Civis Mundi Digitaal #98
Bespreking van: Koo Van der Wal, De symfonie van de natuur: Tableau van een kleurrijke en creatieve werkelijkheid. Den Bosch/Oud-Turnhout, Uitgeverij Gompel & en Svacina, 2020
Inleiding
Koo van der Wal, emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en collega van Wim Couwenberg, heeft een interessant, veel omvattend en belangrijk boek geschreven over natuuropvattingen. Dit boek is een verkorte en geactualiseerde versie van een eerder boek van zijn hand: Nieuwe vensters op de werkelijkheid. Contouren van een natuurfilosofie in ontwikkeling (Klement, Zoetermeer 2012, tweede druk 2016). Het onderhavige boek telt bijna 300 pagina’s en bespreekt veel onderwerpen. Ik geef eerst een kort overzicht van het boek aan de hand van de Inleiding in het boek en zal vervolgens commentaar leveren op een aantal onderwerpen die mijns inziens belangwekkend zijn.
1. Kort overzicht
Van der Wal (vdW) bespreekt eerst het premodern-mythische werkelijkheids- en natuurbeeld, waarin verhalen ofwel mythen over goden, geesten en voorouders centraal staan. Deze hogere machten hebben de wereld ooit ingericht en blijven erin ingrijpen. In het daarop volgende klassiek-moderne natuurbeeld staan onpersoonlijke elementaire bouwstenen en krachten centraal, en heerst een volstrekt determinisme. In dit Newtoniaanse, gemechaniseerde natuurbeeld is iedere vorm van doelgerichtheid (teleologie) geëlimineerd. Daarom is ook het fenomeen van ‘het leven’ in dit natuurbeeld “een onplaatsbare zwerfsteen” (p.10). Vervolgens bespreekt vdW in een Intermezzo de ‘natuurvergetelheid van de moderne wijsbegeerte’. Hij bedoelt daarmee dat de natuur grotendeels van de agenda van de moderne filosofie is verdwenen vanwege een obsessieve preoccupatie met de menselijke werkelijkheid.
Er zijn echter barsten in het klassiek-moderne natuurbeeld verschenen door wetenschappelijke ontwikkelingen, zoals de thermodynamica (warmteleer), de relativiteits- en kwantumtheorie, de systeembiologie, de theorie van open, complexe en niet-lineaire dynamische systemen, de chaostheorie, de ontdekking van zelforganiserende vermogens in de natuur, en het idee van emergente fenomenen en eigenschappen. Dit resulteert in een zich nu aftekenend postklassiek natuurbeeld. Een aantal kernideeën van dit nieuwe natuurbeeld zijn zelforganisatie, complexiteit, emergentie, continuïteit en discontinuïteit in de natuur, maar het nieuwe denkraam heeft ook consequenties voor “onze opvattingen inzake materie, causaliteit, teleologie, wetmatigheid, toeval e.a.” (p.16). Dit nieuwe ‘ecologische’ natuurbeeld blijkt te bestaan uit “een complex systeem van dynamische en kwetsbare balansen, die weliswaar een mate van veerkracht bezitten, maar niet ongestraft overbelast kunnen worden … Het legt … de grondslag voor een andere, sparende en ontziende houding van de mens ten opzichte van de natuur … Het maakt hem van een exploitant tot een participant in het natuurgebeuren” (p.14).
Vervolgens bespreekt vdW de contouren van dit nieuwe natuurbeeld en besteedt daarbij specifiek aandacht aan het fenomeen ‘leven’, het fenomeen ‘bewustzijn’, en de discipline ecologie. Daarna volgen nog hoofdstukken over emergentie, causaliteit en finaliteit, en de intrinsieke waarde van natuurlijke entiteiten. Hij besluit met een hoofdstuk over de sociale werkelijkheid, een intermezzo met enkele kentheoretische reflecties en tenslotte zijn afsluitende beschouwingen.
