De politiek van de machtselite
Deel 1, Pareto en geestverwanten: Marx, Mosca, Michels en Schumpeter

Civis Mundi Digitaal #101

door Piet Ransijn

Inleiding: complottheorieën en elitetheorie

De laatste tijd wordt veel verwezen naar complottheorieën, met name als mensen menen dat schimmige, onzichtbare elites achter de schermen het een en ander in hun schild voeren om hun macht te handhaven en te vergroten. Complottheorieën lijken een soort elitetheorieën die er van uit gaan dat vertegenwoordigers van een elite hun macht willen handhaven en vergroten door complotten. Volgens elitetheorieën zijn complotten echter slechts één van de vele manieren om macht te vergroten. Elitetheorie heeft een respectabele sociaalwetenschappelijke status gekregen. Daarom leent deze benadering zich beter voor een analyse van machtshandhaving, machtsverhoudingen en machtsverschuivingen dan complottheorieën, die ook als verdachtmaking worden gebruikt. De term lijkt een soort van containerbegrip geworden van uiteenlopende visies die het gemunt hebben op samenzwerende elites en daarom minder geschikt voor meer genuanceerd onderzoek naar de macht van elites, die niet onderschat dient te worden. Door de eeuwen heen hebben elites en machthebbers hun machtsposities proberen te bestendigen en te vergroten en samenzweringen en complotten smeden is daarbij schering en inslag. Dat is niets nieuws. Een beroemd voorbeeld uit de recente geschiedenis is het Watergate schandaal. Elites staan de laatste tijd in de belangstelling. Het heeft misschien te maken met de groeiende ongelijkheid, onzekerheid en machtsconcentratie. Populisme is ook vaak gestoeld op ’volk versus elite’. “Het genre van de elitekritiek is de afgelopen decennia enthousiast beoefend,” schrijft Peter Giesen (Volkskrant, 7 aug. ‘Bij elitekritiek hoort volkskritiek’). Dat geldt vooral voor aspiranten van een nieuwe elite, die zich beroepen op een ander nationaal gevoel. Dat deden ook andere elites zoals bij Italiaanse politieke econoom en socioloog Pareto naar voren komt. “In zulke kritiek worden de aanhangers van het populisme vaak met grote eerbied behandeld.” Elites zouden geen rekening houden met andere mensen, maar vooral uit zijn op hun eigen machtshandhaving, zoals ook Pareto benadrukt. “Bij elitekritiek hoort volkskritiek,” schrijft Giesen, een aspect dat ook bij Pareto minder aandacht krijgt dan elitekritiek. ”Natuurlijk hebben elites meer macht en hebben lager opgeleiden vaak minder mogelijkheden om vorm te geven aan hun leven, laat staan aan de wereld. Toch is de achterban... geen passief lichaam wiens standpunten slechts worden bepaald door de houding van elites.” Een elite zonder achterban hangt in de lucht. Als het bewustzijn en de mondigheid van de bevolking toeneemt, verandert de relatie tussen elite en volk en kan het democratisch gehalte, de kwaliteit en de transparantie van de besluitvorming toenemen. Elitetheoretici zoals Pareto leggen vooral de nadruk op de rol van de elite. Ze geven relatief weinig aandacht aan het volk, dat niet bestaat uit passieve volgelingen, maar kan groeien in bewustzijn en mondigheid en een actieve stem heeft bij het kiezen van elites. Dit is een punt dat meer naar voren komt bij Joseph Schumpeter in zijn boek Kapitalisme, socialisme en democratie, zie bijlage.

 

 

Overzicht: belangrijkste vertegenwoordigers

Vilfredo Pareto wordt beschouwd als één van belangrijkste grondleggers van de sociologische elitetheorie en sociologie in het algemeen. Hij is ook bekend van het Pareto-principe of de tachtig-twintig regel, waarbij hij vaststelde dat 80% van de bezittingen in handen was 20% van de bevolking. Later gegeneraliseerd in het principe dat 80% van de effecten door 20% van de variabelen (oorzaken) kan worden verklaard. Bijv. dat met 20% van de energie of inzet 80% van het resultaat kan worden bereikt en voor de resterende 20% perfectie 80% van de inzet nodig is. In de economie is  Pareto-efficiëntie de toekenning van middelen zodat niemand in een groep er op vooruit kan gaan zonder dat iemand anders er op achteruit gaat. Het welzijn van de groep wordt verhoogd als ten minste één individu beter af is en geen enkel individu slechter. Dit principe gaat echter uit van de bestaande toestand van ongelijkheid, niet van een optimale verdeling volgens het gelijkheidsideaal (volgens Wikipedia).

