Wat heet natuur?

Civis Mundi Digitaal #104

door Jan de Boer

In de wetenschap wordt er veel over de natuur gesproken. Het is zelfs de titel van een van de grote wetenschappelijke bladen. En toch is er veel onduidelijks rond dit veelduidige woord. Je zou kunnen zeggen dat de term « natuur » in de dode hoek zit bij veel disciplines. Wetenschappers gebruiken het, maar zijn er niet gek op, want zij zeggen: het is geen wetenschappelijk concept. De filosofen gebruiken het ook, maar zijn er evenmin gek op, want zij zeggen: de « natuur » is geen filosofisch concept. Met als gevolg dat niemand het theoretisch fundeert, terwijl het toch zeer veel gebruikt wordt. Tussen 1990 en 2015 werden er meer dan 7000 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd met de term « natuur » in de titel, maar in niet één van deze artikelen wordt het gedefinieerd.

De Griekse filosofen uit de oudheid hadden een dynamische visie op de natuur, zoals Herakleitos, die de natuur beschouwde als een stroom, maar dat veranderde met het christendom. In het christelijke dogma is er sprake van een God « pantocrator », de meester van alles, die vooral boven de natuur staat, wat hem in staat stelt volmaakt te zijn. Dat is de grote originaliteit van de monotheïstische religies, terwijl de Griekse goden verre van volmaakt waren. In de « Ilias » van Homerus zijn ze vervuld van passies, hebben zij crises van woede of vrees, hebben ze voedings- en seksuele behoeften en kunnen zij zelfs sterven. In de monotheïstische religies van Abraham staat God los van de natuur die aan hem onderworpen is. Alle dynamiek kan alleen van God komen, de natuur is volkomen statisch: dat is de Schepping. Vandaar de gedachte dat de wetenschap als doel heeft het goddelijke plan te ontcijferen. Daartegen verzette Darwin zich door de historie in de biologie tussen beide te laten komen.

De gedachte is dat de mens in de natuur ondergedompeld is en er niet geheel uit los kan komen. Hij heeft een ziel die zich richt op het koninkrijk Gods. In het Evangelie van Mattheus wordt gezegd dat men zich niet te veel voor Aardse zaken moet interesseren, want die zijn bestemd om door ongedierte te vergaan. Er is een strikte hiërarchie tussen de fysieke wereld die veracht moet worden en het puur morele van het goddelijke. De natuur is zeker de vrucht van God, maar een beetje ruw, en het is aan de mens om er de tuinman van te zijn. Bij Buffon (1707-1788) bestaat het idee dat de natuur op zich de neiging heeft om te verrotten en dat alleen de mens deze kan ordenen.

Amerikanen draaien dat alles om en zeggen dat hun grote landschappen door God gecreëerd zijn en dat zij niet door de mens aangetast en bedorven mogen worden. Deze gedachte leeft sinds de negentiende eeuw zeer sterk in de Verenigde Staten, met name bij de uitvinders van de Amerikaanse natuurbescherming, zoals John Muir (1838-1914). Het land begint dan rijk te worden, maar lijdt aan een cultureel minderwaardigheidscomplex tegenover Europa. John Muir geeft het fierheid met het argument: « Wij hebben dan wel geen piramiden, maar wel de Half Dome van Yosemite; wij hebben geen Griekse zuilen, maar wij hebben wel enorme sequoia’s, die minstens zo oud zijn. Wij hebben geen enkele reden om jaloers op de Europeanen te zijn, want ons erfgoed is het werk van God zelf ». Deze bescherming van de natuur is in het begin absoluut geen zaak van biologen of ecologen, maar van artiesten. De Amerikanen beschermen overigens maar heel weinig biomassa. Als je kijkt waar de grote Amerikaanse parken liggen, dan ligt 62% in het noordpool- gebied, 15% in woestijnen, 11% in hooggebergten en 6% rond vulkanen. Zo blijft er nog 3% over in de tropische zone en 3% in het gebied met gematigde temperaturen.

