Civis Mundi Digitaal #98
Bespreking van: Han F. de Wit, De Verborgen Bloei. Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit. Kok Agora, Kampen.
Inleiding
Het boek De Verborgen Bloei van Han de Wit (1944) is een veelgelezen boek aangezien het twaalf drukken heeft beleefd (eerste druk 1993, 12e druk in 2008). Ik ben niet verbaasd dat het zo vaak herdrukt is, want het is zonder meer een uitstekend en belangwekkend boek. Mijn eigen exemplaar (de 10e druk) heeft zo’n 14 jaar ongelezen in mijn boekenkast gestaan. Ik heb het pas onlangs gelezen, wat een waar genoegen was. De aanleiding was de boekbespreking in Civis Mundi door Piet Ransijn van het recente boek van Han de Wit: The Great Within: The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Boulder, Shambala, 2019 [1]. Dit recente boek is een herziene editie van The Spiritual Path: An Introduction to the Psychology of the Spiritual Traditions. Duquesne University Press 1999, wat op zijn beurt weer een Engelse vertaling was van De Verborgen Bloei. Ik geef hier eerst een aantal citaten uit de Preface van het recente boek van 2019 om te laten zien wat De Wit volgens eigen zeggen met zijn boek beoogt. Daarna volgen wat opmerkingen mijnerzijds naar aanleiding van mijn lezing van De Verborgen Bloei.
1. The material brain and the nonmaterial mind
De Wit schrijft: “Many sophisticated forms of research into the workings of human beings have been developed, with methods and technologies that look at the highly interesting relationship between the brain and experience. These include neuropsychological research that make the effects of meditation and mindfulness on the human brain visible. Of course, I use the word brain here purposefully, as neuropsychology tends toward the materialistic view that all human experience depends on neural brain activity; no nonmaterial mind or consciousness is believed to be operating. Like all other psychological study, this research is still done by psychologists on the minds of others (third-person research). This involves knowing something indirectly rather than directly, which would entail researchers looking at their own minds. It seems the assumption that reliable observation of one’s own mind is impossible still endures. This might explain why the black box called mind remains ignored by researchers, even to the extent of denying the existence of mind by simply equating it with the brain” [2].
Met betrekking tot de black box ‘geest’ of ‘bewust zijn’ (‘bewust zijn’ los van elkaar geschreven omdat het verwijst naar een proces of activiteit, niet naar een entiteit) refereer ik graag naar een eerder artikel van mij in Civis Mundi [3]. In paragraaf 4 van dat artikel (‘De materialistische interpretatie: geest ontstaat uit dode materie?’) komen de neurowetenschapper Antonio Damasio en de filosoof David Chalmers aan het woord. De laatste identificeerde het beruchte ‘hard problem of consciousness’ dat nog steeds niet is opgelost.
2. Ego-centeredness
De Wit schrijft: “I found that beneath or beyond the theological level, the traditions shared a lot on an experiential - or we could say “psychological” - level. In particular, the notion of ego-centeredness, or selfishness, appears to be recognized as the source of mental suffering by almost all spiritual and religious traditions. This theme can be found in the contemplative psychology of all traditions, which see ego-centeredness leading to mental blindness and confusion”.
Ransijn schrijft in Deel 2 van zijn boekbespreking: “Waar het om gaat is het overstijgen van egocentrisch gedrag en het handelen in de toestand van open bewustzijn te bestendigen tijdens denken, spreken en handelen”. Waar De Wit over het ‘open bewustzijn’ spreekt, gebruiken anderen de termen ‘zuiver bewustzijn’ of ‘transcendent bewustzijn’ of ‘bewustzijn-als-zodanig’. Al deze termen verwijzen naar een toestand van ‘bewust zijn’ waarin de continue gedachtestroom is getranscendeerd, oftewel een bewust zijn dat vrij is van fixatie op de gedachtenstroom. Het handelen in deze toestand van open bewustzijn resulteert in het overstijgen van egocentrisch gedrag. Het bestendigen of handhaven van deze toestand van open bewustzijn tijdens het denken, spreken en handelen is derhalve cruciaal.
