Civis Mundi Digitaal #17
Heidi Muijen
"Het spirituele is politiek - het politieke is spiritueel!"
Levenskunst als een wijsheidstraditie voor de ontwikkeling van een ethisch-politiek bewustzijn! - DEEL 3 -
Samenvatting van de artikelenreeks over Levenskunst en Levensgeluk :
In Civis Mundi Digitaal, http://www.civismundi.nl/index.php (2011-3, 4] heb ik een bijdrage in 2 delen geschreven aan thema 11: Filosofie van de Levenskunst. De artikelenreeks problematiseert het fenomeen dat in de huidige tijd het waarde- en betekenisvolle in naam van een instrumentele ‘onverschillige’ lege vrijheid ‘ieders eigen subjectieve keuze’ is geworden. Daarmee dreigt dit domein in het publieke en politeke debat ten opzichte van economische doelen uiteindelijk leeg en betekenisloos te worden. Het fenomeen lijkt symptomatisch te zijn voor de ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In die context houd ik een pleidoor voor het ontwikkelen vaneen ethisch-politiek bewustzijn. Zou er langs die route zicht kunnen komen op een nieuwe ´pursuit of happiness´ die zich oriënteert op een begrip van ´het volle geluk´?
De zelfverkozen dood van de jonge Tunesische straathandelaar Mohammed Bouazizi door zichzelf in brand te steken voor het oog van de wereld luidde in 2011 het begin van de Arabische lente in. De omver geworpen regimes en elites hadden hun macht gevestigd door repressie en censuur Het was meer dan een persoonlijke daad van wanhoop. Het raakte een snaar bij grotere groepen en ontlokte een gemeenschappelijk protest tegen onderdrukking en corruptie, wat leidde tot collectieve actie en het ineenstorten van politieke machtsblokken. Een jaar na de machtswisseling voelt het volk van Egypte zich bedrogen en beschuldigen de nieuwe machthebbers onder leiding van Morsi ervan teveel macht naar zich toe te trekken. Opnieuw vloeit er bloed, is er collectieve actie en strijd voor een rechtvaardiger ideaal...
De Arabische revolutie heeft uiteenlopende reacties, bijval en afkeuring, ontlokt. Wie het nog niet was is sindsdien in elk geval doordrongen van de macht van de nieuwe sociale media. Via twitter, facebook en andere digitale kanalen van sociale communities staan verschillende culturen en lagen in de samenleving in wereldwijde verbinding met elkaar. Grenzen worden overschreden door het wereldwijde web dat verbinding creëert en ethnische, religieuze, sociale en culturele grenzen doorbreekt. De huidige werkelijkheid is dat we in een mondiale wereld leven, waar nationale grenzen vervagen. Gevestigde machtstructuren staan onder druk van een nieuw krachtenveld van opkomende economische markten en machten, van de macht van de sociale media. Dit gegeven onderstreept het belang van het ontwikkelen van een sociale en politieke levenskunst, wat een ethisch-politiek bewustzijn van de burger vooronderstelt. Het streven naar het goede samenleven vraagt om politieke bijsturing van de winden van economische wildgroei en willekeur. Er dient richting te worden gegeven aan de twittercratie (Heleen Rippen, 2012).
Zoals de lucht alle aardbewoners met elkaar verbindt, zo verbinden de sociale media en internationale handel, geld- en financiële stromen Oost en West, Noord en Zuid. Er is geen ´derde wereld´ en ´vierde wereld´ meer, wel een mondiale samenleving. Deze is enerzijds verscheurd door schrijnend onrecht en een ongelijke verdeling van welvaart, natuurlijke hulpbronnen en kansen op ontwikkeling. Anderzijds is de mondiale en multimediale samenleving ook rijk aan verschillen. Mensen kunnen zich meer dan ooit individueel en als culturele gemeenschap aan en met elkaar ontwikkelen. Talrijk zijn de wegen en visies op het goede samenleven. Er zijn kleurrijke dromen over het goede en er groeien meervoudige inzichten in rechtvaardigheid, waaruit we kunnen putten. Bronnen voor de menselijke gemeenschap hoe het leven op het ruimteschip aarde gelukkiger en rechtvaardiger te maken. Door de kieren van een afbrokkelende gevestigde orde gloort hoop op verandering.
Het voorbeeld van de Arabische lente maakt tevens duidelijk dat de weg naar de goede samenleving verre van ideaal is. Veelal gaat het om een weg die van idealisten mensen met vuile handen maakt. De prijs van bloedvergieten wordt soms met schaamte en afschuw, en soms met trots en heroïek betaald door de martelaren van een revolutie. Ook laten revoluties zien hoe mensen elkaar kunnen versterken. Enerzijds vanuit verontwaardiging en gezamenlijk protest tegen misstanden, anderzijds gedragen door een gemeenschappelijk ideaal. Ruim twee eeuwen terug voltrok zich in Frankrijk een bloedige revolutie in naam van vrijheid, gelijkheid en broederschap. De razendsnelle ´vooruitgang´ sindsdien - vooral technisch door opeenvolgende industriële revoluties en economische welvaart - hebben we in sociale, spirituele en morele zin niet kunnen bijhouden. Op dat vlak lijkt er soms veeleer een verliesrekening te ontstaan: hoe zijn we erin geslaagd collectief zorg te dragen voor het cultiveren van de waarden die de inzet vormden van de revoluties? Hoe zijn de politieke waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap voor de burgers werkelijk verweven in het maatschappelijke leven? Of vormen ze een facade die de macht en belangen van economische en bestuurlijke elites veilig stelt?
Oude structuren van economische en politieke macht houden lang stand ondanks vele protest- en emancipatiebewegingen. Angst en onverschilligheid, begeerte en hebzucht, macht en behoudzucht lijken het wereldtoneel en de krochten van de individuele ziel te beheersen. Op grote schaal worden de gemoederen gedirigeerd door onderbuikgevoelens en angst voor ´het andere´ - voor links, voor de Islam, voor de vreemdeling, de verschoppeling, de excentriekeling,.... Er is de polarisering tussen links en rechts en tegelijkertijd versplintering van het politieke landschap met opkomende one-issue partijen.
Soms lijkt er even een roes van optimisme en verandering te ontstaan, zoals tijdens de eerste campagne en verkiezing van president Obama in 2008. De magie van hoop en vertrouwen was voelbaar, die hij met zijn Yes we can! uitsprak. Iets soortgelijks in negatieve zin, om paal en perk te stellen aan het machtsmisbruik van de economische machtscentra van Wallstreet, de banken en andere hoofdrolspelers van de economische crisis, sprak uit de occupy beweging. Tegenstemmen alleen zijn evenwel onvoldoende: even noodzakelijk is het een wenkend en hoopvol perspectief te bieden. Stem geven aan het verlangen naar een beter alternatief. Het werkelijke probleem achter zowel de aantasting van het milieu als massale verpaupering en sociale ontwrichting, is een moreel probleem van ongekende omvang. Technische en economische oplossingen in de politieke en economische sfeer alleen bieden geen oplossing voor de pijn in morele zin. Het gaat om een ethisch vraagstuk dat zich schuil houdt achter ogenschijnlijk technisch oplosbare problemen! Zoals nooit eerder in de geschiedenis in deze omvang ontzaglijke complexiteit en hardnekkigheid wordt de mens geconfronteerd met de onbeheersbare negatieve gevolgen van economisch gesublimeerde agressie, ontembare begeerte en hebzucht. Terwijl de winsten voor de happy few ongekend toenemen is er soms een autistisch gebrek aan solidariteit en empathie met hen die het agressieve tempo van de oude Pursuit of Happiness, het ongebreidelde produceren en consumeren, niet bij kunnen houden. Deze tijdgeest wordt in documentaires en films op het web verbeeld, bijvoorbeeld in moving forward, 2011.
