Civis Mundi Digitaal #45
Inleiding
Dit artikel is het zesde deel van een serie waarin een globaal overzicht wordt gegeven van de wijze waarop men het begrip bewustzijn in de filosofie en psychologie definieert.
In onze huidige tijd wordt veel geschreven over de veranderingen die plaatsvinden. Velen vinden dat een bewustzijnsverandering momenteel meer dan noodzakelijk is. Maar op welke wijze kan een bewustzijnsverandering plaatsvinden, als we niet eens weten wat bewustzijn eigenlijk is? Als we hiervan geen idee hebben, dan is dit niet te realiseren. Willen we meer inzicht krijgen in de huidige problematiek van onze samenleving, dan zullen we meer inzicht moeten zien te krijgen in het bewustzijn dat in ieder mens aanwezig is. Met deze serie beoog ik te onderzoeken wat het begrip ‘bewustzijn’ binnen de filosofie en psychologie in de loop der eeuwen betekent, om zo tot meer inzicht te komen in de betekenis hiervan. Maar het is ook mijn bedoeling te laten zien hoe men hiermee worstelt en hoe groot de verwarring kan zijn. Met deze bescheiden bijdrage over het begrip ‘bewustzijn’ hoop ik een beter inzicht aan te reiken voor deze term die we zo vaak gebruiken.
Overzicht
In deel 1 is de kwantumtheorie in relatie tot energie behandeld en heb ik de filosofen Plato, Descartes en het rationalisme, Spinoza, Kant, de empiristen Locke, Berkeley en Hume en de fenomenologie van Husserl besproken.
In deel 2 kwam de levensfilosofie van de filosoof Bergson, het existentialisme van Sartre, de ideeën van Freud en Jung en tot slot de bewustzijnstheorie van Wilber aan de orde.
In deel 3 werd de informatieveldtheorie van de filosoof Laszlo en de fysicus Verlinde behandeld, alsmede de morfogenetische veldentheorie van de bioloog Sheldrake, de bewustzijnstheorie van de filosoof Chalmers en tot slot de theorie van de filosoof Nagels.
In deel 4 kwamen de Indiase benaderingen van het bewustzijn aan de orde. Onder andere van Ramana Maharshi, Nisargadatta Maharaj en Maharishi Mahesh Yogi.
In deel 5 is de zienswijze van Krishnamurti besproken en de Islamitische benadering van Reshad Feild en Gurdjieff.
In dit deel behandel ik de Nederlandse arts Arie Bos en Ockhams scheermes (1).
In mijn eerdere artikel over het onderscheid tussen het iets en het niets in Civis Mundi nr. 34 besprak ik de ervaring die de neurochirurg Alexander had toen hij in een coma terecht kwam. Alexander had het uitgangspunt dat bewustzijn voortkomt uit de hersenen. Zoals velen had hij de overtuiging dat het bewustzijn ophoudt te bestaan als de hersenen niet meer actief zijn. Via zijn periode in coma ontdekte hij dat dit bewustzijn actief bleef, ook al waren zijn hersenen volledig buiten werking.
De vraag is of het bewustzijn ook actief blijft als het lichaam sterft. Deze vraag kunnen we niet beantwoorden. In bovengenoemd artikel opperde ik de hypothese dat alleen als het bewustzijn na het sterven actief blijft, het mogelijk is dat onze bewustzijnstoestand in de materiële werkelijkheid overgaat in een bewustzijnstoestand in een immateriële werkelijkheid. Deze immateriële werkelijkheid is dan datgene waarin wij ons bevinden na ons overlijden, een energetische werkelijkheid zonder materie. De verhalen en de ervaringen van Alexander en anderen wijzen in de richting van een immaterieel bewustzijn. Toen zijn materiële brein tot stilstand kwam, bleef zijn bewustzijn actief.
Antwoorden op deze vragen zijn alleen mogelijk als we enig idee hebben wat bewustzijn is. En daarmee komen we op een lastig punt. Het begrip bewustzijn wordt algemeen gebruikt, maar zelden gedefinieerd. Er is daarover weinig duidelijkheid, omdat hiervan geen eenduidige definitie bestaat.
Energie
De bovenstaande hypothese, dat onze bewustzijnstoestand in de materiële werkelijkheid overgaat in een bewustzijnstoestand in een immateriële werkelijkheid, roept een aantal vragen op.
- Is er een onderscheid tussen energie en bewustzijn?
- Is bewustzijn gelijk aan energie?
- Als bewustzijn energie is, is het dan materiële of immateriële energie?
- Wat is bewustzijn?
In mijn vorige artikelen over het onderscheid tussen het iets en het niets en in de bewustzijnsartikelen deel 1 t/m 5 heb ik de volgende hypotheses geformuleerd.
1. Alles in de ons bekende en onbekende wereld is energie.
2. Deze energie kan langzamer of sneller gaan dan de lichtsnelheid.
De langzamere energie noemen we materiële energie en de snellere noemen we
immateriële energie. Dit zijn geen twee soorten energie. Het is dezelfde energie
maar de snelheid en de frequentie ervan verschilt.
