Civis Mundi Digitaal #60
Bert Laeyendecker publiceerde in Civis Mundi Digitaal #58 een interessant en relevant artikel over systemen.[1] Hij merkt op dat velen een fundamentele heroriëntatie van de huidige economische en financiële systemen nodig achten om ze werkelijk dienstbaar te maken aan een rechtvaardige en veilige samenleving. “Maar hoe dat zou kunnen en hoe die systemen er dan uit zouden kunnen zien, wordt zelden of nooit uitgewerkt”. Laeyendecker zegt dat men in het algemeen niet verder komt dan op te merken dat de politiek er ‘iets aan moet doen’ of dat mensen in beweging moeten komen. Ik denk dat dit een terechte en belangwekkende constatering is van Laeyendecker. Ook ik zie dat in veel relevante en doorwrochte publicaties goede analyses worden gemaakt, maar dat aan het eind vaak wordt geconcludeerd dat daadwerkelijke uitvoering van de gedane aanbevelingen politieke wil en mentale transformatie vereist. Hoe deze politieke wil te mobiliseren en mentale transformatie te bewerkstelligen wordt vervolgens niet aangegeven.[2]
Op kleine schaal komen mensen wel in beweging wanneer bijvoorbeeld door toenemende milieuproblemen mensen hun gedrag beginnen te veranderen. Volgens Laeyendecker kunnen creatieve minderheden en morele gezagsdragers daarbij een stimulerende rol spelen, maar hij vreest ook dat “de robuustheid van systemen onderschat wordt”. Met andere woorden: systemen veranderen niet zo gemakkelijk.
Instrumentele en substantiële rationaliteit
Laeyendecker maakt een onderscheid tussen instrumentele en substantiële rationaliteit. In het eerste type rationaliteit gaat het om het zo efficiënt en effectief mogelijk bereiken van gestelde doelen, terwijl het tweede type focust op een bezinning op de doeleinden en de waarden die eraan te grondslag liggen. Het eerste type heeft een dominante positie verworven ten koste van het tweede. “De instrumentele rationaliteit heeft de vraag ´wat we eigenlijk aan het doen zijn´ verdrongen”. De vraag ‘wat de zin is van alle methodische inspanningen’ wordt niet of nauwelijks nog gesteld. Ook economie hoogleraar Arjo Klamer maakt in zijn recente boek Doing the Right Thing: A Value Based Economy (2017) het onderscheid tussen instrumentele en substantiële rationaliteit. In een bespreking van dit boek schrijf ik: “Substantiële rationaliteit is vanuit maatschappelijk oogpunt gezien ongetwijfeld adequater dan een dogmatische focus op instrumentele rationaliteit. De vraag is echter of substantiële rationaliteit omvattend genoeg kan zijn? Kunnen we met intellectueel redeneren, met onze rede, met ons verstand werkelijk omvattend denken?”[3]
De markt of de politiek als panacee voor alle ordeningsproblemen
Laeyendecker spreekt van een ondoorzichtige en onbeheersbare complexiteit van systemen. “Er ontstaan steeds meer in elkaar geschakelde systemen met hun eigen doelstellingen, talloze verbindingen naar hun omgeving en hun eigen geschiedenis en vooruitzichten. Dat complexe geheel is steeds minder te overzien”. Met de huidige mondialisering zijn de systemen “zo ingewikkeld geworden dat niemand ze nog kan overzien, laat staan uittekenen”. Met betrekking tot de beheersbaarheid en stuurbaarheid van systemen stelt Laeyendecker: “wie of wat geeft eigenlijk richting aan de systemen? Traditioneel viel die rol toe aan de politiek, de markt of een gedeeld systeem van opvattingen (waardenconsensus), afzonderlijk of in combinatie”. Echter een waardenconsensus bestaat niet meer en dus geldt de markt al jaren “als panacee voor alle ordeningsproblemen”. Maar ook de markt moet te vaak gecorrigeerd worden “om te geloven in de stelling dat zij alle oplossingen bezit”. En het politieke systeem wordt “volstrekt overvraagd” als zij geacht wordt de systemen van economie, financiën, wetenschap, zorg, ecologie, etc. te sturen.