Op basis van een gedeeld verlangen naar een betere wereld kan er collectieve actie ontstaan met kleine inspirerende initiatieven. Hoe kunnen marginale veranderingen een antwoord bieden op ervaren morele nood achter sociaal-economische problemen in de status quo? Op 5 maart 2012 besteedde het programma Tegenlicht aandacht aan een nieuwe vorm van coöperatieve samenwerking in het Baskische stadje Mondragón, waar elke werknemer mede-eigenaar is en men samen beslist welke keuzes het bedrijf moet maken. Er zijn meerdere plaatsen in de wereld waar een lokale economie opbloeit op basis van alternatieve regionale geld en waardesystemen, zoals het LET-systeem, stichting Ander Geld, en nog andere voorbeelden. In allerlei hoeken van de samenleving lijken er sociale en duurzame vormen van samenwerking te ontstaan. Ook in ons land wordt het coöpertieve bankieren opnieuw uitgevonden waardoor kleine ondernemers, die van de grote banken door de stringente regelgeving geen lening krijgen, tegen lage rente kunnen investeren (zoals door de Krediet Unie). Het coöperatief beheren van windenergie is een voorbeeld, evenals nieuwe vormen van solidariteit bij arbeidsongeschiktheid, zoals het broodfons initiatief . Thema 5 in dit tijdschrift is gewijd aan een breed spectrum aan facetten die te maken hebben met het crisiskarakter van onze tijd.
In deze artikelenreeks voor Civis Mundi vraag ik aandacht voor de wenselijke samenhang in ons begrip van levensgeluk, tussen een ethisch-politieke betekenislaag en de persoonlijke beleving van geluk. In een viertal stappen houd ik een pleidooi voor een breedbeeld visie op levensgeluk. De traditie van levenskunst gaat uit van een fundamentele visie op geluk die richtinggevend zou kunnen zijn voor het ontwikkelen van indicatoren voor maatschappelijk welzijn en levenskunst in organisaties. In dit derde artikel schets ik - tegen de achtergrond van de filosofische diagnose van de malaise van de moderniteit (Taylor, 2009) het failliet van de oude Pursuit of Happiness die zich eenzijdig op economische welvaart oriënteert. In een vervolgartikel zal een volle visie op levensgeluk (Schmid, 2010) worden geschetst die op existentieel niveau een richting kan wijzen voor de wenselijke samenhang met ethisch-politieke vraagstukken.
Toegespitst op de sectoren onderwijs en zorg gaat het om de vraag of de kwalitatieve parameter van het volle geluk een brug kan slaan tussen beleving en meting van de kwaliteit van diensten. De invalshoek van de levensreis verschuift het accent van het vastleggen van het doel (criteria voor welvaart) naar het gaan van een goede weg (de pursuit). Het gemeenschappelijke streven naar goede diensten in zorg en onderwijs zou kunnen worden vertaald in een aantal ijkpunten in de interferentiezone tussen leefwereld en systeemwereld (Habermas, 1981; Kunneman, 2005). Hier staat een conceptuele inbedding van het geluksstreven centraal, meer dan de vraag naar operationalisering in economische of organisatiekundige termen. Uitgaande van gedeeld verlangen naar vormend onderwijs en goede zorg worden de besproken problemen en initiatieven geplaatst in de filosofische traditie van levenskunst. Hoe kunnen de oude idealen van de zorg voor zichzelf en voor de gemeenschap - paedeia als vorming en euthymia als gemoedsrust - dienen als ijkpunten voor waardecreatie? Kan daarmee het monopolie van het economische denken in de dienstensector een halt toe worden geroepen?
2. Van professionele dienstverlening naar het vermarkten van zorg en onderwijs ‘producten’
Als externe kracht van een masteropleiding begeleid ik managers in de zorg die voor het behalen van hun mastertitel een thesis schrijven op basis van onderzoek in een zorginstelling. Eerst klinken er vage geruchten in de wandelgang. Dan lees ik geschrokken op de email dat de opleiding is opgekocht door een grote speler op de markt. In een volgend schrijven wordt medegedeeld dat de verbindende figuur, het centrale aanspreekpunt en de initiator die de opleiding vanuit idealen heeft opgezet, nog dit lopende seizoen afscheid zal nemen. Van de ene dag op de andere ontslagen?! Deze functie zou vanuit het nieuwe beleid met strakkere en meer economisch gedreven aansturing te duur en overbodig zijn. Wellicht zal er een acceptabele regeling in termen van financiële genoegdoening worden getroffen. Toch voelt het anders als ik de eerstvolgende keer het gebouw binnen loop, alsof er ook mij iets ongevraagd is afgenomen. Het voelt alsof samen met het oude meubilair, de pennen, bloknootjes en naambordjes die als eerste en direct zichtbaar vervangen zijn, ook mensen en idealen op straat worden gezet door het primaat van geldelijk gewin...
Het dominante economische denken over produceren en consumeren, en daarop geënte succesvolle manieren van vermarkten van diensten, gelooft in de weg van schaalvergroting en winstmaximalisatie. Wanneer we die beweging vertalen naar de existentiële laag eronder kunnen we het economisch motief interpreteren als het bezweren van de angst voor een onzekere toekomst en het zekerstellen van onze onuitputtelijke begeerte, desnoods met behulp van agressieve middelen. De uitwerking van dat motief op massale en gecontroleerde maatschappelijke schaal heeft geleid tot een economische dwangbuis van winstmaximalisatie en het continue opvoeren van de arbeidsproductiviteit. Niet alleen in oorspronkelijke sectoren van productie en consumptie, maar ook in de dienstenector. Het overplanten van een productie-, organisatie- en denkwijze die niet ontleend is aan de eigen aard en wetmatigheden van de te leveren professionele diensten, heeft geresulteerd in de grootschalige leerfabrieken die ons onderwijsland nu rijk is. En tot gefuseerde zorginstellingen, die onbestuurbaar lijken te worden.
In de media is er veel ophef over misstanden in de ogen van nauw betrokkenen: er is sprake van lijden ten gevolge van de wijze waarop de dienstverlening is georganiseerd. Volgens de subjectieve beleving van professionals èn afnemers van zorg en onderwijs zijn de geleverde diensten in die sectoren aan het verschralen. Deze tendens gaat hand in hand met het steeds stringenter volgen van objectieve indicatoren van kwaliteit en economische groei.