3. Cultivation of universal fundamental humanity
De Wit schrijft: “What I aspire to present in this book is a psychology that contains insights acquired through the systematic practice of contemplation, meditation, or introspection. Such insights are both personal and universal: personal in the sense that we alone can see and investigate the movement of our own minds; and universal in that the discoveries we make are valid and applicable for human beings in general, so these discoveries form a psychology of their own … Contemplative psychology is directed, for lack of a better description, to the cultivation of our fundamental humanity in thought, word, and deed”.
4. Systematic, empirical first-person research
De Wit schrijft: “Contemplative methods are forms of first-person research, an empirical method of systematically studying one’s own mind … Getting acquainted with contemplative psychology may broaden our concept of what empirical science is, making us aware that there is an empirical science of mind that is based on first-person rather than third-person research. Without being acknowledged or even perceived as such, this contemplative science has been alive for millennia. I hope this book will contribute to making this kind of psychology, its methods, and its benefits more well known”. Het belang van systematisch, empirisch onderzoek kan niet genoeg benadrukt worden.
5. De cultivatie van onze geest
In zijn boek De Verborgen Bloei schrijft De Wit: “Fundamentele menselijkheid is een universele menselijke kracht, die niet gebonden is aan een ideologie of levensbeschouwing. We kunnen haar tot bloei brengen in ons persoonlijke leven door onze geest te cultiveren. Dat is de verborgen bloei. De vruchten daarvan manifesteren zich in ons handelen en spreken en dat werkt door in onze maatschappij en onze cultuur. Ze is datgene wat ons bestaan en dat van andere mensen kan verheffen” (p.18).
De landbouwkundige metafoor van het cultiveren (agri-culture) van onze geest, van het tot bloei brengen van onze fundamentele menselijkheid, van het tot wasdom brengen van de verborgen, innerlijke bloei zodat de vruchten daarvan manifest worden in ons gedrag, spreekt me erg aan. De contemplatieve psychologie kan veel verhelderen van wat het hoofdthema is van De Wit’s boek: de verborgen bloei en zijn zichtbare vruchten (p.26).
De contemplatieve psychologie verschaft veel inzichten, maar uiteindelijk gaat het om zichtbare vruchten: i.c., de bijdrage van de praktische methoden van de contemplatieve psychologie aan het creëren van gedrag dat ecologisch en maatschappelijk verantwoord is. De Wit benadrukt in bovenstaand citaat tevens dat spirituele groei een persoonlijk én collectief, maatschappelijk effect heeft. De vraag is wel of er voldoende wetenschappelijk bewijs is voor deze individuele en collectieve effecten? Ik kom hierop terug.
6. Het transformationele vermogen van het spirituele pad
Verder: “De contemplatieve psychologie streeft naar inzicht door transformatie van het menselijk functioneren te bewerkstelligen … [Ze is meer gericht] op het cultiveren van wijsheid [dan kennis]. Ze is gericht op een transformatie van de kenner in plaats van op het verzamelen van kennis … [Het is een eerste-persoonsbenadering] Het gaat in de contemplatieve benadering immers om het cultiveren van de kenner in plaats van om het cultiveren van kennis” (p.34).
Hier wordt benadrukt dat het draait om het cultiveren of transformeren van de kenner. Dit blijkt ook uit de titel van zijn boek uit 2019: The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Het transformationele vermogen van het spirituele pad staat centraal. Ook hier rijst weer de vraag in hoeverre dat transformerende vermogen (positivistisch wetenschappelijk) hard te maken is?
7. Een onbevangen, wakker en intelligent bewust zijn
De Wit schrijft: “[Het dynamische] aspect van bewust zijn wordt ook wel aangeduid met termen als openheid, wakkerheid of helderheid van geest. Het gaat hier om een intelligente, wakkere onbevangenheid, die niet gehinderd wordt door vooroordelen, preoccupaties of vooringenomen ideeën, kortom een wijze van bewust zijn, die vrij is van fixatie op onze conventionele werkelijkheidsbeleving met haar lopende commentaar in de vorm van onze gedachtestroom … [Er is sprake van] een uiterst energieke wakkerheid … We kunnen dit onderscheidend bewust zijn, dat vrij is van elke bevangenheid, ongeconditioneerd bewust zijn noemen … Het vormt zowel de kiem als de vrucht van wat de contemplatieve tradities zoeken te cultiveren” (p.88).
