Quantumfysica in filosofisch perspectief

Civis Mundi Digitaal #108

door Piet Ransijn

Bespreking Maarten van Buuren, Quantum, de oerknal en God: Filosofische perspectieven van de quantummechanica. Rotterdam, Lemniscaat, 2021.

Op het eerste gezicht lijkt de titel betrekking te hebben op onvergelijkbare grootheden. Het quantum is de kleinste grootheid, het kleinste deeltje, God staat voor het grootste. En met de oerknal zou het allemaal begonnen zijn, hoewel God als schepper eraan vooraf moet zijn gegaan. Het godsbegrip van Van Buuren komt overeen met dat van Spinoza, over wie hij diverse boeken heeft geschreven. God beschouwt hij als “het scheppende principe waaruit de dingen voortkomen en [dat] in de dingen zelf besloten ligt... God valt met de schepping samen. Hij is in alle dingen, dus ook in elk van ons aanwezig” (p 8). God is niet boven of buiten de schepping, transcendent, maar immanent in de schepping. ‘God ofwel de natuur’, luiden de beroemde woorden van Spinoza.

Behalve het Theologisch-politiek tractaat van Spinoza heeft Van Buuren ook de memoires van Werner Heisenberg Het deel en het geheel vertaald en ingeleid, zie CM nr 101. Heisenberg is wellicht de belangrijkste grondlegger van de quantummechanica, hoewel de daarbij betrokken natuurkundigen op elkaar voorbouwden. Het boek verwijst herhaaldelijk naar deze vertaling en naar Heisenberg. Van Buuren schreef ook boeken over uiteenlopende onderwerpen als fietsen en de oorlog en was hoogleraar Franse letterkunde aan de universiteit van Utrecht. Vandaar dat zijn boek eindigt met de Franse schrijver Houllebecq. Als natuurkundig onderlegde letterkundige, heeft hij het voordeel dat hij natuurkunde in een voor niet natuurkundigen begrijpelijke taal kan uitleggen

De drie onderwerpen in de titel geven aan dat het boek bestaat uit verschillende gedeelten die met elkaar worden verbonden. Meer dan de helft van het boek gaat over quantumfysica, die wordt doorgetrokken naar de quantumbiologie, de andere helft gaat meer over filosofie en religie. Een interessante combinatie, waarin mensen echter ook de mist in kunnen gaan met vage speculaties. In hoeverre is dit het geval bij Van Buuren? Het gedeelte over quantumfysica wordt helder uitgelegd, met behulp van illustraties. Het boek is mooi uitgevoerd. En goed onderbouwd, zowel wat betreft quantumfysica als in filosofisch opzicht, bij uitstek wat betreft Spinoza.

Het boek brengt een aantal cruciale thema’s met elkaar in verband en licht deze betrekkelijk beknopt en helder toe. Wat betreft het onderlinge verband lijken soms grote sprongen te worden gemaakt. Bijv. van dode naar levende materie, van deel naar geheel, van het quantum naar God, maar bij nader beschouwing heeft het allemaal met elkaar te maken en sluit het zelfs naadloos op elkaar aan. In deze bespreking zijn een aantal aanvullende referenties toegevoegd naar wetenschapsfilosofie, sociologie en Indiase filosofie. Van Buuren verwijst vooral naar Spinoza, Heisenberg en enkele andere fysici.

https://www.spacepage.be/artikelen/het-heelal/theorie/de-oerknal-evolutie-en-einde-van-het-heelal/wat-is-de-big-bang-theorie 

Wat is licht?

Het boek begint met deze vraag. Licht kan worden opgevat als deeltjes of golven en opeens van deeltje in golf overgaan. Dat werd aangetoond door beroemde experimenten waarbij licht door spleten ging en interferentiepatronen van licht aan het licht kwamen. Uit deze patronen bleek het golfkarakter. Een lichtdeeltje of foton bleek ook door twee spleten tegelijk te kunnen gaan en een golfkarakter te kunnen aannemen ‘als dat beter uitkwam’ en (dus) op twee plaatsen tegelijk te kunnen zijn (superpositie of verstrengeling, ‘entanglement’). Hoe het precies zit onttrekt zich nog steeds aan ons bevattingvermogen. Dat geldt voor alle golven en vibraties, niet alleen voor zichtbaar licht. Licht straalt in minuscule ‘stralingspakketjes’, lichtquanta, die fotonen worden genoemd. Het blijkt dat straling en materie is opgebouwd uit minuscule ondeelbare pakketjes energie, die veel kleiner zijn dan atomen en moleculen die wel deelbaar blijken te zijn.

