Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld

Civis Mundi Digitaal #82

door Toon van Eijk

Inleiding

 

Op 29 maart 2019 vond aan Wageningen University & Research (WUR) het seminar ‘When wizards meet prophets’ plaats. De Amerikaanse historicus en wetenschapsjournalist Charles C. Mann schreef het boek De tovenaar en de profeet (2018) over de tegenstelling tussen twee wetenschappelijke wereldbeelden, gesymboliseerd door de tovenaar (zij die geloven in technologie) en de profeet (zij die geloven in de natuur).[1] De wereldbeelden van de tovenaars (techno-optimisten) en profeten (strikte ecologen) botsen fel en een zinvol debat tussen de twee groepen blijkt nauwelijks mogelijk. Het doel van bovenstaand seminar was een nieuw verhaal (a new narrative) te vinden waarin deze tweedeling niet meer bestaat. Oftewel, een nieuwe zienswijze waarin respect voor de natuur en technologische innovatie samengaan.[2] Een van de organisatoren van het seminar, de wetenschapsjournalist Hidde Boersma, zegt: “Daarbij helpt het om je de vraag te stellen: hoe ziet jouw ideale wereld er uit? Dan kom je op waarden en ideologie, in plaats van op feiten. De tovenaars, de technologie-aanhangers vinden zichzelf rationeel, ze vinden de eco-profeten emotioneel, maar dat zijn ook slimme mensen die het beste voor hebben met de wereld. Dat lijkt me een goed begin”.[3] Hier geeft Boersma duidelijk aan dat het uiteindelijk om onderliggende waarden draait in het gepolariseerde debat tussen de technologen en ecologen.

 

Dit blijkt ook uit het Volkskrant artikel van 17 augustus 2018 waarin de ‘tovenaar’ Hidde Boersma en de ‘profeet’ Joris Lohman ervoor pleiten om de polarisatie in het debat te beëindigen. Zij schrijven: “Dat de scheiding tussen de twee toekomstbeelden zo hardnekkig is, komt doordat verschillen tussen de twee kampen veel verder gaan dan technologische of wetenschappelijke onenigheden. Er ligt een volledig ander wereldbeeld met andere waarden aan ten grondslag. De verschillen gaan over wat onze positie is op deze planeet en wat het goede leven behelst”.[4] In overeenstemming hiermee luidt de laatste zin in een artikel van Charles Mann in The Atlantic: “The choice will be less about what is feasible than what is good”.[5] In bovenstaande alinea schrijf ik over tovenaren die ‘geloven’ in technologie en profeten die ‘geloven’ in de natuur. Ook het woord ‘geloven’ geeft al aan dat het om onderliggende waarden draait.

 

Een van de beste boeken die ik recentelijk over landbouw heb gelezen is het boek Heel de wereld (2013) van de Wageningse ingenieur Jelleke de Nooy-van Tol. Haar boek komt hier uitgebreid ter sprake. Met betrekking tot het tovenaar-profeet debat schrijft zij het volgende over haar visie op de toekomst: “Het eindeloze en haatdragende debat over de relatieve efficiëntie van grootschalige gemechaniseerde productie versus kleinschalige low input landbouw zal snel worden gestaakt. We accepteren voortaan dat beide vormen van landbouw nodig zijn. Graanproductie zal in de Verenigde Staten nog steeds plaatsvinden op grote gemechaniseerde bedrijven, maar op een meer ecologische wijze. Fruit en groenten worden voornamelijk door kleine bedrijven geteeld, wat veel werkgelegenheid creëert. In ontwikkelingslanden wordt geprofiteerd van een sterke ontwikkeling van kleinschalige mechanisatie technieken. Overal ter wereld gebruiken we voortaan biologische vormen van bodemverbetering” (J;p.324).[6]

Hierbij merk ik op dat zowel grootschalige gemechaniseerde graanproductie ‘op een meer ecologische wijze’, als het promoten van kleine bedrijven die veel werkgelegenheid creëren, als het ontwikkelen en uitrollen van kleinschalige mechanisatietechnieken (intermediate technology), als het promoten van biologische vormen van bodemverbetering – alle diepgaande veranderingen in onderliggende waarden en houdingen vereisen. De belangrijkste vraag is dan hoe deze veranderingen tot stand komen? Zo is bijvoorbeeld het ontwikkelen en promoten van intermediate technology een oud verhaal in de geschiedenis van ontwikkelingssamenwerking in Sub-Sahara Afrika (SSA), maar tot op heden komt er weinig van terecht. Dit alles terwijl het creëren van meer werkgelegenheid buiten de landbouw, bij een voortgaande en welhaast onvermijdelijke uitstoot van boeren uit de landbouwsector, mijns inziens de komende decennia in SSA de allergrootste uitdaging is. Met welke industriële producten en/of diensten kan SSA concurreren op de wereldmarkt, ervan uitgaande dat deviezen verdienen door middel van regionale en intercontinentale export nodig blijft.

 

1. Agri-cultuur

 

Jelleke citeert Olivier de Schutter, de speciale rapporteur over het recht op voedsel van de United Nations Human Rights Council, die zegt: “De grootste uitdaging voor het breed adopteren van agro-ecologische aanpakken of eco-landbouw is niet technisch, maar politiek en sociaal. Wat we nodig hebben is een omslag in het politieke, economische en ethische denken …” (J;p.21). Jelleke omschrijft landbouw als ‘agri-cultuur’, een op waarden en normen gebaseerde manier van doen, die uiteindelijk wordt bepaald door een bepaalde houding ten opzichte van de natuur (J;p.22/3). Zij spreekt over agro-ecosystemen als “de gehelen van complexe sociale en ecologische interacties” (J;p.23). De interactie tussen sociale systemen en ecologische systemen heb ik eerder in een artikel in Civis Mundi in de vorm van een diagram weergegeven. In dit diagram worden individuele actoren, maatschappelijke structuren, ecologische systemen, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbonden.[7] In ‘agri-cultuur’ als een ‘op waarden en normen gebaseerde manier van doen’ zijn mijns inziens de onderliggende individuele en collectieve waarden doorslaggevend.

