Verruimend inzicht in de persoonlijkheid, het ego en de emoties

Civis Mundi Digitaal #33

door Piet Ransijn

Bespreking van Helena Bloem en Hans Komen, Gevangen door het ego. Uitgeverij Quist, Leidschendam, 2015.

Inleiding

Ken uzelf, Gnothi se auton, zou een passend motto van dit boek kunnen zijn.

“Het ego is een overlevingsmechanisme… dat zich sterker heeft ontwikkeld dan nodig en wenselijk is.”

Zo eindigt het boek, dat bedoeld is om meer duidelijkheid en inzicht te geven op het gebied van de persoonlijkheid, het karakter, het ego en de emoties en daarmee te leren omgaan. Er is veel verwarring en onduidelijkheid op dit gebied in onze samenleving die door ego en emoties wordt gedomineerd, maar zich als rationeel presenteert, blijkt uit dit boek en andere informatiebronnen. De ratio fungeert vooral instrumenteel, niet substantieel en wordt gedreven door het ego en emotionele drijfveren.

Gevangen door het egois een inspirerend en geïnspireerd boek. Het verruimt het paradigma van de huidige psychologie. Gebieden die vanouds ‘esoterisch’ en spiritueel waren, worden helder toegelicht in een verruimd wetenschappelijk paradigma (zie bijlagen). De moderne psychologie wordt gecomplementeerd met een meer diepgaande visie op de persoonlijkheid, het ego en superego, de emoties en de identificatie daarmee.

Deze benadering verbindt materiële met immateriële aspecten, ook wel spirituele aspecten genoemd. De term spiritueel is minder duidelijk dan immaterieel. Niet-materiële energie wordt

onderscheiden van materiële energie. Dit onderscheid sluit aan bij kwantumfysici en neurowetenschappers die aan het bewustzijn een niet-materiële realiteit toekennen. (Zie bijlage 1 en mijn artikel over kwantumfysica in Civis Mundi nr 27).

Op basis van dit onderscheid wordt een eigen begrippenkader ontwikkeld met aangepaste begripsdefinities van termen als persoonlijkheid, karakter, ego, emoties, superego en identificatie. Soms worden deze vergeleken met gangbare psychologische definities.

 

De weg van de zonnevonk, schilderij van Helena Bloem, verschillende energetische frequenties in regenboogkleuren

 

Het boek is het tweede deel in de serie ‘De weg van de zonnevonk’, een beeldende term die overeenkomt met het onheldere begrip ziel. Deze term geeft het beeld van een vonk van een groot licht, met de zon als metafoor, waaruit de vonk voortkomt. In gedichten heb ik ooit de term ‘zielenvonk’ gebruikt, een vergelijkbare term.

Plato gebruikt het beeld van de zon voor het hoogste idee van het Goede, in het licht waarvan alle ideeën ‘het aanzijn wordt gegeven’, zie mijn artikel over Plato in Civis Mundi nr 29. Deze begrippen zijn in hun eerste boek toegelicht, dat de titel Ziel en geest heeft, termen die niet eenduidig zijn. Het gaat vooral over de psychische functies, denken, voelen en intuïtie [1]. Intuïtief voelen, waarnemen en weten komt ook in dit tweede boek aan de orde. Deel 3 Bevrijding van het ego is in voorbereiding. De titel Gevangen in het ego komt beperkend over. Bevrijding lijkt interessanter. Dit is dan ook het logische vervolg. De vraag of een analyse van gevangenschap daarvoor nodig is, komt verderop aan bod.

Bevrijding en verlichting zijn eeuwenoude thema’s in de oosterse en westerse filosofie en religie. Is inzicht in gevangenschap nodig om bevrijding te begrijpen? Of is niet veeleer inzicht in bevrijding nodig om gevangenschap te begrijpen, zoals in de mythe van de grot bij Plato?

Het boek is geschreven in de vorm van antwoorden op honderden vragen met een toelichting. Auteur Hans Komen is politicoloog met grote interesse voor de psyché en het bewustzijn. Hij heeft onderzoek gedaan naar het stellen van vragen. Adequate vraagstelling is belangrijk bij het verkrijgen van passende antwoorden.

Auteur Helena Bloem is kunsthistorica en kunstenares. Zij heeft een meer artistieke en intuïtieve affiniteit met haar essentie. Zij noemt deze essentie niet Helena maar Helios, zon in het Grieks, van waaruit de vragen worden beantwoord. Het lijkt op dichten. In bijlage 1 wordt dit toegelicht. [2]

Het boek is een dialoog tussen Hans, Helena en Helios met commentaar. Het gaat om vragen die bij iedereen kunnen opkomen, maar die niet iedereen zo vaardig kan stellen en beantwoorden. De antwoorden gaan diep in op de materiële en niet-materiële materie en geven blijk van een verrassend diep inzicht. Enerzijds sluit dat aan bij onze bestaande kennis. Anderzijds verrijkt het ons met een originele kijk vanuit de essentiële dimensie. Deze essentie wordt het Zijn genoemd en manifesteert zich in immateriële en materiële energie in variërende frequentie of ‘draaisnelheid’ en verdichting. De zonnevonk wordt beschreven als ons essentiële Zijn, ons bewustzijn waarmee we intuïtief in contact kunnen zijn.

 

Samenvattend overzicht van het boek
Elke paragraaf wordt puntsgewijs samengevat in ongeveer een bladzijde. Dat maakt het leesbaar en overzichtelijk. Stapsgewijs wordt het paradigma van materiële en immateriële energie consistent uitgewerkt aan de hand van systematisch gestelde vragen.

 

Hoofdstuk 1 De persoonlijkheid
1.1 De bron van onze persoonlijkheid

Persoonlijkheidsaspecten worden toegelicht in termen van de wisselwerking tussen materiële en immateriële energieën en de verbinding met onze essentie. De materiële manifestatie van de persoonlijkheid wordt onderscheiden van de immateriële essentie. Elders worden de begrippen ziel en geest gebruikt, die door de auteurs te onduidelijk zijn bevonden en in hun boek Ziel en geest daarom anders worden gedefinieerd.

Uitgangspunt zijn de begrippen essentie en zonnevonk: de individuele manifestatie of vonk van een groter lichtveld of veld van immateriële energie. In hun eerste boek definiëren zij ziel of zonnevonk als immateriële energie die bestaat uit de essentie plus het auraveld, de uitstralende veldwerking van die energie van de essentie. Geest wordt gedefinieerd als materiële energie die overeenkomt met  hersenprocessen. De energetische manifestaties van de persoonlijkheid worden specifiek toegelicht in fysische en metafysische termen. Materieel en immaterieel worden gedefinieerd in termen van langzamer en sneller dan de lichtsnelheid. Dit laatste sluit aan bij de fysica, als meer dan een theoretische mogelijkheid, die moeilijk lijkt te verifiëren of te falsificeren.[3]

 

De persoon als onderdeel in een groter energetisch geheel, een thema van 19e eeuwse schilders zoals Caspar David Friedrich

 

1.2 De persoonlijkheid -  waarnemingsvermogen als persoonlijkheidskenmerk

De persoonlijkheid kenmerkt zich door zintuiglijke waarneming, gedachten en gevoelens die materiële energie betreffen, en stelt ons in staat een materieel leven te leiden, maar is ook gerelateerd aan de immateriële ziel of zonnevonk. Door zijn waarnemingsvermogen vormt de persoonlijkheid zich in reactie op de omgeving.
Naast zintuiglijke waarneming is ‘waarneming vanuit de immateriële essentie’ mogelijk in de vorm van intuïtie en bewust gadeslaan of observeren van gedachten, gevoelens en handelingen. Het immateriële bewustzijn is in essentie vrij van deze materiële aspecten en vrij van oordelen, gevoelens en gedachten.

Intuïtie is te beschouwen als verbindend kanaal tussen de essentie en de geest, waardoor intuïtieve ideeën, inzichten of boodschappen doorgegeven worden vanuit de essentie, ziel of zonnevonk naar de persoonlijkheid. Intuïtie betekent letterlijk innerlijk zien, voelen of waarnemen, vanuit onze essentie in onderscheid met uiterlijk zintuiglijk waarnemen. Hierover gaat hoofdstuk 6 van het boek Ziel en geest.


