Couwenbergs Integraal en Reductionistisch Denken: jazeker, maar hoe?

Civis Mundi Digitaal #70

door Toon van Eijk

Wat zegt Wim Couwenberg?

Wim Couwenberg presenteerde in CM Digitaal #68 een interessant artikel over integraal en reductionistisch denken. Volgens hem is de moderne cultuur steeds meer in de ban geraakt van het reductionistisch-analytische denken, dat hij ook karakteriseert als een splitsend en fragmentarisch denken oftewel een ‘of-of’ denken. Dit reductionistisch-analytische denken resulteert volgens Couwenberg in een “neiging tot het verabsoluteren van bepaalde polaire aspecten van de werkelijkheid”, dus in een antagonistische dialectiek, waarbij “de realiteit van het menselijk bestaan als tweepolig spanningsveld” wordt gereduceerd tot één van die polen om daardoor meer greep op die werkelijkheid te krijgen. Couwenberg bepleit dat het polariserende ‘of/of’ denken vervangen wordt door een ‘en/en’ denken. Hij spreekt van een nieuw tijdperk: het tijdperk van de Systems Age, waarin een nieuwe wetenschappelijke attitude vorm krijgt die gekarakteriseerd wordt door systeemdenken. Niet het geïsoleerde deel staat langer centraal, maar “het systeem, d.w.z. het geheel van elementen die met elkaar in voortdurende interactie verkeren”. Zo’n integrale of holistische wetenschapsbeoefening wordt opgevat als een interdependent systeem van disciplines. Couwenberg voorziet een vruchtbare wisselwerking tussen het reductionistisch-analytische en het integrale denken. “Zij dienen elkaar te leren zien en waarderen als complementaire denkwijzen die ieder hun eigen relatieve betekenis hebben”.

 

Mijn praktijkervaring met integraal systeemdenken in Afrika

Couwenberg ziet de tegenstelling tussen een integrale en een reductionistisch-analytische denkwijze niet als een antagonistische of onoverbrugbare tegenstelling. Hij benadrukt terecht dat het reductionistisch-analytische denken en de specialisaties die daaruit zijn voortgekomen veel hebben bijgedragen aan wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Maar, zegt hij, dit denken heeft geen recht op een monopolie positie, het is op zich niet zaligmakend. Specialismen dienen volgens hem te worden aangevuld met een integrerende denkwijze en wetenschapsbeoefening. Als tropisch landbouwkundige met (wetenschap)filosofische belangstelling ben ik het grotendeels met Couwenberg eens, maar de hamvraag is voor mij hoe zijn pleidooi voor een complementair samengaan van de beide denkwijzen in de praktijk vorm gegeven kan worden. Dat is namelijk precies het probleem waar ik in mijn 40-jarige loopbaan (1978-2018) min of meer continu tegenaan ben gelopen.

 

Ik heb in de zeventiger jaren van de vorige eeuw (1970-1978) tropische landbouw in Wageningen gestudeerd met als hoofdvak tropische landbouwplantenteelt en de bijvakken tropische veehouderij, ontwikkelingseconomie en coöperatie- en kredietwezen van de niet-westerse gebieden. Dus een combinatie van twee natuurwetenschappelijke en twee sociaalwetenschappelijke vakken. Deze keuze heb ik toentertijd intuïtief gemaakt, ze was niet bewust-rationeel onderbouwd. Achteraf gezien ben ik altijd heel tevreden geweest met deze combinatie van vakken. Toen ik studeerde waren er op de voormalige vakgroep tropische landbouwplantenteelt voornamelijk specialisten werkzaam. Zo waren er personen die gespecialiseerd waren in graangewassen, vezelgewassen, knolgewassen, oliehoudende gewassen, tropische fruitbomen en tropische groenten, en zelfs personen die zich voornamelijk met één gewas bezig hielden (bijvoorbeeld oliepalm of rijst). Het begrip farming system of landbouwbedrijfssysteem is tijdens mijn studie zelden of nooit ter sprake gekomen. Toen ik meteen na mijn afstuderen in 1978 in Mozambique ging werken als tropisch landbouwkundig onderzoeker begon net het Farming Systems Research (FSR) op te komen. In deze nieuwe onderzoeksmethodologie stond niet langer één gewas of één type landbouwhuisdier centraal, maar het gehele landbouwbedrijfssysteem. Het systeem, omschreven door Couwenberg in de eerste alinea als “het geheel van elementen die met elkaar in voortdurende interactie verkeren”, was nu het onderwerp van landbouwkundig onderzoek en voorlichting. In multi-disciplinaire FSR teams trachtten verschillende specialisten inter-disciplinair samen te werken. Het samenstellen van een multi-disciplinair team, bestaande uit bijvoorbeeld een agronoom (plantenteelt-deskundige), veeteler, landbouweconoom en ruraal socioloog, is relatief gemakkelijk. Het inter-disciplinaire samenwerken binnen het kader van een overkoepelend landbouwbedrijfssysteem-perspectief bleek aanzienlijk moeilijker.