De elitetheorie stelt dat in een staat de sleutelposities worden ingenomen door een machtselite en dat dit ook het geval is binnen een parlementaire democratie waar de macht ligt bij de leiding van de grote partijen. De theorie is ontwikkeld door Pareto (1848-1923) en de politieke denker Gaetano Mosca (1858-1941). Volgens de ijzeren wet van de oligarchie van de Duitse filosoof en socioloog Robert Michels (1876-1936), die voortbouwt op hun werk, worden organisatievormen onvermijdelijk oligarchisch en elitair, ongeacht het autocratische of democratische  gehalte aan het begin. Volgens de elitetheorie ontstaat er geen wezenlijke machtsgelijkheid door democatie of socialisme. Elites blijven het voor het zeggen hebben. Ook in politieke partijen spelen leden van het leidende partijkader elkaar de bal toe. Vriendjes politiek is van alle tijden.

De elite-theorie kon ontstaan in een periode waarin het optimisme van de Verlichting en het vooruitgangsgeloof verminderde, zo ook wat betreft de democratisering. Pareto ging er daarbij van uit dat rationaliteit bij het handelen een minder grote rol speelde dan gedacht. De rationaliteit zou pas achteraf worden toegevoegd met argumenten die hij derivaten noemde. Emoties spelen een grote rol bij ons handelen, niet alleen in de politiek, die vaak bepaald niet redelijk verloopt.

De Amerikaanse socioloog Charles Wright Mills (1916-1962) waarschuwde in The Power Elite voor de grotendeels ongeziene macht van onderlinge verweven economische, politieke en militaire elites, die zich zouden onttrekken aan democratische controle en weinig transparant zijn. Leiders in de politiek en de maatschappij worden gerecruteerd uit deze elites, op enkele uitzonderingen na, zoals President Obama. De visie van Mills, die voortbouwt op The Theory of the Leisure Class van socioloog en econoom Thorstein Veblen, lijkt in aangepaste vorm nog steeds actueel. Het gaat nu vooral om een financieel-economische elite van superrijken. Zie bijv. econoom Thomas Piketty, Kapitaal in de eenentwintigste eeuw en de huidige minister van buitenlandse zaken van Canada Chrystia Freeland, Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich.

Tegenwoordig wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen parlementaire democratieën en autocratische bestuursvormen. De eerste zou opener en pluralistischer zijn en van samenstelling kunnen veranderen door verkiezingen. Volgens Pareto, Mosca en Michels geldt dat slechts in beperkte maten en blijft het partijkader het voor het zeggen hebben. Door verkiezingen kunnen partijen en hun elites echter wel wisselen. De Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1883-1950) stelde dat de elite de kiezer voor zich probeert te winnen om zo aan de macht te blijven. (Zie nr 89, https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=5394, De uit de hand lopende dynamiek van de moderne tijd Deel 2: Zelfversterkende processen in de economie en kwetsbaarheden van de democratie).

 

 

Pareto: woorden, daden en rationalisaties

Vanwege de discutabele rol die elites ook in de moderne tijd blijven spelen, ook al lijken zij aan toenemende kritiek onderhevig, lijkt het de moeite waard nader in te gaan op de elitetheorie en diverse represanten ervan, allereerst Pareto, die wordt beschouwd als één van de grondleggers van de sociologie met zijn Treatise on General Sociology (1916, Trattato di soziologica generale, ook vertaald als The Mind and Society). Het gedeelte Social élites and their circulation gaat over elitetheorie. (J.H. Abraham, Origin and Growth of Sociology, p 440 e.v).

Pareto maakt een onderscheid in residuen en derivations. Residuen zijn categorieën waarin Pareto de manifestaties systematiseert van veronderstelde instincten, neigingen of basisgevoelens, die betrekkelijk constant zijn. ‘Derivaten’ vormen een breed spectrum van uiteenlopende ideeën, ideologieën, opvattingen, rationalisaties, verbalisaties en gedragingen die daarvan zijn afgeleid. Een toepasselijk citaat maakt het onderscheid duidelijker:

