Civis Mundi Digitaal #108
De felle discussies in Frankrijk en andere landen over een « Covid-paspoort » om voor gevaccineerde personen reizen te vergemakkelijken en mogelijkerwijs toegang te verlenen tot theaters, etc. zijn niets nieuws, want deze maatregel is al meer dan een eeuw geleden door de Franse autoriteiten uitgevonden. Hier de geschiedenis ervan.
Nu de regeringen zich inspannen om coronavaccins te krijgen en vaccinatiecampagnes te organiseren in een totale mondiale onzekerheid, lijkt een nieuw idee zijn weg te vinden: het vaccinatie-paspoort of immuniteitspaspoort. Deze « Covid-paspoorten », zo wordt ons voorgehouden, zouden reizen en handel kunnen vergemakkelijken en zouden alleen aan mensen die gevaccineerd zijn of al geïnfecteerd zijn geweest (te bewijzen bijvoorbeeld door de aanwezigheid van antilichamen) toegekend worden.
Dit idee is niet nieuw. Zij stamt af van het « gezondheidspaspoort », een Franse uitvinding in de 19e eeuw, maar dan wel met een ander doel. De houder van het « gezondheidspaspoort » werd beschouwd als « immuun », dat wil zeggen vrij van symptomen tot bewijs van het tegendeel. Een inenting maakte geen deel uit van dit document, dat vooral was bedoeld om de autoriteiten in de gelegenheid te stellen verdachte gevallen te ontdekken en aan te geven, om zo elke epidemische bedreiging aan de poorten van Frankrijk tegen te gaan.
Om de verbreiding van de cholera, dat in Spanje woedde, in Frankrijk tegen te gaan, publiceerde op 18 juni 1890 de minister van binnenlandse zaken een circulaire waarin aan de prefecten (de vertegenwoordigers/toezichthouders van de staat in de departementen) gezegd werd aan reizigers een « gezondheidspaspoort » uit te reiken alsook een « carte d’avis », een bekendmaking, aan de betrokken burgemeester. Het mechanisme bestond uit het door een arts examineren van elke reiziger, om daarna de lokale autoriteiten mede te delen dat de persoon als gezond beschouwd werd maar dat deze wel onder medisch toezicht moest blijven gedurende de incubatietijd. Dit gezondheidspaspoort voegde zich bij het « politieke paspoort », een andere Franse uitvinding in de 15e eeuw voor het laten passeren van koopwaar en al gauw uitgebreid tot personen.
Tijdens de internationale gezondheidsconferentie in Dresden in 1893 stelde Adrien Proust, professor gezondheidsleer aan de universiteit van Parijs en vader van de bekende romanschrijver Marcel Proust, voor om deze procedure internationaal in te voeren. Het Oostenrijks-Hongaarse imperium organiseerde deze conferentie in Dresden in de context van cholera-epidemieën die zich sneller in Europa verbreidden met de komst van stoomboten. Het was dus absoluut noodzakelijk de internationale reglementen betreffende quarantaine tegen de uitbreiding van deze nieuwe plagen te standaardiseren. Proust was van mening dat de epidemie allereerst bij de grenzen onder controle gesteld moest worden. Hij zag in het gezondheidspaspoort een meer gerichte versie van de quarantaine en het equivalent van de « observatie » in het « lazaret » oftewel de quarantaine-inrichting. Het gezondheidspaspoort was dus een middel om de als asymptomatisch aangeduide personen te traceren en hen te isoleren in het geval dat zij symptomatisch werden, met als doel om de verschijning van infectiehaarden te voorkomen. Deze procedure zou de mogelijkheid bieden om « snel en doeltreffend te handelen » voordat het te laat zou zijn.
Preventieve quarantaine was daarentegen alleen mogelijk voor de pest en slechts aanbevolen voor de meest daaraan blootgestelde personen, zoals het personeel dat de boten desinfecteerde. Proust was ervan overtuigd dat quarantaine minder doelmatig was dan een strikte « gezondheidssurveillance », en dat om verschillende redenen. Het anti-pestserum was niet verplicht, het beschermde niet de geïnfecteerde maar de asymptomatische personen, het gaf maar een korte periode van immuniteit.
Toch had het gezondheidspaspoort ook zijn tegenstanders. Niet alleen ondertekende de Britse delegatie niet het in Dresden gesloten akkoord, maar ook het idee van een gezondheidspaspoort vond in hun ogen geen genade. Volgens het prestigieuze Britse medische blad « Lancet » zouden deze gezondheidspaspoorten geen enkel nut hebben, want zij zouden vervalst en dus inefficiënt kunnen worden: « Wij kunnen er zeker van zijn dat geen enkel document van dit type ooit vereist zal zijn voor personen die dit land binnenkomen of in andere vooruitstrevende landen van het continent ». Hoe deze afwijzing te verklaren? Proust verwijt de « liberale » Britse benadering dat zij zich verzet tegen alle maatregelen die de internationale handel zouden kunnen schaden. Voor Proust was het Britse systeem onvoldoende. Hoewel de « bill of health » al sinds de 18e eeuw gebruikt werd, was het minder doeltreffend vanuit gezondheidsopzicht. Bovendien werd het nauwelijks gebruikt in de Engelse koloniën, zodat de pest zich in 1896 naar India uitbreidde, met duizenden doden tot gevolg. Hetzelfde kan gezegd worden van de cholera-epidemieën in Egypte in 1883 en 1902, waar de Britse koloniale autoriteiten totaal onvoldoende gezondheidsmaatregelen troffen.
Met de komst van vliegverkeer vanaf de jaren 1930 is, ondanks de Engelse terughoudendheid, het « certificat international de vaccination ou de prophylaxie », beter bekend onder de naam « carte jaune « (gele kaart) en vandaag geproduceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie, ingevoerd. Dit document is verplicht, met name om naar bepaalde Afrikaanse landen te gaan waar « inheemse » ziekten als bijvoorbeeld gele koorts of malaria een gevaar zijn, niet voor de autochtonen die verplicht zijn met deze plagen te leven, maar voor reizigers in deze contreien met beperkte hulpmiddelen.
In tegenstelling met het gezondheidspaspoort of het « Covid-paspoort », dat immuniteit en vrij verkeer en aanwezigheid in als « gezond » beschouwde plaatsen toekent, gaf de gele kaart buitenlanders het recht te reizen in als « ongezond » bekend staande landen zonder evenwel hun « plagen » mee te nemen naar de steden van rijke, ontwikkelde en steriel gemaakte landen.
Geschreven op 2 maart 2021