Met betrekking tot Laeyendecker’s relevante vraag ‘wie of wat geeft eigenlijk richting aan de systemen’ heb ik eerder gesproken van ‘de illusie van het intellectuele holisme’.[4] Dit houdt in dat het een illusie is te veronderstellen dat we met alleen intellectueel redeneren, met alleen ons verstand, werkelijk omvattend of holistisch kunnen denken. Voor het richting geven aan de met elkaar in wisselwerking staande ecologische, wetenschappelijke, technologische, economische, financiële, politieke, sociaal-structurele en culturele systemen dienen we mijns inziens het onderliggende collectief bewustzijn meer aandacht te geven. Ook voor de onderlinge afstemming van al deze systemen is een coherent en kwalitatief hoogstaand collectief bewustzijn noodzakelijk. Wat coherentie en kwaliteit van het collectief bewustzijn inhouden heb ik in eerdere publicaties in Civis Mundi uiteengezet.[5] In plaats van te vertrouwen op de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ zou meer aandacht voor de ‘onzichtbare hand van het collectief bewustzijn’ op zijn plaats zijn.[6]
Laeyendecker spreekt in zijn artikel van een morele ontgrenzing. Adam Smith, vaak gezien als de profeet van de vrije markt, zegt in zijn The theory of moral sentiments (1759) ook dat de economie de deugd als smeerolie nodig heeft. “Die deugd was de rechtvaardigheid die aan de verdeling van de opbrengsten ten grondslag moest liggen”. Deugdzaam economisch handelen vereist volgens de eerder vermelde Arjo Klamer phronesis oftewel praktische wijsheid. Deze wijsheid omvat meer dan alleen rationeel denken, ze is gegrondvest in een verfijnd intuïtief denken. De ontwikkeling van zulk verfijnd intuïtief denken wordt bevorderd door de beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. De instrumentele rationaliteit resulteert volgens Laeyendecker in een allesoverheersend ‘rendementsdenken’ dat stoelt op de prioriteit van effectiviteit en efficiëntie in niet alleen de systeemwereld, maar ook in de leefwereld, in de vanzelfsprekende wereld van het alledaagse denken en handelen.
De ‘ethische onverschilligheid’ van systemen
Een belangrijke vraag die Laeyendecker stelt is of “bij afwezigheid van een centraal gezag op wereldschaal [grensoverschrijdende] systemen überhaupt nog te ‘controleren’ c.q. enigermate bij te sturen zijn”. Dit controleren of bijsturen kan in principe door het mobiliseren van de publieke opinie, bijvoorbeeld door acties van sociale bewegingen zoals Greenpeace en Amnesty International. De publieke opinie kan systemen door dwangmiddelen (zoals een boycot) proberen te beïnvloeden, maar de initiële morele verontwaardiging krijgt lang niet altijd een effectief vervolg. Dat heeft volgens Laeyendecker twee belangrijke redenen. “Het eerste is de ethische en ideologische verscheidenheid, de tweede de ‘ethische onverschilligheid’ van systemen”. De eerste reden maakt dat een mondiale gemeenschappelijke opinie over de problematische praktijken van systemen erg moeizaam te bewerkstelligen is. Met betrekking tot de ‘ethische onverschilligheid’ van bijvoorbeeld het economische systeem zegt Laeyendecker: “als mensen niet (meer) effectief kunnen meedraaien in het systeem, dus niet productief genoeg zijn, zoals gehandicapten, ouderen, te laag geschoolden, [dan] worden zij uitgesloten”.