 

Na vier meerjarige contracten in achtereenvolgens Mozambique, Kenya, Tanzania en Zambia besloot ik dat een diepgravende analyse van het moeizaam tot stand komende FSR veldwerk nodig was. Gebaseerd op deze werkervaringen heb ik in 1998 in Wageningen mijn proefschrift “Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems” verdedigd.[1] Daarin betoog ik dat het ontwikkelen van ecologisch en maatschappelijk duurzame landbouwbedrijfssystemen niet alleen op intellectueel redeneren gebaseerd kan zijn. Ik noem dit de illusie van intellectueel holisme.[2] Zelfs in multidisciplinaire teams met natuurwetenschappers en sociale wetenschappers, die waarlijk interdisciplinair samenwerken, is het onmogelijk om alle relevante ecologische, economische, politieke, sociaal-structurele en culturele factoren in ogenschouw te nemen. Interdisciplinair samenwerken is bovendien alleen mogelijk als wetenschappers een basale kennis van verschillende wetenschapsgebieden hebben, anders kun je niet zinvol met elkaar praten. Tevens zijn een coöperatieve attitude en een gemeenschappelijke doelstelling nodig. Maar zelfs als aan deze voorwaarden is voldaan, resulteert interdisciplinaire samenwerking niet noodzakelijkerwijs in een holistisch beeld van de werkelijkheid en in werkzame oplossingen, simpelweg omdat de complexiteit van veel systemen te groot is. Het menselijk intellect of brein, al dan niet uitgebreid met moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT) hulpmiddelen, kan het vaak eenvoudigweg niet behappen. Vandaar dat ik spreek van de illusie van intellectueel holisme.

 

Couwenberg zegt terecht dat het reductionistisch-analytisch denken veel heeft bijgedragen aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Specialisten zijn ontegenzeglijk nodig, maar wetenschappers die waarlijk integraal kunnen denken en handelen, blijken zeldzaam te zijn. Een complementair samengaan van reductionistisch-analytisch denken en integraal denken blijkt in de dagelijkse praktijk nog niet zo eenvoudig te zijn. FSR als een concreet voorbeeld van integraal systeemdenken bleek de initieel hoog gespannen verwachtingen niet waar te kunnen maken.

 