‘Aan economische groei, zo wordt meer dan voorheen beseft, wordt een te hoge prioriteit gegeven. Zeker in rijke landen blijkt economische groei niet meer bij te dragen tot meer menselijk geluk. Boven een bepaald welvaartspeil impliceert economische groei niet meer welbevinden. Vandaar dat gezocht wordt naar andere en betere indicatoren dan alleen het bruto nationaal product om maatschappelijke vooruitgang te meten. Geluk als nieuwe indicator gooit in wetenschappelijke kringen tegenwoordig hoge ogen als complement van het bruto nationaal product om zodoende de kloof te overbruggen tussen objectieve indicatoren van welvaart zoals bnp en de subjectieve beleving van burgers.’ (Couwenberg, 2011)
Wat betekent het dat er een tegenstelling bestaat tussen de beleefde en de gemeten kwaliteit van dienstverlening in zorg en onderwijs? Filosofisch gezien is dit in verband te brengen met inherente spanningen die reeds zijn ingebakken in de aannames van het proces van rationalisering en economisering van het maatschappelijke middenveld en dienstverlening (Brohm&Muijen, 2010). Concreet betekent de filosofische paradox dat stelselmatige vervreemding en fragmentering de prijs is die we betalen voor de toenemende efficiëncy en welvaart. Winstmaximalisering door schaalvergroting en het reduceren van de volheid van menselijke samenwerking vanuit nabijheid en afstemming tot de technische inrichting van beheerssystemen. Dit reductionisme in menselijke communicatie en werkprocessen heeft lijden in organisaties tot gevolg (Coenen, 2008). Een student is meer dan een consument van een onderwijs-´product´ en een cijfer voor succesvolle output, maar een mens in ontwikkeling. Een zieke is vooraleerst een mens die zorg behoeft in plaats van gesleutel aan de geïsoleerde kwaal die in een diagnose-behandel-combinatie (dbc) en zorgverzekeringsstelsel past. Ten gevolge van de fundamentele wederkerigheid in zorgrelaties en in opvoedingsrelaties knelt het organisatorische dwangbuis zowel de zorgprofessionals en docenten evenzeer als de studenten en zorgontvangers.
Economisering en bureaucratisering van zorg en onderwijs zijn grote abstract begrippen die evenwel zeer reële gevolgen hebben. De technocratische wijze waarop zorg en onderwijs worden georganiseerd, vormen een levende realiteit, een systeemwereld. Deze is evenzo van invloed op de geleverde diensten, zoals ook de kwaliteit van het gebouw, de gekwalificeerdheid van het personeel en de gebruikte leermiddelen dat zijn. Weber, Foucault, Habermas, Kunneman en anderen hebben beschreven hoe de wetenschappelijke en technische revoluties onze samenleving rationaliseren en disciplineren. In onderlinge wisselwerking resulteren de processen in een kolonialisering van de leefwereld. De ogenschijnlijk neutrale processen en de technische en economische systemen grijpen in op de aard en kwaliteit van de relaties tussen professionals en patiënten, cliënten en studenten, tussen professionals onderling en in relatie tot de bestuurlijk verantwoordelijken. Waar een waardengedreven ziekenzorg en onderwijsinrichting de eeuwen trotseerden en onaantastbaar leken in het fundament van gedeelde waarden- zoals barmhartigheid, hulpbehoeftigheid, menselijkheid, geestelijke ontwikkeling en vorming- daar heeft de economische taal en een ontembare vernieuwingsdrift, zich meester van deze sectoren gemaakt.
Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw volgden de onderwijsvernieuwingen elkaar in steeds sneller tempo op. Van de middenschool tot de wet op de basisvorming, het studiehuis en het nieuwe leren, tot de brede school. De reorganisaties gaan gepaard met een verschuiving van pedagogische inzichten en veranderende didactische modellen. Het ene onderwijsconcept is nauwelijks ingevoerd of het volgende dient zich alweer aan. Zo was in het hoger onderwijs het probleemgestuurde (pgo-)onderwijs nog niet goed ingedaald of het moest al plaats maken voor een competentiegericht model. Er ontstond een papierwinkel vanuit de Haagse regelzucht om op de kwaliteit van het onderwijs toe te zien en extra begeleiding te reguleren en financieren voor leerlingen met leerproblemen en psychosociale stoornissen, zoals autisme en adhd. Schoolbesturen lieten van zich horen dat de druk op scholen toeneemt, zowel vanuit maatschappelijke pressie als door de innovatiedrang uit Den Haag. Dat allerhande zorgtaken naast de pedagogische kerntaak op het bordje van de school terecht komen. Dit betekent niet alleen extra werkdruk voor docenten maar ook een steeds grotere administratieve belasting. Hoe sterk de logica van de ´leerlinggebonden financiering´ voor extra zorg - het ´rugzakje´ - ook was, het wordt ingeruild door een ander fraai klinkend uitgangspunt. Kinderen met leer- en psychosociale problemen mogen niet worden buiten gesloten, dienen zolang mogelijk in de klas te blijven, zoals met de wet op het passende onderwijs wordt beoogd. De korte termijn politieke maatregelen zijn overtuigend ideologisch verpakt.
De vernieuwingsdrift in onderwijsland brengt met zich mee dat docenten niet langer als professionals diensten verlenen en zich als specialisten autonoom en verantwoordelijk weten. Zij zijn van deskundige vakleerkracht een leercoach geworden. Hun verantwoordelijkheid is tot een functionele gereduceerd: het leerproces van studenten aansturen op basis van door anderen geschreven handleidingen, in minutieus uitgewerkte gestandaardiseerde stappen. Een dergelijke ´Tayloristische´ inrichting van het onderwijs in combinatie met schaalvergroting zorgen ervoor dat inhoudelijke, morele en relationele aspecten van het doceren en leren in de knel komen. De administratieve taken en communicatie via mail en intranet slorpen tijd op die ten koste gaat van face to face contact en daadwerkelijke onderwijsuren. Dit betekent dat er op organisatie niveau allerhande noodverbanden worden aangelegd om het wettelijk verplichte minimum aantal onderwijsuren te behalen. Bijvoorbeeld door het inhuren van flexkrachten die projectweken in de roostervrije periode voor studenten kunnen verzorgen. Door de standaardisatie en fragmentatie dreigt het onderwijs een eendimensionale wereld te worden: zowel docenten als studenten houden elkaar in de greep met een ´bedrijfsmoraal´ in de zin van het opvolgen van geldende regels en procedures voor het inleveren en nakijken van de ´onderwijsproducten´. Leerprocessen komen neer op sanctionering en toekenning van punten: een duivelsverbond tussen de loyaal, regelvolgende docent en de calculerende student. De lineaire logica laat een gapende kloof zien ten opzichte van de beoogde ´double´ en ´triple loop´ leerprocessen, waarover geschreven wordt in de onderwijskundige literatuur.
Op het niveau van menselijk contact kunnen studenten docenten steeds minder zien als langdurig aanwezige, inspirerende voorbeeldfiguren die als mens aanspreekbaar zijn op hun autoriteit en autonomie. Ze zijn immers een vertegenwoordiger van een onderwijssysteem met regels en procedures; als het erop aan komt krijgen deze het laatste woord. Dit houdt een radicale verandering in van de professionele identiteit van de docent, van een zelfstandige professional naar een uitvoerende kracht in een bureaucratische onderwijsorganisatie. (Coenen, 2009 ) Uiteindelijk is de docent een productiemiddel in een leerfabriek, een verlengstuk van de continue innoverende onderwijsmiddelen ten behoeve van een maximale output.
