De uit de hand lopende dynamiek van de moderne tijd
Deel 4: Commentaar op Sloterdijk

Civis Mundi Digitaal #89

door Piet Ransijn

Toen ik ging studeren interesseerde ik mij onder meer voor sociologie en filosofie. Ik koos voor sociologie omdat ik op de HBS geen Latijn had geleerd. Maar ook omdat sociologie zich meer op feitelijke gegevens probeert te baseren dan filosofie, die meer uitgaat van ideeën. Sloterdijk lezend, overvalt ons een stroom van denkbeelden en interpretaties van historische episodes en ontwikkelingen, die ook anders geïnterpreteerd kunnen worden dan vanuit de ideeën van Sloterdijk. Zijn basisideeën lijken soms schuil te gaan in een overmaat aan eruditie, die hij etaleert in een stroom van losje verbonden historische anekdotes.

 

Hoofdthema: breuk met het voorgeslacht

Een hoofdthema is ‘het antigenealogische experiment van de moderniteit’, zoals de ondertitel luidt. Daarmee bedoelt hij dat de moderne tijd haaks staat op overerving, erfopvolging en afstamming. In samenhang noemt hij het gebrek aan houvast ten opzichte  van voorgaande generaties. Dit heeft te maken met de snelle verandering en gaat samen met een disbalans en een voordurend vallen. Onevenwichtigheid noemt hij kenmerkend voor de moderne tijd, naast snelle verandering en gebrek aan continuïteit met het verleden. Om dit toe te lichten had het betoog strakker gekund. De draad van het verhaal verbergt zich geregeld in een overmaat aan episodes en anekdotes.

Het voorgaande is een poging zijn betoog in hoofdlijnen weer te geven. Zoveel mogelijk met zijn eigen woorden, die vaak treffend zijn, maar ook vaak moeilijk te volgen vanwege lange zinnen met moeilijke woorden. Deze zijn hier vaak weggelaten, maar dat lukte niet altijd. Wat overblijft is een boeiende interpretatie van de geschiedenis en een zorgwekkende kijk op het heden en de toekomst. Naast bedreigingen liggen er echter ook grote mogelijkheden voor ons open, wellicht ook mogelijkheden tot evenwichtsherstel. Sloterdijk gaat nauwelijks in op herstelmogelijkheden en de plaats daarin van de moderne mogelijkheden van eigentijdse mystiek, spiritualiteit en bewustwording. .  Als verlangens eenzijdig naar buiten worden gericht, blijven ze onverzadigbaar en verplaatst zich de vervulling ervan van het ene verlangen naar het volgende verlangen, dat geen vrede vindt in steeds meer consumeren. Ook de ingrijpende rol van de economie en industrie blijft onderbelicht in zijn donkere plaatje van de moderne tijd, waarin de ‘antigenealogische’ breuk met het voorgeslacht mij niet het meest typerende kenmerk lijkt.

Een zorgelijk portret, maar geen breuk met het voorgeslacht: Rembrandt staat volop in de belangstelling

 

Een donker portret van de moderne mens

 “Sloterdijk schetst een meeslepend maar diepzwart portret van de moderne mens,” staat op de achterkant van het boek. Dat klinkt wat overdreven, maar zijn visie komt wel donker over. Hij lijkt een voorkeur te hebben voor morbide en gewelddadige figuren als Robespierre, Napoleon, Lenin, Stalin en Hitler bij de gekozen episodes waarmee hij zijn betoog wil onderbouwen en illustreren. Zij zijn afgevoerd naar de bijlage. Hij had ook andere episodes kunne kiezen. Aan het andere uiterste beschrijft Jezus en Franciscus als wegbereiders van de nieuwe tijd en Augustinus als een overgangsfiguur. Augustinus, met wie hij zijn boek begint, wordt door Sloterdijk eenzijdig weergegeven. Diens visie lijkt echter minder donker dan die van Sloterdijk. Het vraagt een apart artikel om dit toe te lichten.