Het boek van vdW heeft twee veelzeggende motto’s meegekregen: “Het universum is niet alleen vreemder dan wij het ons voorstellen, het is vreemder dan wij het ons kunnen voorstellen” (Sir Arthur Eddington) en “Natuurwetenschap zonder filosofie is mank, filosofie zonder natuurwetenschap is blind” (naar Albert Einstein). Het eerste motto verwijst naar het mysterieuze aspect van het universum en de mijns inziens beperkte capaciteit van het menselijk intellect, terwijl het tweede motto het belang van wetenschapsfilosofie en een integratie van natuur-, sociale- en geesteswetenschappen onderstreept. Ik kom hierop terug.
2. Algehele berekenbaarheid en beheersbaarheid van natuurlijke en sociale processen?
In zijn bespreking van het klassiek-moderne natuurbeeld schrijft vdW: “Het idee [in het klassiek-moderne natuurbeeld] van de in principe bereikbare algehele doorzichtigheid, voorspelbaarheid en berekenbaarheid van de dingen is het achtergrondverhaal (‘grote verhaal’) ofwel de ideologie van de [moderne] technische civilisatie” (p.65). Ik heb dit elders de ‘illusie van het intellectuele holisme’ genoemd: de illusie dat we met behulp van ons intellect en de uitbreidingen daarvan (bijvoorbeeld computers, artificiële intelligentie) de samenhang der dingen in de natuur en samenleving zouden kunnen doorgronden, en aldus beheersen. Dit verwijst ook naar het eerste motto in het boek van vdW. Verderop in zijn boek spreekt VdW van “een enorme overschatting van het menselijk vermogen tot inzicht in en overzicht van de situatie en daarmee van het kunnen sturen en beheersen van de sociale processen” (p.250).
3. Het levensfenomeen
Volgens vdW is het fenomeen ‘leven’ een onoverkomelijk struikelblok van het klassiek-moderne werkelijkheidsbeeld. Hij schrijft: “Het onderscheidt zich al intuïtief duidelijk van het domein van het anorganische door eigenschappen als groei, regeneratie bij beschadiging, doelstrevendheid, actief inspelen op omgevingsfactoren, voortplanting, evolutie van levensvormen e.d. Al deze kenmerken lijken volkomen vreemd (en zijn dat ook werkelijk) aan een natuur bestaande uit dode, inerte bouwstenen die slechts door krachten van buiten af in beweging gezet worden … Het heeft niet aan pogingen ontbroken om het levensfenomeen tot de fysisch-chemische processen van het anorganische niveau te herleiden” (p.89).
In het nieuwe, postklassieke natuurbeeld worden organisatiepatronen als basaal kenmerk van de werkelijkheid gezien. VdW schrijft: “De natuur bestaat uit een ladder van kwalitatief verschillende, tot elkaar niet herleidbare zijnsvormen. In tegenstelling tot het adagium van de klassieke fysica … de natuur maakt geen sprongen, doet zij dat dus wel degelijk en wel aan de lopende band … Tussen de niveaus van complexiteit en organisatie bestaat geen continuïteit, maar discontinuïteit: bij de overschrijding van bepaalde drempelwaarden van complexiteit verschijnen … ‘emergent’ nieuwe soorten entiteiten met nieuwe eigenschappen en gedragswijzen, die uit de eigenschappen van de fenomenen van het naastlagere niveau niet afleidbaar zijn … Met inzicht in de chemische reacties op zich die zich in het levende organisme afspelen, begrijpen we nog niet waarom deze chemische processen in deze samenstelling, concentratie enz. met elkaar coöpereren, en hoe zij bij die ineen grijpende activiteit worden aangestuurd. Een puur chemische analyse levert ons, anders gezegd, niet meer dan inzicht in de residuen van het levensproces, niet in dat proces zelf” (p.108/9).