Voor de zorg geldt een vergelijkbare analyse. Zo verdwijnen in de thuiszorg en in de ouderenzorg - ten gevolge van natuurlijk verloop en gedwongen ontslagen - de hoger gekwalificeerde, duurdere en gespecialiseerde verpleegkundigen, ten gunste van goedkopere arbeidskrachten. Hierdoor krijgen de patiënten kwalitatief minder goede zorg en de zorgprofessional staat onder steeds grotere druk om productie te leveren. De combinatie van een zorghart met de gulzigheid van organisaties werkt op grote schaal funest uit, merkbaar in stijgende cijfers van ziekteverzuim en professionals die burn out raken.
Het bijhouden van de kwaliteitzorgsystemen vergt veel tijd van de nauw afgemeten beschikbare tijd van professionals. Hierdoor komt de kwaliteit van zorg - die vooral met aandacht en presentie samenhangt (Baart, 2010) - juist extra onder druk te staan.
Onder invloed van bezuinigingen en de stringentere politieke regelgeving dreigt het aanbod van medicijnen en therapie te verschralen. De wetenschappelijke eis van evidence based handelen grijpt wezenlijk in op de wijze waarop kwaliteit van zorg en de status van professionele kennis wordt besproken, onderzocht en georganiseerd (Abma, R. e.a., 2010). De gestelde eis van bewezen effectiviteit volgens een eenzijdig positivistisch mens- en wereldbeeld bevordert eenvormigheid in het ontwikkelen en voorschrijven van therapie en medicijnen: Vormen van wetenschap en gezondheidzorg die op andere mens- en wereldbeelden zijn gestoeld - meer integratieve, systemische en fenomenologische benaderingen - delven het onderspit. Als lange termijn effect van dergelijke schijnbaar neutrale maatregelen, dreigen zo bijvoorbeeld homeopathische middelen en creatieve therapie uit het zorgaanbod te worden teruggedrongen. De gestelde randvoorwaarden waarin de machtige spelers in de zorg en de farmaceutische industrie opereren lijken vooral te zijn gericht op het veilig stellen van grote belangen die op het spel staan. De kleine spelers in het veld van alternatieve en integratieve geneeswijzen worden automatisch door de economische aansturing van het systeem gemarginaliseerd en komen door de gestelde eisen niet in aanmerking voor reguliere financiering. Zo bewerkstelligt de organisatie van de zorg en de financiering van wetenschappelijk onderzoek mede een belangenverstrengeling die de traditionele academische vrijheid en onafhankelijkheid aantast.
Professionals, studenten, zorgvragers en bestuurders in zorg en onderwijs zijn van elkaar afhankelijk als spelers in een complex krachtenveld. Zij kunnen de spelregels van hun samenspel niet geïsoleerd veranderen, alleen op basis van begrip van de samenhang. Begrip van de dynamiek hoe de spelregels in organisaties bijna autonoom en zichzelf bevestigend lijken te opereren, mede aangedreven door krachten van mondialisering in de macrocontext. Wat vooral nodig is vanuit een perspectief van levenskunst is het besef dat de morele knelpunten niet alleen als een subjectieve beleving op de prive verliesrekening mogen worden bijgeschreven. Maar dat ze een gedeelde existentiële werkelijkheid vormen.
3. Scheuren in de oude economische orde
Met een website, een rap en een opiniestuk in La Liberation is in september 2012 de ´gerontocratie´ in Frankrijk aangeklaagd! Ondernemer Félix Marquardt, rapper Mokless en journalist Mouloud Achour adviseren de jeugd op de website barrez-vous voor een betere toekomst het land te verlaten. De statistieken laten zien dat vooral de jeugd door werkeloosheid wordt getroffen. Dat sleutelposities in de politiek en economische topposities in de meeste gevallen nog steeds in handen zijn van blanke mannen van boven de 50. De aanklacht tegen de gerontocratie staat voor meer dan een (on-)wenselijke politieke vorm - ‘geronto´ stamt van het Griekse woord voor ´oud´ en ‘cratie’ verwijst naar de wijze waarop het bestuur en de machtsuitoefening zijn georganiseerd. Het nieuwe woord betekent letterlijk een bestuursvorm waarbij de ouderen de touwtjes in handen hebben. Eigenlijk schetst het een tijdsbeeld van een samenleving in ontbinding.
Ruim twee eeuwen na de Franse revolutie is de strijd voor gelijke kansen en solidariteit nog lang niet gestreden. Ook in Nederland klinkt er in het publieke debat steeds vaker de zorg dat de vergrijzing en het vasthouden aan verworven rechten, de solidariteit tussen de generaties onder druk zet. Het aanklagen van een bevoorrechte elite lijkt van alle tijden en windstreken te zijn. In die zin gaat dit beeld niet alleen over hoe Franse jongeren en een grijze elite creatieve wegen moeten zien te vinden voor hun individuele geluk. Het gaat vooral om de vraag hoe met elkaar een betere samenleving vorm te geven.
De gewraakte factoren die voor sociale ontbinding en economische ontwrichting zorgen zijn evenmin specifiek voor West-Europa. Ze vormen de haarvaten van de mondiale samenleving. De wereldwijde economische crisis blijkt niet gemakkelijk tegen te gaan met de oude vertrouwde maatregelen van bezuinigingen en reorganisaties. Er lijkt een ondermijnend proces gaande, waarbij de sociaal-economische ongelijkheid enerzijds en anderzijds de wereldwijde geldstromen en multimediale communicatie, randvoorwaarden creëren voor een mondiaal potje monopolie voor de happy few. (Muijen, 2007) Daarbij spelen de grenzen en sociale regels van nationale staten geen rol van betekenis meer, het levert een schouwspel op voor de Bühne. Achter de coulissen blijkt dat de soevereine en democratische nationale aansturing is ingehaald door ontransparante mechanismen van de macht van economische elites. Wat evident voor woede en wrok zorgt, is dat burgers zien dat de minst bedeelden een onevenredig grote rekening gepresenteerd krijgen voor de economische crises, terwijl zij tegelijkertijd elk moment het werk en steeds vaker ook het huis kunnen verliezen. De burger vraagt zich af of de bestuurlijke elite zich de ernst realiseert van de opeenvolgende crises - van milieu, klimaat, huizenmarkt, banken. Hoe het vertrouwen in politiek en economie door de gekozen koers wordt ondermijnd. Hebben de verantwoordelijken wel oog voor samenhang en zullen er fundamentele en creatieve oplossingen komen?
Tegelijkertijd zien we sociale en economische communities ontstaan die nieuwe spelregels met elkaar in de praktijk van het samenwerken uitvinden. Daarmee ontstaan ook nieuwe morele en sociale codes vanuit daadwerkelijk ervaren cohesie, co-creatie en vertrouwen. De sociale economische spelregels lijken bedrijvigheid en gezonde wedijver niet uit te sluiten, in tegendeel. Het sociale weefsel dat hand in hand met regionale economieën ontstaat kan een alternatief bieden voor oude gemeenschapsvorming op basis van bloedbanden, economische klassen, taal, etniciteit of religie. De crisis heeft ook laten zien dat die oude basis onvoldoende is gebleken en mensen soms veeleer een illusie van gemeenschappelijkheid geeft. Als het erop aan komt -en de burger, consument of kleine zelfstandige bijvoorbeeld bij de banken aanklopt die met gemeenschapsgeld van een failliet zijn gered- kan de solidariteit als sneeuw onder de zon verdwijnen. (SWR 2012-03-12) Het verschil tussen de economische verhouding tussen spelers op de neoliberale markt èn de initiatieven voor een nieuwe economie, is een opmerkelijke: mensen vormen niet op basis van dwingende economische structuren maar op grond van de daadwerkelijke ervaring van bewezen (weder)diensten met elkaar een sociale en economische gemeenschap. Dergelijke vormen van collectieve verantwoordelijkheid (Kroesen, 2008) kunnen in de plaats komen van de oude scheef gegroeide economische systemen die gebaseerd zijn op processen van in- en uitsluiting, schulden en wantrouwen.