Ook psycholoog Steven Pinker geeft bijv. in Verlichting nu, een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang een rooskleuriger maar ook eenzijdig(er) beeld van het heden en de toekomst, zie nr 71 over wetenschapsfilosofie. Behalve verschrikkingen biedt de nieuwe tijd ook onvermoede constructieve mogelijkheden tot samenwerking volgens Peter Turchin in Ultrasociety: How 10,000 Years of War Made Humans the Greatest Cooperators on Earth.  Ook de socioloog Sorokin gaf een meer hoopgevend perspectief in het laatste hoofdstuk ‘Crisis, Charisma and Resurrection’ van zijn studie Social and Cultural Dynamics en in zijn boek The Reconstruction of Humanity. Zo zijn nog tal van andere studies te noemen die ook positieve perspectieven bieden, zonder de problematische kanten van de moderne tijd uit het oog te verliezen. Enkele van deze studies zijn samengevat in mijn boek Bewustzijn als bewapening, vrede en ontwapening door groei van collectief bewustzijn.

Er wordt aan gewerkt om de kloof te verkleinen

 

Afzwakking  van de breuk met het voorgeslacht  door contact tussen generaties

Wat betreft de antigenealogische tendens leeft de belangstelling voor het verleden tegenwoordig wel degelijk, als we bijv. kijken naar hoeveel mensen exposities gewijd aan Jeroen Bosch of Rembrandt bezoeken, de artikelen over de Gouden Eeuw, of popconcerten met veel ‘oudere jongeren’, vooral bij oudere popgroepen zoals de Rolling Stones. Sloterdijk beperkt zich onvermijdelijk tot een paar culturele trends. Er is echter veel meer aan de hand in de kenterende moderne tijd. Daarover gaan  diverse artikelen in eerdere nummers, zoals het toenemede milieubewustzijn, veranderende trends in onze voeding, een kritische houding ten opzichte van medicijngebruik, een algemene ethische en spirituele bewustwording bij een significant aantal mensen, enzovoort.

Het contact tussen generaties wordt ook bevorderd omdat veel grootouders net als ik vaak oppassen op hun kleinkinderen, want moeders werken meestal. Daardoor zijn zij mede opvoeder en hebben zij mogelijk meer contact met kinderen en kleinkinderen dan vroeger vaak het geval was met de meer vrijblijvende zondagse bezoeken aan opa en oma. Zoals beschreven in mijn artikel over familie en gezin blijven familie- en vooral gezinsrelaties erg belangrijk in de moderne tijd, ondanks de individualisering waardoor kinderen en volwassenen meer hun eigen weg kiezen. Ook dit opzicht valt er iets af te dingen op de antigenealogische tendens van de moderne tijd en lijkt het contact tussen de generaties in bepaalde opzichten toe te nemen. De generatiekloof van de opstandige naoorlogse generatie met de vorige lijkt ‘antigenealogisch’ gezien groter, dan tussen de naoorlogse generatie en hun nazaten, die vaak wat ‘tammer’ lijken. Zo valt er meer af te dingen op de soms wat apodictische stellingnamen van Sloterdijk, die niet door sociologisch onderzoek en theorievorming worden onderbouwd. Hij verwijst niet naar studies wat betreft generatiesociologie, zoals bijv. Karl Mannheim, Het probleem der generaties en Henk Becker, Generaties en hun kansen.

Er lijkt tegenwoordig in bredere kring een tendens te zijn tot nationalisme en conservatisme, die haaks lijkt te staan op de antigenealogische tendens van onterving die Sloterdijk beschrijft. Mensen willen het eigene behouden en niet opgaan in een amalgaam van hybride mengculturen, “waarin het vreemde en het eigene worden gedwongen om samen te gaan” (p 227). Veel menesn beleven dat niet als “inspirende symbiose” of “eenheid van hoger niveau… verzadigd van overwonnen tegenstellingen”, zoals Sloterdijk dit beschrijft bij ‘hogere beschavingen’.