Als je de woorden bestudeert die de natuur beschrijven, in de zin die zij heeft in « de bescherming van de natuur », dan heeft de verbreiding van deze woorden geen linguïstisch maar een religieus karakter. Het frappantste voorbeeld van dit fenomeen is het Arabische woord « tabia », dat je in vrijwel alle mohammedaanse landen terugvindt en de gedachte vertaalt dat men de Schepping beschermt. « Tabia » is oorspronkelijk het woord voor het merkteken als men een geldstuk slaat. Hier naar de natuur vertaald is het een grote hand die een vorm drukt. Het woord wordt ook gebruikt in Iran, terwijl het Perzisch niets te maken heeft met het Arabisch. En zelfs de Oeigoeren in China gebruiken dit Arabische woord. In Zuidoost-Azië is het woord voor « natuur » afkomstig van het Pali, de taal van het boeddhisme: « Thammachat » wordt in de hele regio in verschillende talen gebruikt.

Dit toont aan dat het idee « natuur » een zeer cultureel concept is, dat vorm heeft gekregen met de stedelijke en intellectuele beschavingen. Daarom vindt men ook geen enkel woord voor het beschrijven van de natuur in de precolombiaanse talen.

In de hele wereld zien we een globaliseringsproces – vooral een Amerikanisering – en dus een « christianisering » van de natuur. Een mooi voorbeeld daarvan vindt men in Finland, een van de landen in Europa die pas laat het christendom omarmden. Voor het woord « natuur » gebruikte men er vroeger het begrip « Luonto », gerelateerd aan archaïsche religies en aan het sjamanisme, dat een zeer dynamische strekking had. Met het christendom werd dit vervangen door het woord « ymparisto », dat veel beter overeenkwam met het statische christelijke beeld van de natuur.

De uitdrukking « behoud van de natuur » heeft lang niet overal dezelfde betekenis. In Frankrijk wordt de meerderheid van de natuurparken beheerd, geëxploiteerd of veranderd, zoals in de Alpen, waar je schaapskudden en vee vindt. En daarmee is men zeer tevreden. Voor de Amerikanen is dit ondenkbaar: het park moet volkomen wild zijn, zoals in de film « Into the Wild ». Wanneer een Fransman zegt dat hij in het weekend de natuur opzoekt, gaat hij naar het platteland. Een Amerikaan zal nooit een wandeltocht maken tussen de maisvelden in de Midwest, omdat voor hem de scheiding tussen natuur en cultuur duidelijk getrokken is. Als hij naar de natuur gaat, vertrekt hij voor een paar dagen « trek » met een rugzak en een tent. Hij wil de mythologie van de pioniers van het wilde Far West weer beleven. Er moeten poema’s, grizzly’s en wolven zijn…

Er is een derde weg nodig: die van een « ecologische verzoening », een duurzaam harmonieus samenleven van de mens en de natuur. Hoe dan ook, de scheiding natuur/mensheid kunnen we ons in een tijd waarin mondiaal klimaatverandering en de verdwijning van soorten op het spel staan niet meer voorstellen. Er is slechts één planeet, en niet een planeet voor de natuur en een andere voor de mensheid. Wij zijn verplicht aan deze twee samen te denken. En we weten dat beschermde gebieden niet voldoende zijn voor de bescherming van soorten, en ook niet voor de biogeochemische processen als die van het klimaat, CO2, water… We kunnen ons de natuur niet meer alleen in parken voorstellen. Temeer omdat met de klimaatopwarming de ecosystemen zich naar hogere breedtegraden verplaatsen, terwijl de parken op vaste plaatsen liggen. Deze zullen binnen niet al te lange tijd niet meer de soorten kunnen herbergen die zij geacht worden te beschermen. Dat toont duidelijk aan dat het omheinen van de natuur niet meer voldoende is om haar te redden.

 

Voor wie hierover meer wil weten, zijn er twee recente uiterst interessante publicaties van de ecologie-filosoof Frédéric Ducarme gepubliceerd in « Palgrave Communications » en in « Conservation Biology ».

 

Geschreven op 26 november 2020