“Een politicus wordt geïnspireerd als voorvechter van de theorie van solidariteit [de afgeleide opvatting] door een ambitie om geld, macht en distinctie te verwerven [het basisinstinct]... Als de politicus zou zeggen, “Geloof in solidariteit, want als je dat doet betekent dat  geld voor mij”, zouden ze veel gelach en weinig stemmen krijgen. Daarom staat hij voor principes die acceptabel zijn wat betreft zijn veronderstelde achterban... Vaak begint de persoon die anderen zou willen overtuigen met het overtuigen van zichzelf; en zelf als hij eerst wordt gemotiveerd door gedachten van persoonlijk voordeel, komt hij er uiteindelijk toe te geloven dat zijn werkelijke belang het welzijn van anderen is,” D.w.z. het afgeleide derivaat van de basismotivatie gericht op macht. (Traité 854, Abraham, p 456; Lewis Coser, Masters of Sociological Thought, Vilfredo Pareto, p 390).

“Het merendeel van de politieke leiders handelt niet logisch, dat wil zeggen dat zij zelf slachtoffer zijn van de illusies die zij proberen te verspreiden. Dat moet zo zijn omdat het moeilijk is om gevoelens te veinzen of overtuigingen die men niet deelt” (Raymond Aron, Main Currents of Sociological Thought 2, Vilfredo Pareto, p 151). Zo probeert Pareto opvattingen en ideeën te verklaren vanuit onderliggende gevoelens, die niet rationeel zijn, terwijl de opvattingen dat wel lijken. “Neem ideeën niet voor wat ze ogenschijnlijk lijken, kijk niet naar de mond van mensen maar dring dieper door tot de werkelijke bronnen van hun daden” (Coser, p 392).

“Het gedrag van mensen wordt veel meer bepaald door hun geestestoestand en hun gevoelens dan door de redenen die zij geven” (Aron, p 123). Mensen handelen “op grond van een geestesgesteldheid en zijn vandaaruit gevoelig voor bepaalde argumentaties... De sociale en economische positie die mensen in de samenleving innemen, alsmede hun biologische [en andere] drijfveren, resulteren in een geestesgesteldheid (‘état psychique’) die hen ontvankelijk maakt voor nonlogische theorieën. Onware theorieën, die aansluiten bij deze geestesgesteldheid of dit geheel van sentimenten, hebben [vaak] een grote kans geaccepteerd te worden dan ‘ware’ theorieën die hiermee strijdig zijn.” (J. Berting, ‘Vilfredo Pareto’, in Rademaker e.a. red. Hoofdfiguren van de sociologie,  p 130,127).

Dit inzicht draagt bij tot een verklaring voor complottheorieën. Ze voorzien in bepaalde behoeften en geven irrationele verklaringen voor onverklaarbare verschijnselen en bedreigingen in vaak simplistisch rationele mentale constructies. Ze sluiten aan bij een bepaalde geestesgesteldheid. In een klimaat van angst en onzekerheid kanaliseren zij een emotionele lading in verklarende verhalen, die de complexe werkelijkheid vaak vertekenen in zwart-wit en goed-fout denken, waarin slechts een kern van waarheid te vinden is, die wordt uitvergroot en versimpeld.

Sociaal gedrag is meestal irrationeel en onlogisch. Het is niet zo rationeel, logisch en doelgericht als we doen voorkomen in onze opvattingen en rationalisaties. Daarom dient de sociale wetenschap ook het irrationele en onlogische gedrag te bestuderen, dat het rationele gedrag beïnvloedt en omgekeerd. Er is een wisselwerking tussen beide. De economie houdt zich vooral bezig met verondersteld rationeel gedrag, de instrumentele rationaliteit, het logisch inzetten van middelen om een doel te bereiken, waarbij de ‘homo economicus’ zich zou laten leiden door berekenende belangenafweging en rationeel eigenbelang. Bij nadere beschouwing blijkt het er echter niet altijd even rationeel aan toe te gaan en spelen passies, hebzucht en winstbejag een leidende rol. Vandaar dat de belangstelling van Pareto verschoof van de economie en het rationele handelen naar de sociologie, waar ook het irrationele handelen wordt bestudeerd. Hij doceerde enige tijd politieke economie aan de Universiteit van Lausanne en woonde in een villa met twintig katten aan het Meer van Genève, waar hij zich daarna fulltime wijdde aan schrijven van zijn monumentale sociologische tractaat en andere werken.

