Civis Mundi Digitaal #26
Dit boek is voor abonnees van Civis Mundi nog steeds verkrijgbraar tegen een gereduceerde prijs (10 euro per exemplaar plus verzendkosten) Voor een toelichting op dit boek, lees verder.
Gezien de beschikbare tijd beperk ik mij tot een korte toelichting van enkele belangrijke onderdelen van het jaarboek. Eerst iets over de ontstaansgeschiedenis van Civis Mundi. Daarmee gaan we terug naar een heel andere wereldsituatie met heel andere machtsverhoudingen en problemen.
Het is in eerste instantie de ideologische confrontatie tussen de vrije en de communistische wereld in de Koude Oorlog geweest, die begin 1962 geïnspireerd heeft tot de start van Civis Mundi, oorspronkelijk Oost-West geheten, als intellectuele onderneming. Die ideologische confrontatie werd niet alleen gezien en beleefd als onderdeel van een nieuw internationaal conflict, maar tevens gesitueerd in de historische context van de wordingsgeschiedenis van de moderniteit als nieuw beschavingstype. Als zodanig is die confrontatie geïnterpreteerd als internationaal hoogtepunt in de ideologische machtsstrijd over de grondslagen van de moderniteit. Dat was een machtsstrijd die sinds de Franse Revolutie van 1789 de politieke verhoudingen in Europa twee eeuwen lang in sterke mate bepaald en geïnspireerd heeft. In aansluiting hierop werd voorts een andere ideologisch politieke strategie geïntroduceerd. Het communisme werd namelijk niet langer alleen geducht als een bedreiging van de vrije wereld, maar tevens opgevat als een nieuwe uitdaging aan het politieke en sociale stelsel van de westers samenleving en derhalve als een positieve stimulans tot kritische bezinning op de kwaliteit en vitaliteit ervan.
Die ideologische confrontatie heeft er tenslotte toe geleid dat voor het eerst in de geschiedenis van de moderne cultuur een gemeenschappelijk westers liberaal en democratisch waardenbesef is gegroeid. Dat hebben wij in 1962 tot uitgangspunt gemaakt van onze intellectuele onderneming. En daarmee doorbraken we van onze kant in Nederland eveneens de nog dominerende verzuilde mentaliteit. Daarop werd dan ook in eerste instantie met argwaan gereageerd evenals op onze aanvankelijk gekozen anticommunistische startpositie, hoe genuanceerd die ook werd gepresenteerd. Wat voor krachten en bedoelingen zitten er achter dat initiatief, zo luidde toen die argwaan. Dat was echter niets anders dan de introductie van een andere visie op het Oost-West conflict in ideologische zin en een andere aanpak ervan.
Nu terugkijkend op een halve eeuw intellectuele activiteiten was het niet moeilijk een passend thema te vinden voor dit jaarboek. Wat lag er meer voor de hand dan een terugblik op het wereld-gebeuren sinds het begin van de jaren ’60 zoals weerspiegeld in Civis Mundi met daarop aansluitend de vraag wat de dominerende strekking van dat wereld-gebeuren is geweest. Na de overwinning van het liberale concept van de moderniteit in de Tweede Wereldoorlog op het fascisme als extreme anti-liberale tegenkracht van rechts heeft dat liberale concept in de daarop volgende Koude Oorlog ook het socialistische concept van de moderniteit als radicaal links alternatief uitgeschakeld. Het is in deze historische context dat ons initiatief verankerd is en daaraan ontleend het ook zijn motivering.
Nu links niet langer in staat is een nieuw en beter lijkend alternatief van het liberale concept te creëren, leven we als tijdgenoten sinds de jaren ’90 in een nieuwe ontwikkelingsfase van de moderniteit, waarin het liberalisme als westerse beschavingstraditie onweerstaanbaar de tijdgeest kleurt. Na twee eeuwen van ideologische en politieke strijd tussen concurrerende ideologieën over de grondslagen en de inrichting van de moderne samenleving die op mondiaal niveau, zoals gezegd, culmineert in de Koude Oorlog, is het liberale concept van de moderniteit er tenslotte na twee eeuwen in geslaagd om zich ondanks allerlei anti-liberale tegenkrachten en doemscenario’s door te zetten als de gemeenschappelijke ideologische grondslag van de moderne westerse samenleving en cultuur.
Die liberale beschavingstraditie valt uiteraard niet te vereenzelvigen met het toonaangevende neoliberalisme dat vooral sinds het einde van Koude Oorlog op de voorgrond treedt en daarvan slechts een bepaalde variant is en in veler ogen een problematische variant. In lijn met die liberale triomf in de Koude Oorlog krijgt de Nederlandse partijpolitiek een ander karakter. Zij verandert dan namelijk in een strijd om macht tussen concurrerende varianten van die liberale beschavingstraditie, waarin niet langer ideologische motieven primair de politieke koers bepalen, maar een pragmatische en technocratische oriëntatie. In lijn hiermee begint dan ook de snelle opmars van ideologisch niet langer gebonden zwevende kiezers, wordt de strijd om de kiezersgunst veel onzekerder en het opinieklimaat veel wisselvalliger.
Met de val van de Berlijnse muur in 1989 begint zoals gezegd een nieuwe ontwikkelingsfase in de geschiedenis van de moderniteit. Aan de bewustwording daarvan is in Civis Mundi sindsdien eveneens doelbewust gewerkt. Het Civis Mundi Jaarboek 2011, getiteld: Tijdsein, is daarvan een voorlopige samenvatting waarop in het Jaarboek 2012 verder is voortgebouwd. Met de liberale triomf in de Koude Oorlog eindigt tenslotte ook de toonaangevende invloed die sinds de jaren ’60 het linkse denken in de publieke opinie wist uit te oefenen. Tot dusverre mijn interpretatie van het wereld-gebeuren sinds de jaren ’60.
Als intellectuele onderneming hebben we meerdere gedaantenwisselingen ondergaan. Ik vermeld hier alleen de overgang van Oost-West naar Civis Mundi. Onlangs verscheen een nieuwe Nederlandse vertaling van de bekende roman van Arthur Koestler getiteld: Darkness at noon; een roman die in 1940 verscheen na Koestler’s breuk met het communisme en waarin hij de ogen van veel linkse lieden opende voor de gewetensdwang en terreur die inherent is aan de communistische ideologie. Sinds de jaren ’60 beleeft die ideologie niettemin een opmerkelijke herwaardering en krijgt anticommunisme als gevolg daarvan een kwalijke connotatie in de sindsdien door links steeds meer gedomineerde publieke opinie.
En het is mede met het oog daarop dat begin jaren ’70 de ideologische confrontatie tussen de vrije en communistische wereld vervangen is door een nieuw redactioneel referentiekader, te weten de ontwikkeling van een civil society op mondiaal niveau waarvan het oost-west conflict de eerste polemische expressie was, met andere woorden voor wat tegenwoordig de globalisering van nationaal georganiseerde samenlevingen genoemd wordt. Vandaar de naam Civis Mundi sinds begin jaren ’70.
Kritische bezinning op de kwaliteit van het gevestigde liberale en democratische politieke bestel was zoals gezegd het antwoord van ons tijdschrift op de communistische uitdaging. En dat had tot gevolg dat nog vóór D66 werd opgericht dat antwoord gestalte kreeg in een reeks van politieke vernieuwingsideeën waarvan in het jaarboek verslag gedaan wordt met daaronder de ontwikkeling van een nieuw concept van democratische burgerschapsvorming, dat in eerste instantie operationeel is gemaakt in het Nederlandse Centrum voor Democratische Burgerschapsvorming. Het is aan dit initiatief waaraan we toen de toekenning van een overheidssubsidie dankten, waardoor we niet langer geplaagd werden met verdachtmakingen vanwege onze aanvankelijke anticommunistische startpositie; een positie waar we ons achteraf helemaal niet voor hoeven te generen, temeer omdat anticommunisme op een zeer genuanceerde wijze operationeel is gemaakt.
Een tweede bron van inspiratie van Civis Mundi als intellectuele onderneming was de naoorlogse doorbraakgedachte. Dat is een gedachte die direct na de oorlog het meest saillant vertolkt is door de hervormde theoloog G. van der Leeuw, prominent exponent van die Doorbraakgedachte en minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap in het kabinet-Schermerhorn. De tijdgeest werd direct na de oorlog echter nog te sterk beheerst door de vooroorlogse verzuilingsgedachte om ontvankelijk te zijn voor deze toen als dissident ervaren boodschap. Pas naarmate de ontzuiling sinds de jaren ’60 op gang komt, groeit daar langzamerhand ruimte voor via de ontwikkeling van een nationaal, i.c. Nederlands identiteitsbesef. Aan de bewustwording daarvan heeft Civis Mundi doelbewust meegewerkt ondanks de weerstanden en verdachtmakingen daartegen. In het nationale geheugen is die doorbraakgedachte inmiddels ver weg gezakt. PvdA-prominent Paul Scheffer[2] presteerde het bijvoorbeeld onlangs nog de PvdA op te voeren als een van de dragende partijen van de naoorlogse verzuiling in Nederland naast de christendemocraten. Het Doorbraakverleden van zijn partij schoot hem kennelijk niet meer in herinnering.
Terwijl de Doorbraakgedachte in progressieve kringen waar zij na de oorlog geboren was, volledig is weggezakt, heb ik die gedachte in Civis Mundi als nieuwe expressie van het liberale concept van de open samenleving integraal omarmd, verbreed en vervolgens nader uitgewerkt met als doel taaie religieuze, ideologische, politieke, territoriale en maatschappelijke scheidslijnen te doorbreken, om zodoende nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden en- perspectieven te kunnen openen.
Het integratiethema van dit symposium is in zekere zin verwant met die Doorbraakgedachte. Op filosofisch niveau heeft dat thema in Civis Mundi en ook in dit jaarboek gestalte gekregen in de ontwikkeling van een integraal mens- en wereldbeeld als correctie op het dominerende reductionistische denken in wetenschap, politiek, beleid en bestuur. In meerdere opzichten heeft dat thema in Civis Mundi vrucht gedragen. Als voorbeelden noem ik onder andere het stimuleren van interdisciplinaire reflectie en onderzoek en in verband hiermee het entameren van twee bijzondere leerstoelen met een interdisciplinaire opzet; een opvatting van de politieke samenleving als een permanent proces van politieke en juridische integratie met als uitvloeisel ervan het bepleiten van een consequent beleid van integratie van migranten en etnische minderheden in het Nederlandse staatsverband; in Europees verband het consequent ondersteunen van het Europese integratieproces; en in het politieke denken het doorbreken van de links-rechts polarisatie waarin ervan wordt uitgegaan dat burgers slechts tussen twee politieke smaken kunnen kiezen, te weten links of rechts. Wij hebben van stonde af aan betoogd en verdedigd dat er nog een derde politieke smaak voor handen is namelijk een politieke middenpositie die het mogelijk maakt de politieke situatie en problematiek zowel met een linker als met een rechter politiek oog tegemoet te treden en zodoende meer genuanceerd en realistisch te opereren.
Het is inmiddels wel verassend te ervaren dat in kringen die zich jarenlang rekenden tot het linkse en progressief geheten deel der natie en op grond daarvan op het politieke midden plachten neer te kijken als een smakeloze grijs-grauwe positie, dat midden nu zelfs radiaal omhelzen. Nu linkse dominantie passé en evangelisch radicalisme in het CDA eveneens uit de mode is, geldt dat niet minder voor het taboe op het politieke midden. Vandaar dat D66, CDA en PvdA zich niet langer generen voor een middenpositie al belijdt de PvdA tegelijk nog wel een principiële voorkeur voor linkse samenwerking. Maar dat is tot dusverre bij een principiële voorkeur gebleven.
In het jaarboek wordt wel scherp onderscheid gemaakt tussen twee varianten van dat politieke midden; een principiële, politiek-filosofisch onderbouwde variant die ik al sinds de jaren ’50 verdedigd heb; en een opportunistische variant waarin het politieke midden alleen om electorale, dus machtspolitieke redenen gekozen wordt. Alleen bij deze laatste variant is er vaak sprake van een grijs-grauwe positiebepaling met het oog op regeringsambities.
Met het verslapt raken van de ideologische polarisatiekramp van weleer wordt in het jaarboek tevens een ideologisch meer integrerende denkwijze gesignaleerd, het zoeken namelijk van een redelijke balans tussen op het oog tegenstrijdige waarden en desiderata, zoals bijv. tussen zelf verantwoordelijkheid en gemeenschapsverantwoordelijkheid, tussen economische dynamiek en sociale bescherming, tussen particularisme en universalisme, nationale en internationale solidariteit en dergelijke.
Terugblikkend op het wereld-gebeuren sinds de jaren ’60 springt als verklaring van politiek gedrag en politieke ontwikkelingen opnieuw de prominente rol van het machtsbeginsel in het oog. Het constateren hiervan is uiteraard niets nieuws. In het jaarboek is dat niettemin toch gedaan, in het licht namelijk van de moderniteit als nieuw beschavingstype. Zowel de moderniteit in liberale als in socialistische zin heeft namelijk de pretentie gekoesterd het machtsbeginsel in politieke en maatschappelijke betrekkingen te kunnen elimineren, in het liberale concept via de beginselen van de rechtsstaat en de internationale rechtsorde en in het socialistische concept via de ontwikkeling van klasseloze maatschappijen. Maar die pretentie bleek in beide gevallen te hoog gegrepen.
Met de ontwikkeling van de moderniteit heeft het machtsbeginsel bovendien een ingrijpende nieuwe dimensie gekregen. Bleef dat beginsel in premoderne culturen beperkt tot het naar zijn hand zetten van mensen en hun gedrag, in de moderniteit krijgt dat machtsbeginsel een veel ruimere betekenis en uitstraling. Het impliceert dan namelijk ook de pretentie de wereld te kunnen herscheppen in de geest van de progressieve idealen van de moderniteit dankzij de groeiende invloed van wetenschap en technologie als instrumenten van rationele natuurbeheersing en gedragsregulering. Dat gaat tevens gepaard met de ontwikkeling van een wetenschappelijk-technisch wereldbeeld, waarin de werkelijkheid uitsluitend in materialistische termen beschreven en geanalyseerd wordt om die werkelijkheid zodoende het meest effectief te kunnen onderwerpen aan menselijke beheersingsmacht.[3] En daardoor wordt de moderniteit dan ook van stonde af aan continu gemotiveerd en voortgestuwd.
In een sterk moralistisch geaard land als Nederland wordt politiek bij voorkeur beleefd als toegepaste ethiek. Als gevolg daarvan is in dit land rond het machtsmotief een politieke preutsheid gegroeid die herinnert aan de seksuele preutsheid van voorheen en daarmee samenhangende dubbele moraal: ontkenning van het machtsmotief met hand in hand daarmee een politieke strategie en tactiek die onverkort blijft afgestemd op de eisen van de politieke en maatschappelijke machtsstrijd. Machtsstreven gaat hier in de regel zwaar gesluierd door het leven en wordt bij voorkeur verhuld als uitoefening van invloed en bereidheid tot het dragen van verantwoordelijkheid. Dat taboekarakter van het machtsmotief is door ons herhaaldelijk ter discussie gesteld, opnieuw in dit jaarboek.
In het jaarboek wordt dat machtsmotief overigens genuanceerd beoordeeld. Het is een positief fenomeen als daardoor orde, zin en samenhang in de chaos van het menselijk bestaan tot stand gebracht worden en als het tevens dienstbaar gemaakt wordt aan welvaart en welzijn. Negatief is het uiteraard als het vervalt tot zelfverrijking, corruptie, willekeur, repressie en dergelijke, wat helaas in de regel in uiteenlopende mate het geval is. Die negatieve dialectiek blijft de mensheid tot het einde der tijden vergezellen als permanente opgave en bron van spanningen en conflict, zo luidt de conclusie van dit jaarboek. Het is een continuing story.
[1] Deze toelichting werd gegeven op het afscheidssymposium op 28 september 2012 op de Erasmus Universiteit 2012 te Rotterdam. Het jaarboek 2012 is nog steeds tegen een gereduceerde prijs bij Civis Mundi verkrijgbaar (10 euro per exemplaar plus verzendkosten)
[2] Paul Scheffer, Het krediet van Nederland, NRC Handelsblad 1 mei 2012.
[3] Zie o.a. E. Schuurman, Geloven in wetenschap en techniek. Hoop op de toekomst?, 2004.