Hij schrijft ook: “De naakte geest is waar het de contemplatieve tradities om gaat. Hij heeft vele namen, alhoewel hij niet conceptueel [kennis over], maar alleen perceptueel [bekendheid met] te kennen valt … Hoe we de geest, waarin volledig onbevangen onderscheidingsvermogen werkzaam is ook noemen, hij is zowel de onzichtbare grond als de verborgen vrucht van de disciplines van inzicht” (p.146).
De meeste mensen die geen praktische methode voor bewustzijnsontwikkeling beoefenen klinkt een ‘onbevangen, wakker en intelligent’ bewust zijn, een ‘ongeconditioneerd’ bewust zijn, ongetwijfeld vreemd in de oren. Onze permanente gedachtestroom verhult deze ‘naakte geest’ maar al te vaak. Ransijn schrijft in deze context: “Momenten van open of zuiver bewustzijn, ook wel transcendent bewustzijn genoemd, kunnen ook voorkomen terwijl men denkt en handelt. De stroom van gedachten wordt als het ware gade geslagen vanuit het gevestigd zijn in open bewustzijn, dat als een soort van stille getuige ervaren kan worden” [4].
Voor het perceptueel kennen of persoonlijk ervaren van dit ongeconditioneerde ‘getuige bewust zijn’ geldt: the proof of the pudding is in the eating. In hoofdstuk 7 van zijn boek De Verborgen Bloei geeft De Wit in het subhoofdstuk ‘De ontwikkeling van aandacht’ (p.138-41) een minutieuze beschrijving van het subtiele proces van mediteren, zoals dat bijvoorbeeld bij de beoefening van Transcendente Meditatie (TM ) eveneens plaatsvindt [5].
8. Feitelijk gedrag als toets van spirituele paden
De Wit schrijft: “We kunnen de manier waarop we handelen en spreken als een soort toets zien voor de echtheid van onze innerlijke bloei” (p.157). Het lijkt mij inderdaad raadzaam om feitelijk gedrag als een soort toets te zien voor de effectiviteit van een spiritueel pad. In paragraaf 5 was de vraag of er wel voldoende wetenschappelijk bewijs is voor de individuele en collectieve effecten van spirituele paden. In paragraaf 6 rees de vraag in hoeverre het transformationele vermogen van spirituele paden (positivistisch wetenschappelijk) hard is te maken.
De vraag is hoe mensen te motiveren om tijd te investeren in spirituele paden oftewel in effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Het startpunt zal mijns inziens informatieverschaffing over (bij voorkeur wetenschappelijk geverifieerde) effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling dienen te zijn. Hoewel het bestaan van transcendent bewustzijn niet op een materialistisch-reductionistische wijze bewezen kan worden, kan het transcendent bewustzijn wel subjectief en intersubjectief geverifieerd worden door beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Bovendien kunnen de praktische persoonlijke en collectieve effecten in het dagelijks leven van regelmatige toegang tot het transcendent bewustzijn objectief geverifieerd worden door conventioneel wetenschappelijk onderzoek. Het dominante materialistisch-reductionistische wereldbeeld kan aldus gefalsifieerd worden. Ik postuleer aldus dat het transcendent bewustzijn beschouwd kan worden (en persoonlijk en interpersoonlijk ervaren kan worden) als een voor iedereen beschikbare universele werkelijkheid die de common ground is van alle mensen [6]. Dit komt overeen met wat De Wit zegt in paragraaf 3 over het cultiveren van een universele, fundamentele menselijkheid.
In de prijzenswaardige scheiding van wetenschap en religie, die na de Middeleeuwen in het westen plaatsvond, is helaas het kind (spiritualiteit) met het badwater (geïnstitutionaliseerde religie) weggegooid. Bewustzijnsontwikkeling of ervaringsspiritualiteit is niet gebaseerd op dogma’s maar veeleer op zelfhulptechnieken. Het is een spiritualiteit die geen ‘geloof’ vraagt, maar persoonlijke ervaring. Ervaringsspiritualiteit wijst ons op de altijd aanwezige ‘marge van handelingsvrijheid’. De ontvoogding van geestelijke knevelarij door religieuze en politieke autoriteiten (die Spinoza zo hartstochtelijk bepleitte), onze beperkte autonomie, onze beperkt vrije wil, wordt maximaal bevorderd door bewustzijnsontwikkeling [7].