Integraal landbouwsysteem-denken in Nederland

Op dit moment wordt in Nederland veel gesproken over kringlooplandbouw, onder anderen ook door de huidige minister van landbouw Carola Schouten. De daadwerkelijke praktische invulling van het begrip kringlooplandbouw laat echter nog veel te wensen over, zowel op het niveau van politici en beleidsmakers als boeren en wetenschappers (onder andere, in Wageningen).[3] De aanhoudende problemen in de Nederlandse landbouwsector laten zien dat een multidisciplinaire geïntegreerde aanpak moeilijk van de grond komt. De ongewenste neveneffecten van de moderne industriële landbouw (zoals milieuvervuiling, klimaateffecten, massale ruimingen van landbouwhuisdieren, humane gezondheidseffecten, en negatieve gevolgen in ontwikkelingslanden) getuigen van ons onvermogen om ecologische, technologische, economische, politieke, sociale en ethische dimensies met elkaar te integreren.[4] Dit is een symptoom van de eerder genoemde illusie van het intellectuele holisme.[5] Couwenberg karakteriseert hierboven het reductionistisch-analytisch denken ook als splitsend en fragmentarisch denken. Hier kan men het begrip ‘omvattende rationaliteit’ tegenover stellen, dat verwijst naar een holistisch perspectief. Maar hoe verkrijgt men een holistisch overzicht, een systeemperspectief of een omvattende rationaliteit? De ervaringen met betrekking tot, bijvoorbeeld, klimaatverandering en consumentisme in de rijke geïndustrialiseerde landen, laten zien dat het gebruik van alleen het discursieve intellect niet in een omvattende rationaliteit resulteert.

 

In een eerder artikel mijnerzijds in CM pleit de psycholoog Sarah Durston voor een nieuwe blik van de wetenschap, niet meer reductionistisch en lineair, maar holistisch.[6] Als voorbeeld van zogenaamd ‘relationeel denken’ noemt zij de ecologie. Ik ben ervan overtuigd dat meer holistisch, relationeel of ecologisch denken een effectieve synthese vereist van rede (discursief, bewust, oorzaak-en-gevolg denken) en intuïtie (subtiel, onderbewust, omvattend denken). Zo’n synthese van rede en intuïtie vraagt op zijn beurt om meer aandacht voor effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Wat ik onder bewustzijnsontwikkeling versta, is in verschillende eerdere publicaties in CM reeds ter sprake gekomen.[7]

 

Het feit-waarde dualisme

Couwenberg schrijft in zijn artikel in CM Digitaal #68 het volgende: “Het reductionistisch-analytische en splitsende denken bemoeilijkt in toenemende mate de politieke en maatschappelijke communicatie en doet de samenhang in staat en maatschappij, in het overheidsbeleid en in de moderne cultuur in het algemeen, steeds meer teloor gaan. Bovendien is dat denken in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige ecologische problematiek”. Het huidige denken over de toekomst van het Nederlandse landbouwsysteem wordt volop gekenmerkt door polariserende politieke en maatschappelijke communicatie (zie o.a. de website van Foodlog: eindnoot 3). De samenhang in overheidsbeleid en in de maatschappij m.b.t. de meest gewenste ontwikkeling in de landbouw laat veel te wensen over. De meningsverschillen over kringlooplandbouw, natuur-inclusieve landbouw, biologische landbouw, precisielandbouw, en ecomodernisme zijn talrijk.[8]

 

De ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de afgelopen decennia is een schoolvoorbeeld van schijnbaar autonome ontwikkeling van technologie. Deze technologische ontwikkeling heeft in zeer hoge effectiviteit en efficiëntie geresulteerd (voor zover althans externe effecten buiten beschouwing worden gelaten), maar wordt ook tegelijkertijd gekenmerkt door irrationaliteit (bijvoorbeeld het persistente mestprobleem). Het is duidelijk dat ook Wageningen last heeft van ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’. Zo is al decennia bekend dat het mestprobleem in de huidige vorm van industriële veehouderij onoplosbaar is en niet past in een duurzaam landbouwsysteem. Het is evident dat technologie altijd een ‘sociale constructie’ is, het is mensenwerk, en daarbinnen speelt de kloof tussen weten en geweten een rol. Deze kloof tussen weten en geweten is gerelateerd aan het feit-waardedualisme, dat sinds de Verlichting dominant werd. Science zonder conscience is problematisch. Het reductionistisch-analytisch denken in de dominante positivistische wetenschap houdt verband met het feit-waardedualisme. Kan integraal systeemdenken zich ontwikkelen zonder het lastige feit-waardedualisme op te lossen?