De ethische onverschilligheid in het financiële systeem is nog groter. Door de voortschrijdende digitalisering kunnen binnen het financiële systeem gigantische transacties in enkele seconden afgewikkeld worden “die heel gemakkelijk aan controle ontsnappen. Er ligt feitelijk een onontwarbaar net van digitale verbindingen over de wereld waarin moeilijk valt door te dringen”. Laeyendecker merkt op dat het niet alleen de individuele ‘graaizucht’ is die een rol speelt, maar ook de omstandigheden waarbinnen die zucht al dan niet kan floreren. “Dat die binnen het financiële systeem bij uitstek gunstig zijn, lijdt weinig twijfel”. De vraag is dan hoe de individuele graaizucht en de ethische onverschilligheid binnen het financiële systeem als geheel overwonnen kunnen worden. Het mobiliseren van de publieke opinie door sociale bewegingen is tot op heden niet erg effectief gebleken. Aangezien alle maatschappelijke systemen, inclusief de economische en financiële systemen, uiteindelijk gevormd worden door individuen - die de ‘bouwstenen’ zijn van systemen - is systeemverandering afhankelijk van individuele verandering. Systeemverandering komt voornamelijk van binnenuit tot stand. De benodigde individuele verandering vraagt om effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling die in daadwerkelijke (wetenschappelijk geverifieerde) gedragsverandering resulteren.
Ethische onverschilligheid speelt ook binnen het wetenschap-systeem een rol. Onder verwijzing naar Beck (1988) schrijft Laeyendecker dat “de ethiek in het wetenschappelijk bestel niet meer is dan een fietsrem op een straalvliegtuig”.[7] Binnen mijn eigen vakgebied, de landbouwwetenschap, is het duidelijk dat ook Wageningen last heeft van ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’. Zo is al decennia bekend dat het mestprobleem in de huidige vorm van industriële veehouderij onoplosbaar is.
De bank is iets groters dan mensen
Jan Pronk, o.a. voormalig minister van ontwikkelingssamenwerking, verwijst in een recent artikel in Vice Versa (2018) naar het boek De druiven der gramschap van John Steinbeck (1939).[8] Steinbeck beschrijft daarin het lot van pachtersfamilies in Oklahoma die tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig van hun land werden verdreven. De pachtboeren moesten een deel van de katoenoogst afstaan aan de landeigenaren, maar door roofbouw en erosie was dat niet langer mogelijk. De boodschappers (de vertegenwoordigers van de landeigenaren) verontschuldigen zich: “Wij zijn het niet. Het is het monster. De bank is geen mens. Ja, maar de bank bestaat uit mensen. Nee, daar vergis je je. De bank is iets anders dan mensen. De bank is iets groters dan mensen, zeg ik je. Het is een monster. Door mensen gemaakt, maar ze kunnen het niet meer aan”. Hier beschrijft Steinbeck dus de ethische onverschilligheid binnen het banksysteem, dat hoewel het door mensen gevormd wordt buiten hun controle lijkt te zijn geraakt. Ik schrijf hier ‘lijkt’ omdat uiteindelijk natuurlijk niet ‘banken’ maar ‘de mensen werkzaam in banken’ beslissingen nemen. De instrumentele rationaliteit van de systeemwereld resulteert in een rendementsdenken dat ook de alledaagse leefwereld van individuen lijkt te koloniseren.
Het monster van het financiële kapitalisme
Pronk beschrijft dat na de uitbuiting van arbeid in de negentiende eeuw uitsluiting volgde aan het eind van de twintigste eeuw door de voortdurende globalisering. De eerdere onderklasse werd een buitenklasse, een kostenpost, meer niet. Na uitbuiting en uitsluiting volgde uitstoting. Pronk schrijft: “Het kapitalisme kreeg een nieuwe verschijningsvorm: die van een wereldwijd, transnationaal financieel systeem waarbinnen omvangrijke kapitaalstromen zich minder richten op productieve investeringen in de reële sfeer, maar op handel in financiële producten, op het maken van geld met geld en het verkrijgen van rendement dat wordt belegd in gecompliceerde financiële activa, in plaats van winst die wordt teruggeploegd in de reële economie. Uitstoting kwam niet in de plaats van uitbuiting en uitsluiting, maar erbij … Het monster van het financiële kapitalisme ging zijn eigen gang”.