Het kan wel zijn dat beschavingen zich kenmerken door een zekere mate van synthese, maar veel mensen zijn gehecht aan hun eigen gewoonten en tradities, zoals het Sinterklaasfeest compleet met Zwarte Piet om maar een voorbeeld te noemen, dat ook bij emigranten in Nieuw Zeeland nog in ere wordt gehouden. Ze dromen van de magische Elfstdentocht als het een beetje gaat vriezen. Het roemruchte verleden wordt telkens weer herdacht: de slag bij Waterloo, de slag om Arnhem, het einde van de wereldoorlogen, de coup van Koning William en Mary Stuart, de Gouden Eeuw, enzovoort.  Het verleden is geenszins afgeschreven.

Overdrijft Sloterdijk  niet met zijn antigenealogische tendens, die zich zou afzetten tegen het voorgeslacht? Veranderingen gaan wel sneller, maar lijken niet antigenealogisch gericht tegen vorige generaties, zoals soms in de jaren ’60 het geval leek bij het zogenaamde generatieconflict. Maar ook het afzetten tegen de vorige generatie is een vorm van dialectische continuïteit, waar Sloterdijk niet veel oog voor lijkt te hebben, hoewel hij soms vermeldt dat trends kunnen ‘ompolen’in hun tegendeel. Het verleden wordt veeleer opgenomen in de smeltkroes van het heden, waarin iets nieuw gebrouwen wordt, maar ook ‘oude wijn uit nieuwe zakken’ wordt geschonken.

De middelpuntvliedende dynamiek lijkt nu ten kost te gaan van de middelpuntzoekende tendens, die met name inspirituele kringen blijft bestaan. Grote groepen interesseren zich tegenwoordig voor meditatie. Meditare betekent lettelijk naar het midden gaan, om zo de balans te herstellen, die nodig is om levensvervulling te vinden, welke niet te vinden is in statusjacht, winstbejag en steeds mee consumeren. ‘Dolgedraaide’ mensen krijgen zenuwinzinkingen, burn-out verschijnselen psychosomatische klachten en allerlei vage en concrete aandoeningen, die symptomen zijn van deze tijd.

Dolgedraaide culturen kunnen decadent worden en in verval raken. De expansieve dynamiek van naties, beschavingen en wereldrijken is een interessant onderwerp van meer empirische historisch-sociologische studie dan de speculatieve interpretaties van de geschiedenis van Sloterdijk. Deze dynamiek blijkt niet lineair maar veeleer cyclisch te zijn volgens de studies van socioloog Sorokin, Social and Cultural Dynamics, en evolutiewetenschapper Peter Turchin, Secular Cycles en War and Peace and War: The Rise and Fall of Empires en ook volgens Couwenberg. Ook de economie beweegt zich volgens Schumpeter en anderen in Business cycles, waarover Schumpeter een boek van ruim 1000 blz. schreef.

Sloterdijk geeft meer blijk van een lineaire visie dan van een cyclische visie. Hij heeft weinig oog voor een mogelijke ommekeer van de dynamische tendens van de moderne tijd in een andere gerichtheid, Aan het eind van de Middeleeuwen keerde de innerlijke gerichtheid zich om naar de buitenwereld, schrijft hij. Waarom zou iets degelijks niet omgekeerd kunnen gebeuren, zoals Sorokin dit beschrijft aan het begin van de Middeleeuwen, de tijd waarin Augustinus zich van buiten naar binnen keerde? Als een cultuur instort of in verval raakt, zoals indertijd het Romeinse Rijk, dan kan een cultuur zich ook weer vernieuwen of plaats maken voor een anders gerichte cultuur of cultuurtype, aldus Sorokin.