 

De huidige crises met betrekking tot bijvoorbeeld migrantenstromen en klimaatverandering laten zien dat de rede niet goed met het feit-waarde dualisme overweg kan.[9] In deze crises spelen zowel harde economische en ecologische feiten als zachte politieke en culturele waarden een rol. Ook de hedendaagse discussie over fact-free politics geeft aan dat het feit-waarde dualisme nog steeds springlevend is. Zowel wetenschappers als politici dienen het feit-waardedualisme niet te ontlopen, maar serieus te nemen. Het is nu eenmaal een dualisme dat tegelijkertijd bijdraagt aan ons gebrek aan wijsheid én een belangrijke verworvenheid van de westerse cultuur is. Helaas kan dit dualisme niet ‘opgelost’ worden door alleen logisch redeneren. Zoals in eerdere publicaties in CM betoogd, kan bewustzijnsontwikkeling de cultivatie van ecologisch en maatschappelijk verantwoorde waarden en normen faciliteren. Zo werd in Diagram 4 in Van Eijk 2015 een conceptueel kader gepresenteerd waarin individuele actoren en maatschappelijke structuren, interne waarden en externe normen, bewustzijn en gedrag, en ecosystemen met elkaar worden verbonden.[10] Maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag vraagt om een omvattende rationaliteit. Zo’n rationaliteit is gegrondvest in een coherent en hoog ontwikkeld collectief bewustzijn. Het collectief bewustzijn, als een hefboommechanisme met brede impact, is op zijn beurt gegrondvest in individuele bewustzijnsontwikkeling.

 

Bewustzijnsontwikkeling kan de discussie over onderliggende waarden en na te streven doelstellingen in wetenschapsbeoefening en technologieontwikkeling, en de daaruit voortvloeiende toepassing van technische middelen, in een ecologisch en maatschappelijk verantwoorde richting sturen. Het kan inzicht in maatschappelijke rationaliteit, in omvattende rationaliteit, oftewel wijsheid genereren. Naar mijn mening figureren er op dit moment drie verschillende wetenschappelijke paradigma’s naast elkaar. Voor een uitgebreide typering en bespreking van deze drie verschillende wetenschappelijke paradigma’s (het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma) aan de hand van verscheidene criteria verwijs ik naar mijn proefschrift (Van Eijk 1998:123-32) en naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie (Van Eijk 2017).[11]

 

Eenheid-in-diversiteit in de zoektocht naar integrale kennis

In zijn artikel in CM Digitaal #68 verwijst Couwenberg naar Klaas van Egmond, faculteitshoogleraar geowetenschappen aan de Universiteit van Utrecht, die het toonaangevende fragmentarische denken als een van de belangrijkste oorzaken van de ecologische problematiek ziet. Van Egmond pleit voor de ontwikkeling van een integraal mens- en wereldbeeld. In het boek van Klaas van Egmond ‘Een vorm van beschaving’ uit 2010 staat het overbruggen van paren van tegenstellingen centraal.[12] Dit overbruggen constitueert mijns inziens inderdaad the fabric of life en is bepalend voor het bereiken van duurzaamheid. Echter, het zich intellectueel bewust worden van de vele paren van tegenstellingen is wel noodzakelijk, maar niet afdoende om deze tegenstellingen daadwerkelijk te kunnen opheffen. Voorbeelden van tegenpolen in relevante paren van tegenstellingen zijn: eigenbelang en publiek belang, competitie en samenwerking, lokalisering en globalisering, culturele diversiteit en menselijke uniformiteit, integriteit en integratie, en uiteindelijk zelfassertiviteit en zelftranscendentie. Deze tegenpolen hebben beide bestaansrecht. De tegenpolen in paren van tegengestelden (polariteiten, dichotomieën) kunnen wel onderscheiden, maar niet gescheiden worden. Het zijn paradoxen (schijnbare tegenstellingen) die uiteindelijk de twee kanten van één medaille vormen, ze vormen een eenheid-in-verscheidenheid, oftewel een werkelijkheid met een Janus-gezicht.