 

In het bovenvermelde diagram maak ik een onderscheid tussen interne waarden en externe normen. Maatschappelijke structuren (gezinnen, scholen, kerken, moskeeën, sportverenigingen, vakbonden, politie, etc.) stellen normen voor maatschappelijk verantwoord gedrag. Normen zijn standaarden voor waarden. Als de waarde ‘hard werken’ is, dan is de norm bijvoorbeeld ‘8 uur per dag’. Als de waarde ‘veiligheid in het verkeer’ is, dan is de norm bijvoorbeeld ‘maximale snelheid van 50 km/uur in de bebouwde kom’. Externe normen worden door maatschappelijke structuren gepredikt en/of afgedwongen en interne waarden zijn karakteristiek voor individuele actoren. Gezamenlijk bepalen deze interne waarden en externe normen het gedrag van mensen, waarbij ik het primaat leg bij actoren omdat individuele actoren de bouwstenen van maatschappelijke structuren zijn. Uiteindelijk bepalen de interne waarden van individuele actoren de externe individuele en maatschappelijke normen.

 

2. Houdingen ten opzichte van de natuur

 

In de landbouw is de meest doorslaggevende onderliggende waarde een bepaalde houding ten opzichte van de natuur. Jelleke schrijft dat coherente en gezonde agro-ecosystemen een partnerhouding ten opzichte van de natuur veronderstellen, oftewel een samenwerken met de natuur (J;p.23). Zij verwijst naar de eco-filosoof Wim Zweers die zes verschillende houdingen ten opzichte van de natuur beschrijft: de almachtige heerser over de natuur, de verlichte heerser, de beheerder van de natuur, de partner van de natuur, de deelgenoot van de natuur, en eenheid met de natuur (J;p.232-4).[8] In mijn proefschrift van 1998 besteed ik uitgebreid aandacht aan deze verschillende houdingen ten opzichte van de natuur.[9] Ik omschrijf daar ‘ecologische spiritualiteit’ als de directe ervaring van een fundamentele en zinvolle solidariteit met de natuur, een innerlijke ervaring tot het grote geheel te behoren, een immanente of ‘horizontale’ spiritualiteit.[10]

 

In deze context is het enigszins verwonderlijk dat op het seminar in Wageningen geen eco-filosofen of wetenschapsfilosofen waren gevraagd inleidende lezingen te verzorgen. Aangezien zowel Charles Mann als Boersma en Lohman hierboven benadrukken dat het uiteindelijk om onderliggende waarden gaat, zou dit een logisch startpunt van het seminar zijn geweest. Tevens waren er geen sociale wetenschappers onder de deelnemende Wageningse hoogleraren. Terwijl, zoals in sectie 1 aangegeven, in de landbouw de interactie tussen sociale systemen en ecologische systemen centraal staat. Hoewel het doel van het seminar in Wageningen werd omschreven als het vinden van een nieuw, niet polariserend discours ‘waarin respect voor de natuur en technologische innovatie samengaan’, lijkt het welhaast volledig ontbreken van de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen toch op een voorkeur voor natuurwetenschappelijk geïnspireerde technologische innovatie te duiden. Deze ecomodernistische tendens komt tot uitdrukking in het in 2018 verschenen boek Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei waarvan Hidde Boersma één van de auteurs is. In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik reeds uitvoerig commentaar op dit boek gegeven.[11]

 

3. Wereldbeelden en bewustzijn

 

Jelleke schrijft: “Verschillende mensen bevinden zich in verschillende bewustzijnslagen. Dat levert vaak onbegrip en boosheid op, doordat in die verschillende lagen verschillende wereldbeelden heersen en dientengevolge verschillende visies op wat goed is” (J;p.36). Zij zegt ook: “De omslag naar anders en duurzamer werken, leven en produceren is volop aan de gang, maar heeft meer te maken met persoonlijke ontwikkeling en sociale verandering dan met de ecosystemen zelf, zo blijkt” (J;p.242). En ze merkt op dat wanneer op collectief niveau, in het collectieve bewustzijn, ineens het kwartje valt, een omslagpunt wordt bereikt en een paradigmaverschuiving plaatsvindt (ibid.). De nadruk op verschillende bewustzijnslagen of bewustzijnsniveaus met verschillende wereldbeelden is mijns inziens cruciaal om het felle tovenaar-profeet debat te kunnen begrijpen en te kunnen overstijgen.

 

Ik denk dat de oorzaak en gevolg-keten van onzichtbaar bewustzijn naar zichtbaar gedrag als volgt verloopt: bewustzijnsniveau → onderliggende interne waarden en grondhoudingen ten opzichte van de natuur → externe normen → gedrag. Volgens Jelleke hebben we voor complexe sociaal-ecologische systemen een integrale wetenschap nodig (J;p.73). We hebben mensen nodig die met verschillende brillen naar de werkelijkheid durven kijken (J;p.75).

In mijn proefschrift onderscheidt ik drie verschillende naast elkaar bestaande wetenschappelijke paradigma’s: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma, waarbij het positivistisch paradigma dominant is. Ik heb deze drie paradigma’s uitvoerig gekarakteriseerd aan de hand van de volgende tien criteria: ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type en rol van rationaliteit, type van systeem, rol van voorlichting, grondhouding naar de natuur, spiritualiteit, en rol van intuïtie.[12] In een eerdere publicatie in Civis Mundi heb ik een korte vereenvoudigde karakterisering van de drie paradigma’s gegeven in tabelvorm aan de hand van de twee criteria ‘sleutelwoord’ en ‘methodologie’. Ook geef ik daar de positie van het feit-waarde dualisme in de drie paradigma’s weer (hoe verhouden waarden en normen zich tot ‘feiten’ in de drie paradigma’s).[13] Mijns inziens kunnen de drie naast elkaar bestaande paradigma’s een aanzet tot een integrale wetenschap vormen.