Materiële en immateriële waarneming

Materiële en immateriële waarneming zijn essentiële vermogens van respectievelijk onze menselijke persoonlijkheid en ons bewustzijn, onze essentie of zonnevonk. Deze vermogens stellen ons in staat gevoelens en ervaringen te beleven, waar te nemen, te overstijgen en te verwerken. Dit wordt hierna toegelicht. Zelfwaarneming en zelfonderzoek zijn hierbij van wezenlijk belang. Anders blijven we steken in emoties en nemen gedachten ons halfbewust en stuurloos mee. Daarom is inzicht in de persoonlijkheid, het ego, persoonlijk functioneren en persoonlijkheidsaspecten en karaktereigenschappen belangrijk.
 

Contact met onze ‘essentie’ via intuïtie en zelfwaarneming

Daarnaast is intuïtie van belang, innerlijk contact en ‘luisteren naar onze essentie’, en het vermogen om gedachten, gevoelens en materiële waarneming voorbij te gaan of te overstijgen.
Door de gedachten te verminderen of te minimaliseren kan het kanaal van de intuïtie vrijkomen en kunnen we de subtiele informatie en gevoelens uit onze essentie ontvangen. Dit wordt  ‘het stilzetten van de gedachten’ genoemd.

Kunnen we gedachten wel stilzetten? Als we het proberen, kunnen de meesten van ons ze hooguit even stil(ler) laten worden of de aandacht naar iets anders laten gaan. Bijvoorbeeld naar de ademhaling, de voeten of het geruis van de wind. Bij meditatiemethoden wordt iets degelijks toegepast.

Door de vermogens van (intuïtieve) zelfwaarneming kan de materiële persoonlijkheid meer worden afgestemd op de immateriële essentie. Het belang van evenwicht van materiële en immateriële energieën loopt als een rode draad of leidend motief door het boek. Het geeft inzicht in ons ego, onze emoties en onze onevenwichtige ‘ego-samenleving’, waarin velen niet adequaat met emoties en ego-aspecten kunnen omgaan en daardoor niet in balans leven.

 

Apollo, zoon van Zeus. de (zonne)god van het licht, de muziek, de dichtkunst en de spiritualiteit, de maat en het evenwicht; het straalt uit in zijn auraveld

 

Gedachtepatronen hebben hun weerslag op onze persoonlijkheid

De persoonlijkheid is ook een weerslag van gedachtepatronen, zoals herinneringen, opvattingen, overtuigingen, redeneringen en verwachtingen. Deze vloeien voort uit een combinatie van persoonlijkheidsaspecten, zoals liefde, mededogen, vertrouwen, verlangen,  zelfkennis, wijsheid en bedachtzaamheid die zich weer in deelaspecten uitdrukken. 

 

1.3 Persoonlijkheidsstoornissen

Bij persoonlijkheidsstoornissen past het individuele gedrag niet binnen de gestelde normen van de samenleving. Mijn artikel over de medische industrie in Civis Mundi nr 29 gaat onder meer over stoornissen in medische en sociale context. Het begrip stoornis is betrekkelijk willekeurig en variabel binnen een context die vaak evenzeer gestoord is. Het heeft volgens Bloem en Komen te maken met de genoemde disbalans in de persoonlijkheid en de sociale situatie. Deze balans kan hersteld worden door de materiële aspecten in balans te laten komen met de immateriële essentie.

Ontkenning en gebrek aan inzicht en aandacht voor de essentie bemoeilijkt het evenwichtsherstel. Desondanks brengt leed en verlies mensen vaak ook dichterbij hun innerlijke kern of essentie. Maar het kan ook het contact met de essentie blokkeren en verstoort dan de balans nog meer. In onze wereld van materiële dominantie is contact en evenwichtsherstel met de niet-materiële energie essentieel.

 

1.4 De persoonlijkheid bij kinderen

De persoonlijkheid en het ego ontwikkelen zich vooral in de kindertijd en puberteit in reactie op omgevingsfactoren. Daarom is opvoeding en begeleiding door ouders en op scholen zo belangrijk. Inzicht in de persoonlijke, intuïtieve en essentiële vermogens van kinderen en jongeren en inzicht in hun angsten en onzekerheden is hierbij essentieel en schiet vaak tekort. Zij voelen zich vaak niet begrepen en niet passend begeleid en ondersteund in hun behoeften en mogelijkheden. Scholen zijn vooral cognitief en prestatiegericht. Voor een evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid is meer aandacht en inzicht nodig in emotionele en energetische processen dan cijfers, zoals bij Dr Cijfer in De kleine Johannes van Frederik van Eeden.

 

1.5 Persoonlijkheid en karakter

Ons karakter beïnvloedt en manifesteert zich in de persoonlijkheid en talenten. Het komt voort uit (materiële) erfelijke aanleg en omgeving, maar is ook een weerspiegeling van onze immateriële essentie, de zonnevonk. Ook hier een wisselwerking van materiële en immateriële energieën als basisthema.

 

Opgeblazen ego als metafoor en de Übermensch in een verkeerde, opgeblazen interpretatie van Nietzsche, als een soort Superman

Hoofdstuk 2 Het ego

2.1 Het onderscheid tussen persoonlijkheid en ego
De persoonlijkheid kenmerkt zich door zelfbewustzijn en (zelf)waarneming, die als zodanig emotioneel neutraal is. Als de persoonlijkheid zich bovenmatig manifesteert ‘zit de persoon in zijn ego’. Dat is een soort ‘energieverdichting’ in energetische termen, die zich uitdrukt in ego-aspecten zoals eigendunk, wilskracht en (sterkere), ego-gevoelens en emoties, ik-gerichtheid op zichzelf en zelfhandhaving.

Het ego is als het ware een opgeblazen, emotioneel overtrokken en onevenwichtige persoonlijkheid. In ons taalgebruik heeft het (hebben van een) ego een negatieve gevoelswaarde. (Het hebben van een) persoonlijkheid en karakter wordt als positief gezien.

Ook emoties bestaan uit meer verdichte materiële energie dan de meer verfijnde intuïtieve gevoelens, die door de grovere, dichtere emotionele energie worden belemmerd of geblokkeerd. De (dis)balans van materiële en immateriële energie slaat dan door naar het materiële en ‘grofstoffelijke’ en kenmerkt zich door angst en geldingsdrang: macht willen hebben als reactie. Het (zelf)bewustzijn van de essentie wordt hierdoor belemmerd. Door eerdergenoemde zelfwaarneming vanuit onze essentie vermindert de dominantie van de ego-aspecten en de daaraan gekoppelde emoties.

Het ego komt ook voort uit groepsgedrag en zelfhandhaving in de (sociale) omgeving. Het zet zich in als een soort ik-gericht verdedigingsmechanisme. Ook groepen streven naar zelfhandhaving en hebben een soort groeps-ego of groepsbewustzijn. De collectieve energie wordt hierbij gestuurd door dominante individuele ego’s, die zich opwerpen als leider. Dit komt onder meer overeen met het collectieve bewustzijn in de sociologie van Emile Durkheim.

 

Voorbeelden van kernkwaliteiten en valkuilen bij Ofman in ‘kernkwadranten’

 

2.2 – 2.4 Ego-aspecten, eigendunk en wilskracht

Persoonlijkheidsaspecten, die emotioneel neutraal zijn, zoals de kernkwaliteiten van Ofman, verdichten zich tot ego-aspecten, die Ofman valkuilen noemt in zijn boek Bezieling en kwaliteit in organisaties. Dat zijn overtrokken eigenschappen die daardoor negatief werken. Door de energetische verdichting blokkeren zij vooral het intuïtieve aanvoelingsvermogen van onszelf, het contact met de essentie. (Zelf)vertrouwen wordt dan wantrouwen, mededogen wordt minachting, zelfkennis wordt zelfoverschatting. De adequate maat is uit balans, de matigheid die bij Griekse filosofen zoals Plato en Aristoteles maatgevend was. Zie hierover mijn artikelen in nr 32 en 29. 

Het gaat vooral om het vinden van evenwicht en een middenweg door ego-gedrag te verminderen of te minimaliseren via waarneming vanuit de essentie en een adequaat zelfbeeld te vormen via zelfwaarneming en zelfreflectie.

 

Het ego is een verdedigingsmechanisme ter bescherming, waarbij men zich ‘ uitvergroot’ zoals deze gorilla’s duidelijk laten zien

 

De ego-aspecten eigendunk en wilskracht worden uitvoerig toegelicht. Hierbij krijgen de aspecten essentiële kracht, eigenwaarde en zelfbewustzijn de aandacht. Essentiele kracht stuwt ons verlangen voort. Verlangen is een essentiële eigenschap van het leven die aanzet tot ontwikkeling. Willen vloeit voort uit het ego, niet uit de essentie en wordt voortgestuwd door wilskracht. Willen wordt vaak gevoed door angst en de (geldings)drang tot macht en zelfhandhaving.