Omslagpunten
Pronk verwijst dan naar het boek Uitstoting (2014) van Saskia Sassen die zegt dat kleine boeren en handelaartjes, maar ook economische vluchtelingen en asielzoekers, naar de rand van de markt worden geduwd en eroverheen.[9] Deze uitstoting of ‘economische zuivering’ kan op het conto worden geschreven van “anonieme private financiële machten, die invloed hebben op politieke besluitvorming en op wet- en regelgeving”. Het zien van mensen als kostenpost en de aarde als handelswaar is een structureel kenmerk van het huidige financiële kapitalisme, dat echter intern logisch is, maar ook complex, onderaards en anoniem. Sassen schrijft: “Zelfs de machtigste individuen of bedrijven hebben er geen controle over of kunnen die assemblages niet sturen”. Ogenschijnlijk gaat het systeem van het financiële kapitalisme dus zijn eigen gang. Maar ook hier geldt mijns inziens dat dit systeem uiteindelijk gevormd en ‘gestuurd’ wordt door individuele personen. Het systeem van het financiële kapitalisme functioneert niet als een onveranderlijke en universele natuurwet. Het is evident dat één individu of enkele individuen binnen zo’n systeem weinig invloed kunnen uitoefenen, maar bij overschrijding van een kantelpunt in het aantal individuen dat verandering wenst, kunnen structurele systeemwijzigingen onverwacht snel vorm krijgen. De vraag is dan hoe zulke omslagpunten of drempelwaarden, waarna systeemveranderingen plotseling snel kunnen gaan, te realiseren.
Het is ontegenzeglijk waar dat systemen een vergaande autonome dynamiek lijken te hebben. Maar dat geldt alleen voor zo lang wij - de burgers - dat toelaten. Als bijvoorbeeld nieuwe technologische ontwikkelingen altijd meteen toegepast worden, lijkt het proces van technologie ontwikkeling autonoom te zijn en buiten onze controle te liggen. Maar in werkelijkheid laten wij toe dat het technologiesysteem een soort eigenstandige status verwerft. Wij als burgers, consumenten en leden van maatschappelijke organisaties geven het technologiesysteem deze ogenschijnlijke macht. We kunnen deze macht terug claimen. Wanneer voldoende burgers deze macht niet langer vrijwillig uit handen geven, kunnen we systemen hervormen. Dit vraagt wel om een tijdsinvestering in technieken voor bewustzijnsontwikkeling.[10]
Door het moderniseringsproces van de landbouw in ontwikkelingslanden vindt een uitstoting van miljoenen kleine boeren uit de landbouwsector plaats. Dit hoeft geen probleem te zijn zo lang alternatieve werkgelegenheid beschikbaar is. Echter in Sub-Sahara Afrika heeft nog geen industriële revolutie plaatsgevonden en is derhalve nauwelijks of geen alternatieve werkgelegenheid voorhanden. Dit kan een groot nationaal en internationaal (migratie) sociaal-politiek probleem worden.
Systeemwereld versus leefwereld
Hans Beerends bespreekt in Vice Versa (2018) het boek Omwenteling van Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde.[11] Beerends schrijft dat er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een systeemwereld ontstaan is “waarin managers en technocraten de dienst uitmaken via controle en beheersing; een wereld die haaks staat op de leefwereld van professionals en burgers die juist ruimte en vertrouwen nodig hebben”. Er is sprake van “De wereld van Wantrouwen versus de wereld van Vertrouwen. Regelzucht versus Ruimte. Kille Rationaliteit versus Emotie. Systeem versus Mens. Kortom: de systeemwaarden prevaleren boven de menswaarden”. Rotmans pleit voor een economisch model dat teruggaat naar “kleinschaligheid en de menselijke maat en een horizontale organisatie- en communicatiestructuur” via de inzet van moderne technologieën. Beerends verwijst mijns inziens terecht naar het boek Small is Beautiful (1973) van de Britse econoom E.F. Schumacher om te benadrukken dat zulke ideeën niet nieuw zijn (in de zeventiger jaren van de vorige eeuw was de moderne ICT natuurlijk nog niet beschikbaar). Het is echter de vraag of alleen inzet van ICT de daadwerkelijke ontwikkeling van een op de menselijke maat afgestemd economisch model zal vergemakkelijken.