 

Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva, Jan Breughel en Peter Paul Rubens (1615, Mauritshuis)

 

Het paradijsverhaal, de erfzonde en Augustinus

Sloterdijk begint zijn boek met het paradijsverhaal, de erfzonde en Augustinus.  Psycholoog Erich Fromm geeft een meer uitgebreide en diepgaande duiding van dit verhaal in De gezonde samenleving. Ook geeft hij een typering van de moderne samenleving, zoals de ondertitel aangeeft: psychopathologie van democratie en kapitalisme. Evenals Augustinus keert Fromm zich tegen vervreemding en afgodenverering, die in de moderne tijd de vorm heeft aangenomen van de ‘verering’ van geld, kapitaal en (consumptie)goederen. Aan het eind gaat hij in op ‘wegen die tot genezing leiden’. Bij Sloterdijk ontbreken deze. Impliciet bieden mystieke en spirituele ontwikkeling alternatieven, zoals Fromm aan het eind van zijn boek beschrijft. Sloterdijk gaat vooral in op het ‘antigenealogische’ aspect van de mystiek en van andere ontwikkelingen. Dit aspect van discontinuïteit met vorige generaties ziet hij als een hoofdthema van de moderne tijd. Mystiek en spiritualiteit breken niet zozeer met het voorgeslacht, maar bieden veeleer een positief, bevrijdend perspectief. Spiritualiteit lijkt van alle tijden lijkt te zijn, maar in sommige perioden komt het meer naar voren, zoals onder meer Sorokin laat zien in Social and Cultural Dynamics

De erfzonde is een belangrijk thema bij Augustinus. Hij komt bij Sloterdijk naar voren als ‘theoloog van de erfzonde’. Augustinus is echter veel meer dan dat en meer dan een “melancholieke bisschop” en “hystericus van Hippo” (p 15), zoals Sloterdijk hem kenschetst. Augustinus heeft ook veel meer te beiden dan de erfzonde. Om hem meer tot zijn recht te laten komen, is een apart artikel nodig. Het is niet verwonderlijk dat Sloterdijk hem eenzijdig weergeeft, want Augustinus wordt een veelzijdige, veelomvattende persoonlijkheid genoemd, die niet zonder innerlijke spanningen is. Hij probeert tegenstrijdigheden te verbinden tussen hart en hoofd, geloof en weten, God en wereld, goed en kwaad, gelovigen en ongelovigen, het aardse rijk (civitate terrane) en het goddelijke rijk (Civitate Dei), enz. (Zie H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel 1, p 216).

Augustinus ziet mensen, dieren, levenloze dingen en de hele wereld als scheppingen van God, ook wel aangeduid als het Hoogste Goede in termen van Plato. Daarom is de schepping in wezen goed. Het kwaad komt voort uit de breuk, de afwending van dit Goede. Zo ziet hij ook de erfzonde. Hij heeft in wezen een positieve levensvisie. Dit blijkt bijv. uit de beroemde woorden aan het begin van de Belijdenissen: “Gij hebt ons naar U toe geschapen, en ons hart is onrustig, tot het rust vindt in U”. Dit is ook een ‘terugkeer tot onszelf’ als weg naar het Hoogste Goede. Alle wezens willen voortbestaan of hebben een tendens hun bestaan of hun plaats in de schepping te continueren, ook al is het niet steeds aangenaam. Mensen zijn in wezen gericht op het Goede. Ze houden van het Goede, zoals bomen en planten op het licht zijn gericht, zo schrijft hij in lyrische bewoordingen (Civitate Dei, boek XI, 26 en 27). Als mensen zich van het licht en het goede hebben afgewend onder invloed van de erfzonde, kan dit worden omgekeerd als zijn zich bekeren. Dat heeft Augustinus zelf

zo ervaren. Hij biedt voor velen een meer hoopgevend perspectief dan Sloterdijk, die hem lijkt mee te trekken in zijn donkere visie. Deze hoop geldt echter alleen voor ‘uitverkorenen’. Het merkwaardige dualisme bij Augustinus voert te ver in dit bestek. Het heeft mogelijk te maken met zijn langdurige verblijf bij de ‘ketterse’ stroming van de manicheïsten die een dualistische visie hadden.