VdW spreekt ook over een ‘fijne afstemming’ van de natuurconstanten als voorwaarde van de mogelijkheid van leven. “Er bestaat geen serieus antwoord op de vraag, waarom de fysische constanten precies de waarden hebben die ze feitelijk bezitten, waarom kortom de wereld de orde bezit die wij waarnemen en die ook alleen in deze vorm het levensfenomeen mogelijk maakte. Zeer ter zake is dan ook in dit verband de opmerking van [de kernfysicus en filosoof] Carl Friedrich von Weizsäcker: ‘De natuurkunde verklaart de mysteries van de natuur niet, ze herleidt ze tot dieper liggende mysteries’” (p.125/6). De vraag blijft dan natuurlijk wat deze ‘dieper liggende mysteries’ zijn en of deze voor mensen kenbaar/ervaarbaar zijn?
VdW spreekt hierboven over ‘kwalitatief verschillende zijnsvormen’, de ‘sprongen of discontinuïteiten’ in de natuur, oftewel het ontspruiten van nieuwe ‘emergente’ verschijnselen zoals het levensfenomeen en het bewustzijnsfenomeen. Hij zegt ook dat deze emergenties te maken hebben met het overschrijden van bepaalde drempelwaarden van complexiteit. Hij verwijst daarbij o.a. naar het boek van de Wageningse hoogleraar Marten Scheffer: Critical Transitions in Nature and Society. Princeton University Press (2009). De kritieke transities of faseovergangen komen zowel in ecologische als maatschappelijke processen voor.
4. De muziek van het leven
Met betrekking tot de verschillende niveaus van complexiteit en organisatie in de natuur zegt VdW dat hogere-ordeniveaus de lagere aansturen (via neerwaartse causaliteit) op die manier “zowel continuïteit tussen de niveaus verzekerend als er nieuwe dimensies aan toevoegend” (p.159). Hij verwijst daarbij naar het boek van Denis Noble, emeritus hoogleraar cardiovasculaire fysiologie aan de Universiteit van Oxford: The Music of Life. Biology beyond Genes. OUP, Oxford (2006). Noble zegt dat hogere-orde en lagere-ordeniveaus in een uiterst complex samenspel van neerwaartse en opwaartse causaliteit (veroorzaking), metaforisch gesproken, de ‘muziek van het leven’ voortbrengen, “waarbij ieder, afgestemd op de medespelers en de orde van het geheel, zijn eigen partij speelt” (p.111). De verschillende ordeniveaus moeten dus op elkaar afgestemd zijn en op de orde van het geheel. In die context kan men zeggen dat leven en ook gezondheid holistische fenomenen zijn.
De titel van het boek van VdW ‘De symfonie van de natuur’ verwijst ook naar hogere- en lagere-ordeniveaus die goed op elkaar afgestemd moeten zijn. In de metafoor van een symfonieorkest is er een dirigent die de onderlinge afstemming en de afstemming op het geheel verzorgt. Ervan uitgaande dat er geen premoderne, antropomorfe, mythische voorouder of afgod en ook geen moderne, antropomorfe, transcendente God is, die de natuur aanstuurt en afstemt, ‘wat’ is er dan dat deze aansturing en afstemming verzorgt? Spinoza’s immanente ‘God oftewel Natuur’ (Deus sive Natura)? Voor meer hierover, zie een recent artikel van mijn hand in Civis Mundi [1].
Met betrekking tot de landbouw spreekt de beroemde Indiase eredoctor van de WUR Swaminathan over een ‘symphonic agriculture’ [2]. Een symfonische landbouw wordt mijns inziens gekenmerkt door ecologische, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele en culturele duurzaamheid. Duurzaamheid is daarmee een integrerende, holistische eigenschap, die enige vorm van orkestratie van de in de vorige zin vermelde ‘categorieën van factoren’ vereist. Ik denk dat de orkestratie van synergie in een ‘symfonische landbouw’ vooral gefaciliteerd wordt door bewustzijnsontwikkeling van zoveel mogelijk mensen. Deze bewustzijnsontwikkeling faciliteert het ontwikkelen van maatschappelijk en ecologisch verantwoordde waarden/grondhoudingen, en daarmee duurzaam gedrag. Ik kom hierop terug.
