Civis Mundi Digitaal #17
Wim Couwenberg
Evaluatie politiek innovatiestreven
Evenals in andere conflicten sinds de jaren ’60 botsten ook in de strijd over aanpassing van het oude politieke bestel aan een sterk veranderende maatschappelijke en politieke context radicale en meer gematigde standpunten op elkaar. Het in en door Civis Mundi geëntameerde innovatiestreven had in eerste instantie een meer gematigd karakter en kreeg daardoor van radicale richtingen zoals het radicaal democratisch gezinde D66, radicaal links in de PvdA en christenradicalen in christendemocratische partijen een onvoldoende in vernieuwingsgezindheid.
Als we nu kijken naar wat er terecht gekomen is van de pretenties en ambities van de radicale vernieuwers van toen, dan is het resultaat bedroevend mager. De radicalisering van het socialisme zoals beoogd door Nieuw Links is in haar tegendeel verkeerd. De meeste voorlieden van Nieuw Links hebben zich weldra aangepast aan de politiek zeden en tradities van onze burgerlijk-liberale cultuur. Het socialisme is op sterk water gezet.[1] En de PvdA is net zo ‘rechts’ geworden als DS’70 indertijd door Nieuw Links werd bestempeld en bestreden.[2]
De radicaal-evangelische politiek die christen-radicalen in het CDA predikten en die ook een prominente rol speelde bij de voorbereiding van het CDA, is niet meer dan een kortstondig politiek strovuur gebleken. Zodra het CDA als grootste partij opnieuw de regie in de Nederlandse politiek in handen kreeg, week de behoefte aan evangelisch-radicale politiek razendsnel voor de eisen van de praktische, door machtsverhoudingen bepaalde politiek.[3]
Kroonjuwelen D66
De radicale democratisering van D66 is zo’n grote deceptie geworden, dat die oorspronkelijke politieke ambitie, verwoord in het ontploffen van het oude politieke bestel als D66-oogmerk, in die partij helemaal op de achtergrond geraakt is. In een interview in het dagblad De Pers met hem kwalificeert Maarten van Rossem het politiek-bestuurlijke vernieuwingsstreven van D66 als infantiel[4]. Maar infantiel was dat zeker niet. Dat een staatsbestel dat nog dateert van 1848 en een partijpolitieke constellatie die teruggaat tot de voorlaatste eeuwwisseling, toe is aan vernieuwing en aanpassing aan sterk veranderde omstandigheden, lijkt een heel verstandige politieke reactie erop, maar in het licht van de Nederlandse politieke cultuur door D66 wel te radicaal geformuleerd en in de woorden van Hans van Mierlo vooralsnog een krankzinnig avontuur.
Ik stuitte onlangs bij een opruimingsbeurt toevallig op een citaat, ontleend aan een opmerkelijk interview met voormalig D66-leider Jan Terlouw in HP De Tijd. Daaruit valt af te leiden dat de staatsrechtelijke hervormingen, die bekend zijn geworden als de kroonjuwelen van D66 helemaal niet behoren tot het politieke DNA van D66, maar slechts een persoonlijke hobby waren van Hans van Mierlo, waar na de jaren ’60 maar weinigen in D66 zich warm voor gelopen hebben, D66-leider Jan Terlouw zelfs helemaal niet. En toen D66 na een grandioze overwinning bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 een opgelegde kans kreeg om die staatsrechtelijke hervormingen eindelijk politiek operationeel te maken, was het uitgerekend Hans van Mierlo, die bij de toenmalige kabinetsformatie er van afzag minister van Binnenlandse Zaken te worden om zich in die functie in te zetten voor een effectuering van die D66 kroonjuwelen, maar ervoor koos minister van Buitenlandse Zaken te worden en Binnenlandse Zaken overliet aan VVD-leider Hans Dijkstal die als VVDer geen enkele affiniteit had met die kroonjuwelen. Van enigerlei effectuering daarvan is daarom niets terecht gekomen evenmin als van de daarmee beoogde democratisering van de Nederlandse politiek ter overbrugging van de kloof tussen de politieke klasse en de burgers aan de basis; een kloof die al inzet was van het toenmalige politieke vernieuwingsstreven. Dat kloof-thema is inmiddels gekaapt door populistische stromingen sinds de Fortuyn-revolte. Nauw verbonden met dat staatsrechterlijke hervormingsstreven van Van Mierlo als D66 leider behoorde niet minder een grondige vernieuwing van het vastgeroeste partijstelsel. Door bundeling van progressieve partijen in een progressieve concentratie als aanloop naar een brede progressieve volkspartij. Die progressieve concentratie is er in 1972 met Keerpunt ’72 gekomen, maar niet de gewenste doorbraak naar een progressieve volkspartij. Die doorbraak is inmiddels vertaald in het streven naar een linkse samenwerking. Maar daar heeft D66 zich inmiddels nadrukkelijk van gedistantieerd, sinds zij zich expliciet presenteert als een partij van het politieke midden.