 

Onbeheersbare of deels gecontroleerde dynamiek?

Wat betreft de onbeheersbaarheid van de moderne dynamiek laat Sloterdijk ook andere geluiden horen. Aan het eind van zijn beschouwing over de moderne economie schrijft hij: “Steeds meer gaat ’s werelds loop, optimistisch geïnterpreteerd, lijken op de gecontroleerde val naar voren, die onder piloten ‘vliegen’ wordt genoemd. De paradoxale vluchten van het heden worden gekenmerkt door het gegeven dat de gedachte aan een landing erin verboden is” (p 161). Elders geeft hij als reden aan dat het landingsgestel ontbreekt. De piloot kan echter wel omkeren en zijn vliegtuig besturen ‘tot op zekere hoogte’. De economie van Keynes en ook het neoliberalisme bevat een zekere mate van sturing door de overheid, die zich vaak laat leiden door economen. Het neoliberalisme lijkt  de vrije marktwerking wel te prediken, maar praktiseert deze maar in beperkte mate en maakt gebruik van de overheidsingrijpen. Zie hierover de artikelenserie van Hans Komen over het neoliberalisme in nr. 76, 77, 80, 82.

Sloterdijk noemt de term ‘vrije val’ “als diagnose van het verkeerd functioneren van de markten pure misleiding, omdat het de rol van medeplichtige van de staat bij de overgang naar de modus van de val buiten beschouwing laat: het politieke en economische systeem bevond zich sinds het einde van Bretton Woods niet in een vrije, maar in een politiek gewilde, misschien zelf ingecalculeerde val” (p 155-56). Zo kunnen we ook spreken van politiek gewilde vrije marktwerking, die dan dus niet meer vrij is maar van overheidswege politiek gestuurd wordt. Daar de economie in vergaande mate bepalend is voor de moderne tijd, zou het voor de hand liggen als Sloterdijk daar meer op in zou zijn gegaan dan op de hypothetische antigenealogische tendensen die hij breed uitmeet.

De relatieve (on)beheersbaarheid van sociale processen is een gewild thema bij sociologen, die wetmatigheden of patronen in deze processen proberen te onderzoeken. Als sociale en economische processen volledig onbeheersbaar zouden zijn, zou de sociologie geen bestaansrecht hebben, de economie evenmin. De gedeeltelijke beheersbaarheid van de moderne dynamiek is dus een punt van nadere overweging, waarbij het sombere, uit de hand lopende perspectief van Sloterdijk mogelijk bijgesteld kan worden.

 

Dialectische tendensen van ompoling en omkering

Aan het eind van zijn hoofdstuk over mystiek zegt Sloterdijk dat bij “de omwenteling naar de nieuwe tiid de wereldontvluchtende tendensen veranderden dankzij een paradoxale ompoling in wereldonderwerpende krachten… verkleed als vooruitgang… een grootschalig project ter verbetering van het leven hier op aarde” (p 255). Deze ‘ompoling’ wijst op een dialectische visie, waarbij een ontwikkeling kan omkeren, zoals bij Hegel, Marx, Sorokin en ook Couwenberg. Zo kunnen moderne tendensen ook kenteren. Hoe dat precies in zijn werk gaat is ‘voer voor sociologen’, dat ze nog niet hebben verteerd. 

Het boek van Sloterdijk zit vol omwentelingen en kenteringen, die leiden tot een moeilijk te stuiten ‘val naar voren’. Het wachten is op de volgende omwenteling, waar we mogelijk met vereende krachten als collectief meer toe kunnen bijdragen dan we geneigd zijn te denken onder invloed van de donkere visie van Sloterdijk en zijn deprimerende beschrijvingen van Robespierre, Lenin, Stalin en Hitler. Welke lessen trekt Sloterdijk uit de geschiedenis in het hoofdstuk met die titel? Deze lessen worden grotendeels in de bijlage weergegeven, behalve het actuele gedeelte over economie. Hij vertelt spannende historische verhalen, maar zijn analyse en de relevantie daarvan voor het heden roept vragen op.  Een duiding van huidige politieke en economische ontwikkelingen, waartoe Jan de Boer en Hans Komen een aanzet geven, lijkt zinniger dan macabere verhalen over Lenin, Stalin en Hitler, die bepaald geen voorbeeldfunctie verschaffen.