 

Basisinstincten en afgeleide opvattingen

Eén van de zes basisresiduen of instincten is het ‘instinct voor combinaties’, het combineer-instinct. Dit zet mensen aan systematisch, doelgericht denken en handelen om hun omgeving te beheersen, te manipuleren en macht uit te oefenen. Bijv. financiering van economische ondernemingen. “Op meer complexe niveaus verklaren zij [klasse 1, combinatie-instincten] de drang van politici en staatslieden om samen te gaan en politieke krachten te bundelen, om politieke ‘deals’ te maken en om politieke rijken op te bouwen... [Ze] zijn als de ‘vossen’ van Machiavelli... Pareto meende dat de vossen in opkomst waren, slimme leiders die hun toevlucht nemen tot overreding, list en bedrog. De politieke ‘scene’ werd gedomineerd door politieke ‘wheelers en dealers’, gewetensloze advocaten en intellectuele sofisten, door speculatoren en manipulators” (Coser, p 396). Misschien enigszins te vergelijken met de huidige Amsterdamse Zuid-As advocaten en beursspeculanten. Het complotdenken hoort ook bij het combineer-instinct.

Tot klasse 2 van de residuen behoren de meer behoudende groepscohesie en conserverende continuiteit, macht en gezag, gemeenschapszin, zoals loyaliteit aan familie, gemeenschap en natie, gericht op stabiliteit. Waarden die tegenwoordig worden benadrukt door het rechtse populisme en nationalisme, maar van alle tijden zijn. De ‘leeuwen’ van Machiavelli komen ermee overeen. Zij kunnen de vossen uit hun machtspositie verdrijven als hun tendenties en hun aanhang sterker worden en de tijd meezit. De dominantie van residuen kan variëren in de loop van de geschiedenis. Dat geldt met name voor de combinatie- en conserveringsresiduen, klasse 1 en 2, die bij verschillende soorten elites, de ‘vossen’ en de ‘leeuwen’ domineren. In de geschiedenis wordt de ene soort elite afgewisseld door de andere soort elite. De afwisseling van progressieve en conservatieve politici komt ongeveer op hetzelfde neer. In de tijd van Machiavelli gold dat heersers “voor hun succes evenzeer afhankelijk waren van vaardig gokken als van brute kracht” (G. L Sabine e.a., A History of Political Theory, p 318).

De andere categorieën residuen zijn 3. de behoefde om gevoelens uit te drukken in daden, in rituelen, demonstraties, sportmanifestaties, enz., 4. residuen gerelateerd aan sociabiliteit, zoals discipline, uniformiteit, samenwerking, empathie, status en uitgestelde behoeftenbevrediging, 5. integriteit van het individu en zijn afhankelijkheden, wellicht behoort identiteit(svorming) en identificatie en persoonlijke belangenbehartging hiertoe, 6. seksuele residuen (Aron, p 131, Coser, p 392). Deze indeling loopt vooruit op de fundamentele behoeftentheorieën van Erich Fromm en Abraham Maslow in De gezonde samenleving en Motivatie en persoonlijkheid. Het gaat hier om de elitetheorie van Pareto.

 

De circulatie van elites

Het onderscheid in elite en massa is fundamenteel in de sociaal-politieke vise van Pareto. Het houdt verband met het fundamentele onderscheid in de groep en de leider in vrijwel alle sociale groeperingen. Hij onderscheidt de elite in brede zin van de regerende elite. In brede zin gaat het om degenen die het meest succesvol zijn en aan de top staan van de professionele hiërarchie in een bepaalde sector. De regerende elite (ruling elite) heeft bestuurlijke sociale en politieke functies (Aron, p 159, Coser, p 397). Enerzijds schrijft hij dat de elite de meer succesvolle en capabele mensen betreft anderzijds dat het voornamelijk een label betreft “van degenen die hun weg vonden naar die prominente groepering [de elite], zonder de kwaliteiten te bezitten die met de labels die ze dragen overeenstemmen... Rijkdom, familie of sociale connecties helpen ook in veel andere gevallen voor personen die daartoe anders geen claim hebben om het label van de elite in het algemeen te verkrijgen of van de regerende elite in het bijzonder... Naarmate de tijd verstrijkt ontstaan er soms aanmerkelijke verschillen tussen de capaciteiten en het label... Aristocratieën blijven niet. Om wat voor reden dan ook is het een onbetwistbaar feit dat zij na een zekere tijd verdwijnen. De geschiedenis is een kerkhof van aristocratieën.”