 

Jelleke vraagt zich af of, en zo ja hoe, we naar een convergentie van wereldbeelden kunnen toewerken (J;p.216). Zij verwijst daarbij naar Klaas van Egmond die in zijn boek Een vorm van beschaving (2010) pleit voor het overstijgen van eenzijdige wereldbeelden en het doen convergeren ervan. Van Egmond ziet dit als een fundamentele voorwaarde voor een duurzame samenleving (J;p.235). Hij bepleit een versterking van ‘naar-het-centrum-gerichte’ of centripetale krachten om de polariserende centrifugale krachten te verminderen. Als wij deze ‘vorm van beschaving’ kunnen opbrengen, zou “een algeheel gedeeld mens- en wereldbeeld mogelijk zijn” (J;p.236). Zowel volgens Van Egmond als de eerder vermelde Zweers dienen we meer naar een ‘verbondenheid-met-alles-houding’ toe te bewegen, meer naar op zijn minst de partner-houding van Zweers (J;p.237). Van Egmond zegt dat we daarom onze aandacht vooral dienen te richten op transities in het sociaal-culturele domein (J;p.241).

In een eerdere publicatie in Civis Mundi heb ik het interessante boek van Van Egmond en de mogelijke beperkingen daarvan ter sprake gebracht.[14] De nadruk op transities in het sociaal-culturele domein is mijns inziens zonder meer terecht, maar de vraag blijft hoe dit in praktische zin te realiseren? Dit is ook de onderliggende vraag in het tovenaar-profeet debat. Voor het overstijgen of transcenderen van eenzijdige polariserende wereldbeelden om tot enige mate van convergentie te komen, is mijns inziens nadere bestudering van de drie naast elkaar bestaande wetenschappelijke paradigma’s nuttig.

 

4. Meer en minder omvattende dimensies

 

Zowel Jelleke als Van Egmond zien bewustwording als de aanjager of het vliegwiel van verandering in het landbouw- en natuurdomein. Jelleke spreekt ook van een behoefte aan intrinsieke motivatie tot gedragsverandering (J;p.151). In een eerdere publicatie in Civis Mundi heb ik in een diagram een holistisch kader voor het multidimensionale maatschappelijke ontwikkelingsproces geschetst met behulp van steeds meer omvattende cirkels.[15] Het multidimensionale proces wordt beïnvloed door achtereenvolgens wetenschappelijke, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele, en culturele en persoonlijkheid factoren - waarbij de factoren in de hier gegeven volgorde steeds meer omvattend zijn en daarom meer gewicht in de schaal leggen. De verschillende ‘categorieën van factoren’ of dimensies kunnen wel onderscheiden worden, maar niet gescheiden in hun werkingen. De factoren staan met elkaar in interactie, maar zijn ze niet alle even fundamenteel. De meest omvattende dimensies - culturele en persoonlijkheid factoren oftewel collectieve en individuele waarden - leggen het meeste gewicht in de schaal.

 

Op dit moment is de economische factor dermate dominant dat ze de politiek is gaan bepalen, wat een omkering van de ‘normale’ praktijk is. In het huidig dominante neoliberale economische paradigma heeft de politiek veel uit handen gegeven aan de financieel-economische sector, zonder adequate controle mogelijkheden. In de interactie tussen economie en politiek dient de politiek weer dominant te worden, in de zin dat zij de randvoorwaarden voor een economisch, sociaal en ecologisch duurzame maatschappelijke orde aangeeft. Het mag niet zo zijn dat grote multinationale ondernemingen via lobbyen en belangenverstrengeling de politiek beheersen.[16]

In het eerder vermelde diagram dat individuele actoren, maatschappelijke structuren, ecologische systemen, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt (zie sectie 1) worden twee routes van gedragsbeïnvloeding onderscheiden. In de bovenste route bepalen de maatschappelijke structuren, via de processen van gehoorzaamheid aan- en identificatie met- externe normen, een afgedwongen, onvrij en re-actief gedrag. In de onderste route van het diagram bepaalt het proces van individuele bewustzijns- of spirituele ontwikkeling, via interne waarden, een altruïstisch, vrij en pro-actief gedrag.[17]

 

De intrinsieke motivatie tot gedragsverandering waar Jelleke hierboven over spreekt, komt in de onderste route tot stand: het resulteert in altruïstisch, vrij en pro-actief gedrag. Dit is ook de route waar voornamelijk een substantiële waarde-rationaliteit wordt ontwikkeld, een rationaliteit gebaseerd op maatschappelijk en ecologisch verantwoorde waarden.[18] Hoewel de bovenste en onderste routes tegelijkertijd werkzaam zijn, is meer nadruk op de onderste route gewenst wanneer we heel de wereld willen helen. Iemands gedrag wordt beïnvloed door alle hierboven vermelde categorieën van factoren of dimensies, maar de meest omvattende en daardoor zwaarwegendste dimensie is die van de individuele waarden. Deze individuele waarden dienen vervolgens daadwerkelijk tot uitdrukking te komen in ons gedrag in de daarop volgende dimensies, die achtereenvolgens sociaal-structureel, politiek, economisch, technologisch en wetenschappelijk van aard zijn.

Ons gedrag als lid van maatschappelijke organisaties, als burger en stemmer, als consument en producent, als technologiegebruiker, en als wetenschapper of wetenschap-gebruiker dient consistent te zijn met de onderliggende waarden. In alle verschillende rollen die ieder van ons in het maatschappelijk leven speelt, dient het gedrag maatschappelijk en ecologisch verantwoord te zijn. Dit vereist consistent handelen in overeenstemming met de onderliggende waarden. Zo komt bijvoorbeeld een onderliggende houding van ‘partner van de natuur’ niet overeen met het kopen van ‘kiloknallers’ als consument.

 

5. Emergente eigenschappen

 

Volgens Jelleke wijzen emergente op opkomende eigenschappen in een coherent systeem op een zelforganiserend vermogen waardoor deze nieuwe eigenschappen kunnen ontstaan (J;p.71). Ook zegt ze dat de emergente eigenschappen van complexe levende systemen niet in wetenschappelijke modellen in beeld kunnen worden gebracht, juist omdat ze niet vooraf kenbaar zijn (J;p.74). In complexe systemen kunnen onbekende interacties in onverwachte effecten resulteren. Ook een transitie is volgens haar een emergente eigenschap van de interacties tussen vele belanghebbenden met een onvoorspelbare uitkomst (J;p.242). Dit maakt dat transities niet top-down gemanaged kunnen worden. “Ze vereisen immers de wisselwerking tussen veel verschillende processen en actoren, waarvan sommige moeilijk te beïnvloeden zijn (zoals culturele verandering)” (J;p.257).

