Saamhorigheid en de spirituele dimensie

Civis Mundi Digitaal #89

door Toon van Eijk

Aanvulling op: Patricia van Bosse, Een nieuw verhaal over saamhorigheid.

In Civis Mundi Digitaal #88 besprak Patricia van Bosse in twee delen het boek ‘Uit de Puinhopen. Een nieuwe politiek in een tijd van crisis’ door George Monbiot [1]. Hieronder geef ik wat aanvullingen op haar grondige boekbespreking en haar ter zake doende opmerkingen.

 

Overkoepelende verhalen

Patricia schrijft: “Er zijn talloze voorbeelden te geven waarin een verhaal dat eenmaal in ons heeft postgevat, nauwelijks meer te weerleggen is ondanks nieuwe feiten die de uitgangspunten van het verhaal weerspreken. Een ‘narratieve structuur’ is een sterk basispatroon, dat de neurologische beloningscircuits in ons brein activeert en daardoor lang in stand blijft … Om een nieuw verhaal ingang te doen vinden, zullen we ons goed bewust moeten zijn van de onderliggende aannames en waarden, die het verhaal energie geven en aansprekend maken”.

 

Het is inderdaad waar dat uitgangspunten of onderliggende aannames (vooronderstellingen) en onderliggende waarden altijd deel uitmaken van ‘narratieve structuren’ of ‘overkoepelende verhalen’. Helaas is het zo dat deze onderliggende impliciete vooronderstellingen en waarden meestal niet expliciet worden gemaakt en daardoor geen onderdeel worden van politieke en maatschappelijke discussies. Men zou deze narratieve structuren of overkoepelende verhalen ook paradigma’s kunnen noemen. Elders heb ik getracht drie naast elkaar bestaande (wetenschappelijke) paradigma’s zo expliciet mogelijk te maken aan de hand van verscheidene criteria [2]. Het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma zijn overkoepelende verhalen die ons ‘gevangen’ kunnen houden zolang we de onderliggende impliciete vooronderstellingen en waarden niet willen en/of kunnen expliciteren. Deze explicitatie vereist naast intellectuele reflectie ook spirituele of bewustzijnsontwikkeling, zoals ook Patricia aan het einde van haar Deel 2 duidelijk aangeeft.

 

Aansprekende nieuwe verhalen zijn één ding, maar ze dienen wel ‘gerealiseerd’ te worden door middel van daadwerkelijke actie of handelingen van individuele personen en via maatschappelijke structuren. Obama’s Yes we can was zonder meer aansprekend en inspirerend, maar de uiteindelijke praktische resultaten vielen tegen. En hoe verklaren we dat Obama’s absolute tegenpool Trump de volgende president kon worden?

 

De stadia van Ken Wilber

In Deel 2 van haar betoog schrijft Patricia: “Ieder (overkoepelend) verhaal is gebaseerd op een waarde, op vooronderstellingen, een perspectief of standpunt. Deze zijn altijd relatief”. Ze schrijft daar ook over ‘het einde van de grote verhalen’ en een ‘post-truth samenleving’ zoals tot uitdrukking komend in het beleid van Trump. In een eerder artikel in CM heb ik Ken Wilber’s boekje ‘Trump and a post-truth world’ besproken [3]. Wilber onderscheidt verscheidene stadia of niveaus van maatschappelijk-culturele en persoonlijke ontwikkeling of evolutie. In het artikel in CM heb ik getracht de belangrijkste kenmerken van deze stadia schematisch weer te geven in tabelvorm. Deze stadia zijn achtereenvolgens traditioneel (mythisch-letterlijk), modern (rationeel), postmodern (post-rationeel), extreem postmodern (post-truth) en integraal (higher-level wholeness).

 

In het traditionele, etnocentrische stadium impliceert de centrale positie van het ‘wij’ ook onvermijdelijk een ‘us-versus-them’ houding, een buitensluiten of afstand nemen van ‘anderen’. Volgens Wilber behoort zo’n 60% van de Amerikaanse bevolking en 70% van de wereldbevolking tot dit stadium. Trump’s slogan ‘make America great again’ is karakteristiek voor dit ontwikkelingsstadium. Het traditionele stadium wordt tevens gekenmerkt door een dominant mythisch geloofssysteem: fundamentalistische religieuze overtuigingen, zoals gebruikelijk bij de conformistische, absolutistische evangelicals, zijn gangbaar.