Het begrip quantum, meervoud quanta, is eind 1900 geïntroduceerd door Max Planck. De kleinste eenheid energie wordt aangegeven door de constante van Planck, een minieme energie-eenheid (erg-sec) van 6.6x10-34. Het begrip ‘foton’ is door Einstein geïntroduceerd in 1905, het jaar waarin hij ook de speciale relativiteitstheorie publiceerde. Niels Bohr paste het begrip toe bij zijn atoommodel, waarbij elektronen in vaste kwantificeerbare banen en vaste aantallen als ‘golvende deeltjes’ rond de atoomkern bewegen, behalve de buitenste baan. Het aantal hangt af van het element. Door absorptie of uitzending van een foton kan een elektron van baan verspringen. Bij kernenergie vindt er een kettingreactie plaats in instabiele elementen, zoals verrijkt of instabiel gemaakt uranium, waarbij hoogfrequente radioactieve straling wordt uitgezonden.

 

http://chemieleerkracht.blackbox.website/index.php/eee-244/ 

Wat gebeurt er bij een meting?

Het tweede hoofstuk gaat over meting. Het blijkt dat de meting invloed heeft op het karakter van fotonen. Bij observatie (meting) gedragen zij zich als deeltjes, als ze niet worden gemeten als golven. “Meting leidde tot ‘ineenstorting van de golf’” (p 36). Wat betekent dit? Een golf-deeltje is niet precies gelokaliseerd volgens de golfvergelijking van Schrödinger en de matrix van Heisenberg. Als het wordt gemeten, wordt het gelokaliseerd en neemt het de vorm van een deeltje aan. Als het niet wordt gemeten blijft het een niet precies te lokaliseren golf, eigenlijk een waarschijnlijkheidsgolf, in de zin van een set van mogelijke posities.

Bij een meting brengt een foton een chemische reactie teweeg op een lichtvoelige plaat, die miljardvoudig wordt uitvergroot. Het foton verdwijnt in de reactie die het teweeg brengt. Net zoals het leven verdwijnt bij vivisectie. Dit heet ’golfverval’ of ‘ineenstorting van de golf’. Een andere vorm van meting gebeurt in een bellenkamer of nevelvat, waarin een deeltje een spoor van minuscule condensdruppeltjes achterlaat die worden uitvergroot en waarin het zelf verdwijnt. Het meetapparaat absorbeert het te meten deeltje of de foton.

Bij een meting verandert coherentie en continuïteit in decoherentie en discontinuïteit. De continuïteit van een golf, die over een ruimte of baan lijkt verspreid en niet te lokaliseren is, wordt gelokaliseerd op een bepaalde plaats en tijd. De golf wordt een deeltje. Het niet waarneembare wordt waarneembaar. Aan gevolgen wordt een oorzaak toegekend, waaruit de dingen ontstaan. De oorspronkelijk veronderstelde continuïteit verdwijnt in een oneindig aantal dingen, die afzonderlijk bestaan maar toch op velerlei wijzen met elkaar verbonden zijn volgens bepaalde wetmatigheden. Deze zijn tot op zekere hoogte te meten. Een scala van waarschijnlijkheden wordt opgeheven in een schijn van zekerheden, want er blijkt nog veel wat wij niet weten.

