Civis Mundi Digitaal #66
All the arguments to prove man’s superiority cannot shatter this hard fact: in suffering the animals are our equals. Peter Singer
Praktische kwestie
Hoewel het overgrote deel van de mensen carnist is, dat wil zeggen participeert aan de dierenholocaust van de intensieve veehouderij, zijn er maar weinigen die een poging doen om hun positie te verdedigen en te rechtvaardigen. Het is zodoende interessant om te lezen dat David Bakker en Fred Neerhoff een poging om de dierethiek van Peter Singer te weerleggen en daarmee speciesisme – discriminatie op basis van soort – rechtvaardigen, inclusief de intensieve veehouderij. Ze melden nergens expliciet dat ze voorstander zijn van het consumeren van dierlijke producten en de (intensieve) dierindustrie. Toch is de exercitie van Neerhoff en Bakker niet primair een theoretische kwestie (Moeten dieren in de moraal vallen?) maar een praktische kwestie (Is veganisme hobby of een morele plicht?). Het intellectuele debat over de morele status is echter al gevoerd. De uitkomst is dat er geen goede gronden zijn om dieren (of mensen met andere huidskleur, of homoseksuelen, of toekomstige generaties) buiten de morele cirkel te sluiten, want, zo betoogt Singer: in suffering the animals are our equals.
Vier argumenten waarom dieren niet onder de morele cirkel vallen
De poging van Bakker en Neerhoff draagt bij aan het maatschappelijke debat over de morele status van niet-menselijke dieren en over de vraag of er een rechtvaardiging is voor het gebruiken van dierlijke producten. Steeds meer mensen, ook buiten de academische dierethiek, mengen zich in het maatschappelijk debat. De morele blinde vlek wordt opgemerkt, maar de dieren hebben er nog niets aan, want hoewel Peter Singers Animal Liberation in 1975 is gepubliceerd is de bio-industrie in Nederland groter dan ooit. Neerhoff en Bakker voeren – als ik het wel heb, want hun argumentatiestructuur is rommelig – vier argumenten op om te betogen dat dat dieren niet in de morele cirkel vallen, omdat:
1) moraal altijd soortspecifiek is en er tussen de soorten geen sprake kan zijn van ethiek,
2) Singers ethiek onwetenschappelijk is omdat Singer de evolutietheorie verkeerd interpreteert,
3) er met dieren geen wederkerige relatie kan zijn,
4) ethiek altijd antropocentrisch is omdat ethiek vanuit de mens komt,
Contra 1) Moraal is soortspecifiek. De auteurs hanteren hier een descriptieve beschrijving van moraal als een beschrijving van hoe dieren met elkaar omgaan. In de ethiek gaat het echter niet om moraal maar om ethiek, dat wil zeggen het door middel van theorie onderzoeken of een moraal ook goed is, dat wil zeggen normatief. In de natuur zit geen morele waarde. Ethiek is een menselijke constructie. Wij mensen kunnen door te reflecteren nadenken over ons handelen. De auteurs hebben gelijk dat ethiek in deze zin altijd antropocentrisch is: ethiek is altijd gemaakt door mensen. Ethiek gaat over hoe mensen handelen, niet over hoe andere dieren onderling moeten handelen. Mensen hebben door hun cognitieve capaciteiten de mogelijkheid om te reflecteren over handelingsalternatieven. Mensen kunnen optie A (vlees eten) vergelijken met optie B (plantaardig eten) en kijken welke optie beter is. De optie waarbij er sprake is van minder leed is de betere optie. Een leeuw heeft die mogelijkheid niet. Het instinctieve handelen van de leeuw is amoreel (niet immoreel, zoals het gedrag van menselijke vleeseters).
Contra 2. Dat Singers theorie onwetenschappelijk is, is feitelijk juist. Ethische theorieën zijn per definitie niet wetenschappelijk. Als wetenschap gaat over het beschrijven van de wereld, dan kan een normatieve theorie nooit wetenschappelijk zijn. Wat Peter Singer doet is werken aan een ethiek die uitgaat van hoe de wereld is, en daarin speelt het neodarwinisme een belangrijke rol. Singer gaat namelijk uit van de wetenschappelijke inzichten over het vermogen pijn te kunnen lijden en hoe dat bij veel andere soorten voorkomt. Zijn basisaxioma - onnodige pijn is slecht - is een aanname die alleen kan worden onderbouwd om vanuit jezelf te reflecteren dat jij onnodige pijn slecht zou vinden. Dat ‘onnodig’ is van belang omdat soms je kiest voor (een beetje) pijn zoals bij een tandartsbezoek. Neerhoff en Bakker hebben gelijk dat de natuur moreel blind is en dat het in de evolutie niet gaat om het vermijden van pijn. Ze hebben daarin gelijk, maar het is geen argument contra Singer of voor carnisme.
Contra 3. Wederkerigheid als voorwaarde voor moraal is een argument dat redelijk vaak te berde wordt gebracht. Maar een zwaar gehandicapt kind zal altijd afhankelijk zijn van de zorg voor anderen, zonder wederkerigheid. Neerhoff en Bakker vinden dat geen probleem, want ze kunnen zichzelf in de positie van de hulpbehoevende inleven. Prima. Maar zo is het mogelijk om je ook in de positie van niet-menselijke dieren in te leven, bijvoorbeeld hoe jij het als varken zou ervaren om urenlang in een hete vrachtwagen te zitten, of om zonder verdoving gecastreerd te worden. Als mensen niet in staat zijn om zich in andere dieren in te leven, dan is dat een gebrek aan inlevingsvermogen dat een obstakel is voor de moraal. Mijn theorie van universeel subjectivisme zoals uiteengezet in Filosofie voor een betere wereld is een gedachtenexperiment waarbij je jezelf moet inleven in de meest onaangename posities in een samenleving, zoals dieren in de bio-industrie – en dan kijken hoe deze positie op politiek niveau geoptimaliseerd kan worden. Als je jezelf niet in een slachtoffer-positie kunt inleven, dan heb je de morele plicht om een ander niet tot slachtoffer te maken.
