijn met augustus 1914, het begin van de Eerste Wereldoorlog. Tussen beide is er inderdaad een opmerkelijke parallel. Evenals augustus 1914 luidt 9/11 een nieuwe periode van internationale instabiliteit in met moslim-fundamentalisme en -terrorisme als nieuwe bron van internationale spanningen en conflicten. De Eerste Wereldoorlog op termijn uitgelopen op het einde van de Europese hegemonie in de wereld. De terroristische aanslagen van 9/11 en de wijze waarop daar van Amerikaanse zijde op gereageerd is, luiden naar het zich laat aanzien het einde in van de Amerikaanse hegemonie als wereldmacht.

Eind 1990 waarschuwde de voorzitter van de Club van Rome, Alexander King, al voor het oprukkende islamitische gevaar. Twee jaar later deed dat eveneens de Amerikaanse president G. Bush sr. en medio jaren negentig de Belgische politicus W. Claes als secretaris-generaal van de NAVO. Sinds 9/11 is dat gevaar het uitgangspunt geworden van een nieuwe wereldwijde polarisatie met de oorlog tegen moslimterrorisme als inzet. En in het voetspoor hiervan herleeft ook het idee van politiek als vriend-vijand relatie in de zin van Carl Schmitt[5], hoewel dat sinds lang een controversiële idee is. Sinds 9/11 werd het dan ook opnieuw enige tijd inzet van een fel ideologisch debat in Duitsland en, zij het in mindere mate, in Nederland.

 

Omslag in tijdsbeleving

We zien sinds 9/11 ook een duidelijke omslag in de tijdsbeleving. Sindsdien maakt de overwegend optimistische tijdsbeleving van de jaren ’90 plaats voor een andere stemming. In de media wordt sindsdien gewag gemaakt van gevoelens van onvrede, onzekerheid, kwetsbaarheid, deceptie, pessimisme en onderling wantrouwen en dat ondanks de sterke welvaartsgroei in die jaren die pas met de kredietcrisis van 2008 ruw onderbroken wordt. Nederland is daarvan een markant voorbeeld. Zoals gezegd heerste daar eind jaren ’90 nog groot optimisme over de toekomst ervan in de 21e eeuw. Onder invloed van 9/11, de Fortuynrevolte van 2002 en de politieke moorden op Fortuyn en Theo van Gogh vindt er echter een omslag plaats in de heersende stemming, een omslag vooral in de richting van groeiend wantrouwen, in het bijzonder in de relatie tussen politieke klasse en burgers.

Daarbij moet wel onderscheid gemaakt worden tussen hoger en lager opgeleiden. Dat wantrouwen leeft vooral onder lager opgeleiden.[6] Die brengen dat wantrouwen ook tot uitdrukking door hun steun aan populistische protestbewegingen. Met de komst van het kabinet-Rutte najaar 2010 is het algemene vertrouwen wel gestegen van 46% naar 52%, en dat van PVV-stemmers van 20% naar 45%. Van een handelsnatie met een vanouds sterk internationaal gerichte oriëntatie verandert Nederland sindsdien bovendien in een natie die sterk in zichzelf gekeerd raakt. De opkomst en politieke weerklank van rechts populisme zijn hiervan de meest in het oog springende vertolking.


Einde linkse dominantie in publieke opinie

Die omslag werkt ook door in de publiek opinie. Sinds de jaren ’60 was het politiek links die jarenlang zijn stempel drukte op de toonaangevende denkwijze en uit dien hoofde kon uitmaken wat al of niet politiek correct was. Sinds 9/11, waaraan in Nederland de Fortuynrevolte een krachtige impuls ontleende, komt er een einde aan die linkse dominantie als gevolg van een antilinkse, neopopulistische reactie. Dat links nu heeft afgedaan, dat het het ultieme scheldwoord is en dat het voor vrijwel alles wat niet deugt verantwoordelijk gesteld kan worden zoals Rob Hartmans beweert,[7] gaat alleen op voor eenzijdig rechts gezinde lieden. Wie een middenpositie inneemt denkt hierover uiteraard genuanceerder. Maar wel is er een einde gekomen aan de culturele dominantie van de linkse babyboomersgeneratie, die zij via haar bekende mars door instituties als media, onderwijs en andere bolwerken van culturele beïnvloeding in de loop der jaren verworven had. En wel krijgt links nu met dezelfde ongenuanceerde reactie te maken als die waarmee het, toen het zelf de toon zette, afrekende met al wat het als rechtse posities benoemde en bestreed.