Hoe gaat dit in zijn werk? “Het verval is niet alleen qua aantal..,ook in kwaliteit in de zin dat ze hun kracht verliezen, een verval van de mate van de residuen die hen in staat stelden hun macht te verkrijgen en te behouden. De regerende klasse wordt hersteld in aantal en kwaliteit... door families die van de lagere klassen opkomen en de kracht en de hoeveelheid residuen meebrengen die nodig zijn om hen aan de macht te houden” (Traité 2035-36, 2052-54, Coser,  p 397-98, Abraham, p 443, 448).

Dit kan er ook toe leiden dat de decadente oude elite wordt vervangen door een nieuwe elite. Dat kan door geleidelijke opname van leden van de nieuwe elite of abrupt door revolutie. Daarom zijn elites beducht voor sociale onrust en opstanden. Volgens Pareto zou een combinatie van residuen van klasse 1 en 2, de combinerende en conserverende tendensen van vossen en leeuwen, resulteren in de meest effectieve elite. “Als de massa’s zich laten manipuleren door de elite, is dat ofwel omdat de elites de geweldsmiddelen beheersen, ofwel omdat zij erin slagen hen te overtuigen... In een versimpelde interpretatie... de enkelen regeren de velen door gebruik te maken van twee methoden, geweld en misleiding, list en bedrog... Dit correspondeert met Machiavelli’s beroemde tegenstelling van de leeuw en de vos” (Aron, p 159).

Dit onderscheid komt overeen met dat van ‘rentenieren’ en ‘speculanten’ in de economie, ofwel ‘zekere, solide investeringen’ en ‘venture-investments’, waarmee nieuwe rijken soms rijk zijn geworden. “Een samenleving waarin de speculanten domineren ontbeert stabiliteit en verkeert in een staat van wankel evenwicht, dat verstoord kan worden door een ongeluk van binnen of van buiten” (2235, Abraham, p 452, Coser, p 399). Het onverantwoordelijke gedrag van de rijken kan leiden tot economische en ecologische crises en omvallende banken.

 

Pareto en Marx, het liberalisme en het fascisme

Bij Pareto is het onderscheid tussen massa en elite meer fundamenteel dan het onderscheid tussen klassen, zoals bij Marx, hoewel die ook een onderscheid maakt tussen heersende en onderworpen klassen. Ook bij Pareto is de klassenstrijd een fundamentele factor in de geschiedenis in de vorm van rivaliserende elites, die opkomen uit onderliggende klassen. Hij voorzag geen overwinning van het proletariaat en een egalitaire samenleving, “maar een overwinning van degenen die spreken namens het proletariaat, een geprivilegeerde minderheid, niet verschillend van voorgaande of volgende elites” (Aron, p 161, over Les Systèmes socialistes, 1902).

Pareto heeft als ontmaskeraar van ideologieën weinig op met het socialisme en andere humanitaire stromingen, eigenlijk met geen enkele stroming. Nog het meest met de liberale democratie. Grondrechten zoals vrije meningsuiting en vrijheid om bijeen te komen, waren voor hem belangrijk en ook voor de wetenschap waar hij zich aan wijdde. Hij werd geëerd door Mussolini, maar schaarde zich achter geen enkele ideologie. Hoewel hij ondanks zijn aristocratische achtergrond ooit een liberale kandidaat was bij de verkiezingen, trok hij zich na zijn verlies gedesillusioneerd terug uit de politiek (Goddijn e.a, Geschiedenis van de sociologie, p 164). Bovendien werd hij door zijn vrouw, die er met de kok vandoor ging, verlaten en bestolen (Coser, p 405).

Dit verklaart, naast de invloed van de cynische politieke visie van Machavelli, ten dele zijn cynische houding tegenover politiek en politici van uiteenlopende richtingen - socialisten, humanisten, rationalisten, bougeois, fascisten - en tegenover het leven en samenleven in het algemeen. “Achter de humanitaire en ethische proclamaties ligt slechts het streven naar macht en machtshandhaving” (Berting, p 132). “Ieder politiek regime is oligarchisch en iedere politicus is zelfzuchtig of naïef.” Verschillende ideologieën en kenmerken van hun achterban kunnen wel verklaard en onderbouwd worden vanuit zijn sociologische visie, maar dat maakt hem geen “spreekbuis van enigerlei specifieke groepering” (Aron, p 177, 175). Ook niet van het fascisme, dat zich op hem beroept. John Stuart Mill was ooit zijn grote voorbeeld. Hij was ook actief lid van het Adam Smith-Genootschap (Berting, p 118).