De vele interacties tussen talrijke actoren en processen maken een integrale of holistische systeembenadering noodzakelijk, maar hoe doe je dat in de praktijk? De problematische praktische uitvoering van de holistische systeembenadering van het Farming Systems Research was het onderwerp van mijn proefschrift, gebaseerd op 20 jaar werkervaring in oostelijk en zuidelijk Afrika. Het gegeven dat het uitvoeren van een holistische systeembenadering met behulp van alleen het menselijk intellect (en extensies daarvan zoals computermodellen) onmogelijk blijkt, noem ik de illusie van het intellectuele holisme.[19] Het is gemakkelijk om te zeggen ‘think globally, act locally’ maar het daadwerkelijk in praktijk brengen van deze slogan is andere koek.

 

6. Technologie, ecologie en arbeid

 

Jelleke verwijst naar de Wageningse emeritus hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg die zegt dat er vaak uitsluitend naar technology driven intensivering wordt gekeken, terwijl labour driven intensivering (intensivering door extra inzet van arbeid) “op de plekken waar intensivering echt nodig is juist voor de hand zou liggen” (J;p.84). Pablo Tittonell, voormalig hoogleraar Farming Systems Ecology aan de WUR, spreekt over een ecological intensification of world agriculture (J;p.35). Het belang in SSA van het promoten van werkgelegenheid creërende kleine bedrijven in de landbouw- en industriesector is reeds in de Inleiding ter sprake gekomen. Het paradoxale is dat arbeid vaak de meest beperkende productiefactor is in veel rainfed farming systems in SSA, terwijl er tegelijkertijd veel werkloosheid heerst, ook omdat de huidige jongere generatie een aversie tegen handenarbeid heeft ontwikkeld.[20]

Ik onderstreep het belang van een ecologische intensivering van de wereldlandbouw, die echter meer dient in te houden dan het toepassen van nieuwe technologische vindingen (zoals bijvoorbeeld het gebruik van drones in precisielandbouw). Het gaat veeleer om een paradigmatische verschuiving in grondhoudingen ten opzichte van de natuur, zoals aangegeven in de secties 2 en 3. Daarnaast is een ecologische en arbeid-gedreven intensivering van de landbouw in opkomende economieën noodzakelijk, maar dat vereist wel meer aandacht voor intermediate technology (zie de Inleiding) en de afscherming van lokale voedselmarkten tegen importen uit het rijke Westen (zoals bepleit door de Wageningse econoom Niek Koning).[21] Charles Mann gaf op het seminar in Wageningen een vergelijking van twee grootschalige Amerikaanse boeren, waarin de ene conventioneel en technologie-gedreven opereerde terwijl de andere ecologisch en arbeid-gedreven handelde. De laatste boer gebruikte ongeveer 11 maal zoveel arbeid op zijn bedrijf maar had, in tegenstelling tot de conventionele boer, geen subsidie nodig.

 

7. Interdisciplinariteit en transdisciplinariteit

 

Jelleke merkt op dat in de wetenschap het werken met interdisciplinariteit en transdisciplinariteit erg lastig blijft (J;p.214). De interactie tussen de alfa, bèta- en gamma-wetenschappen (d.w.z. de geesteswetenschappen, de natuurwetenschappen en de sociale wetenschappen) blijft problematisch. Volgens haar probeert transdisciplinariteit alle wetenschappelijke disciplines te combineren tot één algemene wetenschappelijke discipline (ibid.). Ook Charles Mann zegt dat de wetenschap als geheel veel last heeft van silodenken. Daarmee bedoelt hij dat het erg lastig is om buiten je eigen discipline, je eigen silo, te kijken. Mann signaleert dat er veel energie verloren gaat in onderlinge strijd “terwijl we daar eigenlijk geen tijd voor hebben”.[22]

In zijn boek De tovenaar en de profeet gaat hij in op de voedselcrisis, de klimaatcrisis, de energiecrisis en de watercrisis. Deze multipele crises geven mijns inziens aan dat we met een fundamenteel probleem te maken hebben, dat niet met nieuwe technologie alleen opgelost kan worden. Ja, een nieuwe technologie zoals CRISPR-Cas kan nuttig zijn, maar geeft geen antwoord op de onderliggende oorzaken van de multipele crises.[23] Wageningen neigt toch nog vaak naar ‘meer van hetzelfde’ wat uiteindelijk neerkomt op voornamelijk symptoombestrijding. Juist in Wageningen zou dienen te gelden: water the root, to enjoy the fruit. Pak de grondoorzaken aan en die zijn nu eenmaal niet technologisch van aard. Jelleke verwijst in haar boek regelmatig naar Allan Savory die met zijn boek Holistic resource management (1991) ook op mij een grote indruk heeft gemaakt. Een lang citaat van hem kan in mijn proefschrift en in de eindnoten lijst gevonden worden.[24]

 

Of transdisciplinariteit inhoudt dat we alle wetenschappelijke disciplines dienen te combineren tot één algemene wetenschappelijke discipline is nog maar de vraag. Ik denk dat dit niet mogelijk is. In mijn proefschrift maak ik een onderscheid tussen interdisciplinaire samenwerking in multidisciplinaire teams van onderzoekers, en een transdisciplinaire aanpak. De Wageningse wetenschapsfilosoof Herman Koningsveld pleitte al in 1987 voor een nieuwe agro-systeem theorie op een niveau boven de gefragmenteerde landbouwwetenschappen.[25] Maar zo’n agro-systeem theorie met praktische toepassingen op grote schaal is, voor zover ik weet, nog niet van de grond gekomen. Hoewel het woord ‘uni-versiteit’ naar een ‘eenheid-in-diversiteit’ verwijst, leren de meeste studenten nauwelijks of niet om delen en gehelen tegelijkertijd te beschouwen. Hoewel de WUR relatief interdisciplinair opereert, zijn nog vele verbeteringen mogelijk. Mijns inziens kan de huidige problematische toestand van de Nederlandse landbouw ook Wageningen aangerekend worden.