De hier gebruikte begrippen materieel en immaterieel lijken mij meer exact, omdat zij duidelijker uitdrukken wat wordt bedoeld. Dit in tegenstelling tot de tot nu toe gehanteerde wat onduidelijke begrippen, zoals stoffelijk versus onstoffelijk, de antroposofische begrippen astraal en etherisch, en andere varianten. Uitgaande van bovenstaand onderscheid wil ik nagaan in hoeverre deze begrippen materieel en immaterieel de onduidelijkheid hierover in bestaande literatuur kunnen verhelderen. Door het onderscheid tussen materieel en immaterieel als uitgangspunt te nemen voor mijn onderzoek naar de betekenis van het begrip bewustzijn, wordt duidelijker op welke wijze de filosoof of psycholoog zijn bewustzijnsbegrip uitlegt of omschrijft.
Conclusie op basis van de eerste vijf artikelen
Op basis van de delen 1 t/m 5 kan ik concluderen dat men binnen de psychologie het bewustzijn vrijwel altijd als een product van de hersenen ziet of dit gelijkstelt aan de hersenen. Binnen de filosofie wordt hier anders tegenaan gekeken. Bergson, Husserl en Sartre zien bewustzijn als immateriële energie. Kort samengevat heerst bij hen het idee dat bewustzijn een intentioneel gerichte levensenergie is. Het is gerichte aandacht, heeft geen ´ik´ als centrum en kent geen inhouden. Bewustzijn is een werkwoord, dus een activiteit. Volgens Wilber manifesteert het bewustzijn zich in fases die gelijk opgaan met de hersenontwikkeling. Binnen het gedrag drukt het bewustzijn zich uit via een paradigma of denkkader. Laszlo, Verlinde en Sheldrake ontwikkelden een theorie over informatievelden. De immateriële informatievelden zijn tevens energetische bewustzijnsvelden. Bewustzijn is ook informatie. Maar deze informatie moet niet gezien worden als inhouden van het bewustzijn. Chalmers ziet het bewustzijn als immaterieel dat tevens de mogelijkheid heeft informatie te transporteren. Nagel brengt naar voren dat bewustzijnsontwikkeling een natuurlijk doel is.
De Indiase filosofen daarentegen gebruiken het begrip bewustzijn verschillend. Voor de een is dit begrip materieel en voor de ander is het immaterieel. De door mij besproken Indiase leraren zien echter gedrag, ego en emoties als onbewuste uitingen van de materiële aspecten van de hersenen. Zij erkennen dat de mens de mogelijkheid heeft deze te ontstijgen en contact te maken met het absolute onbegrensde bewustzijn, dat zij als niet materieel beschouwen. Zij beschouwen het bewust gewaarzijn als een noodzakelijke stap om dit bewustzijn te ervaren. Noodzakelijk daarbij is het vermogen tot zelfobservatie.
Krishnamurti wijkt met zijn idee wat af van andere Indiase filosofen. Hij ziet het bewustzijn als een onderdeel van onze geest en benadrukt vooral het gewaarzijn en het volledig stilzetten van de gedachten om vrij te worden van onze identificaties en conditioneringen. Feild legt de nadrukt op het stellen van de essentiële vraag om ons bewust te zijn van wie we zijn. Gurdjieff stelt dat wij mensen volledig mechanisch en daardoor eigenlijk voortdurend slapend zijn. Hij ontwikkelde allerlei methodes om de mens wakker te maken.
Krishnamurti en Gurdjieff brengen het bewustzijn terug tot waarnemingsprocessen. Het gewaarzijn staat bij hen centraal. Ook de psychologische processen die de mens gevangen houden plaatsen zij in deze context. Daarbij hebben we gezien hoe groot de weerstand is tegen een materialistische opvatting van het bewustzijn, die het bewustzijn reduceren tot hersenprocessen. Veel van bovenstaande aspecten vinden we terug in het boek van Arie Bos, Mijn brein denkt niet, ik wel, waarin hij nadrukkelijk afrekent met het materialistische wereldbeeld als achterhaald en onhoudbaar in relatie tot het bewustzijn. Om deze redenen wil ik hem in dit deel bespreken.
Arie Bos (1947)
Bos is arts en docent aan de Vrije Universiteit en doceert wetenschapsfilosofie aan het UMC Utrecht.
Bewustzijn
Bos gaat in zijn boek ‘Mijn brein denkt niet, ik wel’ in tegen de gevestigde opvattingen van de neurowetenschap dat we niet enkel onze hersenen zijn, maar dat we de baas zijn over onze hersenen. Hij bestrijdt dat hersenactiviteit bewustzijn produceert en legt uit dat het andersom is.
