Civis Mundi Digitaal #8
Door Bert Snel*
Wansink en Poorthuis: ‘Dat mag u niet zeggen van uw partij’. Fortuyn: ‘Daar moest ik me maar eens niet zoveel meer van aantrekken’. Ook al waren er afspraken gemaakt over wat wel en wat niet mocht, hij weigerde zich te laten muilkorven.
In zijn boek De strijd om de waarheid op het binnenhof beschrijft Jan Hoedeman in welke stemming de beide Volkskrant-journalisten Hans Wansink en Frank Poorthuis waren toen ze besloten Pim Fortuyn te gaan interviewen. Hans tegen Frank: ‘Als Fortuyn racistische taal uitslaat, lopen we weg! Ik ga ruzie met hem maken!’ Hoedeman: ‘Mijn blik kruist die van Frank en ik moet glimlachen. Godzijdank is Frank de rust zelve. Ze spreken af dat ze hem rustig op gang laten komen en in het tweede deel van het gesprek de duimschroeven wat aandraaien.´
Het interview dat op 5 januari plaatshad, werd door Fortuyn grondig voorbereid met Kay van de Linde die er ook bij aanwezig is geweest. Hans Wansink heeft zich keurig gedragen. Hij en Poorthuis zijn zonder ruzie vertrokken en werkten daarna ‘in stilte aan het interview, dat de Nederlandse politiek op zijn grondvesten zou doen schudden.
Zaterdagochtend 9 februari 2002 knalt het van de voorpagina van de Volkskrant: ‘Fortuyn: grens dicht voor islamiet’. Als het aan Pim Fortuyn, lijsttrekker van Leefbaar Nederland ligt, komt er geen asielzoeker Nederland meer binnen. Dat zegt hij vandaag in de Volkskrant. ‘Ik vind 16 miljoen Nederlanders wel genoeg. Het is een vol land.’ Fortuyn wil ook artikel 1 van de Grondwet, dat discriminatie verbiedt, afschaffen.[1]
Fortuyn gaf in het interview blijk van een voltairiaanse houding tegenover de vrijheid van meningsuiting: ‘Ik kan uw mening nog zo abject vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten.’[2] Ook zegt hij, althans volgens de in de Volkskrant gepubliceerde tekst:
´Ik sta achter wat Voltaire zegt: ik kan uw mening nog zo abject vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten. Ik ben ook voor afschaffing van dat rare Grondwetsartikel: gij zult niet discrimineren. Prachtig. Maar als dat betekent dat mensen geen discriminerende opmerkingen meer mogen maken, en die maak je in dit land nogal snel, dan zeg ik: dit is niet goed. Laat mensen die opmerkingen maar maken. Er is een grens en die vind ik heel belangrijk: je mag nooit aanzetten tot fysiek geweld. Dat kan een rechtsstaat zich niet permitteren. Maar als een imam weet te vertellen dat mijn levenswandel volstrekt verwerpelijk is en beneden die van varkens ligt: oké, dan zegt hij dat maar.’
Henk Westbroek meldde zich telefonisch meteen in een radio-uitzending met de mededeling dat Leefbaar Nederland dat artikel niet wil afschaffen. Westbroek nam het niet dat het programma van de partij die hij zelf had opgericht zomaar door Fortuyn gewijzigd zou worden. Jan Nagel moet spijt als haren op zijn hoofd hebben gehad dat Westbroek voor zijn beurt sprak, zonder eerst met de overige bestuursleden te overleggen. Westbroeks uitspraak kon daardoor niet meer worden afgezwakt.