 

Het postmodernisme wordt volgens Wilber gekenmerkt door drie ‘true but partial’ concepten: het contextualisme, het constructivisme en het ‘a-perspectivisme’. Deze ‘ware maar tegelijkertijd partiële’ concepten zijn een belangrijke verworvenheid van het postmodernisme, het zijn essentiële onderdelen van een gezonde evolutionaire ontwikkeling, maar ze dienen niet overdreven te worden (hetgeen in het extreem ‘post-truth’ stadium wel geschiedt). Het contextualisme houdt in dat er geen universele waarheden zijn: alle waarheid is context afhankelijk. Het constructivisme houdt in dat alle waarheid ‘geconstrueerd’ wordt door individuen, maar meestal in samenspraak met anderen (co-constructie). Het a-perspectivisme houdt in dat er geen ahistorische, vooraf-gegeven, geprivilegieerde perspectieven zijn. Deze drie ‘ware-maar-partiële’ concepten dienen volgens Wilber getranscendeerd en ingebed te worden in een hoger stadium van evolutie, i.c., het integrale stadium.

 

De ‘aperspectival madness’ van het extreme postmodernisme heeft in een wereldwijde regressie naar eerdere ontwikkelingsstadia geresulteerd. Wilber claimt dat het extreme postmodernisme veel schade heeft aangericht door zijn aperspectival madness, dat in een post-truth cultuur van fake news en alternative facts heeft geresulteerd. Regressie naar overdreven patriotisme, etnocentrisme, politiek populisme en religieus fundamentalisme was het gevolg, niet alleen in de VS maar wereldwijd.

 

In het integrale stadium wordt de aperspectival madness van het voorafgaande extreme postmodernisme getransformeerd tot een onderscheidende wijsheid: de noodzakelijkheid en het belang van de eerdere ontwikkelingsstadia wordt onderkend en gewaardeerd. Volgens Wilber behoort momenteel slechts ongeveer 5% van de Amerikaanse bevolking tot dit opkomende integrale ontwikkelingsstadium. Spinoza zou deze 5% waarschijnlijk de ‘weldenkenden’ noemen. Het integrale ontwikkelingsstadium wordt vooral gekenmerkt door een omvattend streven naar kennis, door een zoektocht naar kennis die alle bestaande evolutionaire wereldbeelden insluit. Het postmoderne contextualisme, het constructivisme en het ‘a-perspectivisme’ worden omarmd, maar in gematigde vorm. Elk individu co-creëert zijn/haar wereld of werkelijkheid, maar doet dit vanuit het hoogste ontwikkelingsstadium dat men kan bereiken (het integrale stadium). Op deze manier ontstaat de meeste kans op order out of chaos.

 

De culturele en politieke elites in het postmoderne ontwikkelingsstadium hebben het cruciale belang van innerlijke groei niet onderkend of gewoonweg verwaarloosd. Wilber benadrukt mijns inziens terecht dat het uiteindelijk gaat om het bewandelen van een concreet en effectief pad van bewustzijnsontwikkeling. Hoewel Wilber zegt dat bewustzijnsontwikkeling essentieel is, ontkent hij niet dat externe of uitwendige economische, technologische, politieke en geografische factoren een onderdrukkende rol kunnen spelen in het individuele en maatschappelijke ontwikkelingsproces. Maar uiteindelijk vindt ook hij dat interne bewustzijnsontwikkeling doorslaggevend is.

 

Maatschappelijke structuren en innerlijke groei

In een eerder artikel in CM heb ik een conceptueel kader geschetst dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt [4]. In de bovenste route van Diagram 1 bepalen maatschappelijke structuren, via de processen van gehoorzaamheid (compliance) aan externe normen en identificatie met externe normen, een afgedwongen, re-actief gedrag. Voorbeelden van zulke maatschappelijke structuren zijn het gezin, de school, de sportclub, peer groups, de politie, commerciële bedrijven, etc. In de onderste route van het Diagram bepaalt het proces van bewustzijns- of spirituele ontwikkeling via ‘spontane gehoorzaamheid’ aan interne waarden een vrij, pro-actief gedrag. In de dagelijkse praktijk zullen beide routes een rol spelen in het tot stand komen van gedrag, maar de onderste route ontvangt tot op heden weinig aandacht.