Mijn onderliggende opvatting is dat bewustzijnsontwikkeling door middel van spirituele paden tot beter gedrag leidt. Het idee dat regelmatige toegang tot het transcendent of open bewustzijn ons gedrag in een maatschappelijk en ecologisch verantwoorde richting leidt, is gebaseerd op zeven overwegingen [8]. 1) Het bestaan überhaupt van het universeel transcendent bewustzijn kan afgeleid worden door logisch redeneren. Gedachten komen op, maar komen op in wat of waarin? In de gap tussen twee gedachten blijft het transcendent bewustzijn aanwezig, ook als er even geen gedachte is (geen inhoud van bewustzijn).
2) Door de hele geschiedenis van de mensheid heen hebben mensen (waaronder geleerden en filosofen) verwezen naar een creatieve bron van waaruit alle culturen en tradities ontsproten zouden zijn, een soort van trans-historisch Archimedisch punt: het transcendent bewustzijn.
3) De veronderstelling die ten grondslag ligt aan de pogingen om het transcendent bewustzijn persoonlijk te ervaren, is dat deze ervaring in meer geluk en in maatschappelijk verantwoord gedrag zou resulteren. Niet alleen oude mystici, maar ook sommige moderne wetenschappers zijn van mening dat ervaringsspiritualiteit bijdraagt aan de bevordering van maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag.
4) De geïnstitutionaliseerde religies hebben vaak het direct persoonlijk ervaren van transcendent bewustzijn ontmoedigd. Soms heeft men ervaringsspiritualiteit zelfs faliekant tegengewerkt. In plaats van effectieve en efficiënte technieken voor bewustzijnsontwikkeling beschikbaar te maken, hebben geïnstitutionaliseerde religies de nadruk gelegd op moraliteit gebaseerd op (religieus) gezag. Deze afgedwongen moraliteit is niet erg succesvol gebleken aangezien een beduidend gedeelte van de wereldbevolking een gebrek aan maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag vertoont (waaronder ook religieuze mensen). Een aantal kleine groeperingen binnen de geïnstitutionaliseerde religies hebben echter wel het belang van individuele mystieke ervaringen benadrukt, vaak tegen de wens van religieuze autoriteiten in.
5) Ofschoon de directe ervaring van transcendent bewustzijn louter persoonlijk, dus subjectief, verkregen kan worden, is verificatie van zulke ervaringen in gemeenschappen van peers mogelijk. Personen die getraind zijn in technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen elkaars ervaringen verifiëren.
6) Onderzoek laat zien dat de effecten van deze ervaringen met wetenschappelijke instrumenten geregistreerd en gemeten kunnen worden. Wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld de TM techniek laat zien dat de toestand van transcendent bewustzijn een meetbare werkelijkheid is: ons neurofysiologisch systeem produceert effecten die instrumenteel geverifieerd kunnen worden. Dit houdt in dat ook iemands vooruitgang in bewustzijnsontwikkeling gemeten kan worden door middel van het verzamelen van fysiologische en psychologische gegevens. Op deze manier kan de effectiviteit en efficiëntie van technieken voor bewustzijnsontwikkeling bepaald worden.
7) Wetenschappelijk onderzoek naar de individuele en collectieve effecten van de TM techniek laat zien dat regelmatige beoefening van deze techniek in maatschappelijk verantwoord gedrag resulteert [9].
De Wit vermeldt in zijn boek helaas geen verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek naar de effecten op feitelijk gedrag van het bewandelen van spirituele paden.
9. Een inwendige vorm van gehoorzaamheid
De Wit schrijft: “Een morele [of ethische] motivatie blijkt veel te zwak om ons werkelijk te transformeren, zoals de geschiedenis van de mensheid ons ook laat zien. Goede voornemens zijn maar zelden sterk genoeg. Is de weg naar de hel er niet mee geplaveid? Nodig is dat we affiniteit voelen met onze eigen fundamentele menselijkheid, onze Christus-natuur of Boeddha-natuur, of hoe de traditie het ook maar noemt, en dat we het verlangen hebben deze te cultiveren” (p.158).