Een bundeling van de redevoeringen van Van Mierlo die hij in zijn politieke carrière uitgesproken heeft, is vorig jaar als eerbewijs aan hem verschenen[5]. Zij getuigen van een politicus, die zijn oorspronkelijke intenties met D66 op voorbeeldige wijze wist te vertolken, maar er niet in slaagde ze duurzaam te verankeren in zijn partij en achterban.
Referendum ook een kroonjuweel van D66?
Tot die kroonjuwelen wordt in de media nog steeds het referendum gerekend. Maar dat klopt niet. Andere politieke actiegroepen, in de jaren ’60 het Democratisch Centrum Nederland en in de jaren ’70 en ’80 het Comité Referendum-Ja, waren de initiatiefnemers op dit punt. D66 heeft het referendum bij de oprichting ervan expliciet verworpen evenals bij de parlementaire behandeling van een regeringsnota begin jaren ’70 over de voorstellen van de staatscommissie Cals-Donner.
Pas na het pleidooi van de staatscommissie-Biesheuvel voor referendum en volksinitiatief in de jaren ’80 heeft D66 zich in 1987 voor de invoering van het referendum uitgesproken. Maar dat heeft nauwelijks enig politiek effect gehad. Zoals elders in dit nummer uiteen gezet, is het referendum inmiddels heel populair geworden onder eurosceptici, zij het, lijkt me, om puur opportunistische redenen.
Inmiddels heeft de Tweede Kamer ingestemd met een initiatiefwetsontwerp van PvdA, D66 en GroenLinks tot invoering van een raadplegend referendum over een door het parlement aangenomen wetsvoorstel en verdragen. Dit voorstel dateert al uit 2005, maar is pas recent in stemming gebracht en beperkt zich tot een niet-bindende volksraadpleging. Indertijd toen zo’n adviserend referendum door juist genoemd comité evenals in Civis Mundi werd voorgesteld, werd dat afgeserveerd als een fopspeen voor kiezers evenals vanwege het ontbreken van nuanceringen in de vraagstelling. Nu D66 de redenen voor haar oprichting zelf in feite niet meer serieus neemt, rijst de vraag waarom zij nog altijd vasthoudt aan een naam die daaraan expliciet blijft herinneren.
Hier volgt ter informatie het eerder genoemde citaat van Jan Terlouw: "Ontploffing van het staatsbestel, de gekozen minister-president en al die andere oude D66-thema’s zijn gedateerd. Na de jaren ’60 hebben weinigen in D66 ooit nog warm gelopen voor die staatrechtelijke vernieuwing. Behalve Hans van Mierlo dan. Het is altijd zijn stokpaardje geweest. Ikzelf heb er zelden aandacht aan besteed. Het onderwerp was tien jaar geleden al grotendeels achterhaald.
Als van Mierlo een betoog houdt, kan volgens mij driekwart van Nederland hem moeilijk volgen. Maar men realiseert zich dat niet omdat het zo mooi klinkt allemaal. Of men begrijpt het niet, maar zwijgt erover, bevreesd als men is om in eigen omgeving voor dom te worden versleten."
Uit: Het hartezeer van Jan Terlouw, HP/De Tijd, 16 september 1991.
[1] Zie P. Kalma, Het socialisme op sterk water, 1987
[2] Zie hiervoor nader S.W. Couwenberg, Modern socialisme, 1972, pp. 150-157.
[3] Zie Moderniteit als nieuw beschavingstype, Civis Mundi Jaarboek 2009, p. 25
[4] Zie voor dit interview dagblad De Pers, 28-11-2011.
[5] Hans van Mierlo, Een krankzinnig avontuur, 2012