Civis Mundi Digitaal #27
Waarom heeft de christendemocratie in Duitsland zich als toonaangevende politieke stroming zoveel beter weten te handhaven dan de christendemocratie in Nederland?
Wim Couwenberg
Nieuw liberaal tijdperk
Dat het CDA onder CDA-premier Ruud Lubbers en daarna onder CDA-premier Jan Peter Balkenende een leidende rol gespeeld heeft bij de aanpassing/hervorming van de verzorgingsstaat in meer neoliberale zin, toen dat onder druk van veranderende sociaal-economische en politieke omstandigheden (stagnatie verzorgingsstaat en opkomst neoliberalisme) wenselijk leek, was opnieuw een voorbeeld van het pragmatisme als confessionele politieke praktijk. Hoewel een voorkeur voor pragmatisme als politieke beleidslijn in het CDA jarenlang heel omstreden was, althans in Nederland, want onverenigbaar geacht met een christelijke of evangelische inspiratie, gaat het heel goed samen met de christendemocratische praktijk. Het is juist dankzij een pragmatische aanpassing aan wisselende machtsverhoudingen, dat de christen-democratie zich in Nederland zolang als centrale machtsfactor heeft weten te handhaven. In eigen kring werd die aanpassing door sommigen gekritiseerd als een inbreuk op de christelijk-sociale oriëntatie van de christen-democratie[1]. Maar, zo stelden andere christendemocraten, nadenkend over de toenmalige positie van het CDA nuchter vast, ondanks die officieel beleden oriëntatie trekt het CDA altijd weer naar de VVD vanwege een gedeelde afkeer van de PvdA en een gedeelde visie op economie en de verzorgingsstaat.[2] Maar nu heeft die trek naar de VVD en die aanpassing aan het nieuwe neoliberale klimaat verkeerd uitgepakt. Het heeft namelijk mede geleid tot een nieuw liberale tijdperk, samen met de liberale triomf in de Koude Oorlog, en daarmee tot de dominantie van de liberale partijpolitiek in de Nederlandse politiek, ten koste van de christendemocratie.
Op- en neergang van de christendemocratie in Nederland
De Nederlandse christendemocratie is gestart als een christelijk-confessionele beweging. Die christelijk-confessionele oorsprong, en daarmee samenhangende principieel antiliberale opstelling, is in de loop van de vorige eeuw verwisseld voor een christelijk-sociale positie. En in die positie heeft de christendemocratie in de vorige eeuw een belangrijke politieke brugfunctie vervuld tussen socialisme en liberalisme als tegengestelde politieke stromingen. In het nieuwe liberale tijdperk is dat antagonisme tussen beide stromingen politiek versleten geraakt. Vandaar de paarse kabinetten in de jaren ’90 en nu het kabinet Rutte-II, waarin VVD en PvdA broederlijk samenwerken. Daarmee verviel die christendemocratische brugfunctie.
Wel heeft het CDA nog even een tweede kans gehad om zich als leidende politieke formatie te herstellen. Tijdens de leiderschapscrisis in het CDA in oktober 2001 zag het er nog heel somber uit voor het CDA. Voor die crisis werden drie verklaringen gegeven. Zij zou duiden op een vergeefse strijd tegen verdere afbrokkeling van het CDA als gevolg van voortgaande secularisering en ontkerkelijking; op onenigheid over de te volgen koers; en op een ordinaire machtsstrijd. De eerste verklaring lijkt het meest relevant. Die crisis, aldus politiek commentator Mark Kranenburg[3], is slechts een symptoom van de echte crisis waarmee het CDA geconfronteerd wordt, te weten de crisis van zijn politieke bestaansreden. De partij is langzaam maar zeker aan het verdampen en worstelt met de vraag hoe haar dreigende overbodigheid af te wenden. PvdA-prominent Bram Peper[4] zag in die dagen ook weinig perspectief meer voor het CDA. Het is er niet in geslaagd ook maar één onderscheiden thema te bedenken waarmee het zich kan profileren. En de huidige leiderschapscrisis maakt de politieke ontreddering van die partij compleet. Alleen een uitzonderlijke Nederlander kan het CDA nog redden, meende Peper.
Die uitzonderlijke Nederlander bleek spoedig de door Paars verguisde Pim Fortuyn te zijn. Door slim op de Fortuynrevolte in te spelen – doelbewust besloot het CDA niet mee te zingen in het anti-Fortuynkoor van de paarse partijen – slaagde het erin zijn omstreden geraakte centrale machtspositie in de Nederlandse politiek te heroveren. Dat heeft echter niet lang geduurd. Sinds de verkiezingen van 2010 en 2012 is het CDA teruggevallen tot eerst de vierde, en daarna de vijfde partij qua aantal Kamerzetels.
Het succes van de Duitse CDU
Nederland is in korte tijd, zoals bekend, van een oorspronkelijk christelijke natie een van de meest geseculariseerde landen geworden. Sinds de jaren ’60 heeft dat secularisatieproces vooral doorgewerkt in het katholieke volksdeel. Dat bracht de KVP er toen toe over te gaan tot een fusie met de protestantse exponenten van de Nederlandse christendemocratie. Maar die secularisatie van het katholieke volksdeel heeft zich verder voortgezet, en dat is ten koste gegaan van de machtspositie het CDA, maar ook van de invloed van de katholieke bloedgroep in het CDA.
Tegenover die neergaande positie van het CDA staat de dominerende positie van de Europese christendemocratie in het Europees Parlement, waaraan de Luxemburgse christendemocratische politicus Juncker zijn positie als voorzitter van de Europese Commissie te danken heeft. Die dominerende positie is op haar beurt vooral te danken aan de Duitse CDU als centrale machtsfactor in de Duitse politiek, en haar politiek om de positie van de Europese christendemocratie te versterken door politieke samenwerking met conservatieve partijen in Europa, waar het CDA aanvankelijk principieel tegen was.
Hoe nu valt te verklaren dat het CDU zich in Duitsland zoveel beter heeft weten te handhaven als leidende politieke kracht dan het CDA in Nederland? Ik zie daarvoor drie redenen. De CDU is als christendemocratische stroming voorop gegaan in het principieel omarmen van de liberale beginselen van de moderniteit. Dat is in 1949 gebeurd met de aanvaarding van de Duitse grondwet van 1949, waar die liberale beginselen als liberaal-democratische basisorde zelfs een onaantastbare constitutionele status gekregen hebben, waaronder ook het beginsel van de volkssoevereiniteit. In Nederland is de christendemocratie als oorspronkelijk antiliberale stroming nooit zo ver gekomen om een dergelijke liberaal-democratische basisorde te aanvaarden. Het beginsel van volkssoevereiniteit is er nog altijd politiek taboe.
De CDU is zodoende een markante exponent geworden van een hernieuwd Duits identiteitsbesef, zoals dat door de bekende Duitse filosoof Habermas is gelanceerd, te weten een constitutioneel patriottisme met als inhoud de waarden van de democratische rechtsstaat, zoals die in de Duitse grondwet als liberaal-democratische basisorde zijn verankerd; en ter ondersteuning van het Duitse eenwordingsproces. In dat eenwordingsproces heeft de CDU onder leiding van zijn bondskanselier Helmut Kohl ook een leidinggevende rol gespeeld, door daartoe het initiatief te nemen. Dat heeft het CDU extra politiek krediet verschaft.
Middenpositie CDU
In tegenstelling tot de Nederlandse christendemocratie heeft de Duitse christendemocratie als centrumpartij ook veel beter electoraal voeling kunnen houden met het meer conservatief denkende deel van de natie dan de Nederlandse christendemocratie, en daardoor ook de herlevende en concurrerende conservatieve denkrichtingen de wind uit de zeilen kunnen nemen. In Nederland werd die middenpositie daarentegen sterk gewantrouwd. Het idee van een Nederlandse CDU, zoals aanvankelijk gelanceerd in de KVP, is dan ook nooit serieus overwogen. Dat wantrouwen culmineerde bij de voorbereiding van het CDA in de jaren ’70. Terwijl in onze tijd radicalisme juist geducht wordt en deradicalisering zelfs een serieus onderwerp van wetenschappelijk onderzoek geworden is[5] en tegenwoordig helemaal taboe is vanwege het moslimterrorisme, kreeg radicaal (radicaal-christelijk, radicaal-links en radicaal-democratisch) in de jaren ‘60 een heel positieve klank.[6] Ook de christen-democratie deinde in die tijd graag mee op de golven van die radicale oriëntatie en deelde als uitvloeisel daarvan ook de aversie van een politieke middenpositie. En dat werkt nog lang na, althans naar buiten toe. Door zijn evangelische bewogenheid is het CDA per definitie een voorhoedepartij en moet het er daarom alles aan doen om van het verachtelijke etiket van een middenpartij af te komen, betoogde eind 1978 de toenmalige KVP-voorzitter Vergeer, die daarmee de groeiende invloed van de protestants-christelijke bloedgroep in het CDA bevestide.[7] Het CDA mag zich niet identificeren met het politieke midden, wil het zijn christelijke inspiratie en daarmee zijn identiteit niet overboord gooien, oordeelde op zijn beurt de christendemocratisch gezinde oud-minister W. Albeda in de jaren ’70. Hij meende ook dat de Duitse CDU vanwege haar rechtse signatuur geen echte christen-democratische partij is.[8] Begin jaren ’90 verklaarde een prominent CDA-politicus als Ruud Lubbers nog, ook aangestoken dor het evangelisch radicalisme van de protestants-christelijke bloedgroep, dat hij gruwde van zoiets als een middenkoers.[9] Hoezeer het begrip centrum ook toen nog taboe was in het CDA, bleek uit het omslagartikel over de C van het CDA in Elsevier van 14 april 1990. De belangrijkste ideoloog van het CDA in die jaren, A.M. Oostlander, bezwoer van zijn kant nog eens dat een authentieke CDA’er het politieke midden nooit mocht omarmen als politieke opstelling van zijn partij. Voor het CDA gaat het in de politiek primair om het realiseren van bijbels gefundeerde idealen. En daarmee is het pragmatisme van een middenpositie in zijn ogen volstrekt onverenigbaar. In de tijd van de KVP dacht men daar heel anders over.
Wel heeft het CDA in zijn Strategisch Beraad in 2012 in het rapport Kiezen en verbinden eindelijk expliciet gekozen voor een politieke visie vanuit het politieke midden, nu opgevat als het radicale politieke midden. Maar toen had D’66 zich die positie al nadrukkelijk toegeëigend. En die heeft daarmee electoraal spoedig goed kunnen scoren.
Conclusie: het CDA is een heel andere christendemocratische partij dan de CDU. Dat verschil verklaart het verschil in machtspositie tussen beide, ten gunste van de CDU. Als we het Duitse politieke liberalisme vergelijken met het Nederlandse, zien we precies het omgekeerde. Het Nederlandse liberalisme is er veel beter in geslaagd zich als politieke stroming hecht te wortelen in het Nederlandse politieke landschap dan het politieke liberalisme in het Duitse politieke landschap. Het Nederlandse liberalisme, belichaamd in VVD en D’66, is nu de sterkste politieke stroming geworden. De FDP is daarentegen vorig jaar al uit de Bondsdag verdwenen en de landelijke regering, en dat is nu ook gebeurd in de deelstaten in Duitsland.
[1] Zie B. de Vries, Overmoed en Onbehagen. Het hervormingskabinet-Balkenende, 2005 en M. ten Hooven, Balkenende voert VVD-programma uit, NRC Handelsblad, 7 juni 2010.
[2] Zie M. ten Hooven, U bevindt zich hier, 2010, p 191 e.v.
[3] M. Kranenburg, Sterfhuis CDA, NRC Handelsblad, 28 september 2001
[4] Bram Peper, Alleen een bijzonder mens kan het CDA redden, NRC Handelsblad, 20 oktober 2001
[5] Zie het Inter Universitair Centrum voor Radicalisme- en Extremisme-studies
[6] Zie onder andere Radicalisme in onze tijd, Oost-West, juli/augustus 1970
[7] In een interview met Hervormd Nederland, 16 december 1978
[8] Zie W. Albeda, Christen-democratie, Waarom?, AR Staatkunde, januari 1975
[9] Zie R. Lubbers, Samen op weg, 1991, pp. 144-146