“Het bewustzijn is niet beperkt tot het hoofd... het bewustzijn is daar aanwezig waar de aandacht is…. Kortom, een bewustzijn dat niet in de hersenen is gelokaliseerd. Het bewustzijn is geen materieel ding maar een functie, een proces, een vaardigheid van het hele organisme.” (2, p. 56)
Naar aanleiding van verschillende onderzoeken schrijft Bos: “Het blijkt dat je onwaarschijnlijk veel in de hersenen kunt veranderen zonder dat het bewustzijn daar al te veel last van heeft (2, p. 61). Descartes is als gevolg van zijn bekendste uitspraak uiteindelijk ook verantwoordelijk voor de gedachten dat wij ons brein zijn. Ik twijfel dus ik denk dus ik ben, veronderstelt dat ik uiteindelijk alleen maar mijn gedachten ben. Volgens de gangbare neurowetenschap worden mijn gedachten door mijn hersenen geproduceerd. Er is immers hersenactiviteit aan te tonen bij mentale toestanden. Maar wil dat dan zeggen dat die activiteit exact samenvalt met mijn gedachten? Waar zitten mijn gedachten? In mijn innerlijk? Valt dat niet samen met mijn hersenen? Ligt het niet meer voor de hand dat het andersom is? Nieuwe gedachten brengen andere nieuwe gedachten voort. Die gedachten vormen een spoor van nieuwe verbindingen in mijn hersenen. Dat spoor is gevolg, geen oorzaak. Dat spoor maakt het wel gemakkelijker om dezelfde gedachten weer te denken.” (2, p. 65) Volgens Bos produceert het bewustzijn nieuwe gedachten.
Bewustzijn als werkwoord
Bos ziet het bewustzijn als een werkwoord, als een activiteit, als een proces, als iets wat zich in het hele lichaam bevindt en niet gelokaliseerd kan worden op een bepaalde plaats, zoals de hersenen (2, p. 69). Hij stelt terecht de vraag of het niet beter is om onze zintuigen en hersenen als instrumenten van het bewustzijn te zien. Door deze zienswijze wordt het bewustzijn een dynamisch iets in plaats van iets dat er alleen maar is. Bewustzijn is dan een interactiedie zich voltrekt tussen de wereld, ons lichaam en ons innerlijk. Het bewustzijn is in deze visie geen ding meer die een bepaalde kwantiteit heeft. Het bewustzijn als een activiteit heeft dan alleen een bepaalde kwaliteit: namelijk de inhoud van het bewustzijn. Hij stelt dat dit bewustzijn altijd een inhoud heeft. Hij schrijft: “Zelfs mensen die zich dankzij meditatie beroemen op een leeg bewustzijn hebben die leegte als inhoud van hun bewustzijn.” (2, p. 70)
Het materialisme echter gaat ervan uit dat alleen de materie bestaat, hetgeen problemen geeft met betrekking tot het bewustzijn. Want dan komt de vraag: “Waaruit bestaat dan dit bewustzijn? Bestaat het uit deeltjes, golven of natuurkrachten?”
Bos stelt: “Er is nog een principieel bezwaar: bewustzijn kan niet tot fysica worden teruggebracht, zonder zelf eerst vooropgesteld te worden. Want het fenomeen fysica veronderstelt al bewustzijn (van de fysici).” (2, p. 109)
Bos neemt Daniel Dennett als voorbeeld van een neurodeterminist die zijn afkeuring uitspreekt over elke poging om het bewustzijn als niet-materialistisch te verklaren. Dennetts verklaring is dat je dan het bovennatuurlijke in huis haalt.
Bos zegt hierover: “De enige reden waarom dat gevaar zou bestaan, is nu juist omdat eerst is afgesproken dat alleen de materie tot de natuur behoort. Binnen het materialisme zou, strikt genomen, het leven ook bovennatuurlijk zijn. We kunnen het immers niet zelf in het laboratorium maken uit levenloze stoffen. Het materialisme is kennelijk niet in staat de gehele natuur getrouw te beschrijven.” (2, p. 181)
Het vitalisme is een gedachte dat het leven van een organisme te danken is aan een bepaalde levenskracht. Zolang we niet in staat zijn kunstmatig leven te maken met behulp van uitsluitend levensloze onderdelen is de definitieve nagel in de doodskist van het vitalisme nog niet geslagen. Volgens Bos is het materialisme daarom een doodlopende weg, als daar geen dimensie aan wordt toegevoegd die het leven, het bewustzijn en het ‘zelf’ als immateriële fenomenen erkent (2, p. 182). Het materialisme is geen uitkomst van onderzoek, maar een afspraak, een leidraad bij onderzoek naar de natuur. Bos maakt hier een duidelijke stap naar het immateriële als bron van het bewustzijn.
In de wetenschap wordt algemeen aangenomen dat een organisme bewustzijn produceert. Bos ziet veel redenen om hieraan te twijfelen. Hij denkt dat het eerder andersom is, dat er meer reden zijn om te beweren dat het leven organismen produceert (2, p. 190). Dat niet alleen de hersenen beschikken over bewustzijn, denken of voelen, maar de gehele persoon (2, p. 191). Zo zijn de hersenen als instrument van het bewustzijn op te vatten (2, p. 193). Naar aanleiding van zijn argumentatie komt Bos tot de volgende samenvatting.
1. Het bewustzijn is een levensfunctie, geen ding, maar een activiteit van dieren, net
als stofwisseling, dus niet ergens apart gelokaliseerd.
2. Het bewustzijn is belichaamd zoals een vaardigheid belichaamd kan zijn,
zoals pianospelen.