5. Het fenomeen bewustzijn
Volgens vdW is bewustzijn niet slechts een neveneffect van breinprocessen, maar een emergent fenomeen, dat wil zeggen “een kwalitatief nieuw verschijnsel dat optreedt na overschrijding van een bepaalde drempel van complexiteit van levende systemen die met een centraal zenuwstelsel zijn uitgerust” (p.142). Hij schrijft ook dat “het psychische een emergent verschijnsel is bij de overschrijding van een bepaalde complexiteitsdrempel waartoe op de één of andere wijze een aanleg aanwezig geweest moet zijn [er moet wel zoiets als een ‘dispositie’ of ‘potentie’ aangenomen worden] … We kunnen ook hier niet veel anders doen dan ter kennis nemen hoe de natuur ons steeds opnieuw voor verrassingen stelt. Ofwel hoe zij steeds weer nieuwe ‘mysteries’ voor ons in petto heeft, waarvan er niet weinig ‘diep verborgen’ zijn, om met Chomsky te spreken” (p.216). De aanname van VdW dat bewustzijn als ‘dispositie’ of ‘potentie’ al aanwezig moet zijn in de natuur kan inderdaad ‘mysterieus’ genoemd worden. Ik kom hierop terug.
6. Zelforganisatie en evolutie
Volgens VdW kan zelforganisatie, een kernidee van het nieuwe postklassieke natuurbeeld, zonder een speciale entiteit die het proces aandrijft. Hij schrijft: “Het is een integrerende activiteit van het systeem, gegeven met het dynamische organisatiepatroon dat zichzelf draagt. (Men zou in dit verband ook nog eens aan de zichzelf dragende elektromagnetische golven kunnen denken, zonder een ‘ether’ als substraat)” (p.158). Zelforganisatie heeft als verschijningswijze van een dynamisch systeem dus proceskarakter. Het moet niet als entiteit gedacht worden. VdW zegt ook: “De primaire factor in het proces van ontstaan en evolutie van het leven is de zelforganisatie. Pas daarna en op basis daarvan treedt de natuurlijke selectie in werking” (p.179/80). Ook een ‘zichzelf dragend’ proces van zelforganisatie als primaire factor in de evolutie klinkt ‘mysterieus’. Ik kom hierop terug.
In deze context verwijs ik graag naar het boek ScienceBites (2019) van Gerard Jagers op Akkerhuis, dat een grondige en kritische overdenking geeft van veel gebruikte wetenschappelijke termen zoals leven, evolutie, organisme en wetenschap. De tweemaal gepromoveerde wetenschapper Jagers op Akkerhuis (JoA) is zonder meer een multidisciplinair iemand. In 2016 heeft hij een boek gepubliceerd over ‘Evolutie en transities in complexiteit’. In dit Engelstalige boek met als ondertitel The science of hierarchical organization in nature presenteert hij zijn Operator Theorie (OT). JoA wil het gebruikelijke onderscheid tussen fysica en biologie opheffen in een geïntegreerde evolutie theorie, waarin zowel abiotische, fysisch-chemische entiteiten (bijvoorbeeld atomen en moleculen) als biotische entiteiten (bijvoorbeeld cellen en organismen) voorkomen en gerangschikt worden. De OT spreekt van ‘operatoren’ die reiken van quarks tot mensen. Biotische operatoren zijn voor JoA cellen en alle operatoren daarboven. In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik uitvoerig commentaar geleverd op zijn boek ScienceBites [3].