Het is op zijn zachtst gezegd nogal verbazingwekkend dat Wansink in zijn proefschrift verklapte dat het interview in de Volkskrant van 9 februari 2002 niet correct weergaf wat Fortuyn zei. Zo wilde Fortuyn alleen het discriminatiedeel van artikel 1 van de grondwet afschaffen en dus niet het hele artikel, inclusief de ‘gelijkheid voor de wet.[3] Bovendien zei Fortuyn niet dat de islam een achterlijke cultuur was, maar:
‘Vanuit ons perspectief gezien, is de islam een achterlijke cultuur. Maar vanuit hun perspectief gezien, zijn wij achterlijk en van God los.’[4]
Deze nogal cultuurrelativerende opmerking had kennelijk geen nieuwswaarde en is dan ook uit de in de Volkskrant gepubliceerde versie van het interview weggelaten. Een etnocentrische en veel beledigendere versie is wel in de krant gekomen. Kennelijk werd de nieuwswaarde daarvan groter geacht. Een schoolvoorbeeld van journalistieke nieuws- of realiteitsconstructie die misschien het verloop van de geschiedenis in een achteraf te betreuren richting heeft beïnvloed en onmogelijk als bewijs van journalistieke en wetenschappelijke objectiviteit kan worden gezien. Is hier sprake van een eenmalige uitglijer of is deze bedenkelijke werkwijze kenmerkend voor beide Volkskrantjournalisten?[5]
Bij historisch (en journalistiek) onderzoek is het niet altijd duidelijk welke methodische en ethische regels worden gehanteerd bij het gebruik van bronnen. Over de volledigheid ervan tast men soms in het duister. Maar waaraan ontleent een historicus of journalist het recht de werkelijkheid te vervalsen?[6] Hoe zou de politieke carrière van Pim Fortuyn zijn verlopen als zijn uitspraken wel juist en volledig waren geciteerd? Zouden de bestuursleden van Leefbaar Nederland Pim Fortuyn dan nog hebben laten opdraven om hun reprimande in ontvangst te nemen met als gevolg dat hij zich gedwongen zag de partij te verlaten? Om van de rest nog maar te zwijgen. We zullen het nooit weten.
*Bert Snel, socioloog, criminoloog en gedragskundige, is emeritus hoogleraar sociale wetenschappen
[1] Artikel 1 luidt. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
De eerste zin van het artikel bepaalt dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden. Essentieel is of het gaat om gelijke of ongelijke gevallen. De gelijkheid of ongelijkheid van gevallen wordt niet vastgesteld door alle aspecten van de gevallen met elkaar te vergelijken, maar door slechts die aspecten in aanmerking te nemen die in die gegeven situatie relevant zijn.
De tweede zin van artikel 1 bevat het discriminatieverbod. Een aantal gronden zijn daarbij uitdrukkelijk genoemd; godsdienst levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht. Dit zijn gronden die ook vermeld staan in diverse internationale verdragen. Het verbod op discriminatie op deze gronden is vaak nader uitgewerkt in andere wet- en regelgeving (zie o.a. Wetboek van Strafrecht art 137c e.v. en de Algemene wet gelijke behandeling). De tweede zinsnede eindigt met de formulering ‘op welke grond dan ook’. De wetgever heeft deze open formulering in het artikel opgenomen zodat het discriminatieverbod niet alleen geldt voor de expliciet genoemde gronden, maar ook voor andere gronden zou kunnen gelden. Welke kenmerken en eigenschappen onder de zinsnede ‘op welke grond dan ook’ zouden kunnen vallen zal ongetwijfeld door de maatschappelijke werkelijkheid worden beïnvloed die nu eenmaal niet statisch is maar in de loop van de tijd bijvoorbeeld door de tijdgeest verandert. Dat geldt ook voor de uitdrukkelijk genoemde nondiscriminatiegronden: ook die hebben zich onder invloed van maatschappelijke veranderingen op een bepaalde manier ontwikkeld. Op grond van de recente maatschappelijke ontwikkelingen lijkt gelijkheid in de praktijk meer in te houden ‘iedereen ongelijk behandelen naar de mate van zijn of haar ongelijkheid’.
[2] Aldus ook Dick Pels (2003) ‘Pim Fortuyn en de demonisering van het fascisme.’ In: Krisis, 2, p. 7
p. 7.
[3] Hans Wansink, (2004) De erfenis van Fortuyn. De Nederlandse democratie na de opstand van de kiezers. Handelseditie van Proefschrift UvA. Amsterdam: Meulenhof, p. 22.
[4] Wansink, o.c., p. 23.
[5] In een lezing op een symposium van de Fortuyn Stichting stelde Wansink. ‘Ik heb ontzettend veel gelazer gehad over dat interview op 9 februari 2002. Er was eigenlijk maar een man die daar tevreden over was en dat was Pim Fortuyn zelf. Hij heeft herhaaldelijk gezegd dat ik precies had begrepen wat hij wilde zeggen.’ Zie Hans Wansink, (2006) ‘Europese Kant van de Zaak.’ In: De Vernieuwing, 3/4, p. 34. Pim Fortuyn moet hebben beseft dat de ontstane commotie in zijn voordeel zou werken.
[6] Zie ook Bert Snel (2006) ‘Boekbespreking dr. H. Wansink. De Nederlandse democratie na de opstand van de keizers.’ Amsterdam: Meulenhoff. In: De Vernieuwing, 3/4, pp. 37-38.