 

Diagram 1: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt

 

 

De bovenste route heeft dus betrekking op externe of uitwendige maatschappelijke structuren, die via externe normen een re-actief gedrag afdwingen, terwijl de onderste route is gericht op innerlijke groei via de ontwikkeling van interne levensbevorderlijke waarden die in pro-actief gedrag resulteren. De onderste route is in mijn visie fundamenteler van aard, simpelweg omdat individuele actoren de ‘bouwstenen’ zijn van alle maatschappelijke structuren en die dus vormgeven en bepalen.

 

Externe normen en het bijbehorende re-actieve gedrag kunnen door zeer frequente herhaling geïnternaliseerd worden tot interne waarden, bijvoorbeeld gedurende de opvoeding van kleine kinderen thuis. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het internalisatie proces een black box proces is: we weten niet wat er precies gebeurt. We weten niet hoe extern opgelegde normen geleidelijk aan interne waarden worden. Maar door frequente herhaling en bijsturing doen kinderen op een gegeven moment min of meer automatisch of spontaan wat ouders zien als gewenst/normaal gedrag. Dat gedrag kan ecologisch en maatschappelijk verantwoord of onverantwoord, positief of negatief, zijn. De processen gehoorzaamheid en identificatie kunnen in positief of negatief re-actief gedrag resulteren. Zowel goed als slecht voorbeeld doet volgen. Identificatie met peers kan bijvoorbeeld in ongebreideld consumentisme resulteren.

 

Diagram 1 geeft ook aan dat menselijk gedrag in wisselwerking staat met natuurlijke ecosystemen. De vervuiling en uitputting van het ecosysteem ‘aarde’ wordt door menselijk gedrag veroorzaakt. De wisselwerking tussen maatschappelijke structuren en individuele actoren vindt plaats via het collectief bewustzijn, dat in eerdere artikelen in CM veelvuldig ter sprake is gebracht door Piet Ransijn en mijzelf.

 

Saamhorigheid en gemeenschapszin

Patricia schrijft in haar Deel 1: “De grootste verliezer van de [huidige] neoliberale ideologie is het gevoel van verbondenheid, het gevoel dat we in een gemeenschap leven. Monbiot werkt dat uit door een verband te leggen met de verschillen tussen intrinsieke en extrinsieke waarden … Kernwoord van [het benodigde nieuwe politieke] verhaal is volgens hem: saamhorigheid. We hebben er behoefte aan om bij elkaar te horen, ergens toe te behoren en ergens thuis te horen”. 

 

De verschillen tussen ‘intrinsieke en extrinsieke waarden’ die Monbiot hanteert zijn mijns inziens verwarrend. Ik denk dat het nuttiger is een onderscheid te maken tussen externe normen en interne waarden (zoals gedaan in Diagram 1) waarbij ‘normen’ staan voor expliciete, gekwantificeerde standaarden voor ‘waarden’. Bijvoorbeeld, de waarde ‘verkeersveiligheid’ resulteert in een norm van maximaal 50 km/uur.

 

Het kernwoord ‘saamhorigheid of gemeenschapszin’ is inderdaad cruciaal in nieuwe overkoepelende verhalen. Mijns inziens is de onderliggende basis van saamhorigheid of gemeenschapszin het collectief bewustzijn. We hebben allen het collectief bewustzijn ‘gemeen’ en het verbindt ons en brengt ons ‘samen’. Een synoniem voor saamhorigheid is ‘broederschap’. Van de beroemde trits ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ onderschrijft Spinoza vrijheid en broederschap, maar gelijkheid is volgens hem een illusie. Volgens Spinoza zijn mensen nu eenmaal niet gelijk, er zijn grote verschillen in intellectuele en andere capaciteiten. Hij onderscheidt in de mensheid een (heel) kleine groep van ‘weldenkenden’ en een grote meerderheid van ‘onweldenkenden’. Broederschap is juist nodig om deze ongelijkheid voor zover mogelijk te verminderen.

 

Civic Driven Change

In Deel 2 schrijft Patricia: “In onze tijd, waarin zoveel sociale voorzieningen zijn afgebroken zien we op veel plaatsen overal op de wereld initiatieven om van onderop gemeenschappelijke activiteiten te ondernemen”. En ze citeert Monbiot die zegt dat een werkelijke participatiecultuur “vrijwel onvermijdelijk leidt tot een vriendelijkere sfeer in het openbare leven. Herleefde gemeenschapszin zal intrinsieke waarden versterken en verspreiden, extrinsieke waarden terugdringen, en waarschijnlijk tot een rechtvaardigere en inclusievere politiek leiden”. Zij vervolgt: “Hoe idealistisch en zelfs onrealistisch dit alles ook klinkt, elke stap in deze richting is plezierig en positief”. Monbiot schrijft: “Effectieve participatie vereist een levendige, creatieve en intelligente politieke cultuur, maar om zo’n effectieve politieke cultuur te laten ontstaan is effectieve participatie vereist”.

 

De laatste zin van Monbiot, een cirkelredenering, geeft mijns inziens het problematische aspect van zijn betoogtrant goed weer, i.e. waar precies begin je? Effectieve participatie van onderop lijkt toch het startpunt te moeten zijn, maar hoe komt dat tot stand? Eigenlijk hebben we het hier over Civic Driven Change (CDC), een door burgers geïnitieerde bottom-up benadering om gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. In een eerdere publicatie mijnerzijds ga ik uitvoerig in op CDC [5]. Op de achterflap van het boek staat: “The role of citizens as agents of development is indisputable and a redesign of states and markets ‘from within’ is essential. This, however, not only implies that the citizens themselves, as the building blocks of societal institutions, must develop civic agency. They also need to access the deeper, more inner levels of human consciousness. Societal transformation demands above all personal transformation. If you want to change the world, start with yourself”.

 

Een aantal sleutelbegrippen in mijn boek over CDC zijn burgerlijke handelingsbekwaamheid (civic agency), eigenaarschap, self-empowerment, holistische ontwikkeling, en consciousness-based development. Het laatste hoofdstuk in dit boek, getiteld Vision of Ideal Society: Consciousness-Based Development, geeft een beschrijving van een conventionele en een ideale samenleving. Men zou dit kunnen beschouwen als een ‘overkoepelend groot verhaal’ dat aangeeft hoe we in de richting van een meer ideale samenleving kunnen geraken.

 

Als voorbeeld van CDC kan coöperatie vorming gelden. Mijn persoonlijke ervaring met het trainen van boerenleiders in Oost-Afrikaanse en Centraal-Aziatische landen in coöperatie vorming laat zien dat door boeren geïnitieerde coöperaties essentieel zijn voor plattelandsontwikkeling. Het opbouwen van economische en politieke tegenmacht van boeren d.m.v. coöperatie vorming is cruciaal. Een succesvolle coöperatie is zowel een winstgevend commercieel bedrijf als een hechte sociale organisatie. De boeren zelf zijn de shareholders én de stakeholders. Het grootste probleem met coöperatie vorming en CDC in het algemeen is mijns inziens het beperkte aantal gemotiveerde, charismatische en gekwalificeerde individuen die als startpunt kunnen fungeren. CDC resulteert in saamhorigheid en gemeenschapszin, but how to kick-start the process? Voor brede verandering is behoefte aan vele pro-actieve, non-conformistische individuen (zie ook Diagram 1).

 

Doughnut Economie?

Monbiot geeft veel aandacht aan het werk van Kate Raworth wier boek ‘Doughnut Economie’ hij beschrijft als: “het best doordachte en meest verreikende materiaal dat ik bij mijn onderzoek voor dit boek heb gelezen”. Raworth bepleit een inclusieve en duurzame economische ontwikkeling die zich moet afspelen tussen een environmental ceiling en een social foundation. Wouter van Noort schrijft: “De kern van haar boodschap is dat economische activiteit binnen de ecologische grenzen van de aarde moet blijven, terwijl we ook een ondergrens moeten hanteren voor menselijke welvaart … Kort gezegd: we moeten af van eindeloze en ongeremde groei … Het voornaamste punt van kritiek (van andere economen) is dat ze de vraag ‘hoe dan’ niet sluitend beantwoordt” [6].