Samenwerking en handel, die op vertrouwen en wederkerigheid zijn gebaseerd, laten economische stromen ontstaan, die congruent zijn met een andere ethische en politieke bedding. Althans de mogelijkheid daartoe is geschapen, wat een hoopgevend perspectief biedt op de borging van regionale, kleinschalige sociaal-economische bedrijvigheid. Richtinggevend hierbij zijn andere uitgangspunten van duurzaamheid en wederkerigheid in de wijze waarop producten worden gewonnen en verhandeld en een sustaine wijze waarop diensten worden verleend. Er is een nieuwe ontwikkeling gaande naar schone technologie zodat consumenten en producenten niet meer een lichtlampje als ´product´ kopen, maar het gebruiken van licht als een dienst. Wat deze ontwikkeling kan betekenen voor de mondiale vraagstukken is in het programma Tegenlicht (2012-07-17) belicht. Schone technologie gaat uit van principes van sustainism en duurzaamheid in de wijze waarop goederen worden verhandeld met minimaal verlies van grondstoffen, op basis van de natuurlijke en inherente waarden van de natuurlijke hulpbronnen. Opmerkelijk hoe in de productiesector een omslag gaande is van productgericht werken naar het denken en (ver)handelen van diensten, terwijl in de dienstensector het omgekeerde het geval is: onderwijs en zorg zijn georganiseerd op de wijze zoals de oude kolencentrales, autofabrieken en stoommachines producten opleveren.
Filosofisch gezien gaat het hier over de wisselwerking en dialectiek tussen materiële en immateriële goederen. Handel was oorspronkelijk een materiële uitwisseling in de vorm van een eenvoudige ruil tussen gebruiksartikelen en,of diensten. Brood en kledij, het verlenen van zorg en het meebouwen aan een huis bijvoorbeeld kunnen onderling worden geruild. En iets complexer: mensen ruilen op een markt een goed of dienst in tegen een algemeen geldend ruilmiddel: goud, juwelen, veren of kraaltjes. De innovatie van het kapitalisme en liberalisme hield in dat de oorspronkelijke gebruikswaarde wordt losgelaten en er een collectieve afspraak gemaakt wordt over de waarde van het verhandelde of ´de waar´ op de markt. Het liberalisme en kapitalisme zijn krachten die ingrijpen op de kwaliteit van de relatie tussen mensen. In de vorm van een arbeidsrelatie dreigen menselijke aspecten ten gevolge van de economische afspraken op de markt te worden ´verdinglijkt´. Marx beschreef dit als een proces van vervreemding: de mens vervreemdt zich van diens eigenheid. De arbeider geeft het eigendom over de producten van arbeid en eigenaarschap van handelen uit handen en vervreemdt zich daarmee tegelijkertijd van een wezenlijk aspect van zichzelf. Wat er in de huidige economische crisis gaande is, lijkt nog een stap verder te gaan in het proces dat Marx als ´warenfetisjisme´ bekritiseerde.
De huidige financiële markten laten de verhandelde goederen en waren steeds meer achter virtueel geld en schimmige economische termen verdwijnen. Waar mensen erop rekenden het materiële substraat te bemachtigen, waarvoor je het opgebouwde pensioen of het financiële product had willen inruilen, daar is ´de duif in de hoge hoed´ geheimzinnig verdwenen. Er blijkt geen huis meer te zijn maar een hypothecaire schuld, geen werk meer maar een economisch verstandige beslissing van een organisatie of bedrijf zich te ontdoen van een hoeveelheid fte. De economische middelen worden verkocht als ´producten´ en dringen zich als schimmen op de voorgrond op, nestelen zich tussen mensen. De economische schimmen definiëren menselijke verhoudingen in economische termen, als schuldeiser en schuldenaar. De hypotheekbezitter waant zich een huizenbezitter maar is eigenlijk schuldenaar. De existentiële en morele dimensie van menszijn is hand in hand met de daadwerkelijke waarde van de verhandelde waar naar de achtergrond verdwenen. Wat van oorsprong immateriëel was - de economische afspraken - en dienstbaar aan het verhandelen van echte waar - heeft een werkelijker bestaan gekregen dan de materiële producten - huizen en roerende goederen - die ermee verhandeld worden. De bemiddelingswaarde van de sociale en morele dimensie in economische relaties, waarvoor de economische middelen ooit in het leven zijn geroepen, is vergeten. Het economische komt daarvoor in de plaats en is als ´product´ in de (neo)liberale werkelijkheid als het ware gematerialiseerd. De economische termen hebben een reëel bestaan gekregen en achtervolgen ons als hersenschimmen. Tegelijkertijd verdwijnt - als in een ongeëvenaarde magische verdwijntruc - de betekenis van fysieke menselijke nabijheid, de existentiële en morele relatie tussen mensen als een van oorsprong meest reële sfeer - als idealistisch, naief of utopisch achter de ´harde realiteit´ die gedefinieerd wordt in economische termen. De economische relatie tussen mensen is ultiem en absoluut gemaakt. De wereld van de mens als homo economicus is een harde en berekenende geworden.
Het economische denken heeft zich dominant kunnen maken ondanks de bevreemdende paradox: het gaat voor praktisch en concreet door maar is het dus eigenlijk juist niet, voor zover het om virtuele producten en menselijke afspraken over (on-)rechtvaardigheid gaat. Het gevolg is dat we collectief in een schimmenwereld leven, met alle bijverschijnselen die zo´n onderwereld eigen is. Deze is, zoals we in de oude mythen en religies kunnen lezen, voor sommige mensen een hel en voor de begenadigden - de happy few - een paradijs. Want zo schimmig als de economische afspraken door de kleine lettertjes en (gebrek aan) voorkennis zijn, en zo virtueel de verhandelde producten, des te concreter, harder en schrijnender zijn de reële effecten voor de kleine spelers op die markt. Die wonderlijke omkering van immateriële in materiële goederen kan alleen plaatsvinden door een geloof in die schimmige werkelijkheid die de economische ordening is! De wetenschap van de economie is van oorsprong ontstaan als kennis over het juiste toedelen van goederen en diensten, in dienst van een hoger ´goed´ en waarden (levensgeluk, rechtvaardigheid) en voor het cultiveren van deugden die leidden tot een goede samenleving. Richtinggevend voor de hulpwetenschap van de economie zou aldus ´het goede´ zijn, een opvatting over het rechtvaardig bestieren van de (macro-, meso- of micro) huishouding. Losgeslagen van haar filosofische moedergrond, lijkt ze nu vooral te worden bestierd door een dode geest van lettertjes en economische afspraken die over levende mensen gaan heersen.