Op de website van Integral World (An independent forum for a critical discussion of the integral philosophy of Ken Wilber), opgericht en gemodereerd door Frank Visser, staan veel kritische artikelen over de evolutietheorie en Ken Wilbers interpretatie daarvan [4].
7. De sociale werkelijkheid
Aan het eind van zijn boek wijdt VdW ook een hoofdstuk aan de sociale werkelijkheid. Hij schrijft dan: “Ontwikkeling blijkt een veelomvattende zaak te zijn, nl. een macrosociaal proces van gerichte verandering waarbij de cultuur en de instelling van de bevolking in kwestie een cruciale rol spelen. De wijze waarop de economie van een samenleving functioneert, hangt met andere woorden samen met de hele inrichting, manier van leven en denken en mentaliteit van die samenleving - maar iets dergelijks geldt evenzeer voor het recht, de politiek, het kennissysteem etc. Een maatschappij blijkt een complex systeem te zijn dat als geheel door een bepaalde configuratie gekenmerkt wordt die de zijns- en functiewijze van de ‘componenten’ bepaalt” (p.268/9). Maatschappijen zijn dus complexe systemen, waarin vele componenten of subsystemen een rol spelen. In deze context heb ik een boek over het multidimensionale ontwikkelingsproces in Sub-Sahara Afrika geschreven met nadruk op het belang van het economisch, politiek, sociaal-structureel en cultureel bepaalde arbeidsethos [5].
8. Dispositioneel aangelegde orde van de natuur/werkelijkheid
VdW pleit voor een erkenning van de ideële dimensie van de natuur/werkelijkheid. Hij beschouwt het leven, het bewustzijn en allerlei maatschappelijke verschijnselen als manifestaties van een in de natuur aangelegde orde. Deze in de natuur gelegen disposities worden aan het licht gebracht. Hij schrijft: “Is er anders gezegd op de één of andere manier een eigenstandige wereld van geestelijke gestalten (‘ideeën’) die in de loop van empirische processen als het ware gerealiseerd worden? In verschillende samenhangen zien we steeds weer op zo’n platoniserende opvatting teruggegrepen worden, bijvoorbeeld in de wiskunde, waar zich aan de beoefenaars ervan telkens opnieuw de overtuiging opdringt dat wiskundige inzichten geen aangelegenheid van uitvinden zijn, maar van vinden, ontdekken” (p.286). Volgens VdW moet de zichzelf ontwikkelende orde van de natuur op de één of andere wijze dispositioneel in de natuur aangelegd zijn. Hij zegt vervolgens: “Een interessante gedachte in dit verband lijkt mij David Bohms idee van een ‘impliciete’, ‘latente’ of ‘ingevouwen’ orde die onder bepaalde voorwaarden gerealiseerd of ‘uitgevouwen’ wordt” (p.287).
Het idee van een ‘impliciete’ of ‘ingevouwen’ orde in de natuur/werkelijkheid, die onder bepaalde voorwaarden ‘uitgevouwen’ wordt, spreekt mij aan. De vraag blijft dan wel of en hoe de mens de ingevouwen orde kan ‘ont-dekken’, oftewel ‘onder’ het dek of de sluier van de uitgevouwen orde deze ingevouwen orde kan ervaren? Ik kom hierop terug.