Aron ziet in hem een liberaal, misschien omdat hij dat zelf is. “Hij meende dat economisch initiatief  het meest gunstig was voor de toename van rijkdom. Hij zou in economische termen... een liberaal zijn... Op politiek niveau zou hij de voorkeur hebben gehad voor een autoritair en gematigd regime..., waarin degenen die besturen het vermogen hebben om beslissingen te nemen, maar niet proberen alles te beheersen, en bovenal niet de burgers opleggen wat zij moeten denken en geloven, vooral niet bij de intellectuelen... Pareto zou een sterke en liberale regering de voorkeur hebben gegeven, vanuit economische en wetenschappelijke gezichtspunten... Vrijheid van onderzoek is onontbeerlijk voor de vooruitgang van wetenschappelijk denken... en op termijn voor de samenleving als geheel... Zelfs als men Pareto’s kritiek op democratische regimes aanvaardt, is het heel goed mogelijk zulke regimes te zien als het minst kwade voor de mensen – want... de plutodemocratische oligarchie heeft op zijn minst het voordeel dat het verdeeld is en beperkt in zijn mogelijkheden tot actie. Democratische etlites zijn het minst gevaarlijk voor de individuele vrijheid” (Aron, p 173-74).

 

Pareto, Mosca, Michels en de voorgeschiedenis

De visie van Pareto komt overeen met die van Mosca in The Ruling Class (1884, 20 jaar voor het hoofdwerk van Pareto). Hij heeft plagiaat van de hand gewezen, omdat hij het basisidee ook aan Machiavelli heeft ontleend en verder heeft uitgewerkt en ingebed in een omvattende sociologische theorie. Pareto is ook beïnvloed door Henri de Saint-Simon en Auguste Comte, de grondleggers van de sociologie, en door Gustave Le Bon, De psychologie der massa, die de irrationaliteit, emotionaliteit en beïnvloedbaarheid van de massa laat zien.

Saint-Simon, schreef meer dan een eeuw voor Pareto: “De macht in alle georganiseerde samenlevingen wordt verdeeld tussen twee ordes – de ene beheerst de intellectuele en morele krachten, de andere de materële krachten. Deze twee georganiseerde autoriteiten vormen tesamen de heersende klasse” (Coser, p 411). Het werk van Saint-Simon en Comte gaat voor een belangrijk deel over de overgang van militair-religieuze samenlevingen naar industriële samenlevingen met veranderende elites, van een gecombineerde militaire en religieuze elite naar een industriële elite, die steunt op wetenschappers. Bij de elite in de moderne prestatiemaatschappij is meer mobiliteit, door onderwijs en opleiding, deskundigeheid en prestaties. Pareto’s bevindingen zijn deels achterhaald, maar nog altijd relevant.

In de loop van de geschiedenis zien we hoe de religieuze, morele en intellectuele macht van bijv. de Kerk, de materiële staatsmacht ondersteunt. “In landbouwsamenlevingen kwamen religieus-agrarische regimes op, die plaats moesten maken voor militair-agrarische regimes. Omdat deze laatste maar al te vaak moeite hadden om aansluiting te vinden bij de meerderheid van de bevolking, zagen zij zich veelal gedwongen allianties aan te gaan met priestergroepen, die als specialisten in disciplinering een veel sterkere greep op het volk hadden. (J. Goudsblom, Het regime van de tijd, “De opkomst van militair-agrarische samenlevingen’: ’Verstrengeling der elites’). Met enige ruimdenkendheid kan men hierin militaire leeuwen en religieuze vossen herkennen uit de typologie van Machiavelli en Pareto.

Beide elites hadden elkaar nodig, ook de religieuze elite had de politieke elite nodig. “In omvangrijke agrarische samenlevingen kunnen religieuze specialisten zich alleen als elite handhaven door nauwe verbintenissen aan te gaan met andere elites, in het bijzonder degene die over grond en geweldsmiddelen beschikken... In hedendaagse industriële samenlevingen is de rol van religie minder prominent dan in... agrarische samenlevingen” (N. Wilterdink e.a., Samenlevingen, p 148, 150). De rol van religie is deels vervangen door die van (politieke) ideologieën, die bepaalde (groeps)belangen nastreven of legitimeren en oplossingen voor problemen claimen. Pareto had weinig op met ideologieën en streefde naar wetenschappelijk inzicht.