Tegenover de uiterst persoonlijke en concrete gevolgen van de economische crisis, staan de anonieme en statistische rekenmodellen op grond waarvan de politiek en organisaties hun economische beslissingen nemen. Dit fetisj-achtige geloof in statistiek en in de economische kaders, geldt evengoed voor de dienstensector. Ook daar is een schimmige omkering gaande van een immateriële berekening die een materiële werkelijkheid voorspiegelt. De kloppende rekensom en de papieren kwaliteitszorgsystemen vormen de fetisj die garant zou moeten staan voor het goede ´onderwijsproduct´ of ´zorgproduct´. Achter de schijn van economische wetmatigheden verdwijnt de vraag naar het goede van het materiële ´product´ als een cijfer in een winst- en verliesrekening en een ´vinkje´ in een kwaliteitsysteem. Wat echt kwaliteit biedt en verschil kan maken is een ervaarbare werkelijkheid van een andere orde: een existentiële laag in de verhouding en de kwaliteit van de relatie tussen student en docent, tussen zorgverlener en zorgvrager. Deze kwaliteit is niet te definiëren en te vangen in de organisatiesystemen en verdampt - en de damp is onzichtbaar gemaakt achter een kloppende boekhouding en afgevinkte lijstjes. We leven in virtuele rook en ruis, een verre echo van de stem die de fetisj ooit het leven heeft gegeven. Ondertussen worden de spelers op deze markt aangespoord mee te werken aan het verder opschroeven van de economie - geholpen door vitaliteits-, productiviteits- en ziekteverzuimprogramma´s en door het opschroeven van de pensioengerechtigde leeftijd.
Zoals het eerder aangehaalde opiniestuk uit het Franse blad aangeeft, staat de westerse samenleving van binnenuit onder druk. De democratie heeft niet kunnen voorkomen dat de sociale onrechtvaardigheid en economische ongelijkheid groeit. Wellicht zou de aanklacht meer dan tegen ‘de gerontocratie’ gericht kunnen zijn tegen de ‘moneto-cratie‘, een vorm van bestuur vanuit een blind geloof en vertrouwen in de macht van het geld. Met dit geloof gaat een schimmige omkering van een reële in een virtuele werkelijkheid gepaard. In de wereld van de homo economicus zijn de verhoudingen tussen middel en doel scheef getrokken en omgekeerd. De morele en existentiële betekenis van waarden als bestaanszekerheid, solidariteit, vrijheid en veiligheid leiden een stoffig bestaan tegenover de sexy en illusoire economische vertaling in virtuele termen.
4- Hoop op verandering
Werd in het oude Rome de moneta of munt nog in een heilige tempel geslagen, gewijd aan de godin Juno- heerseres van de hemelen- de huidige macht van het monetaire bevindt zich in een economische schimmenwereld. Net zoals in het mythische Hades regeert er de dood van de neerwaartse spiraal door het elkaar doorverkopen van schulden via financiële derivaten en andere virtuele producten. Deze worden ingeruild voor huizen, goud en werkelijke waardevolle natura. De schuldenhandel ontheiligt de menselijke solidariteit en waardigheid veeleer dan dat ze helpt menselijke waarden te realiseren. Rating agencies concurreren met de macht van soevereine staten door met het begeerde keurmerk van ‘triple a’ te zwaaien en daarmee het nationale bestuur via de begrotingspolitiek de maat te nemen. Zij baseren hun macht niet op democratische cijfers maar via schimmig gecijfer door hedgefunds, beurskoersen en machtige internationale accountancy buro’s. Hoe ironisch is het dat de oudste democratie, waar ons begrip van goed bestuur van afstamt, uit naam van nieuwe ondemocratische vormen van economische macht, failliet kan worden verklaard... Dwars op oude machtsstructuren en belangengroepen lijken er nieuwe verbanden en innovatieve vormen van samenwerking te ontstaan. Stijgt er uit de rokende puinhopen van de oude wereld een feniks van een andere sociaal-economische wereldorde op..?
Een nieuwe economische orde heeft zowel een ander denken nodig als een andere omgang met geld. In wezen is geld geen neutrale economische rekeneenheid, maar een soort sociale en ethische smeerolie. Geld - de afspraken die gelden in het economisch verkeer - weerspiegelt het sociaal-ethische fundament van een menselijke gemeenschap. Van het op elkaar aangewezen zijn, van het kunnen vertrouwen op ´de ander´ en het kunnen bouwen op elkaar in het vormgeven van de wijze waarop mensen diensten en producten met elkaar uitruilen in de maatschappij. In het aangezicht van de ander (Levinas in Leijen, 2004, 144 e.v.) bekrachtigt men de ethische dimensie tussen actoren die met elkaar een sociale en economische gemeenschap willen vormen. Antieke begrippen als het ´gentlemens agreement´, het gegeven woord en de handdruk die een koop bekrachtigt, geven hier nog uitdrukking aan. Ons geldsysteem geeft uitdrukking aan de materiële èn de immateriële waarde van producten en diensten. De omslag van de oude naar een nieuwe economische orde kan worden gefaciliteerd door een alternatieve munteenheid, zoals bijvoorbeeld het LET-systeem. Andersom geeft het invoeren van een andere muntsoort - zoals indertijd de Euro - nog geen garantie voor een andere economisch-politieke orde.
Het antwoord van links op de eenzijdige neoliberale politiek klinkt als veel van hetzelfde, ingepakt in een softe variant van marktdenken of in een oude achterhaalde (tot de nationale grenzen beperkte) socialistische droom, en is daarom weinig geloofwaardig.
Eertijds klonken geluiden over een nieuwe Pursuit of Happiness uit idealistische bewegingen zoals de flower power en sociale emancipatiebewegingen, zoals het feminisme, de black power beweging, en milieu idealisten van small is beatiful, en de deep ecology movement. Zij mobiliseerden een gemeenschappelijke droom, bundelden krachten van hoop en richtten de utopische verbeelding op een wenselijker toekomst. Een werkelijke verandering kan niet alleen van buitenaf worden opgelegd, ze dient ook van binnenuit te komen.
Een fundamentele verandering in de mondiale samenleving naar een andere sociaal-economische wereldorde kan niet geloofwaardig via een groot politiek verhaal verlopen,- dwingend opgelegd van bovenaf - ongeacht of dit verhaal nu een sociaal-communistische of neo-liberale grondtoon heeft. Hoop spreekt uit kleine verhalen over inspirerende voorbeelden van nieuwe praktijken van samenleven en samenwerkingsverbanden. Richtinggevende voorbeelden uit nieuwe praktijken van levenskunst! More is less&Less is more... Het bouwen aan een nieuwe cultuur vraagt openheid voor nieuwe initiatieven in het maatschappelijke veld, zaadjes van hoop voor de toekomst.
De nieuwe media en sociale communities lijken een belangrijke rol te spelen bij een omvorming naar een andere sociale economische ordening. Denk aan nieuwe vormen van financiering zoals crowdfunding waarbij zowel ouderwets vertrouwen en idealisme als nieuwe media en vormen van communicatie en gemeenschapsvorming hand in hand gaan.