 

Ik denk dat weinig mensen het oneens zullen zijn met de kern van de boodschap van Raworth, echter de vraag ‘hoe dan’ dient wel beantwoord te worden. Net zoals dat geldt voor de vraag ‘hoe’ de effectieve participatie van Monbiot, die tot saamhorigheid moet leiden, opgestart gaat worden? Zijn er voldoende individuen die de ecologische bovengrens en de welvaart/welzijn ondergrens respecteren? Zo nee, hoe vermeerderen we dan het aantal mensen dat deze grenzen wel respecteert en omzet in daadwerkelijk ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag? Worden beide routes in Diagram 1 ten volle benut?

 

De zwijgende meerderheid

Patricia schrijft: “Het gaat erom het enthousiasme van de velen in te zetten tegen de controle van de weinigen”. Monbiot zegt: “Als het ons lukt om de zwijgende meerderheden te mobiliseren kan de kleine minderheid (die de aandacht afleidt, leugens verspreidt en verwarring zaait) ons op geen enkele manier meer tegenhouden”.

 

De mobilisatie van zwijgende meerderheden is inderdaad essentieel, maar ook hier geldt weer de ‘hoe’ vraag. Uiteindelijk geldt altijd ‘power to the people’ want macht is geen ‘commodity’, geen soort handelsgoed dat in grotere of kleinere hoeveelheden verzameld kan worden door elites. Zoals eerder in CM opgemerkt, ‘macht’ is paradoxaal. Bruno Latour zegt dat hoe veel macht men ook schijnt te accumuleren, het is altijd nodig het te verkrijgen van de anderen [7]. Leiders leiden niet maar volgen. Dat brengt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor crises terug waar die hoort, namelijk bij de burgers zelf. Leiders weerspiegelen onbewust de coherentie en kwaliteit van het collectieve bewustzijn. Dat mobilisatie van grote groepen mensen mogelijk is onder bepaalde omstandigheden laat bijvoorbeeld de huidige crisis in Hong Kong zien.

 

Saamhorigheid buiten de wij-groep

Patricia schrijft: “We zijn heel empathisch en sociaal, maar vaak alleen in onze wij-groep. Tegelijkertijd zijn we in staat om de meest vreselijke dingen te doen tegen degenen die daarbuiten vallen … Monbiot stipt al zulke neigingen wel vluchtig aan, en stelt dat de rechtsstaat moet zorgen voor het goede, saamhorige sociale gedrag. Het is voor mij een vraag hoe dat zal uitwerken”.

 

Zoals we hierboven hebben gezien stelt Ken Wilber dat in het traditionele, etnocentrische stadium de centrale positie van het ‘wij’ onvermijdelijk een ‘us-versus-them’ houding impliceert, een buitensluiten of afstand nemen van ‘anderen’. Wilber schat dat zo’n 70% van de wereldbevolking tot dit stadium behoort. Mijn boek over Spinoza’s filosofie bevat een hoofdstuk met de titel ‘Het concentrische ik’ en een subhoofdstuk getiteld ‘Aangeboren gemeenschapszin’ [8]. De volgende drie alinea’s stammen uit dit boek.

 

Ik denk dat de mate en intensiteit van de samenwerking afhankelijk is van de grootte van de groep. Bij buren is het terug te voeren op de natuurlijke manier waarop buren met elkaar omgaan. Maar bij wijdere concentrische cirkels van groepsleden wordt de samenwerking steeds moeizamer. Vriendschap met velen is nu eenmaal onmogelijk. Bij grotere groepen zijn steeds meer abstracte regels nodig om de samenwerking te organiseren. Dat vereist ‘weldenkendheid’ wat normaliter een schaars goed is. Uiteindelijk is het hemd vaak nader dan de rok.

 

De meest wijde concentrische cirkel, de mensheid, is een abstractie die niet noodzakelijkerwijs veel empathie oproept. Hier is het begrip collectief bewustzijn relevant. Hoe wijd reiken de concentrische cirkels van het collectief bewustzijn? De mate van gemeenschapszin is een directe weerspiegeling van de coherentie en kwaliteit van het collectief bewustzijn. De vraag is hoe wijd de cirkels van vertrouwen opgerekt kunnen worden. Vertrouwen we alleen onze naaste familie of alle wereldburgers - de twee extremen op een continuüm. Idealiter omvat de cirkel van insluiting alle wereldburgers, maar het promoten van daadwerkelijk wereldburgerschap (civis mundi) is niet eenvoudig.