Kunnen wij ons handhaven binnen onze materiële wereld zonder deze ego-aspecten? Wat kunnen wij doen om ons bewust te worden van een onbalans tussen het materiële en immateriële, tussen ego en bewustzijn van de essentie? Mensen worden snel afgeleid door materiële impulsen van de waan van de dag. Daarom is het belangrijk onze intentie en voornemens af te stemmen op de essentie en te leren om gefocust te blijven met de aandacht in het Nu. De Nu-staat en het waarnemen van gedachten en emoties komen nog aan de orde als kernthema van het boek. Moeten, dwingen en proberen te (be)heersen werkt blokkerend en bevordert niet de afstemming en intentie in de richting van de essentie, die een bron van subtiele energie en essentiële kracht is.

Hoofdstuk 3  De emoties

3.1 Het ego en de emoties

Het ego uit zich in emoties. Deze hebben een sterke energie die materieel is en fysiek voelbaar. Niet-emotionele gevoelens zijn lichter en kunnen ook immaterieel gerelateerd zijn, zoals intuïtieve gevoelens. Basis-emoties zijn angst en lust (het lustprincipe van Freud). Andere emoties zijn hiervan afgeleid en gaan gepaard met gedachten en zintuiglijke impulsen, die er sturing en voeding aan geven.

Bij emoties is er een stuwende energie die zich als het ware ophoopt en wordt veroorzaakt door geblokkeerde energie, die zijn bron heeft in onverwerkte gebeurtenissen en ervaringen. We kunnen dit bijvoorbeeld voelen als we boos of angstig worden en de emotie toeneemt. Door eerdergenoemde zelfwaarneming kunnen we als het ware uit de emotie en het ego-gevoel stappen en ze gadeslaan en relativeren. Deze bewustwording komt niet vanuit het ego, maar vanuit de essentie. Het ego legt de bron van pijn en verdriet buiten zich en uit daarom kritiek en geeft anderen de schuld.

 

3.2 De logica

Behalve in emoties kan het ego zich ook rationeel uiten in emotieloze, logische en verstandelijke redeneringen. Emoties zijn niet logisch, redelijk en verstandelijk. Met een beroemde uitspraak van Pascal: ‘Le coeur a ses raisons qui la raison ne connaît pas. Het hart heeft zijn redenen die het verstand niet kan begrijpen’.

Emoties kunnen het contact met het verstand en de intuïtie in de weg zitten. Daardoor kunnen keuzes en beslissingen niet rationeel en gevoelsmatig onderbouwd en afgestemd worden. Dit geldt voor emoties zoals ergernis, boosheid, angst en verdriet.

 

Kijken deze uilen wijs, boos of doordringend, of is dat projectie vertekende waarneming?

 

3.3 - 3.6  De emoties ergernis, boosheid, angst en verdriet

Ergernis is een uiting van onbehagen of onlust. Boosheid ontstaat uit ergernis en is een ontlading van geblokkeerde emotionele gevoelens en frustraties of teleurstellingen en onprettige ervaringen die zich ophopen en daarna ontladen. Agressie is een sluimerend of verdrongen gevoel van boosheid of woede en kan een vernietigende werking hebben. Ergernis, boosheid en agressie ontstaan uit de basis-emotie angst. Door zelfwaarneming en bewust stil te zijn kunnen geblokkeerde emoties bewust worden verwerkt, waardoor we meer in balans raken.

Huilen en verdriet is een andere vorm van ontlading van spanning dan boosheid, die mensen dichter bij hun essentie kan brengen en hun ego minder dominant kan maken. Als emoties niet worden verwerkt door bewustwording, waarneming vanuit de essentie en het voelen en uiten ervan, kan dit nadelige psychosociale effecten hebben.

Emoties zoals angst, boosheid en verdriet kunnen ook een collectieve werking hebben en elkaar versterken in vibrerende velden, ‘boosheidswolken’ of ’Weltschmerz’. Zo kunnen we emoties ‘oppikken’ uit de omgeving die als het ware resoneren met gedachten en emoties in onszelf.

Hoe vinden we onze weg uit de vicieuze cirkel van de individuele en collectieve angst en andere emoties, die dagelijks worden opgeklopt door de waan van de dag? Naast het genoemde contact met onze essentie is individuele en collectieve meditatie aan te bevelen, aldus Maharishi Mahesh Yogi [4].

 

3.7 De behoefte aan aandacht

Tekort aan aandacht geeft bij kinderen onveiligheid, onzekerheid, aandacht trekkend veeleisend gedrag en blokkeert hun groei. De juiste mate van aandacht werkt preventief, positief en bevordert groei naar volwassenheid en het contact met de essentie, doordat er minder blokkades en ego-aspecten ontstaan. Veiligheid is een basisbehoefte, volgens Maslow, Fromm en anderen.

Bij aandacht vindt een overdracht en interactie plaats van materiële en immateriële energieën die vaak voelbaar en voedend kan zijn, met name tussen ouders en kinderen. Dit is afhankelijk van de aard, de ‘zwaarte’ (de frequentie) van de energie, die eveneens voelbaar is als aangenaam of niet, energie-gevend, vermoeiend of in evenwicht balancerend in een win-win relatie. Bewustzijn en aandacht zijn sleutelfactoren in het omgaan met emoties bij onszelf en anderen.

 

Hoofdstuk 4 Het Superego: het geweten, superego-herinneringen, oordelen en veroordelen
Het begrip superego is van Freud. Vergelijkbare ideeën over verinnerlijkte normen en waarden in de vorm van het geweten of het sociale zelf zijn te vinden bij zijn tijdgenoten Emile Durkheim, William James, George Herbert Mead (in Mind Self and Society), Pitirim Sorokin en anderen, aldus J H van den Berg, Dieptepsychologie.
Dit komt overeen met de omschrijving van Bloem en Komen als persoonlijk geweten dat geconditioneerd wordt vanuit het ego en is gebaseerd op collectieve en persoonlijke opvattingen, het paradigma of de levensvisie, die sociaal bepaald zijn (en volgens Freud e.a. in het ‘onderbewuste’ worden verinnerlijkt).

Het geweten, de innerlijke stem die zegt wat goed of slecht is, wordt dus vooral bepaald door conditionering van de opvoeding, niet zozeer door intuïtie en niet door het instinct of fysieke driften en reactiepatronen, maar door het ego. Het geweten heeft echter ook een immaterieel intuïtief aspect. Beroemde voorbeelden zijn de innerlijke, goddelijke stem van Socrates, zijn ‘daimonion’ (het goddelijke), en bij heiligen, zie bijv. de Confessiones van Augustinus. 

Een eeuwenoude klassieke vraag is of het geweten een geestelijk, immaterieel, zelfs goddelijk aspect heeft, of (volledig) bepaald wordt door conditionering, zoals psychologen in het voetspoor van Freud en het behaviorisme menen. Het antwoord is tweeledig. Het geweten heeft beide aspecten. Dit lijkt in overeenstemming met de ‘homo duplex’ van Durkheim en ‘the superconscious’ van Sorokin, dat ook de bron is van intuïtie, creativiteit en genialiteit. Over Durkheim gaat mijn artikel in nr 31. Hij beschouwde zich als atheïst, niet als materialist, maar vergoddelijkt de samenleving en was gefascineerd door religie.

Naast het superego als verinnerlijkte sociale normen en waarden bestaat er volgens Bloem en Komen ook een intuïtief aanvoelen en innerlijk weten wat goed of slecht is. Dit verklaart dat mensen op grond van hun eigen innerlijk (ge)weten sociale conditioneringen kunnen overstijgen, er tegenin kunnen gaan en tot buitengewone altruïstische prestaties kunnen komen, zoals Durkheim en Sorokin beschrijven. Vaak is dit handelen ook gerelateerd aan geestelijke waarden: waarde-rationeel handelen in de zin van Max Weber. Een sterk geconditioneerd, sociaal gebonden geweten kan blokkerend werken, met name voor de immateriële energie en intuïtie. Ook bij het geweten is dus balans van materiële en immateriële energie essentieel. Balans en een evenwichtige persoonlijkheid is een kernthema van het boek.