3. De hersenen vervullen een faciliterende functie in deze samenhang met het
bewustzijn en het lichaam (2, p. 197).
Aandacht
Bos stelt het volgende: “Wat wij waarnemen, hangt vooral af van onze aandacht. Aandacht kun je zien als gestuurd bewustzijn. Je richt je bewustzijn op iets en dat heet dan aandacht. Die kan ook weer afdwalen, dan is de aandacht weg en blijft er ongericht, dagdromend bewustzijn over. Met de zintuigen nemen we vooral dat waar, waar we onze aandacht oprichten, wat wij willen waarnemen. De rest dringt dan ook niet meer tot ons bewustzijn door.” (2, p. 67)
Daar waar Bos spreekt over aandacht, gebruikte Krishnamurti vooral de term ‘gewaarzijn’. Aandacht is afhankelijk van de zintuigen, terwijl het gewaarzijn van Krishnamurti los kan staan van de zintuigen. Bos noemt het ‘zelf’ als de sturende factor van onze aandacht en ziet het ‘zelf’ niet als een synoniem van het bewustzijn. De vraag is dan: “Wat is het ‘zelf’?”
Het zelf
Ondanks het feit datBos het begrip ´zelf´ als sturende factor van onze aandacht ziet, vraagt hij zich toch af of het ‘zelf’ of het ‘ik’ wel bestaat. Het ´zelf´ is een omstreden begrip dat zelden eenduidig wordt gedefinieerd. De vraag is of we ooit wel duidelijk kunnen krijgen wat we daarmee bedoelen (2. p. 216).
Bos schrijft: “Ik kan mijzelf nooit te pakken krijgen zonder een gewaarwording, en nooit kan ik iets anders observeren dan deze gewaarwording. De observatie van Hume heeft ertoe geleid dat men in de filosofie is gaan twijfelen aan het bestaan van een ‘ik’. Bij het zoeken naar je ‘ik’ vind je immers alleen maar steeds wisselende ervaringen. En je komt in de hersenen niets tegen wat die ervaringen bundelt. Bestaat het ‘zelf’ wel? Volgens Hume niet (2, p. 217). Descartes is niet tevreden met zijn ‘ik ben’, want ‘wat ben ik dan?’ Ik kan mij in mijn eigen bestaan indenken, ik ben dus een denkend ding. Hij bedoelde met dat ding niet zijn lichaam. Hij bedoelde het punt in het bewustzijn van waaruit hij deze wereld beschouwt (2, p. 219). Het lukt dus niet dat ‘zelf’ kwijt te raken, het ‘zelf’ vertelt het verhaal zelf.” (2, p. 220).
Bos komt tot een overzicht en synthese over het ‘zelf’.
1. “Allereerst vonden we dat wij zelf onze hersenen vorm geven en veranderen.
2. De spiegelneuronen stellen ons in staat ons in een ander in te leven, maar die
empathie leveren ze niet automatisch, dat moeten wij zelf doen. Bij die identiteit
hoort ook hoe wij over het leven denken. De levensbeschouwing (paradigma) die
in onze hersenen is geïncorporeerd heeft invloed op de manier waarop wij ons
gedragen.
3. Dat ‘zelf’ is echter nergens in de hersenen te lokaliseren (2, p. 222).
4. Het ‘zelf’ valt niet in de hersenen te lokaliseren. Net zo min als het bewustzijn.
5. De hersenen passen zich aan, aan mijn bewustzijn.
6. Bewustzijn is dus niet fysiek.
7. Bewustzijn is daar waar de aandacht is.
8. Bewustzijn kan bovennatuurlijk genoemd worden. Dat geld ook voor het zelf.
(2, p. 224).
9. Dat betekent dat je je bewustzijn kunt kennen, observeren en zelfs sturen.
Maar het betekent eveneens dat je niet je ‘zelf’ kunt observeren, want het ‘zelf’ is
juist wat kent, observeert en stuurt (2, p. 229). Het ‘zelf’ is alleen zichtbaar in zijn
effecten.” (2, p. 231).
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat Bos het bewustzijn loskoppelt van de hersenen en het lichaam. Hij definieert bewustzijn als iets wat je doet, een activiteit. Maar elke activiteit is een energie. Dus het bewustzijn is ook energie, maar Bos ziet het niet als materiële energie. Hij ziet het als iets bovennatuurlijks. Als Bos het bewustzijn zou kunnen zien als immateriële energie dan heeft hij het probleem van het vitalisme opgelost. De immateriële energie is dan de vitale energie die, in combinatie met materiële energie, leven voortbrengt.
Hij ziet aandacht als gestuurd bewustzijn. Het ‘zelf’ richt die aandacht. Maar het is niet duidelijk of Bos het ‘zelf’ wel of niet als een deel van het bewustzijn ziet. Als hij het niet als hetzelfde ziet dan hebben we naast bewustzijn ook een immaterieel zelf. Is het ‘zelf’ wel een deel van het bewustzijn dan kunnen we concluderen dat het ‘zelf’ het sturende principe van het bewustzijn is. En als dit bewustzijn gericht is, manifesteert zich dat in aandacht. Bos gebruikt de woorden ‘zelf’ en ‘ik’ als synoniem.