Nieuwe locale ruilhandel en andere vernieuwende economische bedrijvigheid ontstaan in de marge van de maatschappij. Opmerkelijk hierbij is dat de substantiële en inherente waarde van natuurlijke hulpbronnen en de wederkerigheid en het vertrouwen in de relatie tussen actoren het nieuwe economische fundament vormen. Dit fundament is vernieuwend ten opzichte van de instrumentele relatie en de virtuele waarde van de ´derivaten´ en andere economische producten - die een grote rol in het ontstaan van de wereldwijde economische crisis hebben gespeeld. Deze ´producten´ leiden, net zoals dolende zielen in de onderwereld waarover de oude mythen vertellen, een schimmig bestaan ten opzichte van de levende zielen op aarde die zielepijn kunnen voelen.
De mondialisering heeft de werkelijke macht verschoven van weliswaar geen ideale doch aanspreekbare politiek en bestuurlijk verantwoordelijken naar schimmige figuren en economische constructies die het wereldtoneel beheersen. Hoe de macro-economische druk locaal doorwerkt in allerhande maatschappelijke sectoren - met name in onderwijs en zorg - heb ik in dit artikel geschetst. De lokale symptomen van mondialisering doen pijn en dienen zich aan als ´de malaise van de moderniteit´. Deze malaise is ten diepste voelbaar als morele en existentiële pijn.
De pijn in de zorg wordt niet alleen door patiënten en familie maar ook door betrokken zorgprofessionals en steeds meer door bestuurders ervaren als systeemdruk. Deze werkt fragmentatie in de hand: het geïsoleerd behandelen van een steeds kleiner onderdeel van het lichaam, een technische stijl van behandelen volgens protocollen. Een ad hoc beleid over het toedelen van gemeenschapsgelden en subsidiestromen,- zie bijvoorbeeld de ophef over de voorgenomen afschaffing van ’het rugzakje’ voor chronisch zieken - zet het vertrouwen van zorgafnemers onder druk. De wijze van vergoeding - het systeem van zogenaamde diagnose-behandel combinaties- heeft als gevolg dat artsen en psychotherapeuten per behandeling krijgen uitbetaald. Belangenorganisaties van artsen laten van zich horen: het resulteert in een onwenselijke administratieve rompslomp en ingrepen die niet altijd nodig zijn maar wel de kosten opdrijven. Wezenlijker en in moreel opzicht onwenselijk is dat inhoudelijke beslissingen over goede zorg en beschikbare medicijnen niet door inhoudsdeskundigen worden genomen maar door een partner in de keten, die vooral opereert met economische rekensommen en belangengroepen, de zorgverzekeraars. Een venijnig vraagstuk op het niveau van zorgorganisaties en ketensamenwerking.
Maatschappelijke rationaliseringsprocessen hebben geleid tot tussenlagen in en tussen personen en organisaties, tussen het leveren en ontvangen van diensen. In de ontstane ruimte maakt een nieuwe klasse van regelaars, verzekeraars, financiers en managers, zich breed. Zij voegen werkinhoudelijk geen waarde aan het primaire proces toe, maar beheren de randvoorwaarden en trekken zo macht en geld naar zich toe. Zij hebben indirect met hun geregel grote invloed gekregen op de wijze waarop de processen worden ingericht en hoe professionals en ´klanten´ elkaar dienen te ontmoeten en met elkaar (al dan niet mogen) communiceren over de geleverde ´producten´. Hierdoor perken economische belangen het existentiële veld van ontmoeting in. Vanuit het perspectief van levenskunst zouden de verhoudingen juist omgekeerd als veld van vertrouwen de economische verhoudingen kunnen voeden voor een humane vormgeving van de organisatie van zorg en onderwijs. Wanneer managers en bestuurders in die geest opereren en dienstbaar zijn aan het primaire proces voegen zij werkelijk waarde toe.
Het typerende en complexe samenspel van klanten en verzekeraars, professionals en managers heeft ontransparante vormen van ketensamenwerking gecreëerd, veel complexer dan in een traditionele professionele bureaucratie (Mintzberg, 1998). Op de neoliberale markt zijn de kleinere spelers verdwenen of gemarginaliseerd als ´alternatief circuit´ en hebben de grotere spelers zich als ´de´ onderwijs- en zorgorganisaties geevolueerd tot ´bedrijven´ die winst moeten maken en het spel van fuseren en opschalen met hun concurrenten steeds harder moeten gaan meespelen.
Docenten worden ‘ingezet’ voor de ‘productie’ in een grootschalige schoolorganisatie waar studenten consumenten zijn geworden. Met alle´bedrijfsrisico´s van dien: spraakmakend is de maatschappelijke discussie over de kwaliteit van het HBO en de fraude met academische titels en het gesjoemel met onderzoeksgegevens.
Het argument is dat ten gevolge van de sturing op output en daarop aangepaste financieringssystemen de zorg en het onderwijs in de toekomst betaalbaar blijven. Als maatschappij hebben we er kennelijk voor gekozen de sectoren waar kwetsbaren en zorgbehoevenden hulp krijgen en waar een nieuwe generatie wordt opgevoed, in te richten naar het model van de markt. Zo wordt de jeugd zo snel mogelijk klaargestoomd om als uitvoerend werkvolk de steeds efficiënter geleverde zorg- en kennisproducten met een zo groot mogelijke winstmarge op te leveren.
Het is evenwel niet alleen de vraag of deze argumentatie deugt, maar vooral of we wel de fundamentele aannames die tot die argumentatie (ver)leiden nog langer moeten willen omarmen. Op welke wijze kunnen we ervoor zorgen dat de systemen die vitale sectoren van de maatschappij bedienen - die van belang zijn voor maatschappelijk welzijn en individueel levensgeluk - niet alleen technisch goed functioneren en effectief zijn, maar in hun effecten en bijwerkingen afgestemd zijn op de morele en humane waarden die fundamenteel zijn voor de geleverde diensten? Of althans zodanig zijn georganiseerd dat immorele en dehumaniserende effecten worden opgemerkt en geminimaliseerd.
Hoe kan de menselijke maat, soft skills en (zorg)ethische waarden - communicatie, responsiviteit, sensitiviteit, wederkerigheid, betrokkenheid - weer in professionele praktijken worden ingeschreven? Wijffels voorziet een verschuiving in sociaal-economische relaties, gefundeerd in vertrouwen en een relationele ethiek (Wijffels, 2012). Hij lijkt hiermee op een sleutel te wijzen hoe de oude fundamenten van de Pursuit of Happiness om te buigen en nieuwe wegen in te slaan ten behoeve van het borgen van daadwerkelijke kwaliteit in onderwijs en zorg.
In de geest van de beroemde uitspraak van Albert Einstein - dat problemen zich niet laten oplossen vanuit hetzelfde kader waarin de problemen zijn ontstaan - is er een ander perspectief op de mondiale economie nodig. In plaats van de verouderde en verkokerde ideologieën van links en rechts stel ik met de artikelenreeks de noodzaak aan de orde tot het herijken van het antieke concept van het goede samenleven. De urgentie is groot en hoop op verandering groeit mee. Een kleine beweging kan een grote verandering helpen ontstaan. Er is visie nodig om revolutionaire krachten richting te geven. In plaats van blinde woede en ongericht verzet kan een betrouwbaarder route verlopen via inzicht in de onderliggende processen die tot het failliet van de oude orde leiden. Van daaruit kan een focus worden gewonnen op een nieuwe economische ordening vanuit een omvattender waardebesef - een ´volle´ vorm van geluk - en wederkerige waardecreatiesystemen. Hiervoor bestaat geen universele blauwprint. Locale gemeenschappen hebben die met elkaar uit te vinden en vorm te geven ten behoeve van zowel individueel levensgeluk als collectief welzijn.