 

De discuswerper (kopie te Kopenhagen) en Balans, zinnebeeld voor de evenwwichtige persoon en de juiste maat

 

4.2 Het superego en herinneringen

Het superego werkt ook via herinneringen die het geweten activeren: superego-herinneringen. Herinneringen worden volgens Bloem en Komen opgeslagen in de hersenen in de vorm van materiële energie. Geheugen is bij hen niet hetzelfde als herinneringen, maar het geheugen wordt gevormd uit ervaren en verwerkte herinneringen en bestaat uit immateriële energie. Dus ‘materiële’ herinneringen, gedachten, worden verwerkt tot en opgeslagen in het immateriële geheugen, in wat zij het immateriële ‘auraveld’ noemen. Dit komt overeen met wat bewustzijnsveld(en) wordt genoemd in mijn artikel over veldtheorieën uit de fysica in Civis Mundi nr 27. Het komt ook overeen met bevindingen van neurologen zoals Penfield en Eccles dat het geheugen niet in de hersenen is te lokaliseren en ook met het duale karakter van mensen als materiële en immateriële wezens: een immateriële ziel in een lichaam met een materieel brein, volgens Popper en Eccles, The Self and Its Brain, in het voetspoor van het dualisme van Plato, Descartes en vele anderen.

Veel herinneringen bestaan uit verdrongen emoties, zoals Freud reeds opviel. We hebben conform het ‘lustprincipe’ de neiging vervelende herinneringen niet te willen ervaren en verwerken en ze daardoor te verdringen. Hierdoor kunnen we er last van krijgen, bijv. in de vorm van angsten. Dit wijst nogmaals op het belang van het verwerken van emoties en belevenissen, zodat zij ‘opgeborgen’ en ‘opgeruimd’ kunnen worden. Het lijkt op het ‘opschonen’ van een computer, met een ‘manke vergelijking’.

John William Waterhouse 1903

 

Dicksee, De Spiegel. Zoals Narcissus ziet het ego zijn spiegelbeeld. Het ego zich zichzelf overal weerspiegeld of uitvergroot als projectie

 

4.3 Oordelen en veroordelen

Dit is een activiteit van het ego. Het ego ‘vindt’ altijd iets en heeft een mening. Het neemt niet waar zonder oordeel, zoals bij het waarnemen vanuit onze essentie. Oordelen zijn subjectief en emotioneel (geladen), vaak vanuit al of niet verdrongen herinneringen, die worden ‘getriggerd’. Het (ver)oordelen spiegelt of reflecteert vaak het verdrongen aspect van onszelf dat wij veroordelen in een ander. We projecteren en reflecteren onszelf in onze omgeving. Onze essentie oordeelt niet, maar neemt waar en is bewust. Liefde oordeelt niet, zoals Paulus schrijft in zijn beroemde lofprijzing.

Achter oordelen gaat angst schuil voor verlies van bijvoorbeeld bezit, macht, aanzien of erkenning en de neiging tot zelfhandhaving en lijfsbehoud. Het ego heeft de neiging oordelen en overtuigingen te herhalen en te bevestigen. Dit stimuleert de herhaling van bepaalde belevingen, die zich herhalen tot ze helemaal gevoeld, ervaren en verwerkt zijn.

Ervaringsherhaling en zich herhalende oordelen hangen ook samen met afweermechanismen en weerstand tegen verandering van overtuigingen. Dit hangt weer samen met de afscheiding van het ego van het geheel van de werkelijkheid, met het egocentrisme van het ego als het centrum van zijn eigen ‘werkelijkheid’ van oordelen en overtuigingen en emoties.

Zoals vermeld, is een weg uit dit ‘gevangen zijn in het ego’ en zijn oordelen en emoties het stil laten worden van gedachten en emoties en deze bewust waar te nemen vanuit de essentie, die wel verbonden en afgestemd is met het geheel. Met andere woorden: het ego-bewustzijn plaats te laten maken voor het bewustzijn van de essentie. Deze twee typen bewustzijn worden expliciet onderscheiden (p 432).

 

Hoofdstuk 5 Identificatie - identiteit, conditionering en overtuigingen
Identificatie is vereenzelviging, je identiteit laten samenvallen met iets of iemand anders. Ook met ons ego, dat onder meer bestaat uit gedachten en emoties. We zijn dan boos, angstig of verdrietig en identificeren ons met gedachten en emotionele aspecten van het ego, die steeds veranderen.


Identiteit

Identiteit wijst op iets in ons dat identiek en hetzelfde blijft. Het zelf is dat in ons wat hetzelfde blijft. Wij blijven ons leven lang dezelfde persoon en hebben dezelfde identiteit, hoezeer we ook veranderen en verouderen. Wat is dit zelf? Wat blijft hetzelfde in al die veranderende ervaringen en emoties? Het is onze essentie, het bewustzijn an sich. Dit is iets anders is dan het geïdentificeerde ego. Bloem en Komen en anderen noemen dit bewustzijn de waarnemer, conform de Indiase Vedanta filosofie. Hans Laurentius spreekt van ‘waarnemendheid’ of ‘bewust gewaar zijn’. Identificatie blokkeert de (energetische) wisselwerking tussen de waarnemer, onze immateriële essentie, en de objecten die wij waarnemen. Dit geeft een disbalans van materiële en immateriële energieën door identificatie met materiële emotionele energieën.


Fundamentalisme

Als er een sterke disbalans is zijn de materiële energieën sterk geblokkeerd. Dit kan leiden tot fundamentalistische denkpatronen die het paradigma vastzetten in beperkende overtuigingen. Dit is te zien bij godsdiensten en geloofsovertuigingen en in economische, financiële en politieke sectoren (zie het bekende boek van Joris Luyendijk, Dit kan niet waar zijn: onder bankiers).

Het is een bron van geweld, onderdrukking, ongelijkheid en zelfverrijking. Fundamentalisten leven in hun eigen universum en zijn ongevoelig voor het leed dat zij in deze wereld brengen. Ze zijn onbereikbaar en niet te beïnvloeden. Op basis van hun overtuigingen is haast alles geoorloofd. Hun paradigma behoort volgens hen tot de absolute waarheid en werkelijkheid.


Identificatie en ego-aspecten

Identificatie is een bezigheid van het ego naast (ver)oordelen en het hebben van emoties, waarmee het zich identificeert. Bij sterke identificatie of conditionering worden mensen opgeslorpt in het materiële en emotionele. Ego-aspecten en identificatie liggen dicht bij elkaar. Het is belangrijk om door ‘onthechting’ en stil (bewust) te zijn de identificatie te verminderen en op te heffen. Dit impliceert loslaten, relativeren, afstand nemen door ‘in de waarnemer te zijn’. Dit is een (meditatief) naar binnen gericht proces, tegengesteld aan de naar buiten gerichte identificatie.

 

Overtuigingen en ruzie

Overtuigingen waarmee wij ons identificeren, beperken, selecteren en kleuren de waarnemingen. We zien wat in ons paradigma past en ‘in onze kraam te pas komt’ en wat wij geloven. Wij kijken als het ware door de gekleurde bril van onze overtuigingen en identificaties en geven zo vorm aan de door ons beleefde werkelijkheid. Dikwijls lokken verschillende overtuigingen discussies en ruzies uit, want ego’s willen gelijk hebben en zichzelf handhaven en versterken.

Vrij worden van overtuigingen en ruzies kan alleen als mensen in staat zijn hun gedachten stil te laten worden en ‘stil te staan’ vanuit de waarnemer, waardoor ervaringsbelevingen minder betrokken worden op het ego en een wereld vrij van ruzie, geweld en intriges dichterbij komt. Deze wijze van waarnemen en bewustzijn is een essentieel terugkerend thema.

 

De blik van Braco en Rembrandt, Deel van Portret van Jezus


Het NU-moment: in de waarnemer zijn
Een kernpunt van het boek is het ´in de waarnemer zijn´ of in het Nu zijn (2.6.). Wat houdt dat in? Het betekent zuiver of puur alleen maar waarnemen of observeren van gevoelens en gedachten zonder er in op te gaan en erin mee te gaan en je ermee te identificeren. `Als u in het Nu leeft dan bent u met uw aandacht in dat wat er Nu is.’ (p 285).

Met andere woorden: het gaat om waarnemen vanuit de essentie, het eigenlijke zijn (esse = zijn), je wezen, wat je wezenlijk bent. Wat is dat dan? Wat ben je in wezen? Het woord zegt het al, het klinkt bijna als een tautologie (zoals witte sneeuw): in wezen ben je Zijn. Wat is dit Zijn?

In India heet het Zijn ook zuiver bewustzijn. Bijvoorbeeld in de filosofie van de Oepanishaden, de Vedanta, die tal van moderne vertegenwoordigers heeft, zoals Maharishi Mahesh Yogi en diverse Advaita Vedanta leraren zoals Hans Laurentius, die aansluiten bij Ramana Maharshi, de grote Indiase wijze. Hij stelde de kernvraag: `Who am I?`(Wie ben ik?). Zie David Godman, red. De leringen van Ramana Maharishi, dat een diep inzicht geeft in het ego en het Zelf.