Ockhams scheermes
In deze serie over bewustzijn heb ik een groot aantal personen besproken en uiteen lopende zienswijzen onder de aandacht gebracht. Met bovenstaande uiteenzetting over de arts Arie Bos sluit ik mijn bespreking van de diverse filosofen en hun zienswijze af. Hierna wil ik overgaan tot het trekken van een samenvattende conclusie op basis van het voorheen besprokene volgens het oude principe van Ockham’s scheermes.
Willem van Ockham. Schets uit een Summa logicae-manuscript met het bijschrift frater Occham iste (1341)
Een principe uit de kennistheorie, toegeschreven aan de 14e-eeuwse Engelse filosoof Willem van Ockham, een Franciscaner monnik, is Ockhams scheermes. Dit houdt in dat wanneer er verschillende hypotheses zijn die een verschijnsel in gelijke mate kunnen verklaren, díe hypothese gekozen wordt die de minste aannames bevat. Het scheermes symboliseert het wegscheren van alle onnodige ingewikkeldheden om bij de eenvoudigste verklaring uit te komen.
Ockhams scheermes is niet hetzelfde als het idee dat ‘het volmaakte eenvoudig is’. Dit had Einstein waarschijnlijk voor ogen, toen hij in 1933 schreef: “Het uiteindelijke doel van iedere theorie is om de niet verder reduceerbare basiselementen zo simpel en zo weinig mogelijk te maken, zonder dat hierdoor de adequate beschrijving van één van de ervaringsfeiten hoeft te worden opgeofferd.”
Daarom is de populaire verwoording van het scheermes, de eenvoudigste verklaring is de beste, nogal simplistisch. De kern van de achterliggende redenen voor het toepassen van Ockhams scheermes worden hiermee gemist. Een diepgaand inzicht in wat eenvoud is wordt dan namelijk verward met gemakkelijk te begrijpen. Eenvoudig is niet hetzelfde als gemakkelijk begrijpen. Deze twee begrippen zijn natuurlijk wel gecorreleerd aan elkaar, maar niet of nauwelijks equivalent (3).
In onderstaand schema laat ik zien in hoeverre we Ockhams scheermes kunnen toepassen op de verschillende door mij besproken bewustzijnsbegrippen. De betreffende begrippen zijn geplaatst onder het bijbehorende woord. Drie begrippen behoren tot het bewustzijn. De andere behoren bij het begrip paradigma en kunnen niet aan het begrip bewustzijn worden gekoppeld. Na dit schema volgt de verantwoording over de keuzes die ik hierbij heb gemaakt.
Materiële en immateriële energie
Binnen de relativiteits- en kwantumtheorie wordt alles als materiële energie gezien. Men onderscheidt daarin geen verschillende soorten energie. Wel heeft energie variabele kenmerken, zoals snelheid, frequentie en structuur. Voor energie binnen de immateriële wereld worden diverse benamingen gebruikt, zoals bv. etherisch, astraal en onstoffelijk. De definiëring van deze begrippen is in het algemeen onduidelijk of ze zijn in het geheel niet gedefinieerd. Ockhams uitgangspunt is dat we het niet nodeloos ingewikkeld moeten maken. Daarom scheer ik als het ware steeds meer begrippen weg. Daarbij handhaaf ik het begrip immateriële energie, omdat dit nauw aansluit op het begrip materiële energie. Immateriële energie heeft namelijk dezelfde kenmerken als materiële energie. Het verschil tussen beide energieën is dat bij materiële energie de maximale snelheid de lichtsnelheid is en bij immateriële energie de lichtsnelheid de minimale snelheid is. Een ander verschil is dat de frequentie van immateriële energie altijd hoger is dan de maximale frequentie van materiële energie.
Energievelden
In deze serie zijn onder andere de begrippen energieveld, informatieveld, morfogenetischveld en akashaveld naar voren gekomen. De definiëring van deze begrippen heeft veel overeenstemming met elkaar, zodat we kunnen aannemen dat ze allemaal zowel een energieveld als een informatieveld zijn. Het verschil is dat de één binnen de materie ligt en de ander immaterieel is. Via het scheermes komen we tot het begrip energieveld dat tevens de drager is van informatie.
Bewustzijnsontwikkeling of bewustzijnsverandering?
Deze begrippen worden veel gebruikt. Maar we kunnen niet iets ontwikkelen of veranderen als we niet weten wat bewustzijn is. Uit het behandelde materiaal komt een consensus naar voren dat het bewustzijn als een constante gezien kan worden. Als het bewustzijn een constante is, wat moeten we ons dan voorstellen bij ontwikkeling of verandering? We dienen ons tevens te realiseren dat ontwikkelen niet hetzelfde is als veranderen. Ontwikkeling kan gezien worden als een toename van het bewustzijn, terwijl verandering nog geen toename hoeft te betekenen. Ontwikkeling geeft een doel of richting aan en dat ligt in de toekomst. Bewustzijnsontwikkeling is geen juiste term. Er is niet iets wat zich ontwikkelt. Je ontwikkelt een computer of een atoombom, maar je ontwikkelt geen bewustzijn. Water kan veranderen in stoom of ijs, maar bewustzijn verandert niet in die zin. Daarom geef ik de voorkeur aan de term bewustzijnsgroei. Dit begrip geeft volgens mij het meest nauwkeurig aan wat er bij bewustzijn gaande is. Via het scheermes verwijderen we de begrippen bewustzijnsontwikkeling en bewustzijnsverandering als onbruikbare begrippen om bewustzijn er mee te omschrijven. Deze begrippen behoren bij het begrip paradigma. Zie figuur 2.