De realisering van dit meest duurzame goed -zoals filosofen als Spinoza en Aristoteles levensgeluk conceptualiseerden- vindt plaats langs een opklimmende trap van geestelijke en morele ontwikkeling. Het leveren van goede diensten en duurzame producten, draagt zowel bij aan ieders individuele levensgeluk als aan gemeenschappelijke vormen van het goede samenleven. Door maatschappelijke vormen van liefdadigheid, door zorginstellingen niet alleen efficiënt maar ook in ethisch opzicht goed te organiseren, en door scholen als morele leergemeenschap in te richten. Dit vraagt van ons de economische maatstaven in plaats van absoluut normerend als relatief voor te stellen en ze te relateren aan criteria die inhoudelijk gebaseerd zijn op de goede zaak die in de betreffende sector aan de orde is - dus het organiseren van vormend onderwijs en van goede zorg. De criteria hiervoor zijn zowel vakinhoudelijk als ethisch van aard, ontleend aan professionele waarden en aan het goede dat ermee en erdoor bediend wordt. In een volgend nummer van Civis mundi werk ik vanuit de filosofie van de levenskunst een concept van het volle geluk uit als een existentiële basis voor het concretiseren van genoemde criteria.
Literatuur
Abma, R. (e.a. 2010) Evidentie en existentie. Evidence-based behandelen en verder... Tilburg: KSGV
Achterhuis, Hans (1988) De markt van welzijn en geluk. Baarn: Ambo.
Ahrendt, H. (1994, vert) Vita Activa, Amsterdam: Boom.
Baart, A. (2003) Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma.
Berk, Tjeu van den (2003) Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn Zoetermeer: Uitgeverij Meinema
Braidotto, R. (1991) Beelden van de leegte. Kampen: Kok Agora
Brohm, R. & Muijen, H. 2010 "Leven in organisaties: een kunst!" Deel 1-3 in: Filosofie. 20 (1) pp 45-50; (2) pp 50-55; (3), pp.49-53).
Coenen, B (2008) Het verborgen lijden in organisaties. Een pleidooi tegen de aanpassing. Barneveld: Nelissen
Coenen, B. (2009) Schuren, knutselen en schooieren Barneveld: Nelissen.
Couwenberg, C.W. (2011) Tijdsein Uitgeverij Aspect BV p. 225-226
Dohmen, J. (2007) Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst Amsterdam: Ambo; (red, 2008) Over Levenskunst. De grote filosofen over het goede leven. Amsterdam: Ambo; (2008) Het leven als kunstwerk. Rotterdam: Lemniscaat
Fromm, E. (1972) De angst voor vrijheid. De vlucht in autoritairisme, destructivisme, conformisme Utrecht: Bijleveld
Griffioen, S. (1993) Lyotard en de grote verhalen, in: Boer, Th. de (e.a.) Moderne Franse filosofen - Foucault, Ricoeur, Irigaray, Baudrillard, Levinas, Derrida, Lyotard en Kristeva, Kampen: Kok Agora, pp.111-125.
Hadot, P. (2004) Filosofie als een manier van leven. Amsterdam: Ambo.
Heidegger, M. (1927) Sein und Zeit. Tübingen: Max Niemeyer Verlag.
Hillesum, E. (1986)Etty: De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943. (Klaas A. D. Smelik, red) Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Kleinlugtenbelt, D.(2007) Mensbeelden en levenskunst. De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven. Budel: Damon.
Kant, Immanuel (1997) Fundering voor de metafysica van de zeden. Amsterdam: Boom.
Kessels, J.(1999) Geluk en wijsheid voor beginners. Inleiding in de kunst van het filosoferen. Amsterdam: Rainbow Pockets.
Kroesen, O. (2008) Leven in organisaties. Ethiek, communicatie, inspiratie. Vught: Skandalon.
Leijen, A. (2004) Profielen van Ethiek. Van Aristoteles tot Levinas. Bussum: uitgeverij Coutinho.
Lyubomirsky, Sonja (2008) De maakbaarheid van het geluk. Een wetenschappelijke benadering voor een gelukkig leven. Amsterdam: uitgeverij Archipel.
Kunneman, H. (2009) Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: uitgeverij SWP
McIntyre, A. (1984) After Virtue.A Study in Moral Theory. University of Notre Dame Press.
Mintzberg, H. (1998) Organisatiestructuren. Schoonhoven: Academic Service.
Moving forward, 2011 http://www.zeitgeistmovingforward.com/ opgevraagd op 4 dec 2012.
http://www.ardmediathek.de/das-erste/reportage-dokumentation/die-story-im-ersten-die-welt-auf-pump?documentId=9798848
Muijen, A.S.C.A. (2001) Metafoor tussen magie en methode. Narratief leren in organisaties en therapie Kampen: Kok Agora.
Muijen, H. S. C. A. (2007). "Het innerlijk kompas: worden wie je bent! Levenskunst voorbij fundamentalisme en relativisme" in: (Roothaan, A. & Saane, J. van, red) Wat is Wijs? Reflecties op spirituele vorming. Kampen: Uitgeverij Ten Have.
Muijen, H. S. C. A. (2009) "Het innerlijk Kompas" in: Supervisie & Coaching (26) 2-2009
Nietzsche, F. (1984). "Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik". Werke I Ulm: Ullstein Materialien.
Nussbaum, M. (2001) De breekbaarheid van het goede. Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Amsterdam: Ambo.
Oosterling, H. (2002) "De mens als medium der media. Radicalisering van een middelmatig denken." In: Muld, J. de (red) Filosofie in cyberspace. Kampen: uitgeverij Klement, 291-329.
Plato (vert. X.deWin, 1980) De staat. In: Verzameld Werk III. Baarn: Ambo.
Rippen, H. De onderbuik van Nederland. Verkregen op 30 nov. 2012 via http://www.humanistiek.net/102667).
Sartre, J.P. (1965) Esquisse dúne théorie des emotions. Paris: Hermann
Schmid, W. (2001) Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven. Amsterdam: Ambo; (2007) Geluk. En waarom het niet het belangrijkste in het leven is. Amsterdam: Ambo.
Spinoza (1997) Theologisch-Politiek Traktaat, Amsterdam: Wereldbibliotheek.
SWR (2012-03-12) Die Story im Ersten: Die Welt auf Pump opgevraagd op 24 nov. 2012 http://www.ardmediathek.de/das-erste/reportage-dokumentation/die-story-im-ersten-die-welt-auf-pump?documentId=9798848
Tegenlicht (2012-07-17) opgevraagd 10 jan 2012 http://www.energiebusiness.nl/2012/07/17/vpro-tegenlicht-gaat-over-cleantech/
Taylor, Ch. (2009) De Malaise van de Moderniteit. Kampen: Ten Have; (2006, 8e druk) Sources of the Self. The Making of Modern Identity. Cambridge University Press.
Tongeren, P. van (2007) Acht colleges ‘Geschiedenis van de ethiek’ (op CD)
Velde, J. van (2010) De Grote Zaal,St. CPNB Nederland leest.
Willemsen, M. (1997) Kluizenaar zonder God. Amsterdam: Boom.
Wijffels, H. (2012) Een mutatie in Sociale Relaties. Tijdschrift voor Coaching (4) 8-10.