In Italië is het de bekende schrijfster Oriana Fallaci die model staat voor die omslag. Van icoon van links wordt zij dat sinds 9/11 van rechts. Zij blijkt ook te prijken in het veelgeciteerde document van de Noorse massamoordenaar Breivik waarin hij zijn inspiratiebronnen vermeldt. Door 9/11 werd zij zich ook bewust van haar perverse fascinatie voor oorlog, in het bijzonder voor de vitaliserende effecten ervan.[8] Daar gaf onbeschroomd en nog veel nadrukkelijker de Amerikaanse oorlogscorrespondent Chris Hedges blijk van. Die ging zelfs zover een lans te breken voor een herwaardering van oorlog als bron van maatschappelijke spankracht, dynamiek, technologische innovatie, ja zelfs van zingeving: ‘The enduring attraction of war is this. Even with its destruction and carnage it can give us what we long for in life. It can give us purpose, meaning, a reason for living. Only when we are in the midst of conflict does the shallowness and vapidness of much of our lives become apparent’. Hij schrijft dat in het voorwoord van zijn boek: War is a force that gives us meaning (2003). Zoals macht werkt als een drug, zo is dat in zijn ogen ook met oorlog het geval.

Naar aanleiding van 9/11 typeert des schrijver Arnon Grunberg het islamitisch terrorisme waarvan 9/11 het hoogtepunt was als gewelddadige pornografie. Het verlangen naar destructie, dat we in ons westers-liberale beschavingstype overwonnen menen te hebben, zo tekent hij hierbij aan, is er nog steeds, al doen we ons best dat te onderdrukken.[9] Dwars tegen die herwaardering van oorlog staat in Nederland de instelling van een ministerie van Vrede, waartoe IKV-Pax Christi tijdens de Vredesweek van 17 - 25 september 2011 is overgegaan en met Jan Terlouw als eerste minister van Vrede. Doel ervan is een beleid te stimuleren dat oorlog als voortzetting van de politiek met andere middelen (Clausewitz) voorgoed overbodig maakt.[10]

 

Kritiek op nationalistisch getoonzette zingeving

Natuurlijk is er ook veel aandacht geschonken aan de plaats waar de terroristische aanslagen van 9/11 hun verwoestende effecten hebben gehad. Ground Zero in New York waar eens de Twin Towers stonden die toen verwoest werden, is inmiddels een toeristische bestemming geworden. In de herdenkingspubliciteit viel mij vooral een kritisch artikel op in Geschiedenis Magazine, 6, 2011.[11] In hoeverre zal het 9/11 monument met bijbehorend museum zich kunnen losmaken van een nationalistische symboliek en retoriek, waarmee Amerikanen de afgelopen tien jaar geprobeerd hebben zin en betekenis te geven aan de massamoord en verwoesting van 9/11? Die vraag stond daarin centraal. Die nationalistisch getoonzette zingeving, zo werd hierbij aangetekend, heeft het Amerikaanse exceptionalisme nieuw leven in geblazen, met name de allang door historici weerlegde theorie van Amerika als een land met een unieke geschiedenis, God’s own country. Critici van die nationale zelfverheerlijking in de VS tonen zich dan ook heel kritisch tegenover de hedendaagse herdenkingscultuur rond 9/11. De oppervlakkige vertroosting die aan die cultuur en daarbij behorende rituelen ontleend word, belemmert, zo vinden die critici, de ontwikkeling van een kritisch politiek bewustzijn. Maar blijft zo’n ontwikkeling niet beperkt tot een kleine intellectuele bovenlaag?

 

 


[1] Zie o.a. J. Eijsvogel, Was 9/11 echt een keerpunt in de wereldgeschiedenis?, NRC Handelsblad 8 september 2011

[2] Zie S.W. Couwenberg (red.), Van Koude Oorlog naar oorlog tegen terrorisme, Civis Mundi jaarboek 2007, p. 47 e.v.

[3] Zie Vali Nasr, Forces of Fortune: The Rise of the New Muslim Middleclass and what it will mean for our World, 2010

[4] Zie J Habermas en J. Derrida, Filosofie in een tijd van terreur. Gesprekken met G. Borradori, 2004

[5] Zie C. Schmitt, Der Begriff des Politisches (1932), 1963, pp. 24-26. Zie voor de actuele belangstelling voor de betekenis van het politieke denken van Carl Schmitt: A. Braeckman (red.). Carl Schmitt, Wijsgerig Perspectief, 3, 2006.

[6] Zie CBS-rapport, De Nederlandse samenleving 2010

[7] Zie R. Hartmans, Lang leve de linkse kerk, 2010, p 38 e.v.

[8] Zie Anne Branberge, Italiaans icon werd heldin van rechts, De Groene Amsterdammer, 8 september 2011

[9] A. Grunberg, Bloed is bloed, dood is dood, NRC Handelsblad 3/4 september 2011

[10] Vredeskant. Special van Vrede Nu, 3, 2011

[11] Zie J. Kardux, Duister verleden. Terrorisme en herdenkingscultuur rond Ground Zero, Geschiedenis Magazine september 2011