 

 

Mosca: de elite tegenover de massa

“Mosca is waarschijnlijk de eerste geweest die de tegenstelling politieke machtselite tegenover de massa als systematisch uitgangspunt voor zijn politieke theorieën heeft genomen... Bij Mosca ligt het accent aanvankelijk op een kritische analyse van het parlementaire systeem, waarin...de feitelijke politieke macht niet wordt uitgeoefend door de kiezers, maar door een informele kliek van politici die louter zelfhandhaving nastreven. In zijn later werk zien we bij Mosca een relatieve waardering voor een democratisch georiënteerd politiek stelsel, waarbinnen uiteenlopende maatschappelijke groeperingen via hun vertegenwoordigers, gezamenlijk het regeringsstelsel bepalen.” Bij Pareto zien we veeleer een omgekeerde ontwikkeling “van een politiek liberaal via een scherpe kritiek op humanitaire democratische en socialistische idealen, naar een radicaal-eenzijdige interpretatie van het verloop de geschiedenis vanuit een voortdurende strijd om de macht tussen kleine elitaire groeperingen” (Goddijn, p 174-75).

 

 

 

Michels en ‘de ijzeren wet van de oligarchie’

Robert Michels was bevriend met Pareto en heeft de theorieën van Mosca op moderne democratische en andere organisaties toegepast in Zur Soziologie des Parteiwesens in der moderne Demokratie, met name bij vakbonden en socialistische partijen, vanwege hun democratische pretenties. “Hij komt daarbij tot de conclusie dat... leiders die oorspronkelijk vanwege hun persoonlijke kwaliteiten zijn gekozen, de onweerstaanbare neiging vertonen van hun bevoorrechte positie misbruik te maken, waarbij de leden-massa dat proces weer ondersteunt... door zich passiever te gaan gedragen” (p 175).

De centralisering, hiërachisering en bureaucratisering van complexer wordende organisaties werkt dit ook in de hand. “Michels komt dan tot zijn befaamde ‘ijzeren wet van de oligarchie’: politieke organisaties die democratisch zijn opgezet vertonen de immanente wetmatigheid zich te ontwikkelen tot oligarchieën” (p 176). Het komt overeen met de bevindingen van Pareto en Mosca en die van de econoom Joseph Schumpeter uit een vorig artikel. In het volgende artikel gaan we in op The Power Elite van de socioloog Charles Wright Mills, waarin bevindingen van Pareto e.a. verder worden uitgewerkt en toegepast op de Amerikaanse samenleving.

 

Bijlage over Joseph Schumpeter

Joseph Schumpeter heeft zijn bevindingen over de moderne democratie uiteen gezet in Kapitalisme, Socialisme en democratie (Zie nr 89, De uit de hand lopende dynamiek van de moderne tijd Deel 2: Zelfversterkende processen in de economie en kwetsbaarheden van de democratie). Daaruit citeren we de relevante passages. De werken van Pareto, Mosca, Michels en Schumpeter laten zich illustreren door tal van actuele politieke ontwikkelingen over populisme, ‘particratie’ en partijbelangen, autoritaire en elitaire tendensen, gebrek aan ‘democratische zelfbeheersing’, enz. Het functioneren van de democratie in onze tijd is in de zgn. kwaliteitsmedia een punt van zorg en aandacht. Daarom blijven hun overwegingen actueel. Als liberaal econoom en politiek wetenschapper vindt Schumpeter het behoud van de democratie ook in een (meer) socialistische maatschappij van wezenlijk belang.

 

Democratie en politieke partijen

Democratie definieert hij niet als regering door en voor het volk, maar met instemming van het volk de facto de meerderheid van de bevolking (p 285, 315). Kiezers volgen hun eigen belangen, niet een verondersteld ‘algemeen belang’, zoals ook Sloterdijk schrijft: “Het eensgezinde volk bleek een hersenschim… Partijen vormen de werkelijkheid [vooral…] wanneer ze onverzoenlijk met elkaar van mening verschillen” (De verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd, p 81).

De ‘wil van het volk’ bestaat uit de individuele wil van vele burgers en wordt benaderd door een ‘redelijk compromis’ (Schumpeter, p 295). Zij worden onder meer beïnvloed door pressiegroepen, propaganda en politici en zijn vaak niet erg redelijk. Democratie is geen proces, waarbij de kiezers een stem geven aan het algemeen belang, en waarbij politici zich laten leiden door dit algemeen belang uit naam van de kiezers. Eigenbelang en partijbelang lijken vaak te prevaleren. Mede vanwege hun onwetendheid, oppervlakkigheid en gebrek aan interesse worden mensen gemanipuleerd. Politici bepalen de agenda.