 


Bijlage: De onbeheersbare dynamiek van revolutie en wereldoorlogen

De dynamiek van het revolutionaire geweld laat zich typeren door een uitspraak die neerkomt op ‘van kwaad tot erger’: “Het is de vloek van de kwade daad dat deze tot steeds meer kwaad leidt” -

 “Es is den Fluch der böse Tat das es zu immer neues Böses führt” (ontleend aan Bart Landheer,  Europa: Noodlot en identiteit).

“Robespierre had… nog gepleit voor afschaffing van de doodstraf” (p 78). Maar hij ziet zich genoodzaakt tot onomkeerbare terreur om zijn macht te handhaven. Want “Robespierre en zijn aanhangers wisten maar al te goed dat het volk, in naam waarvan ze hun pleidooien hielden, zich niet door hen vertegenwoordigd voelde. Bij algemene verkiezingen hadden ze nauwelijks meer dan twee procent van de bevolking achter zich gekregen… Onvermijdelijk zou het referendum het opnieuw invoeren van de monarchie tot gevolg hebben gehad.” Daarom moest de koning zsm worden geëxecuteerd. Daarna was er geen weg terug. Ook anderen moeste uit de weg worden geruimd als ze de Revolutie, dat wil zeggen de macht van Robespierre c.s., belemmerden of die indruk wekten.

“De grens tussen oppositie en verraad werd opgeheven. Een nieuwe macht genaamd paranoia, sedert de zomer van 1789 de geheime heerseres van het land, was nu ontegenzeggelijk tot regering verheven,” zoals we ook zien bij Lenin en Stalin (p 81). De regering probeerde zijn gewelddadige beleid te legitimeren vanuit het idee dat het revolutionaire doel alle middelen heiligt. De dynamiek lijkt onbeheersbaar geworden. De gewelddadige bijwerkingen overheersen het revolutionaire hoofddoel. De excessen doen de beoogde vooruitgang teniet.

 

De Russische Revolutie en de Grote Terreur

Iets dergelijks zien we bij de Russische Revolutie. Geweld leidt tot meer geweld, schrijft de socioloog Sorokin over de Russische Revolutie en over de spiraal van geweld in de vorige eeuw. Hij maakte deze revolutie mee als ter dood veroordeelde sociaal-democraat en opposant. Ook Sloterdijk probeert een verklaring of duiding te geven voor het excessieve geweld tijdens de Eerste Wereldoorlog dat “elk voorstellings- en inlevingsvermogen te boven gaat: van de meer dan 71 miljoen gemobiliseerde soldaten stierven er 9,3 miljoen, meer dan 21 miljoen raakten gewond en meer dan 7,8 miljoen burgers verloren het leven”. In de Tweede Wereldoorlog sneuvelden zo’n 50 miljoen mensen. Daarna schat “de vredesonderzoeker Johan Galtung de moordprestatie van het VS-leger en de CIA tussen 1945 en 2010 op 13 tot 14 miljoen mensenlevens” (p 99). In Rusland en China kwamen wellicht drie tot viermaal zoveel burgers om door hongersnood, deportaties en zuiveringen.

Meer dan de Franse Revolutie was de Oktoberrevolutie van Lenin een staatsgreep waarbij de heerser werd afgezet. De sociaaldemocratische revolutie waarbij de tsaar werd afgezet vond in maart plaats onder leiding van Georgi Lvov. Later werd Alexander Kerenski minister-president. Sorokin was zijn secretaris. Lenin nam de macht over en stelde niet lang daarna de Doema, de volksvertegenwoordiging, buiten werking.