Het antwoord is al gegeven: Wij zijn ons wezen, onze essentie, die zuiver zijn is, zuiver bewustzijn dat vrij is van gevoelens en gedachten, maar deze wel waarneemt als bewustzijnsinhouden. Dit essentiële onderscheid tussen onze essentie van (zuiver) bewustzijn en bewustzijnsinhouden, zoals gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen of gewaarwordingen, is eerder gemaakt in mijn artikel in Civis Mundi nr. 26. Daar werd onder meer verwezen naar het boek Ziel en Geest.

Is dit onderscheid van zuiver (bewust)zijn en bewustzijnsinhouden een metafysische veronderstelling of komt het voort uit directe empirische ervaring?  In de metafysica is het Zijn vanouds een kernbegrip, meestal een abstractie. Het onderdeel ontologie betekent zijnsleer. In de Indiase traditie maar ook elders, is het Zijn als zuiver bewustzijn een directe ervaring, zoals bij Transcendente Meditatie en Advaita Vedanta richtingen.
Kennelijk is het ook een directe ervaring bij Bloem en Komen. Niet iedereen kent echter deze onmiddellijke ervaring van zuiver bewustzijn of in de waarnemer zijn. Ook bij mensen die jaren hebben gemediteerd, is deze ervaring niet altijd voor handen, wel vaak gemakkelijker toegankelijk.
In het Nu zijn, in de waarnemer zijn en je emoties en gedachten waarnemen, lijkt dus gemakkelijker dan uit de ervaring blijkt. Zeker als er emoties (op)komen, kenmerken deze zich door een sterk bindende invloed. We identificeren ons ermee. We zijn boos of verdrietig, enz. ‘In de waarnemer zijn´ en vanuit onze essentie van zuiver bewustzijn waarnemen is belangrijk bij de bevrijding en verwerking van ervaringen, emoties en emotionele ervaringen.

 

Kon Rembrandt waarnemen vanuit zijn essentie? Ziet hij zijn essentie in het portret van Jan Six?

 

Een kortere weg door Transcendente Meditatie of Advaita Vedanta?
Is het een kortere weg om meteen te leren in ´de waarnemer te zijn´, zoals bij Transcendente Meditatie en Advaita Vedanta, zonder uitvoerige analyse van emoties en ego-aspecten? Enerzijds lijkt dit directe bewustzijn een kortere en meer directe weg, die bij Advaita Vedanta leraren als Hans Laurentius ook ´het directe pad´ wordt genoemd en door Krishnamurti bondig samengevat met ´Be Aware´.

Anderzijds is dit voor velen niet zo eenvoudig, zoals Bloem en Komen bevestigen. Wij zijn ons vrij zelden bewust van de essentie en leven ´gevangen door het ego´, geïdentificeerd met onze gedachten, gevoelens en andere bewustzijnsinhouden, niet in de waarneming van ´zuiver bewustzijn´.

Hoewel ´het directe pad´ directer lijkt, blijkt het meestal niet te werken om direct bewust te zijn. Vaak is een voorbereiding nodig van jarenlang mediteren. Maharishi schrijft in het voorwoord van zijn commentaar op de Bhagavad Gita dat de verlichte toestand van de leraar niet zomaar is over te dragen .

Ervaring, kennis en inzicht zijn complementair
Naast de directe meditatie ervaring (van het bewustzijn) zijn kennis en de daarmee gepaard gaande inzichten belangrijk, schrijft Maharishi, in overeenstemming met Bloem en Komen e.a. Anders weet je niet wat je ervaart als je mediteert en snap je niet goed wat bewustzijn is, wat je essentie is en hoe deze samenhangt of zich juist onderscheidt van gedachten, ego-aspecten, emoties en bewustzijnsinhouden. Het eenvoudige onderscheid in bewustzijn en bewustzijnsinhouden is essentieel.

Kennis en inzicht in het ego, emoties en identificatie, hoe het werkt en met elkaar verweven is, wordt door Bloem en Komen geboden op een unieke, diepgaande en uitvoerige wijze die moeilijk vergelijkbaar is.

Wat betreft het ´uitspitten’ en analyseren van emoties en ego-aspecten gaan zij verder dan Transcendente Meditatie en Advaita Vedanta, die direct zijn gericht op de ervaring van transcendentie, van zuiver bewustzijn. Bij TM gebeurt dat methodisch en systematisch. Bij het ´directe pad´ van Advaita en Krishnamurti gebeurt dit zonder methode, maar wel gestimuleerd en geïnspireerd door de (aanwezigheid) van de leraar. Het analyseren van gedachten en emoties maakt geen onderdeel uit van Transcendente Meditatie, d.w.z. van de methode an sich. Echter, het inzicht in bewustzijnsprocessen is een belangrijke aanvulling, zoals Maharishi verschaft en benadrukt in zijn lezingen en geschriften, waaronder zijn commentaar op de Bhagavad Gita en zoals in de spirituele vedische literatuur van India wordt geboden, waar hij op teruggrijpt.

Afhankelijkheid van leraren
Bij spirituele ervaringen door aanwezigheid van een leraar kan een soort afhankelijkheid groeien, waardoor aanvankelijk alleen in aanwezigheid van een leraar directe zijnservaringen of zuiver bewustzijn worden ervaren. In India wordt dit de werking van de ´darshan´, de uitstraling van de leraar genoemd.

Bij Transcendente Meditatie leren mensen de ervaring van zuiver bewustzijn te krijgen, zonder afhankelijkheid van leraren, zoals bij andere leringen en leraren vaak het geval is. Dit gaat vaak meer uit van de leerling dan van de leraar als onbedoeld effect (met een term uit de sociologie ook wel latente functie genoemd). De leraar kan erin meegaan of niet en zelfstandigheid  bevorderen.

Zo is Hans Laurentius (tijdelijk) opgehouden met zijn bijeenkomsten of ´satsangs´ (letterlijk: samen zijn), omdat hij vond dat ze te weinig effect sorteerden. Hij beaamde overigens dat bij de meeste mensen een zekere voorbereiding in de vorm van meditatie nodig en wenselijk is en bevorderlijk is. In zijn boek Zelfrealisatie geeft hij onder meer instructies voor meditatie, die beschouwd kunnen worden als voorbereiding voor de zelfwaarneming die Bloem en Komen aanbevelen. Hun boek is gericht op zelfstandige waarneming, zelfreflectie en zelfinzicht, niet op afhankelijkheid van hen of andere leraren.
Vrijheid en zelfstandigheid is m.i. een belangrijk criterium bij de keuze van leraren of therapeuten en begeleiders. Erich Fromm benadrukt dit in zijn vele boeken, zoals De zelfstandige mens, De angst voor vrijheid, Marx, Freud en vrijheid en Gij zult zijn als Goden.

 

Conclusie: relevantie en praktische toepasbaarheid als toegevoegde waarde van het boek
Op grond van ervaringen met dergelijke benaderingen is mijn conclusie dat het boek van Bloem en Komen een complement biedt voor andere psychologische en spirituele benaderingen en toegevoegde waarde heeft naast andere opgedane kennis en inzichten. Ook al mediteer je al jaren of heb je ervaring met andere spirituele benaderingen, zoals bij Bloem en Komen het geval is. In hun boek verwijzen zij vooral naar Krishnamurti, een leraar van ‘het directe pad’ en de leringen van Don Juan van Carlos Castaneda, die onder meer over de waarneming van de materiële en de immateriële werkelijkheid gaan.

´Zolang je leeft blijf je leren´, zouden Bloem en Komen zeggen. Het boek reikt belangwekkende inzichten aan, die systematisch zijn doorleefd, doordacht en uitgewerkt. Inzicht en waarneming zijn hierbij complementair. Als je niet weet wat je waarneemt, zie je het niet goed. Dat geldt ook voor emoties. Het besef dat je je met je emoties identificeert, zet ons aan om de bindende identificerende invloed van emoties te doorbreken door uit de emoties te treden en ´in de waarnemer´ te gaan staan.

Het boek heeft eigenlijk een open einde, omdat er nog een vervolg komt. Het eindigt met de problematiek van de identificatie. Eigenlijk een ander woord voor de gevangenschap van het ego.

In hoeverre zijn we dan met het boek iets opgeschoten? Zijn we na lezing halverwege, omdat de andere helft nog komt? Beginnen we en eindigen wij het boek in gevangenschap door het ego?

Het doet denken aan een verhaal, roman of gedicht van Slauerhoff, over de ´halve verlossing´ en continuering van de dwaalwegen, zoals in het fantastische, macabere verhaal Het eind van het lied, dat ik tegenkwam toen ik dit artikel schreef.

Toch komen we wel verder. Al is het boek incompleet zonder Bevrijding van het ego, als het nog te publiceren vervolg, het leest als een voortdurende Aha-Erlebnis. Het geeft veel inzicht in ego- en persoonlijkheidsprocessen, emoties en identificatie. Deze worden bij mijn weten nergens in een zo systematisch en consistent paradigmatisch geheel weergegeven. Minder volledig en systematisch uitgewerkt zijn dergelijke inzichten te vinden in groeigerichte populaire psychologische en  spirituele boeken. Voor zelfkennis en zelfrealisatie is dit boek van grote praktische waarde en direct herkenbaar en toepasbaar in de dagelijkse levenspraktijk.
Het is vaker gezegd dat we van alles weten van de buitenwereld maar relatief weinig weten van onszelf, onze binnenwereld, waardoor de omgang met onszelf en anderen problematisch verloopt met alle micro- en macrosociale gevolgen van dien. Dit boek draagt bij tot zelfkennis die hard nodig om ongewenste gevolgen van identificatie met het ego en emoties beter te kunnen hanteren, begrijpen en zo mogelijk te voorkomen.

 

Alles is energie

Bijlage 1 Het paradigma van materiële en immateriële energie

In Civis Mundi nr 25 staat in mijn artikel over kwantumfysica:

“Einstein zei: ‘Het is de theorie die bepaalt wat we kunnen waarnemen,’ aldus Heisenberg, Physics and Beyond (p 77). De theorie of het paradigma beperkt of verruimt. Dus ook wat we zien, is daardoor een beperkte denkconstructie. De wiskundige formules beschrijven niet meer de natuur of het gedrag van elementaire deeltjes, maar onze kennis van dat gedrag, schrijft hij in Fysica in perspectief (p 66, 69). Zonder door de geest gecreëerde begrippen kunnen we feiten of verschijnselen niet ordenen en niet goed waarnemen. Als we geen begrip of theorie van iets hebben, nemen we het vaak niet waar. We zien het niet, willen het niet zien of kunnen het niet zien.”

Bloem en Komen beseffen dit. Elk onderzoek is gebaseerd op een aantal aannames en de vraagstelling is richtinggevend en mede bepalend voor de onderzoeksresultaten. Hun onderzoeksveld hebben zij verruimd door een extra aanname, onder meer beïnvloed door de moderne fysica. In het boek De kosmische code schrijft  de natuurkundige H. Pagels:

“Voordat Einstein met zijn relativiteitstheorie kwam, werd het wetenschappelijk wereldbeeld bepaald door het uurwerkparadigma van Newton… In deze theorie werd er onderscheid gemaakt tussen massa en energie. Dat waren twee verschillende grootheden… In dit paradigma hingen de meeste natuurkundigen in die tijd ook de ethertheorie aan. Volgens deze theorie zou de ruimte gevuld zijn met een soort substantie dat verantwoordelijk zou kunnen zijn voor niet-lokale invloeden.“

Ook wetenschapper en antroposoof Rudolf Steiner ging uit van de ethertheorie en splitste deze substantie weer in astraal en etherisch. Na de algemene aanvaarding van de relativiteitstheorie werd de ethertheorie verlaten. De relativiteitstheorie toonde aan dat materiële energie niet sneller kan gaan dan de lichtsnelheid. Einstein toonde ook aan dat massa en energie in elkaar overgaan. Alles in het heelal is energie die een maximale snelheid kan hebben. De ethergedachte was hiermee achterhaald.

Bloem en Komen veronderstellen echter, evenals diverse fysici, dat energie wèl sneller kan gaan dan het licht. De wetmatigheid van de relativiteitstheorie dat energie niet sneller kan gaan dan het licht geldt alleen voor materiële energie, omdat de energie bij een hogere snelheid niet meer binnen ruimte en tijd valt. De energie die sneller gaat noemen zij dan ook immateriële energie. Met andere woorden, materiële energie, die binnen ruimte en tijd valt, is vertraagde immateriële energie.
In dit paradigma is dus ook alles energie, ongeacht de snelheid. Bij de ethertheorie werd de ether als een andere substantie gezien dan massa en energie. Dit is onjuist gebleken. Bloem en Komen zien alles als energie met verschillende snelheden en frequenties. Nieuw is dat de maximale snelheid niet beperkt is.

Zij gaan uit van het onderscheid tussen materiële en immateriële energie om waargenomen verschijnselen te beschrijven. Begrippen als bewustzijn, intuïtie, ziel en auravelden van immateriële energie vallen ook binnen dit kader van nader te onderzoeken onderwerpen. Vanuit dit nieuwe uitgangspunt worden begrippen opnieuw gedefinieerd en in relatie tot elkaar gebracht in een samenhangend geheel.

Door deze nieuwe benaderingswijze van vorm en inhoud kan daarom niet voortgebouwd worden op bestaande psychologische theorieën en begripsdefinities, die zelden verder gaan dan materiële energie. Een ander probleem is de definiëring van begrippen. Definities beperken altijd de werkelijkheid of zetten de waargenomen werkelijkheid te vast in een beperkt kader. Om dit probleem te omzeilen is ervoor gekozen om veel vragen over een bepaald begrip te stellen om het op deze wijze helder te krijgen. Via de hierdoor verkregen antwoorden wordt het gebruikte begrip en de context waarin het geplaatst wordt verduidelijkt. Elk begrip wordt vanuit verschillende invalshoeken belicht.

De vraag stuurt het antwoord, dus het is van belang de gestelde vragen te laten zien om een indruk te krijgen op welke wijze de auteurs naar verduidelijking hebben gezocht.
Een antwoord zonder een vraag is een mening en laat niet zien waardoor deze mening gestuurd is. Zo is het geheel in de wat ongebruikelijke vorm geplaatst van vragen en antwoorden. Het doet denken aan de dialogen in de Indiase Oepanishaden en bij Plato. Het is een vraaggesprek waarbij de intuïtieve antwoorden onder de naam Helios zijn gebracht.

De aanname dat energie sneller kan gaan dan het licht betekent dat de omschrijvingen van de begrippen ook geldig dienen te zijn voor de immateriële energetische wereld. Daar onze taal zich meestal beperkt tot de materiële wereld, voldoen bepaalde begrippen niet meer. Hiervoor zijn andere woorden nodig die een betere benadering geven dan de oude formuleringen. Maar ook deze blijven discutabel omdat onze taal zich niet goed leent voor beschrijving van de niet waarneembare immateriële wereld.

Vanuit bovenstaand uitgangspunt kunnen de mensen, hun gedrag en hun handelingen als een groot energieveld worden gezien. Vanuit de gedachte van immateriële energie rijst de vraag: “Wat is de reden dat een mens leeft en een steen niet?”

Mensen worden beschreven als een combinatie van materiële en immateriële energie. De immateriële energie is met onze huidige materiële instrumenten niet adequaat waar te nemen. Maar indirect kunnen we wel de invloed van deze energie waarnemen op de materiële verschijnselen die zich manifesteren in menselijk gedrag en gebeurtenissen om ons heen.

De waarneming en de waarnemer, het bewustzijn, bepaalt hoe wij de materiële wereld waarnemen, terwijl het bewustzijn als immaterieel wordt verondersteld. Een beroemd omstreden voorbeeld uit de kwantumfysica is dat de locatie van een deeltje zonder waarnemer niet te lokaliseren is.

Betekent dit nu dat het bewustzijn en onze kennis de materiële wereld kunnen beïnvloeden? Hierover wordt verschillend gedacht. Volgens Heisenberg zijn fysici met hun formules niet meer bezig met het gedrag van deeltjes maar met de kennis ervan, zie bovenstaand citaat. Schrödinger, een andere grondlegger van de kwantumfysica, nl. van de golfmechanica, gaat nog een stap verder. Dat geldt ook voor Eddington, de astronoom die als eerste het experimentele bewijs leverde voor de relativiteitstheorie, en voor andere fysici. Zij laten kennis en bewustzijn samenvallen met de fysische werkelijkheid, waarbij het ideële of immateriële en het materiële in elkaar overgaan. Eddington spreekt van ‘Mindstuff’ en ‘worldstuff’, die een gemeenschappelijke (immateriële) bron of basis hebben. Dit lijkt een nieuwe formulering van de aloude grondstelling van de Oepanishaden dat Atman is Brahman: het Zelf, het bewustzijn, is de uiteindelijke werkelijkheid. Zie hierover mijn artikelenserie over kwantumfysica  en bewustzijn in Civis Mundi nr 25, 26 en 27.

De oude hypothese van Aristoteles dat levende wezens een (immateriële) levensenergie of ziel zouden hebben die hij ‘entelechie’ noemde, wordt ondersteund door de elektrodynamische levenstheorie en van ‘life fields’ van de neuroanatoom Harold Saxton Burr (1937), een voorloper van de morfogenetische veldentheorie van Rupert Sheldrake. De ‘elan vital’ van Henri Bergson is een meer speculatief beginsel. Zie mijn artikel over kwantumfysica  in Civis Mindi nr 26.

 

Bijlage 2 Verband met de psychologie
De huidige wetenschap wordt vaak gezien als reductionistisch, ook in artikelen in Civis Mundi, en beperkt haar paradigma tot de materiele energie. De zgn. geesteswetenschappen zijn in het defensief. De recente bezetting van het Maagdenhuis vormt hiervan een indicatie.

Het complement van een paradigma dat immateriële energie omvat en verbindt met materiële energie, is noodzakelijk om uit de reductionistische impasse te geraken. Dit reductionisme gaat gepaard met overschatting en ´ontgrenzing´ van de techniek en manipulatie van de materie ten koste van de ontwikkeling van onze geest die dringend gewenst is om te overleven op deze planeet.
´Techniek kan worden gestuurd zover als de rede reikt`, schreef Von Weizsäcker in Wege der Gefahr in Civis Mundi nr. 25. De rede is een aspect van de geest waarvan we te weinig weten om deze dusdanig te kunnen ontwikkelen dat zij in staat is de techniek, de economie en de samenleving adequate sturing te geven. De psychologie biedt geen inzicht in onze essentie als essentiële Zijn en bewustzijn en kent dit begrip niet eens op enkele uitzonderingen na, zoals Maslow.
Er is geen goed vergelijkbaar boek binnen mijn beperkte kennis van de psychologie. De psychologiepropedeuse  heb ik niet gehaald, omdat ik de academische psychologie te oppervlakkig vond, te beperkt en te reductionistisch. Daarom ben ik omgezwaaid via culturele antropologie naar sociologie en filosofie.

Psychologie aan de UvA werd in 1966 opgedeeld in functieleer, gedragsleer, persoonlijkheidsleer, sociale psychologie, methodenleer, ontwikkelingspsychologie en fysiologische psychologie. De colleges werden gegeven door vooraanstaande psychologen als Frijda, Duijker, Barendrecht, De Groot en Vuyk [5].

Het menselijk functioneren werd als het ware in stukken verdeeld. De geest, de ziel of psyché was verdwenen en werd niet behandeld. Een dergelijke psychologie gaat niet over de psyché maar over waarneembaar gedrag, zoals zij bevestigden.

Gespecialiseerde detailstudies lijken sindsdien toegenomen, gezien de huidige psychologiestudie (van onze dochter). Een interessante en veelbelovende wetenschap die inzicht in onze psyché dient te verschaffen, beperkt zich tot een indrukwekkende hoeveelheid onderzoek, dat vaak correlaties betreft tussen psychische gedragsfactoren.

Een vriend zei ooit dat een bewustzijnspsychologie ontbreekt. De psychologie profileert zich (slechts) als gedragswetenschap en betreft materiële energie terwijl het bewustzijn immateriële energie betreft, zonder welke het bewustzijn niet volledig is te bestuderen, wel te reduceren tot materiële hersenwerking.

Menselijk gedrag kenmerkt zich door bewust gedrag, naast onbewust gedrag. Dit onderscheid begint al bij Freud en Jung en is fundamenteel in de psychologie, die zich eigenlijk niet goed raad weet met het bewustzijn en dit vaak probeert af te leiden uit materiële energie. Jung, Assagioli, en de humanistische en transpersoonlijke psychologie zijn echter geneigd de fundamentele aard van het bewustzijn als geestelijke of immateriële realiteit te erkennen. Zo wordt de psychologie weer in ere hersteld als ‘zielkunde’, zoals Piet Vroon haar noemt in Hersenen, bewustzijn en gedrag.

 

Het onvergelijkbare boek voorziet in een leemte en een behoefte

Bloem en Komen voorzien in een leemte en complementeren op een rationele manier wat is weggereduceerd en gereductioneerd. Het begon met hun boek Ziel en Geest. Enerzijds een vage titel, omdat zij aantonen, hoe weinig eenduidig deze termen zijn en hoe verschillend ze worden gedefinieerd, waardoor het begrijpelijk is dat de psychologie er niet mee uit de voeten kan. Dit boek gaat eigenlijk over psychische functies zoals denken, voelen en intuïtie.
Dat geldt ook voor het boek van Psychologische typen van Jung waarin hij zijn beroemde typologie uitwerkt die nog steeds wordt gebruikt bij de Myers Briggs Persoonlijkheidstest. Bloem en Komen verwijzen niet naar dit boek, maar hun eerste boek is er wel enigszins mee te vergelijken. Opmerkelijk is de prominente plaats/rol van intuïtie in beide boeken [1].
Hun boek is wel indirect met andere studies te vergelijken, omdat dezelfde psychologische begrippen worden gebruikt als in de psychologie, zij het in een ander paradigma. Het is een begrijpelijke beperking dat zij hun benadering niet systematisch vergelijken en verbinden met de academische psychologie met uitzondering van standaardwerken van Assagioli, Frijda, Harris, Hellinger ,Rigter en Solter [6]. Dit is begrijpelijk omdat het boek dan nog omvangrijker zou worden, meer theoretisch en academisch en minder praktisch bruikbaar. Bovendien is de psychologie vergeleken bij hun paradigma te beperkt tot alleen materiële energie, waarmee de immateriële energie niet is te vatten, die fundamenteel is in hun paradigma, dat dus niet past in de huidige psychologie. Omgekeerd past de psychologie wel in het ruimere paradigma van Bloem en Komen, dat in verregaande mate toetsbaar is aan onze eigen directe ervaring wat betreft emoties, ego en ego-aspecten en zelfs onze essentie is waarneembaar als de waarnemer, het bewustzijn dat waarneemt. [7]

De praktische toepasbaarheid voor leken, niet psychologen, bij zelfonderzoek of zelfreflectie, inzicht in emoties en verbetering bij relaties is nu juist een sterk punt van dit boek, waarin het de academische psychologie overtreft. Ook in dit opzicht voorziet dit boek in een algemeen gevoelde behoefte.

 

Noten

  1. Deze functies komen overeen met de vier psychische functies bij Carl Jung: waarneming, emotie, intellect (dat een aspect van de geest is) en intuïtie, waarmee geen verband wordt gelegd. Er is ook nog een boek Van ego naar essentie van Barbara Marx Hubbard, dat gaat over het proces van volwassen worden en ontwaken. Zo zijn er vele werken die het boek van Bloem en Komen raken.
  2. De antwoorden op de vragen worden gegeven door Helena die zich hierbij intuïtief afstemt op Helios,  dezelfde beginletters als Helena. De zonnevonk of essentie stemt zich hierbij af op de zon, Helios, een meer omvattend bewustzijn. Dit komt overeen met wat ik als docent en dichter heb geleerd over intuïtie, waarover ik veel keuzemodulen heb gegeven op de Hogeschool waar ik werkte. Een oud gedicht kwam bij mij boven over de intuïtief geïnspireerde kennis die ook bovenkomt bij het schrijven van gedichten die als het ware min of meer spontaan uit een diepere bewustzijnslaag komen en niet door het ego zijn geconstrueerd, maar wel gebruik maken van mijn intellect en (taal)gevoel.