 

Kiezers en ‘de wil van het volk’

“Kiezers zijn vaak slechte beoordelaars van hun eigen belangen” (p 302). “Ze worden zoet gehouden door het uitzicht op economische groei, betere voorzieningen en langere vakanties” (H. van Gundsteren en G. Lock, Politieke theorieën, p 28, over het ‘democratisch elitisme’ van Schumpeter). Zijn visie wordt pluralistisch en realistisch genoemd, in onderscheid van het marxisme en het elitisme van Pareto, Mosca, Michels en in zekere zin ook C. Wright Mills in The Power Elite, aldus Ton Zwaan in Wilterdink e.a. Samenlevingen, ‘Politieke bindingen’, p 110. Sommige inzichten van Schumpeter komen overeen met die van Habermas, zie nr 74.

Schumpeter wijst evenals de socioloog Emile Durkheim op de werken van Pareto, Mind and Society en Le Bon, De psychologie der massa. De massa is vaak impulsief, onredelijk en minder verantwoordelijk.

“Een dikwijls herhaalde bewering telt zwaarder dan een redelijk betoog” (p 297-99). De wijzen waarop de politieke agenda en “de ‘wil van het volk’ worden gefabriceerd zijn geheel analoog aan de methoden waarvan de reclame zich bedient. Wij vinden dezelfde pogingen om het onderbewustzijn te benaderen… Zij doen minder een beroep op de redelijkheid” (p 305). Politici maken gebruik van ‘handigheden’ zoals ‘verzwijgingen’ en ‘telkens herhaalde beweringen’. “Effectieve berichtgeving is bijna altijd vervalst” (p 306). Alsof hij het heeft over ‘nepnieuws’. Schumpeter is overigens uitgeweken voor het nationaal-socialisme.

 

Concurrerende partijen

Schumpeter beschrijft, beïnvloed door Max Weber, een meer realistisch model waarbij democratie een mechanisme is van “concurrentie om het politieke leiderschap [en] beslissingsmacht te verkrijgen door middel van een concurrentiestrijd om de stemmen… Erkenning van het leiderschap is van vitaal belang” (p 311-12). Periodieke verkiezingen legitimeren regeringen en houden ze verantwoordelijk. Het beleidsprogramma is meer een zaak van de regering dan van het volk. De participerende rol van individuen is meestal zeer beperkt.

“Het democratisch beginsel betekent slechts dat de leiding van de regering in handen dient te worden gegeven van degenen die meer aanhang verwerven dan andere mededingende individuen of groepen” (p 316). Dat wil zeggen politieke partijen die concurreren om de macht en de politieke ambten of baantjes. Politiek wordt Schumpeter getypeerd als strijd en ‘handel in stemmen’. Politici worden niet geselecteerd op bekwaamheid, maar meer op tactiek (p 331-32).

 

Ten slotte noemt hij een aantal voorwaarden voor het functioneren van een democratie:

1. Politici “van voldoende hoge kwaliteit” (p 333),

2. (grondwettelijke) beperkingen aan de politieke besluitvorming,

3. integer en bekwaam openbaar bestuur door een ambtelijk apparaat,

4.”democratische zelfbeheersing,.. een voldoende hoog intellectueel en moreel peil van kiezers en parlementen’ (p 338-39). 

Uit de historische politieke episoden in de bijlage blijkt dat aan deze voorwaarden vaak niet werd voldaan en wat er dan kan gebeuren: een afglijden in totalitaire terreur. Een goed functionerende democratie biedt daarvoor een zekere bescherming door wettelijke grenzen, het toezichthoudend karakter van het parlement en ‘democratische zelfbeheersing’. Schumpeter biedt een analyse die weinig van zijn actualiteit heeft ingeboet, als we bijv. kijken naar wat er in Engeland, de VS, Rusland en tal van andere democratieën gebeurt. Een ander risico voor de moderne democratie is de belangenverstrengeling met de economie en industrie, waardoor de politiek kan worden meegenomen in de uit de hand lopende dynamiek van de economie.

Groei van het bewustzijn en de mondigheid van de bevolking verandert de relatie tussen elite en volk en kan het democratisch gehalte en de kwaliteit van de besluitvorming doen toenemen. In de boekbesprekingen van Von Dreien komt dit punt ook naar voren. Ook burgerparticipatie draagt hiertoe bij en kan de transparantie van het bestuur vergroten. (Zie vorig nr, Reacties op de coronacrisis en daarna). In volgende artikelen in deze serie gaan we hier verder op in.