 

Een multidisciplinair team van onderzoekers functioneert als een synergetisch geheel wanneer de interdisciplinaire samenwerking tot synergie leidt, door de synergetische effecten van de interacties tussen teamleden. Zulke samenwerking is gebaseerd op de vooronderstelling dat disciplinaire kennis complementair is: samenwerking resulteert in een completer beeld van de werkelijkheid. Dit botst echter met het basisprincipe van de systeemtheorie, namelijk dat er emergente eigenschappen zijn: het systeem is meer dan de som der delen. Het is niet duidelijk hoe multidisciplinaire teams met deze ‘ontstijgende’ eigenschappen omgaan. De emergente eigenschappen in agro-ecosystemen kunnen het resultaat zijn van wisselwerkingen en terugkoppelingen tussen ontelbare actoren en de eerder vermelde ‘categorieën van factoren’ (zie sectie 4) op verscheidene systeemniveaus (van een enkele boerderij tot de aarde als geheel).

 

Hoewel interdisciplinariteit in multidisciplinaire teams in principe kan ontstaan wanneer er sprake is van synergetische interactie tussen teamleden, komt dit in veel gevallen niet of matig van de grond, voornamelijk omdat er problemen zijn met het functioneren als een waarlijk ‘sociaal systeem’. Een effectief en efficiënt functionerend ‘sociaal systeem’ of team vereist een dynamisch evenwicht tussen zelf-assertieve en integrerende tendensen. Dit dynamisch evenwicht komt niet automatisch of spontaan tot stand, het is vaak een moeilijk op te roepen emergente eigenschap. Bovendien hebben we gezien dat zelfs bij effectieve interdisciplinaire samenwerking, emergente eigenschappen in agro-ecosystemen toch nog over het hoofd kunnen worden gezien. Naast multidisciplinaire teams die waarlijk interdisciplinair functioneren, is er daarom ook behoefte aan transdisciplinariteit. Maar wat is die transdisciplinariteit dan?

 

De kritische taak van een ‘uni-versiteit’ is, onder andere, inzicht ontwikkelen in de samenhang van de wetenschappen. Wetenschappers dienen na te denken over de ‘universitas’, de cohesie, de eenheid-in-diversiteit van de wetenschappen. De vraag die dan onmiddellijk oprijst is wat alle wetenschappelijke disciplines gemeen hebben. Het evidente, maar vaak over het hoofd geziene, antwoord is dat alle disciplines gekend worden door een kenner, een subject. We moeten een onderscheid maken tussen de kenner, het proces van het kennen en het gekende. In het positivistisch en constructivistisch paradigma wordt steeds meer informatie over de onderzoeksobjecten verzameld, en methodologieën (kenprocessen) worden verbeterd. De informatieverwerker of kenner, echter, krijgt nauwelijks enige aandacht. Het transcendentalistisch paradigma daarentegen focust op het bewustzijn van de kenner. Interdisciplinaire studies focussen op gemeenschappelijke domeinen, op gebieden van overlap, tussen disciplines. Naast deze overlap of kruisverbindingen tussen disciplines (interdisciplinariteit) verdient de meest basale verbinding oftewel de kenner meer aandacht (transdisciplinariteit).

 

De eenheid-in-diversiteit van de wetenschappen komt het meest tot uitdrukking in de kenner. Ik spreek van ‘transdisciplinariteit’ omdat alleen de kenner de verschillende disciplines kan transcenderen. De kenner kan ‘voorbijgaan’ aan de verschillende disciplines en wel op een niveau boven de gefragmenteerde wetenschappen. Transdisciplinariteit wordt vaak gezien als een soort meta-theorie, of een overkoepelend paradigma, maar de praktiseerbaarheid of uitvoerbaarheid van zulke omvattende concepten blijft problematisch omdat transdisciplinaire onderzoeksmethoden buiten beschouwing worden gelaten. De transdisciplinaire onderzoeksmethode bij uitstek is volgens mij bewustzijnsontwikkeling: door het op een hoger niveau brengen van het bewustzijn van de kenner, door het alledaagse of ‘normale’ rationeel-empirisch bewustzijn te transcenderen, kan de kenner daadwerkelijk transdisciplinair functioneren. De eenheid-in-diversiteit van de wetenschappen kan dan persoonlijk ervaren worden.

 

De wetenschapsfilosofie zou inzicht dienen te verschaffen in de eenheid-in-diversiteit van de wetenschappen en transdisciplinariteit. Het is op zijn zachtst gezegd vreemd dat men de titel van doctor of philosophy (Ph.D.) kan verkrijgen zonder ooit een boek over wetenschapsfilosofie te hebben gelezen. Voor het realiseren van een omvattende rationaliteit, die in maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag moet resulteren, kunnen we niet alleen vertrouwen op het rationeel-empirisch bewustzijn, op het discursieve intellect dat analytisch en lineair denkt in simpele oorzaak-en-gevolg reeksen. Een waarlijk omvattende rationaliteit vereist een effectieve synthese van rede en intuïtie, wat op zijn beurt om meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling vraagt. Voor meer over intuïtief denken verwijs ik naar mijn proefschrift (hoofdstuk 12: Intellect and intuition) en mijn boek over de filosofie van Spinoza (subhoofdstukken 5.3 en 5.5).[26] Hier merk ik slechts op dat intuïtieve vaardigheid als zodanig niet getraind kan worden, omdat het plaatsvindt op een niveau van gewaarzijn waar we ons niet discursief van bewust zijn. Maar de ontvankelijkheid voor intuïtief denken kan wel vergroot worden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling.