 

  

Schematisch weergaven van dubbelspleet experiment en afbeeldingen op lichtgevoelige plaat 

De matrix van Heisenberg

Het derde hoofdstuk is gewijd aan het onbepaaldheidsprincipe van Heisenberg. Dat is een betere vertaling voor Unbestimmtheitsrelation dan onzekerheidsprincipe. Het gaat namelijk om “een matrix die berust op twee reeksen variabelen die zich omgekeerd evenredig tot elkaar verhouden..., naarmate de plaats van het verschijnsel nauwkeuriger wordt bepaald, wordt de beweging (of impuls) onnauwkeuriger en andersom; uit de matrix blijkt dat verschijnselen steeds minder met zekerheid kunnen worden gedetermineerd naarmate ze kleiner worden (minder massa hebben)” (p 55, Het deel en het geheel, p 11).

De matrix vormt de grondslag van de quantumechanica, die later in de golfmechanica een andere formulering kreeg in de Schrödinger-vergelijkingen. Heisenberg was 23 jaar toen hij zijn matrix formuleerde en 25 jaar toen hij het onbepaaldheidsprincipe formuleerde. De matrix impliceert dat het onmogelijk is de snelheid en de plaats van een deeltje, bijv. een foton of elektron, nauwkeurig vast te stellen. Ook niet met meer verfijnde apparatuur, want het onbepaaldheidsprincipe blijft dan gelden. Het is op subatomair niveau alleen mogelijk waarschijnlijkheden omtrent deeltjes statistisch vast te stellen. Het deterministische wereldbeeld van oorzaak en gevolg geldt daar niet. Het betekent ook dat elektronen zich ook niet op een bepaalde plek rond de atoomkern bevinden maar als een soort continue golf overal eromheen kunnen zijn. Een meting stolt als het ware die golf in een gelokaliseerd deeltje. De werkelijkheid achter de metingen is onkenbaar en slechts in waarschijnlijkheden weer te geven.

 

https://www.the-scientist.com/features/quantum-biology-may-help-solve-some-of-lifes-greatest-mysteries-65873 

Leven als scheppende kracht

Volgens Bohr en Heisenberg zou het leven zich kenmerken door een scheppende of vormende kracht, die niet adequaat kan worden verklaard aan de hand van natuur- en scheikundige wetten. Levende “organismen beschikken over het wonderbaarlijke vermogen om zich als zelfstandige eenheden te handhaven” (p 69). Dit wijst volgens sommige filosofen op een vorm van zelfbewustzijn of lichamelijk zelfbesef. Op basis daarvan kunnen ze zichzelf als levensvorm handhaven en herstellen [1]. Over kenmerken van leven en het onstaan ervan, zie CM nr 99.

Deze zelfhandhaving impliceert in natuurkundige termen “het afremmen van de onvermijdelijke entropie” (p 75), ofwel het zich voeden met orde (negatieve entropie) uit de omgeving volgens de thermodynamica van levende systemen, die door Schrödinger is geïntieerd in What is Life? Door de stofwisseling houdt het organisme zijn natuurlijke orde(ning) in stand en bevrijdt het zich van entropie.

https://www.lindau-nobel.org/what-is-quantum-biology/ 

Quantumbiologie

Schrödinger meende dat bij organisch leven quantumprocessen betrokken zijn. Anderen hebben deze hypothese uitgewerkt: Nobelprijswinnaars Richard Feynman en Ilya Prigogine en meer recent Jim Ak-Khalili en Joe McFadden in Life on the Edge: The Coming of Age of Quantum Biology (2015), besproken in CM 91, 92, 93 door Hans Komen. Zonder quantumprocessen zouden levensfuncties niet kunnen werken. Dit zou gelden voor de ademhaling, de werking van enzymen, fotosynthese, waardoor planten zonlicht opnemen en omzetten in energie en andere levensprocessen. “Chlorofyl werkt in feite als en quantumcomputer” (p 87). Ook de oriëntatie van trekvogels zou gebeuren volgens een quantumkompas dat is afgestemd op de magnetische straling van de aarde [2]. (Het ontstaan van) leven en bewustzijn is zonder quantumprocessen en golffuncties moeilijk, zoniet onmogelijk te verklaren.