 

Ook Couwenbergs reductionistisch-analytisch denken en integraal systeemdenken kunnen wel onderscheiden worden, maar dienen niet gescheiden te worden. Maar hoe doe je dat dan in de dagelijkse praktijk? Men kan zeggen dat de tegenpolen de twee kanten van één munt vormen en dat éénzijdige munten gewoonweg niet bestaan. Of men kan betogen dat de tegenpolen ‘gebalanceerd’ moeten worden en dat ze ‘complementair’ zijn, maar zulke beweringen zijn intellectuele interpretaties. De filosoof Hegel spreekt over een dialectische integratie van tegenpolen (these, antithese en synthese). Volgens hem genereert de interactie tussen de tegenpolen een derde stadium waarin de tegenpolen geïntegreerd worden in een rijkere en hogere synthese, een fase waarin de tegenpolen tegelijkertijd overwonnen en vervuld, getranscendeerd en bewaard worden. Het cruciale woord in Hegels dialectische integratie is aufheben, wat zowel ‘opheffen, tenietdoen’ als ‘optillen’ betekent. Het begrip tegenpolen kan alleen maar gekend worden tegen de achtergrond van een heelheid of eenheid. Hegels transcenderen van tegenpolen naar een hogere synthese van heelheid openbaart de niet-dualiteit van paren van tegenpolen. Marli Huijer laat in een artikel in CM zien dat tegenpolen elkaar bepalen in plaats van elkaar uitsluiten.[13] Het is geen zaak van ‘of-of’ maar van ‘en-en’. Regelmatige beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling bevordert diametrale ontwikkeling: de geïntegreerde groei van kwaliteiten die diametraal tegengesteld lijken te zijn, zoals zelfassertiviteit en zelftranscendentie, of persoonlijke integriteit en universele integratie.[14]

 

In de allereerste alinea hierboven zegt Couwenberg dat het reductionistisch-analytisch denken in een “neiging tot het verabsoluteren van bepaalde polaire aspecten van de werkelijkheid” resulteert, in een ‘antagonistische dialectiek’, waarbij “de realiteit van het menselijk bestaan als tweepolig spanningsveld” wordt gereduceerd tot één van die polen. Hegels ‘dialectische integratie’ zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, wanneer men zou weten hoe de integrerende hogere synthese daadwerkelijk te realiseren. Ik vermoed dat het (h)erkennen van Hegels these en antithese en vooral het daadwerkelijk ervaren van de synthese, een of andere techniek voor bewustzijnsontwikkeling vereist. De keuze voor zo’n techniek zal altijd persoon-, cultuur- en tijdgebonden zijn, maar ik pleit wel voor grondig wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van het beoefenen van een techniek: effecten op de fysiologische, psychologische, sociale en ecologische aspecten van het menselijk handelen. Couwenberg verwijst in zijn artikel naar het idee van een holistische educatie: “de groei en ontplooiing van alle niveaus van het mens-zijn: lichamelijk, emotioneel, intellectueel en spiritueel”. Ik denk dat effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling tegelijkertijd een gezonde ontwikkeling van lichaam, hart, intellect of geest, en ‘ziel’ kunnen faciliteren.

 

In de context van integraal systeemdenken benadrukt Arthur Koestler de betrekkelijkheid en de dubbelzinnigheid van de termen deel en geheel en introduceert het begrip holon: een geheel dat ook deel van een groter geheel is.[15] Het Janus gezicht, als een symbool van non-dualiteit, kijkt tegelijkertijd naar boven en beneden, naar hoger- en lager-gesitueerde holons in een waarlijk systeemperspectief.[16] Het Janus gezicht kijkt ook tegelijkertijd naar buiten en binnen, uitdrukkend dat de rede en technieken voor bewustzijnsontwikkeling beide gebruikt kunnen worden in een enkel holistisch pad naar kennis.[17] Het Janus gezicht symboliseert dat gelijktijdig gebruik van het intellect (naar buiten kijkend) en bewustzijnsontwikkeling (naar binnen kijkend) wijsheid creëert. Deze wijsheid resulteert in ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, in ecologische en sociaaleconomische duurzaamheid.