 

Gemeenschapszin en collectieve handelingsbekwaamheid, resulterend in ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, kunnen worden ontwikkeld door middel van conventionele instrumenten zoals de opvoeding thuis, onderwijs en overheidsbeleid, en door bijvoorbeeld religieuze instanties en het maatschappelijk middenveld. De vergroting van gemeenschapszin en collectieve handelingsbekwaamheid door middel van effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling verdient meer aandacht. De ontwikkeling tot gemeenschapszin op een natuurlijke wijze door innerlijke groei verwijst naar de onderste route in Diagram 1, waarin pro-actief gedrag gevormd wordt. De ontwikkeling tot gemeenschapszin door (meer of minder dwingende) oplegging van buitenaf verwijst naar de bovenste route in Diagram 1, waarin re-actief gedrag centraal staat.

 

Holisme

Patricia schrijft: “Zoals Monbiot in zijn boek ook zegt, zal op alle niveaus en gebieden veranderingen en inzicht nodig zijn om de maatschappelijke structuren in de gewenste richting vorm te geven”.

 

Het bewerkstelligen van veranderingen ‘op alle niveaus en gebieden’ - dus zowel verticaal maatschappelijk van individu tot wereld als horizontaal maatschappelijk van technologische tot sociaal-structurele factoren - heb ik eerder ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd [9]. Met alleen ons beperkte intellect gaan we dat niet redden.

 

De spirituele dimensie

Patricia schrijft tenslotte: “Een aanvulling op Monbiot’s mensbeeld is er in de spirituele dimensie, waar hij niet over spreekt. Juist die dimensie biedt echter mogelijkheden om het positieve mensbeeld van Monbiot werkelijkheid te doen worden. Spiritualiteit is in feite onze behoefte aan een ervaring van ´heelheid’, van één zijn, van liefde en verbondenheid. Zeker als spiritualiteit wordt opgevat als gebaseerd op directe eigen ervaring van de diepte van ons mens-zijn die ons doet wortelen in het bestaan, geeft het stabiliteit terwijl het tegelijk een grote openheid mogelijk maakt. Door die ervaring van een transcendente, onderliggende stille en lege dimensie is er direct al een gevoel van verbondenheid: het besef dat we die dimensie met alle mensen en alle andere leven en de planeet delen … Als we de dimensie die vooraf gaat aan de verhalen toelaten, ‘omarmen’ in populair jargon, zijn we aangeland bij een diepte in de mens waarnaar altijd verwezen werd door religies en filosofieën e.d., die transcendentie een plaats gaven. Het is een dimensie van vrijheid én eenheid”.

 

Hieraan heb ik niets toe te voegen [10].

 

 

Eindnoten



[2] Zie mijn Eindnoot 2 en 3 in: Commentaar op ‘Landbouw met en zonder gif’ in CM Digitaal # 89. Ook in mijn boek over Spinoza’s filosofie komen deze drie paradigma’s ter sprake: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu.

[3] Van Eijk, T. (2018), Bespreking van: Ken Wilber, Trump and a post-truth world. Shambala Publications, 2017. Civis Mundi Digitaal #63, augustus 2018.

[4] Van Eijk, T. (2015), Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[5] Van Eijk T. (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu 

[6] Wouter van Noort. Radicale ideeën voor het nieuwe kapitalisme. NRC, 20/21 juli 2019.

[7] Zie de paragraaf getiteld ‘Maar individuen hebben geen macht?’ in Van Eijk (2015) in Eindnoot 4.

[8] Zie Van Eijk T. (2017) in Eindnoot 2.

[9] Zie de paragraaf getiteld ‘De illusie van het intellectuele holisme’ in Van Eijk (2015) in Eindnoot 4.

[10] Zie ook wat Otto Duintjer, emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, zegt over deze spirituele dimensie, die hij omschrijft als een omvattende, alles doordringende en trans-persoonlijke diepte-dimensie (zie subhoofdstuk 1.1 in Van Eijk 2017; Eindnoot 2).