 

Transdisciplinariteit behelst een integratie van wetenschap en bewustzijnsontwikkeling, een integratie van wetenschappelijke reflectie en persoonlijkheidsontwikkeling. Wetenschap en bewustzijnsontwikkeling dienen wel onderscheiden te worden, maar ze hoeven niet gescheiden te worden. Men kan ze tegelijkertijd beoefenen. De eenheid-in-diversiteit van de zoektocht naar objectieve (of beter gezegd intersubjectieve) wetenschappelijke kennis en subjectieve persoonlijke kennis wordt gesymboliseerd door het Romeinse Janushoofd.

Met betrekking tot de landbouw spreekt de beroemde Indiase eredoctor van de WUR Swaminathan over een ‘symphonic agriculture’.[27] In een ‘symfonische landbouw’ wordt mijns inziens de ‘orkestratie’ van synergie gefaciliteerd door bewustzijnsontwikkeling. Een symfonische landbouw wordt gekenmerkt door ecologische, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele en culturele duurzaamheid. Duurzaamheid is daarmee een integrerende, holistische eigenschap, die enige vorm van orkestratie van de verschillende ‘categorieën van factoren’ vereist. In sectie 4 hebben we gezien dat gedrag wordt beïnvloed door alle hier vermelde categorieën van factoren of dimensies, maar de meest omvattende en daardoor zwaarwegendste dimensie is die van de (culturele) individuele waarden. Bewustzijnsontwikkeling faciliteert het ontwikkelen van maatschappelijk en ecologisch verantwoordde waarden.

 

8. Omslagpunten

 

Jelleke verwijst naar het boek The tipping point van Gladwell (2000).[28] Zij zegt dat een bevolking als geheel zich anders gaat gedragen wanneer een kritieke massa van ongeveer 10% een bepaalde overtuiging krijgt en daardoor ander gedrag gaat vertonen (J;p.244, 306, 370).[29] Zij constateert ook dat ‘katalysatoren’ nodig zijn om de vereiste 10% voor een omslagpunt te bereiken. Volgens haar zijn consumenten onderdeel van het probleem van de niet duurzame landbouw en dus ook onderdeel van de oplossing (J;p.152). “De klant is koning. En toch maakt de klant in de praktijk weinig gebruik van zijn macht en invloed” (J;p.165). Ik onderstreep het belang van omslag- of kantelpunten. Ook is de vraag waarom zo weinig klanten gebruik maken van hun macht en invloed relevant. In mijn boek over Civic Driven Change ga ik diep op deze zaken in.[30]

Volgens Robert Chambers (1997) is persoonlijke verandering van attituden en gedrag de sleutel tot maatschappelijke veranderingsprocessen.[31] Persoonlijke verandering moet aan institutionele verandering voorafgaan en deze begeleiden. Dit is logisch omdat alle maatschappelijke structuren uiteindelijk gevormd en onderhouden worden door individuele personen/actoren. Door burgers geïnitieerde verandering van onderop is essentieel, maar hoe verbindt je zulke (onvermijdelijk lokaal beperkte) initiatieven met wereldwijd spelende zaken? Mijns inziens dient maatschappelijke verandering door Civic Driven Change vooral op bewustzijnsontwikkeling gebaseerd te worden. Het lijkt me verstandig om ons vooral te richten op de categorie of dimensie met de meest omvattende impact. Ik denk dat met name effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling een soort hefboom- of interventiemechanisme, een katalysator, met brede impact kunnen zijn.[32] De Wageningse hoogleraar Marten Scheffer is beroemd om zijn onderzoek naar omslagpunten in aquatische systemen. Wellicht zijn er parallellen tussen omslagpunten in ecologische en sociale systemen.

 

9. Het primaat van de intern-individuele dimensie

 

Jelleke schrijft: het enige criterium voor het realiseren van een ‘geheelde wereld’ is dat initiatieven tegelijkertijd het individuele belang en de gemeenschappelijke belangen dienen (J;p.248). De gemeenschappelijke belangen omvatten “de belangen van de bodem, de natuur, de mensen die ver weg wonen en de toekomstige generaties” (J;ibid.). Ik heb eerder verwezen naar wat ik noem ‘de illusie van het intellectuele holisme’ (sectie 5). Het is erg moeilijk om ‘think globally, act locally’ in praktijk te brengen. Zou dat niet zo zijn, dan zouden we nu niet met multipele gelijktijdige crises geconfronteerd worden. Jelleke gebruikt in haar boek het werk van de scherpzinnige en kritische Amerikaanse filosoof Ken Wilber. In onderstaand Diagram 1 onderscheidt Wilber vier dimensies van de werkelijkheid: intern, extern, individueel en collectief. Dit resulteert in de vier componenten attitude, gedrag, cultuur en structuren. Ook in mijn proefschrift komt Wilber uitgebreid ter sprake, zowel als in enkele publicaties in Civis Mundi.[33]

Diagram 1: Ken Wilber’s Integral Theory met vier dimensies van de werkelijkheid. Veranderingen zijn in alle vier dimensies tegelijk nodig.

Jelleke schrijft: “De benodigde maatschappelijke veranderingen in structuur, cultuur, houding en gedrag moeten alle tegelijkertijd plaatsvinden. Als op één gebied de maatschappelijke verandering uitblijft, remt dit de transitie” (J;p.250). Ze schrijft echter ook: “Echte verandering komt tot stand door individuele veranderingen bij mensen: het kan niet van buitenaf worden opgelegd. Het treedt alleen op als de omstandigheden juist zijn” (J;p.258). Een enabling environment creëren is belangrijk, zegt ze, maar vooral empowerment, oftewel persoonlijke ontwikkeling en bekrachtiging, is cruciaal. Empowerment vindt in Wilber’s kwadrant linksboven plaats, in de intern-individuele dimensie (J;p.259).  