Bewustzijnsgroei
Bloem en Komen zeggen over het immateriële bewustzijn: “Er vindt een bewustzijnsgroei plaats. Dat wil zeggen dat er een toename van de verdichting van de energie plaats vindt, dus een versnelling van energiefrequentie. Bij vertraging van de energiefrequentie neemt de dichtheid van de energie af. Met groei wordt niet bedoeld een toename van de energie omdat het bewustzijn een energetische constante is. Met groei wordt ook niet hoger of lager, meer of minder bedoeld. Dat zijn dualistische begrippen. De begrippen hoger of lager bewustzijn zijn paradigma gebonden in hun betekenis en zijn immaterieel gezien onjuist. Bewustzijnsgroei zou je een verandering kunnen noemen, maar niet in de zin van een toe- of afname. Verandering kan alleen worden opgevat in de betekenis van groei, groei van gewaarzijn. Bewustzijn is een wordingsproces, dat wil zeggen dat de energiefrequentie toeneemt en daarmee het gewaarzijn. Maar het bewustzijn is altijd het NU. Bewustzijnsgroei is een oneindig proces. Bewustzijn in zijn actieve vorm is gewaarzijn.” (4) Zie figuur 1.
Gewaarzijn en aandacht
Bewustzijn is een energie in rust, het gewaarzijn is de beweging. Bewustzijn is intentioneel gericht en heeft daarom het vermogen tot gewaarzijn. Het heeft een bewegende activiteit vanuit zichzelf. Dit gewaarzijn is een werkwoord. Binnen de materie leidt gewaarzijn tot aandacht. Maar aandacht is geen bewustzijn, het is een materiële activiteit. Het richt de zintuigen. Het is beperkter dan gewaarzijn en is vaak onbewust. Echt gewaarzijn is altijd bewust. Instinctief besteedt de mens altijd aandacht aan zijn omgeving. Het is uiterlijk gericht, niet innerlijk. Dat is een overlevingsmechanisme dat onbewust plaatsvindt. Aandacht geven aan de omgeving worden gestuurd door onze overtuigingen en die zijn paradigmabepaald. Het paradigma bepaalt wat waar wordt genomen en wat niet.
Het bewustzijn kan alleen toenemen in frequentie, niet afnemen. In ons leven kunnen we wel merken dat we bewuster worden. Maar een eenmaal bereikt gewaarzijn kan niet meer ongedaan worden gemaakt. We kunnen misschien constateren dat de bewustzijnsfrequentie per persoon verschilt en dat daardoor de mogelijkheid tot een bepaald gewaarzijn wordt bepaald. De vraag is of we dit kunnen zien zonder een paradigma waarin de ego-aspecten dominant zijn. Dan is onze beoordeling al snel bepaald door ons ego en zien we dus eigenlijk niets. Waarschijnlijk zijn wij mensen niet instaat de verschillen waar te nemen. Het enige dat we wel kunnen is de verschillen in paradigma waarnemen.
Vooral Krishnamurti en Gurdjieff hebben in hun benadering de nadruk gelegd op het wakker worden. De mensen hebben een slapende activiteit in plaats van een wakkere passiviteit. Veel van de door mij besproken filosofen brachten naar voren dat de mens een gevangene is van zijn gedachten. Gedachteconstructies vormen onder andere ons paradigma. Onze bewustzijnsgroei wordt belemmerd door materiële barrières die zich uiten in vastzittende denkpatronen. We zitten als het ware gevangen in ons paradigma waardoor bewustzijnsgroei moeilijk realiseerbaar is. Zie figuur 1.
Bewustzijnsniveau
Dit begrip komt ook veel voor. Maar bestaat dat eigenlijk wel? Door onderverdeling in niveaus bestaat het gevaar dat we een hiërarchie creëren. Bewustzijn kent geen hiërarchie. Er is wel sprake van bewustzijnsgroei. En zoals hierboven al is opgemerkt betekent dit dat de energiefrequentie kan toenemen. Ieder mens heeft zijn eigen bewustzijnsfrequentie die door de ervaringen in het leven kan toenemen. Het kan toenemen, maar dat hoeft niet.
Zoals Gurdjieff al constateerde zal de energiefrequentie bij de mechanische mens niet toenemen. Bij de ene mens zal deze hoger zijn dan bij een ander. In die zin kunnen we wel spreken van verschillende bewustzijnsniveaus. Maar het grote gevaar bij deze term is dat het wordt geïnterpreteerd in termen van meer of minder, beter of slechter en dat zijn oordelende begrippen die paradigma bepaald zijn. Die benadering is onjuist.
Het bewustzijnsniveau bepaalt op welke wijze wij de omringende werkelijkheid zullen ervaren. En dit gewaarzijn drukt zich uit in een paradigma. En als dit paradigma verstart, beperkt het onze mogelijkheid tot bewustzijnsgroei. Hierdoor kan het bewustzijn zich niet in zijn volle omgang manifesteren. Het hangt dan af hoe dogmatisch een paradigma is dat het manifesteren van het bewustzijn beperkt. We kunnen beter spreken van verschillende paradigma niveaus. Zie figuur 2.
Veel filosofen en wetenschappers wijzen allerlei bewustzijnsniveaus aan. De beschrijving van die niveaus geven echter eerder het paradigma aan waar die mens aan onderhevig is, dan dat het iets zegt over het bewustzijnsniveau. Bewustzijnsniveaus, in de zin van frequenties, laten zich niet zo gemakkelijk beschrijven omdat deze immaterieel zijn.
Een paradigma is materieel en kan binnen de beperkingen van onze taal weergegeven worden. Het paradigma is altijd beperkt. Door verschillende bewustzijnsniveaus te onderscheiden introduceren we begrippen die weer paradigmabepaald zijn. We kunnen wel constateren of een mens slaapt of wakker is. Met die voorwaarde dat alleen degene die wakker is kan zien of iemand slaapt. Maar beide begrippen zijn weer paradigmabepaald. Want wat verstaan we onder slapen en wakker zijn? Het begrip bewustzijnsniveau kunnen we handhaven, maar met die restrictie dat een beschrijving ervan weer paradigmabepaald is. Beter is het om dit begrip te vermijden omdat we onmogelijk kunnen weten wat de immateriële energiefrequentie van iemand is, laat staan dat we daar enige betekenis aan kunnen geven. Paradigmaniveaus zijn te omschrijven omdat ze binnen onze materiële kaders weergegeven kunnen worden.
Bewustzijnsinhouden
De meeste van de door mij aangehaalde filosofen gaan ervan uit dat het bewustzijn zonder inhouden is. Alleen Bos ziet de leegte die iemand ervaart wel als een inhoud van het bewustzijn. Maar Bos legt niet uit wat onder leegte kan worden verstaan. Rust kan ook als leegte worden ervaren. De vraag is dus eigenlijk wat we kunnen verstaan onder bewustzijnsinhouden. Het bewustzijn kent geen inhouden om dat het een rust is. Inhoud zou betekenen dat er ook een soort geheugen zou moeten zijn. Het bewustzijn kent geen geheugen. Het bewustzijn is zich gewaar van dat wat zich voordoet en door die ervaring ervan wordt de ervaring een Weten. Maar een Weten is nog geen inhoud. De verwarring ontstaat doordat men geen onderscheid maakt tussen bewustzijn en een paradigma. Een paradigma kent inhouden. Dat zijn de gedachteconstructies en de herinneringen. Maar een paradigma is geen bewustzijn.
Als we echter naar de bewustzijnsinhouden kijken zoals bijv. Ken Wilber deze beschrijft of zoals we die ook binnen de huidige bewustzijnspsychologie tegenkomen, dan komen ze overeen met de beschrijving van het paradigma zoals Kuhn dit formuleert. Hun bewustzijnsbegrip komt door hun omschrijving van de bewustzijnsinhouden overeen met het paradigma dat een mens heeft aangenomen. De omschreven bewustzijnsinhouden zijn niets anders dan de psychologische processen, inclusief de invloeden van onze sociale omgeving en cultuur. Dit wordt ondersteund door de opvatting van Sartre dat het bewustzijn leeg is en geen inhouden kent.
In het algemeen beschouwt men het bewustzijn als immaterieel en dan kan het bewustzijn zich alleen maar manifesteren binnen de beperkte ontwikkeling van het lichaam en het bijbehorende paradigma. Je kunt dit echter ook omdraaien. Eerst is er de ontwikkeling van het lichaam met het bijbehorende psychisch niveau, waaruit zich een paradigma ontwikkelt. Daarbinnen manifesteert het bewustzijn zich, binnen de beperkingen van het lichaam en het paradigma.
Als we onze gedachten, voorstellingen, beelden en dergelijke stilzetten dan houdt het paradigma op te bestaan. De leegte die Bos noemt en die bij meditatie wordt ervaren heeft niets met bewustzijn te maken. Het is een vrij worden van een paradigma. Door het vrij zijn van een paradigma nemen we de ons omringde werkelijkheid anders waar. Het bewustzijn zelf kent geen gedachten, het neemt ze waar. Het verzamelt geen inhouden. Als de waarnemer en het waargenomene één worden, zoals Krishnamurti ons voorhoudt, dan zijn we volledig vrij van oordelen of het benoemen van wat we waarnemen. Dan zijn we zonder paradigma. Er is dan alleen gewaarzijn. En door dit gewaarzijn kan de frequentie van de bewustzijnsenergie toenemen. Op basis van het voorgaande kunnen we het begrip bewustzijnsinhouden via Ockhams scheermes weghalen. Zie figuur 2,
Bewustwording
Wat kunnen we verstaan onder bewustwording? Bewustwording houdt een toename van bewust gewaarzijn in. Bewustwording kan alleen als we de belemmeringen van ons paradigma verminderen. Door het verminderen van onze ego-aspecten (6) kan het aanwezige bewustzijn zich meer manifesteren en neemt het gewaarzijn van dat wat er IS toe. Dit kunnen we bewustwording noemen. Bewustwording is onder andere het waarnemen in welke mate we door ons paradigma gevangen zijn. Dit beseffen is bewustwording.