Contra 4. Het begrip antropocentrisme wordt in de ethiek op een andere manier gebruikt dan Neerhoff en Bakker doen. In de filosofie verwijst antropocentrisme namelijk naar het criterium om tot de morele cirkel te behoren: tot waar loopt de morele cirkel? Bij antropocentrisme is het antwoord: mensen in de morele cirkel, niet-mensen vallen buiten de morele cirkel. Daarom mag je mensen niet opeten, maar andere dieren wel. Dat niet-menselijke dieren een moraal hebben heeft geen enkele morele consequentie voor ons handelen. Mensen hebben de mogelijkheid om handelingsperspectieven (zoals vleeseten of plantaardig eten) tegen elkaar af te wegen en een leeuw heeft dat vermogen niet.
Contra 5. De ergernis over het gescheld kan ik mij goed voorstellen. Niemand wil graag de bad guy genoemd worden. Toch doe ik er zelf aan mee omdat ik vind dat je een koe een koe moet noemen. Ook Peter Singer maakt vergelijkingen met slavernij, racisme en seksisme. De reden waarom mensen dit doen is omdat de vergelijking en veroordelingen kloppen. Of het ook effectief is om te doen, is een andere vraag. Als iemand jarenlang vrouwen in een kelder vasthoudt en deze vrouwen misbruikt en hun baby’s afpakt en vermoordt, dan zal iedereen het erover eens zijn dat dat gruwelijk is en dat deze man een immoreel monster is. Zo mag ik hopen althans. Maar in de vee-industrie worden vrouwen massaal misbruikt, hun baby’s afgepakt en worden ze in groten getale vermoord. Deze vrouwen zijn koeienvrouwen. En als het om koeien gaat, dan is het volledig legaal en sociaal geaccepteerd, maar daarmee nog niet ethisch gerechtvaardigd. Het schokt mensen als zij opeens vernemen bij de daders, de monsters te behoren. Dan schieten ze in de verdediging en richten zij zich op degenen die hen veroordelen en roepen zij dat hun taal niet fatsoenlijk is. Het is de drogreden van shooting the messenger. Om de stelling ‘vleeseters zijn hufters’ te beoordelen is er trouwens geen empirisch onderzoek nodig. Wanneer iemand in Nederland anno nu vlees eet (en andere dierlijke producten consumeert) dan is deze persoon een hufter – al is deze karakterisering nog te mild omdat Van Dale hufter definieert als ‘lomp en grof iemand’ terwijl het gaat om een dader die participeert aan de dierenholocaust.[1]
Van de bio-industrie moeten we wel af
Toch lijken ook Bakker en Neerhoff van de intensieve veehouderij af te willen want zij willen kweekvlees. Plantaardige vleesvervangers blieven zij niet, al zeggen ze niet waarom niet. Dus, hoe groot de meningsverschillen ook zijn, van de bio-industrie moeten we af. Dat betekent dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen! Maar tegelijkertijd doen Bakker en Neerhoff een poging om het gebruik van dieren te rechtvaardigen, inclusief al het leed wat daarbij komt kijken: ‘indien het meerderheidsbelang groter is dan het daardoor veroorzaakte individuele leed van een ander dier […], dan verdient ook deze leed veroorzakende omstandigheid het om verdedigd te worden.’ Dus: zolang de meerderheid van de mensen het ok vindt om dieren te gebruiken is het volgens de auteurs moreel gerechtvaardigd. Eenzelfde argument kan natuurlijk ook worden gebruikt om slavernij te rechtvaardigen. Als de auteurs dan betogen dat slaven mensen zijn, dan zijn we weer op het punt van de ongerechtvaardigde discriminatie qua soort, oftewel speciësisme.
Ik schrijf nu wel een respons op het relaas van Neerhoff en Bakker, wetende dat rationele argumentatie beide heren waarschijnlijk niet zal overtuigen. Carnisten als Bakker en Neerhoff zoeken weliswaar naar rationalisaties om te persisteren in gedrag waarvan ook zij wel kunnen aanvoelen dat het immoreel is, maar ze zijn niet echt geïnteresseerd in rationele argumentatie over deze aangelegenheid. In de academische literatuur zijn al de door de auteurs aangestipte tegenargumenten al uitentreuren geanalyseerd en verworpen. Carnisten willen gewoon vlees blijven eten. Neerhoff en Bakker nemen nog de moeite een schaamlap te zoeken voor hun immorele houding en gedrag, de meeste carnisten doen zelfs dat niet.
Floris van den Berg is filosoof en dus veganist. Hij zet zich in voor een wereld met minder leed en meer geluk. Zijn doel is om Nederland een geheel plantaardige samenleving te maken. Hij publiceerde onder meer ‘De vrolijke veganist’ en ‘Filosofie voor een betere wereld’.
[1] Ik ben mij ervan bewust dat ik ook heel lang een hufter was, namelijk al de tijd dat ik een carnist was tegen beter weten in. Voor mij als filosoof en ethicus is des te erger omdat ik mij intensief met deze vraagstukken bezighoud. Filosoferen gaat over het volgen van een redenering tot de logische conclusie en ja, dat kan dus best zijn dat jijzelf een hufter bent. Als je per se niet wilt dat je bij deze conclusie uitkomt, dan kun je beter niet gaan filosoferen. En dat is precies wat veel (academische) filosofen doen.