“Wat de Grote Socialistische Oktoberrevolutie ging heten, heeft de facto nooit plaatsgevonden – en had de jure nooit mogen gebeuren” (p 110-11). De bolsjewiki van Lenin waren een kleine minderheid die de macht overnam, Zij steunden net zomin als Robespierre c.s. op een meerderheid van het volk. In een beginnende democratie vestigde Lenin een dictatuur, die hij slechts kon handhaven door terreur en geweld. Bij de constitutionele vergadering, die werd gedomineerd door de sociaalrevolutionairen en sociaaldemocraten, kreeg hij slechts 22% van de stemmen (p 112). Hij versterkte zijn dictatuur door de tsaar uit de weg te ruimen en iedereen die de revolutie, dat wil zeggen zijn dictatuur, belemmerde of belemmerd had. Dat gold bijv. voor Sorokin, die later werd verbannen, nadat hij op voorspraak van revolutionaire vrienden gatie had gekregen van Lenin.

Als uitvoerend orgaan voor de terreur stelde Lenin de Tsjeka in, die meer was dan geheime politie. “De Tsjeka […] was een straforgaan dat uniek was in de geschiedenis van de mensheid. Het verenigde in zich de volgende competenties: bespionering, arrestatie, strafrechtelijk vooronderzoek, advocatuur, rechtbank en voltreking van het vonnis” (p 119). Het doel ervan was “dat niemand het meer zou wagen ertegen in opstand te komen” (p 113). Potentiële tegenstanders werden uit de weg geruimd. Is deze weg eenmaal ingeslagen, dan lijkt er geen weg terug.

“Volgens Lenins analyse werd het gevaar voor de jonge revolutie niet veroorzaakt door de inzet van terroristische middelen en de afkeer die de bourgeoisie daarvan had, als wel door hun halfslachtige toepassing” (p 113). “Het uitroeien van tegenstanders kreeg voor hem het voorkomen van het verdelgen van schadelijke insecten… de zuiveringen van de Russische aarde van alle ongedierte” (p 118). “Dat de terreurdaden van de Tsjeka alle perken te buiten waren gegaan die door rechtsnormen, hoe ruim ze ook waren, gerechtvaardigd konden worden, blijft buiten beschouwing… Nooit eerder was de willekeurige uitroeiing van leven zo nauw verbonden met de loop van de overheidsroutine” (p 119). “Het zelfbehoud van de revolutionaire dynamiek eist per se de geforceerde voortgang op het hellende vlak” (p 120).

 

De bureaucratisering van de terreur onder Stalin

Bij Stalin zien we een verder bureacratisering van de terreur en de zuiveringen. “Door het zoeken naar houvast tijdens de val naar voren ontstaat het paradijs van de overregulering” (p 122). Hiermee zijn we beland bij de Stalinistische bureaucratie, die een voortzetting van het schrikbewind van Lenin is. Voor hem bestonden er geen problemen, alleen mensen die het hem moeilijk maakten. Wie dat waren gaf hij aan op lijsten op zijn bureau als een soort dagelijkse taak. De oplossing was eenvoudig hen uit de weg te ruimen. “Belangrijker dan de oplossing van problemen wordt de vraag wie schuldig is aan het ontstaan ervan” (p 123).

De door Stalin ogenschijnlijk geregeerde onbeheersbare dynamiek eindigde na zijn dood. Sloterdijk schrijft dat “na de Tweede Wereldoorlog niet serieus gedacht kon worden aan een verdere opvoering van het geweld naar binnen toe… in kampen van levensvernieiging door middel van arbeid. In plaats daarvan drong de door Chroestjov in 1956 in gang gezette ommekeer naar de destalinisatie zich op. Die had al het einde van de Sovjet-Unie in zich” (p 131). Dit werd uitgesteld door de Koude Oorlog en binnenlandse verwikkelingen. De Russische geschiedenis heeft echter een grillig verloop en lijkt telkens weer autoritaire leiders voort te brengen. Maar ook leiders die de teugels laten vieren, zoals bij de perestroika en glasnost onder Gorbatsjov. De onbeheersbaar lijkende dynamiek lijkt uiteindelijk toch een soort van dialectiek en ommekeer te tonen. Sloterdijk gaat daarop niet of nauwelijks in. Hij wil vooral de onbeheersbaarheid en het dwingende karakter van de dynamiek illustreren.