Hij schrijft ook: “In contemplatief psychologische termen kunnen we gehoorzaamheid formuleren als gehoorzaam zijn aan onze fundamentele menselijkheid … de beoefening van een dieper liggende, inwendige gehoorzaamheid: gehoorzaamheid aan onze fundamentele menselijke natuur … een inwendige vorm van gehoorzaamheid, die niet is vastgelegd … in het navolgen van in taal en concepten geformuleerde voorschriften … maar is verankerd in onze fundamentele menselijkheid zelf en in de directe perceptuele kennis ervan” (p.167).
In een recent artikel in Civis Mundi heb ik een Diagram gepresenteerd dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag, met elkaar verbindt [10]. Voor nadere uitleg over dat Diagram verwijs ik naar het betreffende artikel. Datgene wat De Wit omschrijft als een morele of ethische motivatie, oftewel het navolgen van in taal en concepten geformuleerde voorschriften, vindt plaats in de bovenste route van Diagram 1. Men reageert daar op extern opgelegde normen, resulterend in re-actief gedrag. Datgene wat De Wit de beoefening van inwendige gehoorzaamheid noemt vindt plaats in de onderste route van Diagram 1. In een proces van bewustzijns- of spirituele ontwikkeling rijpt geleidelijk aan een inwendige gehoorzaamheid, resulterend in pro-actief gedrag. Hoewel in de dagelijkse praktijk beide routes tegelijkertijd van toepassing zijn, blijft de onderste route vaak onderbelicht. Het proces van spirituele ontwikkeling krijgt te weinig aandacht. Het boek van De Wit kan zeker bijdragen aan meer belangstelling voor - en beoefening van - de onderste route.
Diagram 1: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt
Eindnoten
[1] Ransijn P. (2020). Spirituele psychologie. Deel 1: Een hoopvol perspectief van fundamentele menselijkheid. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I). Boekbespreking van: Han de Wit, The Great Within: The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Boulder, Shambala, 2019.
Ransijn P. (2020). Spirituele psychologie. Deel 2: Methoden van spirituele ontwikkeling in de praktijk. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I). Boekbespreking van: Han de Wit, The Great Within: The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Boulder, Shambala, 2019.
[2] Uit de Preface van het 2019 boek, via het inkijkexemplaar te zien op: https://www.bol.com/nl/p/the-great-within/9200000100119433/?bltgh=uyKnrbbeoI-ICxQrFXVMZw.1_4.20.ProductImage#modal_open
[3] Van Eijk T. (2020). Commentaar op de interpretatie van Spinoza door Neerhoff en Bakker. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I).
[4] Zie Eindnoot 1: Deel 2.
[5] TM is de meditatie techniek die ik sinds 1972 beoefen.
[6] Van Eijk, T. (2018), Filosofie van het boerenverstand en de gemeenschappelijke grond. Bespreking van: Jan Warndorff, Geen idee. Filosofie van het boerenverstand. Uitgeverij Lemniscaat, 2017. Civis Mundi digitaal # 56, maart 2018.
[7] Van Eijk T. (2019). Commentaar op ‘Religie als Universeel Verschijnsel’ van Neerhoff en Bakker. Civis Mundi Digitaal #86. Juni (II) 2019.
[8] Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu. p.214/5.
[9] In deze context verwijs ik graag naar de website van Dr.David Orme-Johnson, een van de meest toonaangevende onderzoekers naar de effecten van meditatie, met meer dan 100 publicaties op zijn naam waarvan de meeste in peer-reviewed tijdschriften. Op zijn website staat een uitgebreid overzicht van de onderzoeksresultaten naar TM. Orme-Johnson zegt op zijn website: “If you are interested in lists of research on the Transcendental Meditation technique, in studies comparing different meditation and relaxation techniques, or in questions such as whether the research is valid, whether the effects are due to self-selection or placebo, or are otherwise inconclusive, or whether the researchers on Transcendental Meditation are objective and committed to the scientific method, or whether outside reviews have discredited the research, … in such issues as whether the TM technique has harmful effects or is a cult or religion, or whether enlightenment is just a metaphysical concept … [then check this website]”.
[10] Van Eijk T. (2020). Goudsblom: Maatschappelijke dwang tot zelfdwang. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I).