 

Als het grote Zelf spreekt

 

Het grote Zelf

sprak zonder woorden

in een taal van louter licht

tot mijn kleine zelf

 

Wat ik er van hoorde

dat schreef ik op

in dichterlijke woorden

in menig licht gedicht

 

Omdat het grote Zelf

het lichtend Zelf

is van iedere man en vrouw

spreekt in mijn gedichten

ook jouw grote Zelf tot jou

Egmond aan Zee 1979

 

3    Het is lastig snelheden hoger dan die van het licht waar te nemen en te onderscheiden van gelijktijdigheid of synchroniciteit die het geval lijkt bij verstrengeling, superpositie (op twee plaatsen tegelijk zijn). ‘action at a distance’, teleportatie en telepathie. Fysici sluiten het bestaan van immateriële energie niet uit. Zie bijlage 1 en mijn artikelen over kwantumfysica in nr 26 en 27. Daarin wordt verwezen naar een recent experiment aan de TU te Delft, waarnaar verwezen wordt in een zeer recent artikel in Nature,“Toughest test yet for quantum ‘spookiness’ door Zeeya Merali (vol 525, sept 2015, p 14,15): ‘Onmiddellijke verplaatsing’ stuitte Einstein tegen de borst: “it seemed that this ghostly influence would travel instantaneously - contravening the universal rule that nothing can travel faster than the speed of light.” Om dit te omzeilen stelde hij ‘hidden variables’ voor waaruit genoemde correlatie en verbondenheid van deeltjes te verklaren zou zijn. Alle experimenten tot dusver vallen uit ten gunste van ‘spookiness’, zoals de onmiddellijke verplaatsing en andere genoemde verschijnselen worden genoemd. Maar deze experimenten hebben wat ‘haken en ogen’ in de vorm van ‘detection loopholes’, waardoor fysici “nooit in staat zijn geweest de deur naar Einsteins visie helemaal dicht te doen”. Dan is er ook nog het ‘communication loophole’ bij deeltjes die zo dicht bij elkaar zijn dat de meting van de één de ander beïnvloedt, “without violating the speed-of-light-limit.” Beide ‘loopholes’ worden omzeild door het ‘ingenieus’ genoemde experiment van Hanson te Delft, waarbij ze 245 (gelijktijdig) verstrengelde elektronenparen hebben gegenereerd en onmiddellijk vastgesteld op een afstand van 1,3 kilometer, die groot genoeg is, waardoor detectie en communicatie ‘loopholes’ werden omzeild. Dit experiment kan worden beschouwd als de meest geavanceerde bevestiging van onmiddellijke ‘actie op afstand’ sneller dan het licht. Het enige punt is nog dat er m.i. bij gelijktijdigheid of synchroniciteit geen snelheid is en mogelijk ook geen afstand en dat er verbondenheid is op een andere manier dan wij kunnen bevatten. Carl Jung en Nobelprijswinnaar Wolfgang Pauli, één van de grondleggers van de kwantumfysica, schreven hierover het boek Naturerklärung and Psyche, waarin zij aan de natuur ook een immateriële realiteit en eenheid toekennen.

4    Bijvoorbeeld in een lezing in de RAI in 1979 waarin hij een meditatiedorp voorstelde, dat er ook gekomen is in een wijk in Lelystad. Onlangs vierde dit dorp zijn 30-jarig jubileum. Zie mijn artikel in het Sidhadorp Nieuws van afgelopen augustus.

5    Interessant en relevant in dit verband zijn verder Jung, Freud, Fromm, Maslow, Kohlberg, de transpersoonlijke psychologie van CharlesTart, Nederlandse psychologen als Heymans en Piet Vroon, Psychosynthese van Assagioli, de godsdienstpsychologie van Rudolf Otto, Mircea Eliade, Jan Weima en Jan van der Lans, de parapsychologie van Tenhaeff en van Praag en Karakterkunde door Janse de Jonge en Karakterologie door Paul Helwig.

6. Bloem en Komen hebben een aantal psychologen bestudeerd, waarvan zij ontdekten dat hun ideeën
    op een bepaalde manier aansloten bij het Heliosparadigma. Assagioli, de grondlegger van de
    psychosynthese, schreef in zijn boek Over de Wil de verschillende vormen van ons menselijk willen.
    Assagioli maakte een onderscheid tussen een gunstige wil en een ongunstige wil in relatie tot
    wilskracht. Het begrip gunstige wil wordt door Bloem en Komen vertaald met essentiële kracht, dat
    immateriële energie is. Ongunstige wil is dan materiële energie. De psycholoog Frijda heeft een
    standaardwerk geschreven over de emoties. In zijn boek De wetten der emoties gaat hij in op het feit
    dat emoties mensen dingen laten doen waarvan ze zelf weten dat het onverstandig is. Ook gaat hij in
    op de menselijke behoefte om gebeurtenissen uit het verleden voortdurend te herinneren. De priester-
    antropoloog Bert Hellinger schrijft in zijn boek Verborgen dynamiek van familieverbanden complexe
    familieverhoudingen in gezinnen. Dit sluit aan op de energetische wisselwerking tussen mensen

    die Bloem en Komen beschrijven en die tot ervaringsherhalingen leidt. De psychologe Harris beschrijft
    in haar boek Het misverstand opvoeding de rol van de ouders in het leven van kinderen. Hierin werden
    raakvlakken gevonden met het Heliosparadigma over het ontstaan van de persoonlijkheid en het ego
    bij kinderen. Het boek van Rigter Het palet van de psychologie werd gebruikt om een beeld te krijgen
    van verschillende benaderingen binnen de psychologie en in hoeverre dit aansloot of afweek van
    het Heliosparadigma.

De ontwikkelingspsychologe Solter beschrijft in haar boek Baby’s weten wat ze willen het ontwikkelingsproces van baby’s in hun eerste twee jaren. Ze geeft aan op welke wijze voorkomen kan worden dat baby’s al in hun eerste jaar energetische blokkades oplopen die behoorlijk van invloed kunnen zijn op hun ontwikkelingsproces in hun jeugd en daarna.       

7. Een theorie op een paradigma dat ruimer is en meer kan verklaren, is ‘beter’ en verdient de voorkeur
    boven een theorie en psychologie die minder kan verklaren en minder bruikbaar en relevant is, mits
    beiden toetsbaar zijn.

Karl Popper, de grondlegger van de moderne wetenschapsfilosofie, noemt in zijn boek Objective Knowledge een aantal criteria van wetenschap, waaronder toetsbaarheid en ‘depth of explanation’: “science probes into properties that are more essential, or of greater depth” (p 19). “Satisfactory theories must as a matter of principle transcend the empirical instances which give rise to them, otherwise they would merely lead to explanations that are circular… The testability of a theory grows with its degree of universality as well as with its degree of definiteness or precision… Theories are not buckets of facts, but searchlights of our consciousness” (p 355-56).

Hij vraagt zich af of er verklaringen zijn in termen van ‘uiteindelijke essenties, wetten of werkelijkheden” (p 194). Hij komt tot een ‘modified essentialism’, waarbij de wetenschap doordringt tot meer essentiële, meer diepgaande eigenschappen, hoewel hij de ideeënleer van Plato verwerpt, waarbij de ideeën immateriële essenties zijn.

Bloem en Komen dringen door tot de essentie en gebruiken het begrip essentie voor het Zelf, het bewustzijn of de waarnemer. Ze gaan dieper dan de materie en dringen door tot immateriële energie. In zijn laatste boek The Self and Its Brain, dat hij schreef met de neurowetenschapper John Eccles, gaat Popper ook voorbij de materie en het matrialisme. Hij toont aan dat dit onhoudbaar is en dat het zelf, de waarnemer of het bewustzijn een essentieel gegeven is, zoals dat ook het geval is in de kwantumfysica en de wetenschap in het algemeen. Met alleen materie kunnen we geen diepgaande verklaringen geven die de materiële en empirische gegevens transcenderen. Zonder waarnemer kunnen er geen waarnemingen en geen wetenschap zijn. Ook zonder begrippen, wetmatigheden of regelmatigheden, die als zodanig niet materieel zijn, is wetenschap niet mogelijk. Het begrip immateriële energie dringt dieper door in de materie en transcendeert en integreert de empirische gegevens waarvoor met dit begrip diepere en meer omvattende verklaringen gegeven kunnen worden dan met een psychologie die berust op materiële energie.

De boeken van Bloem en Komen zijn niet bedoeld als wetenschappelijke studies maar als praktisch relevante en toepasbare werken, maar zijn wel helder, precies en systematisch geformuleerd en direct toetsbaar aan onze ervaring. Zij lenen zich ervoor om toetsbare hypothesen uit af te leiden en wetenschappelijk te toetsen, maar zijn vooral bruikbaar voor zelfinzicht en kennis van ego-aspecten en emoties en de consequenties daarvan.

 

De schrijver was onder meer docent sociologie en keuzemodulen over Bewustwording en intuïtie aan een Hogeschool en medegrondlegger van het onderwijsprogramma Leefstijl voor jongeren, sociaal-emotionele vaardigheden  waarbij leerlingen zelfinzicht krijgen en leren omgaan met gevoelens.