9. Voorbij het menselijk voorstellings- en denkvermogen?
In de natuurwetenschappen van de afgelopen eeuw blijkt het menselijk voorstellingsvermogen bij het begrijpen van de natuur regelmatig overvraagd te worden. VdW schrijft: “Anders uitgedrukt is het alledaagse voorstellingsvermogen naarmate we dieper in de natuur doordringen geen betrouwbaar kompas gebleken … [De astrofysicus Paul Davies verzucht] dat wie moderne fysica wil bedrijven er goed aan doet zijn gezonde verstand thuis te laten, kortom dat men het moet opgeven te proberen zich een voorstelling te maken van de processen op microniveau of in de sfeer van het zeer grote” (p.288). VdW schrijft ook: “Naarmate wij ons steeds verder van onze ‘leefwereld’ verwijderen, laat ons gewone voorstellings- en denkvermogen ons steeds meer in de steek, wordt kortom de werkelijkheid steeds moeilijker toegankelijk en grijpbaar. Eddington heeft dat inzicht onder woorden gebracht in de uitspraak dat het universum niet alleen vreemder is dan wij het ons voorstellen, maar dat het vreemder is dan we het ons kunnen voorstellen, een zeer behartigenswaardige uitspraak die ik daarom ook als motto voor dit boek gekozen heb” (p.291).
VdW merkt op dat vele eminente wetenschappers het besef hebben gehad dat er werkelijkheidsdimensies zijn “die achter de horizon van de wetenschappen en zelfs van ons denken in het algemeen liggen” (p.292). Hij verwijst daarbij naar een door de kernfysicus Hans-Peter Dürr geredigeerde bundel met de titel Physik und Transzendenz. Die groβen Physiker unseres Jahrhunderts über ihre Begegnung mit dem Wunderbaren (1986) en het boek van Ken Wilber (ed.) Quantum Questions. Mystical Writings of the World’s Great Physicists (1985). Uit de bundel van Dürr stamt de uitspraak van Einstein dat natuurwetenschap zonder religie mank is, en religie zonder natuurwetenschap blind. VdW maakt hier het tweede motto van zijn boek van: “dat natuurwetenschap zonder filosofie, d.w.z. zonder besef van de achtergronden van de discipline, mank is, maar omgekeerd filosofie zonder natuurwetenschap blind” (p.293).
Met betrekking tot de ‘ondoorgrondelijke, achterliggende dimensie van de werkelijkheid’ verwijst vdW, op de voorlaatste pagina van zijn boek, naar Goethe die de natuur ook wel ‘Gods handschrift’ noemde. VdW zegt dan: “Dat houdt dus in dat als al in termen van het goddelijke gesproken wordt, het eerder immanent dan transcendent gedacht moet worden” (p.294). In sectie 4 heb ik me afgevraagd ‘wat’ het is dat de aansturing en afstemming in de natuur verzorgt? Spinoza’s immanente ‘God oftewel Natuur’ (Deus sive Natura) is een mogelijke kandidaat, maar dan is de volgende vraag of en hoe de mens deze immanente ‘God’ kan ervaren?
10. Voorbij denkvermogen: bewustzijnsontwikkeling
Samenvattend: in sectie 4 heb ik me afgevraagd ‘wat’ het is dat de aansturing en afstemming in de natuur verzorgt? In sectie 5 werd opgemerkt dat de aanname van VdW dat bewustzijn als ‘dispositie’ of ‘potentie’ al aanwezig moet zijn in de natuur ‘mysterieus’ genoemd kan worden. In sectie 6 werd opgemerkt dat een ‘zichzelf dragend’ proces van zelforganisatie als primaire factor in de evolutie ‘mysterieus’ klinkt. In sectie 8 heb ik me afgevraagd of en hoe de mens de ingevouwen orde kan ‘ont-dekken’, oftewel ‘onder’ (beyond) het dek of de sluier van de uitgevouwen orde, de ingevouwen orde kan ervaren?
Mijns inziens kunnen de vragen en opmerkingen in bovenstaande alinea beantwoord en verhelderd worden door een ‘veld van creatieve intelligentie’ (een uitdrukking van Maharishi Mahesh Yogi) te postuleren. Dit veld zou dan ‘min of meer’ overeenkomen met Bohms ingevouwen orde, met het begrip Tao in het taoïsme, met Spinoza’s immanente ‘God oftewel Natuur’, en andere concepten in diverse culturen. Volgens Maharishi is dit ‘veld van creatieve intelligentie’ het immanente aspect van bewustzijn, dat echter ook persoonlijk ervaren kan worden als transcendent bewustzijn (oftewel bewustzijn-als-zodanig zonder bewustzijnsinhouden) door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Het ‘veld van creatieve intelligentie’ zou dan de ‘ondoorgrondelijke, achterliggende dimensie van de natuur/werkelijkheid’ zijn. Het is ‘ondoorgrondelijk’ en ‘achterliggend’ in de zin dat het beyond het rationeel-empirisch bewustzijn ligt, voorbij het discursieve oorzaak-en-gevolg denken. We dienen het alledaagse denken te transcenderen of overschrijden om tot het transcendent bewustzijn te geraken.