Vertrouwen als overkoepelende systeemwaarde
Ik denk dat systemen alleen dienstbaar aan de samenleving, rechtvaardig en veilig kunnen worden wanneer de ethische onverschilligheid van systemen overwonnen wordt. Systemen als zodanig hebben echter geen ethiek. Het zijn de mensen binnen die systemen die ethisch of onethisch kunnen handelen. De samenstellende ‘bouwstenen’ van systemen hebben vertrouwen in elkaar nodig, en in de individuen werkzaam in andere systemen, om ethisch te kunnen handelen. Vertrouwen dient een overkoepelende systeemwaarde te worden. Een hoog niveau van vertrouwen is gegrondvest in een coherent en kwalitatief hoogstaand collectief bewustzijn. Ik denk dat het proces om tot dienstbare, effectieve en efficiënte systemen te komen als volgt verloopt: individuele bewustzijnsontwikkeling → collectieve bewustzijnsontwikkeling → individuele en collectieve gedragsverandering → systeemverandering van binnenuit. Daarbij wordt enige externe druk om tot systeemverandering te komen niet uitgesloten, maar het politieke systeem zelf bijvoorbeeld is in eerste instantie ook afhankelijk van individuele bewustzijnsontwikkeling.
De ultieme vraag is dan hoe te komen tot individuele bewustzijnsontwikkeling, hoe mensen te motiveren om wat tijd te investeren in effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Het startpunt zal informatieverschaffing over (bij voorkeur wetenschappelijk geverifieerde) effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling dienen te zijn.[12]
Eindnoten
[1] Bert Laeyendecker. Systemen in de beklaagdenbank: zijn ze nog te veranderen? Civis Mundi Digitaal #58, mei 2018.
[2] Zie o.a. Van Eijk, T. (2017), Toekomstige voedselzekerheid vereist onorthodoxe landbouwpolitieke keuzes en mentale transformatie. Civis Mundi digitaal # 53, december 2017.
[3] Van Eijk, T. (2018), Naar een op waarden gebaseerde economie. Bespreking en analyse van: Arjo Klamer, Doing the Right Thing: A Value Based Economy. 2017.2nd ed. London: Ubiquity Press. Civis Mundi Digitaal #58, mei 2018.
[4] Van Eijk, T. (2018), De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.
[5] Zie o.a. Van Eijk, T. (2015), Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.
[6] Van Eijk, T. (2012), Vervang de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ door de ‘onzichtbare hand van het collectieve bewustzijn’ Civis Mundi digitaal # 12, juli 2012.
[7] Beck, U. (1988), Gegengifte. Die organisierte Unverantwortlichkeit, Frankfurt.
[8] Jan Pronk (2018). Roofzucht en gramschap. Vice Versa, Voorjaar 2018.
John Steinbeck (1939). De druiven der gramschap. L.J. Veen Klassiek.
[9] Saskia Sassen (2014). Uitstoting. Brutaliteit en complexiteit in de wereldeconomie. Uitgeverij Acco.
[10] Zie Van Eijk (2015) in Eindnoot 5 en wel de paragrafen getiteld ‘De bewustzijnsfactor’, ‘De illusie van het intellectuele holisme’ en ‘Maar individuen hebben geen macht?’.
[11] Hans Beerends (2018). Vóóruit naar vroeger met moderne middelen. Vice Versa, Voorjaar 2018.
Jan Rotmans (2018). Omwenteling. Van mensen, organisaties en samenleving. De Arbeiderspers.
[12] In deze context verwijs ik graag naar de website van Dr.David Orme-Johnson, een van de meest toonaangevende onderzoekers naar de effecten van meditatie, met meer dan 100 publicaties op zijn naam waarvan de meeste in peer-reviewed tijdschriften. Op zijn website staat een uitgebreid overzicht van de onderzoeksresultaten naar TM. Orme-Johnson zegt op zijn website: “If you are interested in lists of research on the Transcendental Meditation technique, in studies comparing different meditation and relaxation techniques, or in questions such as whether the research is valid, whether the effects are due to self-selection or placebo, or are otherwise inconclusive, or whether the researchers on Transcendental Meditation are objective and committed to the scientific method, or whether outside reviews have discredited the research, … in such issues as whether the TM technique has harmful effects or is a cult or religion, or whether enlightenment is just a metaphysical concept … [then check this website]”.