 

Excessen van Nazi-Duitsland

De volgende illustratieve episode is de “voortgezette oorlog” van Duitsland onder Hitler (p 133). Ook Hitler schakelt ‘systeemtegenstanders’ en andere ongewenste personen rijkelijk uit. “Men gaat uit van 12.000 executies” (p 135). Uiteindelijk leidde dit tot de Holocaust en de meest vernietigende oorlog uit de ons bekende geschiedenis. Sloterdijk beschrijft deze excessen weliswaar aan de hand van de leidende historische personen. Hij behandelt ze niet als oorzaken, maar veeleer als instanties die niet op zichzelf staan, maar gesteund door medestanders en meelopers een uit de hand lopende asymmetrische dynamiek van het moderniserings- en civilisatieproces voltrekken.

Is de oorlog of de revolutie eenmaal uitgebroken en heeft het geweld een aanvang genomen, dan lijkt dit pas te kunnen eindigen als het uitgeblust of overtroffen wordt door de tegenkrachten die erdoor in werking treden. Sloterdijk gaat daar nauwelijks op in. Hij wijst wel op het naar voren komen van ‘Nieuwe Mensen’, die zich niet laten remmen door wat niet mag en door wat vroeger niet mocht. “Voor hen was het noodzakelijk worden van de misdaad de nieuwe geest van de tijd” (p 142). Zijn zij de verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd? Is de nieuwe tijd “te danken aan hun bereidheid samen te werken met de voorwaarts stormende tendensen”? (p 142).

Sloterdijk wijst op de duistere romanfiguur de fanaticus Leo Naphta uit De Toverberg van Thomas Mann, die “de precieze trekken onthulde van het eigentijdse type van extremistische intellectuelen. Het is typerend voor dit type dat het de toegepaste onmenselijkheid de dogmatische grondslagen verschafte… die de romanschrijver Leo Naphta in de mond legt: ‘Niet de bevrijding en ontvouwing van het ik zijn het geheim en het gebod van onze tijd. Wat deze tijd nodig heeft.., wat hij voor zichzelf zal creëren is – de terreur” (p 143), zo eindigt Sloterdijk bovengenoemde gewelddadige episodes.

 

Noten

Voor een toelichting op Sloterdijk en zijn ideeën zie o.m.:

https://www.groene.nl/artikel/wie-is-peter-sloterdijk

In nr 34 verscheen een boekbespreking van Peter Sloterdijk en Thomas Macho, Geld, geest en God. https://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=2799

 

*Een laatste streven                       2019 09 22 Van en voor Marius van den Elzen (1950-2017)

 

Ik heb de opdracht afgemaakt

die hij zich had gesteld als taak

en zijn notities doorgenomen

Zo is hij dichterbij gekomen

 

Alsof ik in zijn denken kroopHij iks zo dichterbijHh

Ik liet het maar op zijn beloop

Hij komt zo meer nabij

maar blijft van alles vrij

 

Ik werd er echter toe gedreven

er een eigen inhoud aan te geven

Het heeft me wel gemotiveerd

dat hij er ook door werd geïnspireerd

 

Ik heb niets overgeschreven

van wat ik van hem heb gelezen

Het is een laatste eerbewijs

dat ik een artikel voor hem schrijf*

 

Om eindelijk gehoor te geven

aan een laatste streven

in zijn afgebroken leven

Zijn notities heb ik meegekregen

 

*Hij zou namelijk een boekbespeking schrijven