 

Hoewel het woord ‘uni-versiteit’ naar een ‘eenheid-in-diversiteit’ verwijst, leren de meeste studenten nauwelijks of niet om delen en gehelen tegelijkertijd te bestuderen. Is daadwerkelijk gepraktiseerde interdisciplinariteit common practice op de universiteiten? Wageningen University & Research (WUR) opereert relatief interdisciplinair, maar ook aan de WUR zijn nog vele verbeteringen nodig. De huidige problematische toestand van de Nederlandse landbouw kan ook Wageningen aangerekend worden. Naast multidisciplinaire teams die waarlijk interdisciplinair functioneren, is ook ‘trans-disciplinariteit’ nodig. Voor een bespreking van wat trans-disciplinariteit zou kunnen inhouden verwijs ik naar hoofdstuk 11.3 van mijn proefschrift (Van Eijk 1998).

 

Substantiële rationaliteit

Hoe hoger het integratieniveau wordt in integraal systeemdenken (van lokaal tot globaal), hoe moeilijker het wordt om een planmatige aanpak te formuleren en uit te voeren. Ook in een hoogontwikkeld land als Nederland gaan de hogere integratieniveaus het vermogen van beleidsmakers en wetenschappers vaak te boven. Zelfs met behulp van moderne ICT blijken hogere niveaus moeilijk te behappen. De praktische uitvoering blijft vaak problematisch. De illusie van het intellectueel holisme is hardnekkig. Het holistische argument luidt dat ‘het geheel meer is dan de som der delen’. De systeemtheorie spreekt van emergent properties of ‘opkomende’ eigenschappen. Deze (vaak onverwachte) eigenschappen zijn het resultaat van wisselwerkingen en terugkoppelingen tussen ontelbare actoren en verschillende categorieën van factoren op verscheidene systeemniveaus. Couwenberg sprak in een eerdere publicatie van de wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen.[18] Causale verbanden zijn vaak niet eenduidig en oplossingen dus ook niet.

 

Bert Laeyendecker publiceerde in Civis Mundi Digitaal #58 een interessant artikel over systemen. Hij

maakt een onderscheid tussen instrumentele en substantiële rationaliteit. In het eerste type rationaliteit gaat het om het zo efficiënt en effectief mogelijk bereiken van gestelde doelen, terwijl het tweede type rationaliteit focust op een bezinning op de doeleinden en de waarden die eraan te grondslag liggen.[19] Het eerste type heeft een dominante positie verworven ten koste van het tweede. Substantiële rationaliteit is vanuit maatschappelijk oogpunt gezien ongetwijfeld adequater dan een dogmatische focus op instrumentele rationaliteit. De vraag is echter of substantiële rationaliteit omvattend genoeg kan zijn? Kunnen we met alleen intellectueel redeneren werkelijk omvattend denken?

 

Laeyendecker spreekt van een ondoorzichtige en onbeheersbare complexiteit van systemen. “Het complexe geheel is steeds minder te overzien”. Met betrekking tot de beheersbaarheid en stuurbaarheid van systemen stelt Laeyendecker: “wie of wat geeft eigenlijk richting aan de systemen? Traditioneel viel die rol toe aan de politiek, de markt of een gedeeld systeem van opvattingen (waardenconsensus), afzonderlijk of in combinatie”. Echter een waardenconsensus bestaat niet meer en dus geldt de markt al jaren “als panacee voor alle ordeningsproblemen”. Maar ook de markt moet te vaak gecorri­geerd worden “om te geloven in de stelling dat zij alle oplossingen bezit”. En het politieke systeem wordt “volstrekt overvraagd” als zij geacht wordt al de systemen van economie, financiën, wetenschap, zorg, ecologie, etc. te sturen.