 

Ik denk dat haar analyse dat de intern-individuele dimensie doorslaggevend is, correct is. Zij spreekt van persoonlijke groei in de vorm van bewustzijn en zelfbewustzijn (J;p.253), maar ze blijft mijns inziens enigszins vaag over hoe bewustzijnsontwikkeling tot stand komt. Bewustwording van bijvoorbeeld onrechtvaardige economische en politieke verhoudingen is belangrijk, maar bewustzijnsontwikkeling in de zin van attitudeverandering (het linksboven kwadrant in Diagram 1) omvat meer dan dat. Zoals aangegeven in sectie 3 denk ik dat de oorzaak en gevolg-keten van bewustzijn naar gedrag als volgt verloopt: bewustzijnsniveau → interne waarden en grondhoudingen → externe normen → gedrag. Bewustzijnsontwikkeling omvat meer dan empowerment (als empowerment verstaan wordt in de zin van machtsverhoudingen begrijpen en veranderen, zoals gebruikelijk is in kringen van ontwikkelingssamenwerking). Bewustzijnsontwikkeling dient vooral interne waarden en grondhoudingen te veranderen.

 

Jelleke schrijft ook: “Jouw eigen bezieling en die van je organisatie zijn geen randvoorwaarde zoals geld, menskracht of tijd, maar dé X-factor. Je bezieling is de motor voor de beweging naar het omslagpunt. Maar hoe krijg je dat voor elkaar?” (J;p.308). Ze vervolgt: Wilber’s kwadrant laat ons zien “hoe ideeën en overtuigingen eerst ‘van binnen’ in ons bewustzijn, in onze houding, veranderd zijn, voordat we ze handen en voeten kunnen geven in de praktijk ‘buiten’” (J;p.308). In Tabel 1 hieronder is de rechterkolom de concrete manifestatie in de werkelijkheid van de - onzichtbare - binnenwereld van mensen in de linkerkolom (ibid.)[34] We moeten eerst het ‘binnenwerk’ verrichten (J;p. 326). Jellekes’ nadruk op het belang van ‘bezieling’ en ‘binnenwerk verrichten’ is volledig correct. Zij vraagt zich af hoe we in Tabel 1 van IK naar WIJ naar het COLLECTIEVE HET komen. Ik denk dat bewustzijnsontwikkeling een hefboom kan zijn voor verduurzaming op ecologisch, technologisch, economisch, politiek, sociaal-structureel en cultureel gebied, simpelweg omdat het IK, de intern-individuele dimensie, het startpunt van alles is.

Tabel 1: Het integrale kwadrant van Ken Wilber 

 

Binnen

Buiten

Individu

IK: bezieling, individuele waarden, wat is ten diepste belangrijk, houding t.o.v. de natuur, bewustzijn

INDIVIDUELE HET: individueel feitelijk gedrag

Collectief

WIJ: cultuur, collectieve waarden, heersende opvattingen over economische of ecologische beschaving

COLLECTIEVE HET: organisatie-structuren, systeemperspectief, besluitvormings-procedures, ketens, ecosystemen

 

 In plaats van bewustzijnsontwikkeling zullen anderen liever spreken van spirituele ontwikkeling. De grondgedachte is dat individuele waarden en houdingen essentieel zijn. Jelleke zegt dat het bij bedrijven gaat om de omslag naar waardegedreven handelen in plaats van alleen maar winstgedreven handelen (J;p.291). En ze zegt dat een transitie van consumentisme naar burgerschap nodig is (J;p.295). In deze context verwijs ik graag naar mijn bespreking van het boek Doing the Right Thing: A Value Based Economy (2017) van hoogleraar Arjo Klamer.[35]

 

10. Tovenaars en profeten helen samen de wereld?

 

Jelleke citeert de International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD 2008) die zegt: “De grootste uitdaging voor het breed adopteren van agro-ecologische aanpakken is niet technisch, maar politiek en sociaal. Wat we nodig hebben is een omslag in het politieke, economische en ethische denken … Het is van wezenlijk belang dat wij als mensheid afstappen van de destructieve weg (van grootschalige industriële landbouw) … inclusief de nog steeds toenemende subsidiestroom, ook in de vorm van wetenschappelijk onderzoek voor deze vorm van landbouw” (J;p.338). Hidde Boersma zegt in een interview in Resource dat zowel de tovenaars als de profeten een betere wereld willen creëren: “begin dan gewoon met beide. Dat vind ik een mooie gedachte”.[36] Het probleem hiermee is dat sinds de opbouwperiode na de tweede wereldoorlog tot aan de dag van vandaag de conventionele landbouw een sterke economische en politieke machtspositie heeft opgebouwd. Er is al decennia een zeer ongelijke verdeling tussen conventionele en agro-ecologische landbouw met betrekking tot geld en menskracht voor onderzoek, voorlichting en onderwijs.

 

Hoeveel geld en menskracht heeft bijvoorbeeld Wageningen geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs in agro-ecologische landbouw in vergelijking met conventionele landbouw? Ik heb daar geen cijfers over, maar ik verwacht dat het budget voor agro-ecologische landbouw slechts een paar procent is geweest van het budget voor conventionele landbouw. Wanneer nu de agro-ecologische landbouw gedurende de komende twee decennia de hoofdmoot van het geld en menskracht zou ontvangen, dan is er meer kans op daadwerkelijke verandering. Men kan geen (zwaar ondersteunde) appels met (niet of nauwelijks ondersteunde) peren vergelijken. Het ‘gewoon met beide beginnen’ zoals voorgesteld door Boersma, zonder een verandering in onderliggende waarden en grondhoudingen ten opzichte van de natuur, loopt een aanzienlijk risico op een continuering van het verleden. ‘Meer van hetzelfde’ is geen goed idee.

 

Eindnoten

 

Op dit onderwerp is eerder ingegaan door Piet Ransijn in CM nummer 77 in een artikel over duurzame landbouw en gezonde voeding, o.a. op basis van het artikel in De Volkskrant van 17 aug. 2018 (zie eindnoot 4). Daar werd integratie van industriële en ecologische landbouw mogelijk en wenselijk geacht.

 



[2] https://resource.wur.nl/nl/wetenschap/show/Relatietherapie-voor-tovenaars-en-profeten.htm

Resource: het magazine en de website voor studenten en medewerkers van Wageningen University & Research (WUR), 21 maart 2019.

[5] Zie eindnoot 1.