Uiteraard is de notie van een ‘veld van creatieve intelligentie’ ook een concept, net zoals Bohms ‘ingevouwen orde’ of Spinoza’s immanente ‘God oftewel Natuur’. Maar omdat dit veld het immanente aspect van bewustzijn vertegenwoordigt, dat tegelijkertijd persoonlijk ervaren kan worden als transcendent bewustzijn, kan iedereen ‘in principe’ dit veld ervaren. Ik schrijf ‘in principe’ omdat the proof of the pudding is in the eating oftewel een tijdsinvestering in een of andere techniek voor bewustzijnsontwikkeling is nodig. Net zoals het veld van creatieve intelligentie voor de meeste mensen slechts een concept is, een ‘denk-ding’ zou Spinoza zeggen, men ‘gelooft’ erin of niet, geldt ook dat niemand er tot nu toe in is geslaagd een levende cel te bouwen uit dood, anorganisch materiaal of te verklaren hoe materiële neuronen in een fysisch brein immateriële gedachten kunnen voortbrengen. Men kan hoogstens ‘geloven’ of hopen dat voortschrijdend wetenschappelijk onderzoek dat in de toekomst wel mogelijk maakt. Ik heb daar een hard hoofd in. De laatste zin van het boek van VdW luidt dat de natuur alle aanleiding geeft tot verbazing. De ‘symfonie van de natuur’ blijft inderdaad verbazingwekkend. Koo van der Wal heeft een mooi boek gecomponeerd met een juiste toonzetting tussen wetenschappelijke distantie en persoonlijke natuurbeleving.
In de zoektocht naar meer kennis over de ‘symfonie van de natuur’ lijkt mij een integratie van wetenschappelijke reflectie en bewustzijnsontwikkeling de aangewezen weg. Wetenschap en bewustzijnsontwikkeling dienen wel onderscheiden te worden, maar ze hoeven niet gescheiden te worden. Men kan ze tegelijkertijd beoefenen. De eenheid-in-diversiteit van de zoektocht naar objectieve (of beter gezegd intersubjectieve) wetenschappelijke kennis en subjectieve persoonlijke kennis wordt gesymboliseerd door het Romeinse Janushoofd. Het Janushoofd kijkt tegelijkertijd naar buiten en naar binnen, naar beneden en naar boven.
Eindnoten
[1] Van Eijk T. (2020). Commentaar op de interpretatie van Spinoza door Neerhoff en Bakker. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I).
[2] Van Eijk, T. (2019). Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld. Civis Mundi Digitaal #82, april 2019 (II).
[3] Van Eijk T. (2019). Een grondige overdenking van veel gebruikte wetenschappelijke termen. Bespreking van: Gerard Jagers op Akkerhuis (2019). ScienceBites. A fresh take on commonly used terms in science. Wageningen Academic Publishers. Civis Mundi Digitaal #83, mei 2019 (I).
[5] Van Eijk T. (2007) Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Royal Tropical Institute (KIT), KIT Publishers, Amsterdam. ISBN: 978 90 6832 610 9. Dit boek is niet langer (nieuw) leverbaar. Het kan van mijn website gedownload worden als pdf-file: www.toon-van-eijk.nl Een kortere versie in het Engels is wel leverbaar: Van Eijk T. (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl