Civis Mundi Digitaal #14
Bespreking van Paul van Tongeren, Het Europese nihilisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren Uitgeverij Van Tilt, Nijmegen, 2e druk, 2012.
Bespreking van Paul van Tongeren, Het Europese nihilisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren Uitgeverij Van Tilt, Nijmegen, 2e druk, 2012.
Wim Couwenberg
Het nihilisme staat voor de deur. Waar komt die meest sinistere van alle gasten vandaan? Nietzsche beschrijft dat als iets onheilspellends, een catastrofe, een onvermijdelijke gebeurtenis met verschrikkelijke gevolgen. Aan het einde van 19e eeuw kondigt hij die noodlottige gebeurtenis aan die zich de komende twee eeuwen zal voltrekken. We zitten daar nu midden in. En niemand die zich daar druk over maakt. Hoe komt dat? Met deze woorden introduceert de auteur zijn boek over het Europese nihilisme. Met Nietzsche presenteert hij dat nihilisme als een typisch Europees fenomeen en probleem.
Het boek is helder opgebouwd. Het begint met een grondige analyse van het begrip nihilisme als centraal thema in de filosofie van Nietzsche aan de hand van zijn teksten daarover. Al wordt het begrip nihilisme wel geassocieerd met de filosofie van Nietzsche, daar gaat niettemin een hele geschiedenis aan vooraf die vervolgens in beeld wordt gebracht waarna een korte schets volgt van de ontwikkeling van dat nihilisme thema in Nietzsche’s werk. De meeste aandacht krijgt de interpretatie van Nietzsche’s antwoord op de vraag waar het nihilisme vandaan komt en wat dat betekent. Heel relevant en interessant is ook de vraag hoe Nietzsche’s visie op het nihilisme doorwerkt in het werk van andere denkers. Daar wijdt de auteur eveneens een apart hoofdstuk aan. In het slothoofdstuk komt de voornaamste vraag aan de orde over de door Nietzsche aangekondigde dreiging van het nihilisme die niemand lijkt te verontrusten. De achtergrond van die dreiging ziet Nietzsche gelegen in de onvoorstelbare betekenis van de dood van God als het vermeende fundament van waarden als goedheid, orde, zin, schoonheid en dergelijke; de vreselijke ontdekking dat de mensheid steeds in een illusie geloofd en geleefd heeft. Het humanisme biedt voor dit verstrekkende verlies geen alternatief. Het atheïstisch humanisme zoals in Nederland belichaamd in het humanistische verbond, claimt wel een alternatief te kunnen bieden voor het verlies van religieuze zingeving. In het postmoderne denken maakt men zich hiervan af door de behoefte daaraan eenvoudig irrelevant te verklaren. Met al die uitingen van zinduiding zowel van religieuze als van seculiere aard wordt in dat denken rigoureus afgerekend als uitingen van een eindeloze reeks van mythologieën en mystificaties.
Op allerlei manieren blijven we niettemin gewoon net doen of ons bestaan er toe doet en ergens toe leidt, al is dat op de keper beschouwd een subtiele vorm van zelfbedrog. Op het terrein van traditionele religies zoals bijvoorbeeld het christendom zien we dat ook. Daar wordt het nihilistische geestesklimaat gepareerd door de uiterlijke vormen van religie als gebed, sacramenten en ander ritueel te blijven koesteren als bron van troost en vertrouwen in dit leven en zodoende te blijven doen alsof God toch bestaat. Die uiterlijke vormen fungeren in dit geval als performatieve handelingen waarin we al doende in leven willen roepen wat we uitspreken.
De meest populaire manier om die zinvraag uit de weg te gaan, is ongetwijfeld haar zoveel mogelijk te verdringen in de roes van een uitbundige consumptie- en amusementscultus zoals de kapitalistische consumptiemaatschappij die dag in dag uit met alle beschikbare middelen aanbiedt en stimuleert en daarbij tevens voorziet in een rijk scala van roesmiddelen. We consumeren en amuseren ons kapot, zo is in dit verband opgemerkt.[1] Is dat omdat we ons in de geest van Awee Prins’ dissertatie Uit verveling (2007) anders kapot vervelen? Hoe dit zij, in de ogen van de neoconservatieve ideoloog Irving Kristol[2] is dat consumentisme, dat continu najagen van kortstondig aards geluk, slechts een compensatie voor het teloorgegane geloof in een hiernamaals. Andere beoordelaars van menselijk gedrag interpreteren dat in de postmoderne context waarin we leven weer anders.[3] In de wijze waarop de kapitalistische consumptiemaatschappij zich dienstbaar maakt aan het bevredigen van de geneugten van de geseculariseerde massamens van de (post)moderniteit zien zij veeleer een nieuwe instantie die op die manier zin en betekenis geeft aan het anders bleke leven van die massamens. ‘Shopping is the meaning of life’, zo zou men dat kort kunnen samenvatten. Het consumentisme, de permanente staat van begeerte die de consumptiemaatschappij creëert en in stand houdt, krijgt daarmee een metafysische dimensie.
Op de beleving van privégeluk hand in hand met onvrede over het reilen en zeilen van de samenleving, zoals gesignaleerd als kenmerk van de actuele maatschappelijke situatie heeft Nietzsche in zekere zin al geanticipeerd met zijn pessimistische concept van de laatste mens. Hij doelt daarmee op een type mens dat geen verlangen meer koestert naar een hogere bestemming of gericht is op verheven politieke doelen, geen boodschap meer heeft aan enigerlei traditie en de hoop op toekomstig heil aan genezijde heeft opgegeven. Die laatste mens doet in zekere zin denken aan de massamens zoals de Spaanse filosoof Ortega y. Gasset die eind jaren ’20 aankondigde in zijn la rebelion de las massas (1929). Lijkt het dominerende type mens in deze tijd niet sterk op die laatste mens van Nietzsche?
De actualiteitwaarde van dit boek wordt elders in dit nummer geïllustreerd aan de hand van een tweetal actuele discussies.[4]
[1] Zie D. Geldof, We consumeren ons kapot, 2007; en M. Postman, We amuseren ons kapot (Nederlandse vertaling van M. Postman’s Amusing ourselves to death, 1985
[2] Zie I. Kristol, Neoconservatism, 1995, p. 99
[3] Zie o.a. M.B. ter Borg, Zin-economie, 2003
[4] Zie het onderstaande artikel en thema 10.