 

Laeyendeckers vraag ‘wie of wat geeft eigenlijk richting aan de systemen’ is uitermate relevant. Kan Couwenbergs complementair samengaan van reductionistisch-analytisch denken en integraal denken richting geven en sturen? Mijns inziens dienen we het onderliggende collectief bewustzijn meer aandacht te geven voor het richting geven aan de met elkaar in wisselwerking staande ecologische, wetenschappelijke, technologische, economische, financiële, politieke, sociaal-structurele en culturele systemen. Bovendien is ook voor de onderlinge afstemming van al deze systemen een coherent en hoog ontwikkeld collectief bewustzijn noodzakelijk. 

 

Volgens Laeyendecker speelt ook ethische onverschilligheid binnen systemen een rol. Ook ik denk dat systemen alleen dienstbaar aan de samenleving, rechtvaardig en veilig kunnen worden wanneer de ethische onverschilligheid binnen systemen overwonnen wordt. Systemen als zodanig hebben echter geen ethiek. Het zijn de mensen binnen die systemen die ethisch of onethisch handelen. De samenstellende ‘bouwstenen’ van systemen hebben vertrouwen in elkaar nodig, en in de individuen werkzaam in andere systemen, om ethisch te kunnen handelen. Vertrouwen dient een overkoepelende systeemwaarde te worden. Een hoog niveau van vertrouwen is gegrondvest in een coherent en hoog ontwikkeld collectief bewustzijn. Ik denk dat systeemverandering van binnenuit door een adequaat collectief bewustzijn de meeste kans op slagen heeft. Het startpunt hiervoor is echter individuele bewustzijnsontwikkeling. Individuele en collectieve bewustzijnsontwikkeling zullen het ontstaan van een substantiële en omvattende rationaliteit faciliteren, waarin zowel reductionistisch-analytisch denken als integraal denken elk hun geëigende rol kunnen spelen.

 

Eindnoten


[1] Van Eijk, T., 1998. Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.

Zie ook mijn website www.toon-van-eijk.nl voor een weblink naar dit proefschrift.

[2] De rest van deze alinea stamt uit een eerdere publicatie in CM: Van Eijk, T. (2018), De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.

[3] Zie voor een felle discussie over dit onderwerp onder andere de website van Foodlog.

[4] Zie ook: Van Eijk, T. (2015), Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[5] Van Eijk 1998: blz. 222.

[6] Van Eijk, T. (2018), De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.  

[7] Voor een volledig overzicht van mijn publicaties in Civis Mundi verwijs ik graag naar mijn website: www.toon-van-eijk.nl.

[8] Zie voor een bespreking van het ecomodernisme: Van Eijk, T. (2018), Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.), Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.

[9] Zie voor deze paragrafen: Van Eijk, T. (2018), Het feit-waardedualisme in wetenschap en technologieontwikkeling. Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.

[10] Van Eijk, T. (2015), Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[12] Zie voor dit subhoofdstuk Van Eijk, T. (2015).

[13] Marli Huijer, Ritmes en levenskunst. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. 

[14] Zie Van Eijk 2015.

[15] Koestler, A., 1989: p.48. The ghost in the machine. Arkana Books, London [First published by Hutchinson & Co in 1967].

[16] Zie ook hoofdstuk 6.4 - Het welbegrepen eigenbelang van holons - in Van Eijk 2017 (op p.193-4 gebruik ik het Janus symbool).

[17] Van Eijk, T. (2018), Bespreking van: Cees Buisman, De mens is geen plaag. Over het gevaar van een onttoverde wereld. 2018. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.

[18] Zie Van Eijk 2015.

[19] Dit subhoofdstuk is gebaseerd op: Van Eijk, T. (2018), Hoe zijn grensoverschrijdende complexe systemen te sturen? Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.