[6] De Nooy-van Tol, J. (2013). Heel de wereld. Netwerk Vitale Landbouw en Voeding i.s.m. Jan van Arkel Uitgeverij. Naar citaten en opmerkingen van Jelleke wordt in mijn artikel als volgt verwezen: (J;p.324).

[7] Zie Diagram 4 in Van Eijk, T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[8] Zweers W. (1995). Participeren aan de natuur. Ontwerp voor een ecologisering van het wereldbeeld. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht.

[9] Van Eijk, T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. Zie in subchapter 8.2 Basic attitudes towards nature and ecological spirituality de Box 16: Six basic attitudes towards nature (Zweers). 

[10] Van Eijk (1998): p.127 & p.161/2.

[11] Van Eijk, T. (2018). Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.), Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017.

[12] Van Eijk (1998). Zie Tabel 8, p.124-7. Voor een diepgaande discussie van de drie paradigma’s in het Nederlands aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu.

[13] Zie Tabel 1 en Tabel 2 in: Van Eijk, T. (2019). Hoe substantiële waarde-rationaliteit te realiseren? Commentaar op de serie over wetenschapsfilosofie van Piet Ransijn. Civis Mundi Digitaal #78, februari 2019 (II).

[14] Zie aan het einde van: Van Eijk (2015).

[15] Zie Diagram 1 in Van Eijk (2015).

[16] Zie sectie 8 in Van Eijk (2019).

[17] Zie Diagram 4 in Van Eijk (2015).

[18] Zie Van Eijk (2019).

[19] Zie Van Eijk (1998): subhoofdstuk 11.2. Zie ook: Van Eijk, T. (2018b). De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018

[20] Van Eijk, T. (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. KIT Publishers, Amsterdam. Zie voor een gratis pdf-file: www.toon-van-eijk.nl

Van Eijk, T. (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. Lulu.

[21] Van Eijk, T. (2017b). Toekomstige voedselzekerheid vereist onorthodoxe landbouwpolitieke keuzes en mentale transformatie. Civis Mundi digitaal # 53, december 2017.

[22] Zie eindnoot 2.

[23] Zie voor meer over CRISPR-Cas het interview met Ernst van den Ende, directeur van Wageningen’s Plant Sciences Group, in Wageningen World: The GMO directive needs to be amended. https://issuu.com/wageningenur/docs/ww2019_01_eng/28

[24] Savory A. (1991). Holistic resource management. Southern Africa Edition. Gilmour Publishing, Harare, Zimbabwe (First published in 1988 by Island Press, USA).

Savory (1991:293) zegt over de landbouw in de VS: “Grootschalige monoculturen in de landbouw hebben een hele cluster van escalerende problemen voortgebracht, gekenmerkt door een publieke onwil om de grondoorzaak te overdenken. In plaats van de inherente instabiliteit van monoculturen te onderkennen, proberen we ze levensvatbaar te houden door middel van chemie, machines, genetische modificatie en uiteindelijk financiële ondersteuning. Vaker wel dan niet, verergeren de neveneffecten van deze oplossingen echter de problemen. Ofschoon weinig boeren in de wereld hogere productprijzen of lagere kosten voor productiemiddelen zoals kunstmest of transport kennen, hebben wij [in de VS] toch failliete boeren, die de schuld geven aan de overproductie, de lage prijzen en hoge kosten. Als dat echt de oorzaken zijn, kan men zich afvragen waarom de Amish en vele andere boeren die landbouw bedrijven gebaseerd op andere vooronderstellingen, wel winstgevend blijven. [Savory (ib.:287) vervolgt dan:] Het echte probleem is de bekoring van snelle oplossingen, immens versterkt door het vermogen van de moderne wetenschap om zulke spectaculaire quick fixes te voorschijn te toveren ... In plaats van te herstellen wat echt kapot is of een wezenlijk andere weg te zoeken, drukken we meer geld, vinden een nieuw medicijn uit, maken een grotere bom, onderdrukken oppositie of kopen het af, of bouwen we een dam”. In plaats van de eenzijdige nadruk op het onderdrukken van symptomen en het ontwikkelen van schijnoplossingen, zouden de echte oorzaken aangepakt moeten worden. [Dit is Eindnoot 11 in hoofdstuk 7 van: Van Eijk 1998].

[25] Voor meer over mijn interpretatie van transdisciplinariteit, zie subhoofdstuk 7.3 Holism in agricultural science and rural development en subhoofdstuk 11.3 Trans-disciplinarity in Van Eijk (1998).

[26] Zie Van Eijk (1998) en Van Eijk (2017).

[27] Pierce R.T.R. and M.S. Swaminathan (1988). Asia’s green revolution. Span 30,3, p.133-37.

[28] Gladwell M. (2000). The tipping point: how little things can make a big difference. Little Brown.

[29] Alleen op pagina 153 spreekt zij van een omslagpunt bij 30% van de consumenten.

[30] Van Eijk, T. (2010b). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu.

[31] Chambers, R. (1997). Whose reality counts? Putting the first last. Intermediate Technology Publications, London. blz. 208-31.

[32] Zie ook Van Eijk (2015): de sectie getiteld: De bewustzijnsfactor.

[33] Van Eijk (1998): de subhoofdstukken 8.3: The pre/trans fallacy: regression and progression en 8.4: Different modes of knowing.

Van Eijk, T. (2015). Waarachtige en onwaarachtige kennis op wetenschappelijk en religieus gebied. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

Van Eijk, T. (2018). Het feit-waardedualisme in wetenschap en technologieontwikkeling. Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.

Van Eijk, T. (2018). Bespreking van: Ken Wilber, Trump and a post-truth world. Shambala Publications, 2017. Civis Mundi Digitaal #63, augustus 2018.

[34] In Jellekes boek zijn in Figuur 36 op p.309 de rechter-boven cel en de linker-onder cel helaas verwisseld.

[35] Van Eijk, T. (2018). Naar een op waarden gebaseerde economie. Bespreking en analyse van: Arjo Klamer, Doing the Right Thing: A Value Based Economy. 2017 (2nd ed). London: Ubiquity Press. Civis Mundi Digitaal #58, mei 2018.

[36] Zie Eindnoot 3.