Van Buuren legt globaal uit hoe de quantumbiologische processen werken. In de fysica speelt golfactiviteit zich af op de grens van het waarneembare of daar voorbij. “Nu blijkt dat de golfactiviteit niet alleen doordringt tot de grofstoffelijke wereld waarin wij ons bevinden, maar daarvan zelfs de oorsprong vormt, in de dubbele zin dat niet alleen het ontstaan van de wereld verklaard moet worden uit de golffunctie, maar ook het ontstaan van de 10.000 dingen, zowel de anorganische als de organische. Overigens trekt dit golfgedrag zich nog steeds terug in de duisternis van het onwaarneembare, en behoudt het dus in die zin zijn transcendente karakter, maar de betekenis van ‘transcendent’ en ‘onwaarneembaar’ blijkt zich uit te strekken tot onvermoede diepten in de alledaagse wereld en onszelf. De golfunctie dooft dus niet uit, maar is de vorm, kiem of vormkracht die alle dingen vormt en in standhoudt” (p 89-90).

 

Quantum physics seemingly hold the secret to the remarkable efficiency of photosynthesis. Photo: iStock.com/EOPITZ.

https://www.lindau-nobel.org/what-is-quantum-biology/

Immanente vormkracht

Met vormkracht doelt Van Buuren op ”een oorspronkelijke energie” die zich heeft ontplooid in de loop van de evolutie. “Vormkracht is inherent aan de energie zelf. Het is een immanente vormkracht die zich voortschrijdend in de tijd ontplooit in steeds complexere en wonderbaarlijker vormen” (p 90).

De algemene conclusie in bovenstaande citaten lijkt moeilijk in zijn geheel te toetsen, maar er zijn veel indicaties die deze algemene theorie ondersteunen. Het verklarend vermogen ervan lijkt groter dan van andere theorieën, die geen afdoende verklaring geven voor tal van processen. De fysica gaat hier over in een filosofische en mystieke visie. Deze visie komt in de buurt van de visie van Spinoza, Teilhard de Chardin en ‘de wetenschap der creatieve intelligentie’ van Maharishi Mahesh Yogi, een eigentijdse vorm van de Indiase vedantafilosofie. Creatieve intelligentie is eigelijk een ander woord voor vormkracht.

Eerder verwees Van Buuren naar Griekse filosofen, met name de stoïcijnen, en het begrip ‘oikeiose’ “de primaire impuls van alle levende organismen om zichzelf toe te eigenen (p 69). D.w.z. zichzelf als zelfstandige eenheden te handhaven, die volgens hen een vorm van zelfbewustzijn veronderstelt van de specifieke aard van het organisme. Ze lijken bij dit zelfregulerende vermogen, te beschikken over een soort een ‘zelfbeeld’, op basis waarvan ze zich in stand houden en repliceren.

Aristoteles noemde de levenskracht of vormkracht ‘entelechie’. In de biologie is dit een omstreden begrip dat in onbruik is geraakt, sinds met meende levensprocessen mechanisch en fysicalistisch te kunnen verklaren uit omzettingen in de materie zonder ongrijpbare vormen van energie. De vraag blijft dan waar de vormende kracht, die werkzaam is in de materie en de materiële evolutie, vandaan komt. En hoe kan de (wonderbaarlijke) werking verklaard worden van de verscheidenheid aan levensvormen, die elk hun specifieke vorm weten te bewaren? “Dat kan alleen als we uitgaan van een aan de materie (aan energie) immanente vormkracht” (p 91). We ontkomen niet aan bepaalde wetmatigheden en een ordenend vermogen dat dat inherent (b)lijkt in de schepping (zie CM nrs 98-101 over Teilhard de Chardin en Heisenberg).

https://sterkerejij.wordpress.com/2013/01/04/over-waarneming-betekenis-taal-en-werkelijkheid/

https://americanteacheroverseas.com/2018/01/03/your-perceptions-could-be-wrong/

 