Alles wat we bewust gewaarzijn is een bewustwordingsproces. Dit kan omdat bewustzijn een wordingsproces is. Het verruimen van ons paradigma of het verminderen van de dogmatische beperkingen ervan leidt tot een groter gewaarzijn. En dat kunnen we ook bewustwording noemen. Bewustwording is een activiteit. Als we dit begrip gebruiken is het nodig aan te geven waarvan we ons bewust zouden moeten worden. Alleen maar roepen dat bewustwording noodzakelijk is, is een lege huls. De vraag blijft altijd: “Bewustwording van wat?” Zie figuur 1.
Bloem en Komen zeggen: “Alles is een aparte energie eenheid met een eigen eigenheid. Verschillende energie eenheden bij elkaar gaan een verbinding aan met elkaar en vormen een ZIJNS-situatie. Deze ZIJNS-situatie is een IS-toestand. De mens functioneert binnen die IS-toestand. Bewustzijn is een proces van ZIJNS-situaties in beweging. Bewustwording is het onbewust functioneren in de IS-toestand en deze omzetten in bewust functioneren.” (4)
Bewustzijn is immaterieel
Bloem en Komen zeggen hierover: “Het immateriële bewustzijn is een constante. Dat wil zeggen dat de hoeveelheid energie van deze bewustzijnsconcentratie gelijk blijft. Dit bewustzijn heeft geen bewustzijnsinhouden. Bewustzijn is een proces van Zijnssituaties in beweging. Deze Zijnssituaties worden waargenomen. Dit waarnemen is een bewustwordingsproces. De immateriële bewustzijnsenergie is tevens een bewustzijnsveld, een informatieveld en een energieveld. Bewustzijn is dit allemaal tegelijk. Een energieveld kan alleen een veld zijn als de structuur van de samengestelde delen gelijk is. Elk deel van het veld bevat daarom informatie. Vertraagde immateriële energie wordt materiële energie. Deze materiële energie bevat ook informatie, maar is geen bewustzijnsveld. Als deze energie verstart wordt het materie. Materie is geen informatieveld of bewustzijnsveld.” (4)
Samenvatting
In dit deel sluit ik de reeks van filosofen af met de zienswijze van de Nederlandse arts Arie Bos. Bos koppelt het bewustzijn los van de hersenen en het lichaam. Hij definieert bewustzijn als iets wat je doet, een activiteit. Bos ziet het bewustzijn niet als materiële energie. Hij ziet het als iets bovennatuurlijks. Hij ziet aandacht als gestuurd bewustzijn. Het ‘zelf’ richt die aandacht.
Om tot een enigszins algemene conclusie te kunnen komen heb ik de methode Ockhams scheermes gebruikt voor de bewustzijnsbegrippen die algemeen gebruikt worden. Via deze methode komen we terecht bij het begrip paradigma. Om dit begrip wat meer te verduidelijken en te verbinden met het bewustzijn behandel ik in het volgende deel de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn die het begrip paradigma binnen de wetenschap centraal stelde. Daarbij komt tevens de relatie aan de orde tussen bewustzijn en paradigma.
De auteur
Hans Komen is politicoloog. Na zijn sociaalwetenschappelijke studie en onderzoek op dat terrein heeft hij zich vooral gericht op de filosofische en psychologische processen. Dit gaat verder dan het materialistische paradigma, dat momenteel zo dominant is geworden en dat de immateriële processen reduceert tot materiële processen. Met Helena Bloem schreef hij recentelijk vanuit dit perspectief het boek Gevangen door het ego. Dit is een vervolg van het eerder verschenen boek Ziel en geest.
Literatuur
Bloem, H., Komen, H., Ziel en Geest, Quist, Leidschendam, 2008
Bloem, H., Komen, H., Gevangen door het ego, Quist, Leidschendam, 2014
Bos, A., Mijn brein denkt niet, ik wel, Christofoor, Zeist, 2015
Noten
1. Zie CM 34: Het belang van het onderscheid tussen iets en niets. nov. 2015
Zie CM 40: Bewustzijn, wat is dat. Het bewustzijnsbegrip door de eeuwen heen
in filosofie en psychologie, deel 1, okt. 2016
Zie CM 41: Deel 2, nov. 2016
Zie CM 42: Deel 3, jan. 2017
Zie CM 43: Deel 4, febr. 2017
Zie CM 44: Deel 5, mrt. 2017
2. Bos, A., Mijn brein denkt niet, ik wel, Christofoor, Zeist, 2015 (met toestemming)
3. De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons. Wikipedia.
4. Bloem, H., Komen, H., Ziel en Geest, Quist, Leidschendam, 2008