Waarneming en werkelijkheid

In het volgende hoofdstuk ‘Van getallen naar woorden’ maakt Van Buuren een stap of sprong naar epistemologie (kenleer) en wetenschapsfilosofie. Dit naar aanleiding van een uitstapje en een gesprek van Niels Bohr en Werner Heisenberg. “De zintuiglijke waarneming verschilt absoluut van de wetenschappelijke verklaring van deze waarneming” (p 94). Gaston Bachelard noemde dit verschil ‘de epistemologische breuk’. De wereld zit vaak anders in elkaar dan het ogenschijnlijk lijkt. De aarde lijkt plat en de zon lijkt om de aarde te draaien, enz. “Wiskundige logica wijkt wezenlijk af van deze waarneming... Er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen waarnemingen enerzijds en de logische verklaringen van deze waarnemingen anderzijds... Het principe van de epistomologische breuk werd... al geformuleerd door Baruch Spinoza... Waarnemingen zijn volgens Spinoza per definitie onwaar... Er blijkt een verschil te zijn tussen de verschijnselen zoals deze zich aan ons voordoen en de natuurkundige wetten die eraan te grondslag liggen” (p 95, 96) [3].

 

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/objectief-waarnemen-is-onmogelijk/

 

Waarneming en interpretatie

Bij waarneming is er altijd interpretatie [4]. De vraag is: “betreft deze interpretatie het object van onderzoek,... of het subject van de onderzoeker” (p 97). Deze vraag verdeelt niet alleen de quantumfysica. Het antwoord is niet of-of, maar èn-èn. De objectieve waarheid “kan steeds beter worden vastgesteld naarmate de methoden van onderzoek worden verbeterd... [èn] de kennis van de onderzoeker... is afhankelijk van het zoekplaatje dat hij op de werkelijkheid richt... Waarneming, hoe nauwkeurig en wetenschappelijk ook, wordt beperkt door de grenzen van het menselijke bewustzijn” Karl Popper vergelijkt theorieën met zoeklichten (Objective Knowlegde, zie CM nr 72). “Kennis is gestructureerd in bewustzijn,” luidt het motto van de Maharshi International University. Daar ontkomen we niet aan. Zonder bewustzijn is er geen kennis of is deze inert, opgeslagen in boeken. Dode letters komen tot leven in het bewustzijn.

“Menselijke waarneming gaat ervan uit dat gebeurtenissen door plaats en tijd worden bepaald,... dat er sprake is van oorzaak en gevolg, dat de werkelijkehid een eenheid vormt; dat er een scherp onderscheid bestaat tussen werkelijkheid en virtualiteit, tussen subject en object. Al deze aannames lijken te berusten op fundamentele kenmerken van de natuur; het zijn in feite beperkingen van de menselijke waarneming” (p 99). Om precies te zijn van het menselijk kenvermogen, zoals Immanuel Kant al aantoonde in zijn Kritik der reinen Vernunft. (Wetenschappelijke) objectiviteit is slechts bij benadering haalbaar. Het ‘Ding an sich’ is onkenbaar.

 

https://www.managementimpact.nl/artikel/de-paradox-van-idealisme-en-realisme/

 

Realisten en idealisten

“Ik begrijp niet goed hoe de ‘realisten’ vol kunnen houden dat de getallen en formules die ze afleiden uit hun metingen de ‘werkelijkheid’ vertegenwoordigen... Ik begrijp evenmin hoe de ‘epistemici’ of ‘idealisten’ kunnen volhouden dat hun metingen zouden verwijzen naar de meetapparatuur, niet naar een een buiten deze apparatuur liggende werkelijkheid. Alsof al die observatoria en laboratoria... verwijzen naar zichzelf” (p 101). Eigenlijk (ook) verwijzen naar onszelf, naar het bewustzijn waarin ze zijn gestructureerd en dat de getallen en gegevens interpreteert. “Want zonder interpretatie leveren de metingen niets anders op dan een alomtegenwoordig ruisen van zinloze getallen” (p102).

Het doet denken aan de middeleeuwse universaliënstrijd tussen ‘realisten’ die meenden dat de platoonse ideeën werkelijkheden waren en de ‘nominalisten’ die meenden dat het (slechts) namen en begrippen waren. (Zie CM nr 28 en 29 ‘Complementaire kennis en de ‘tweeledige waarheid’ van Plato en Aristoteles’).

Ook de socioloog Sorokin maakt een onderscheid tussen drie werkelijkheidsopvattingen:

1. onze zintuigelijke ervaringen (en de rationele analyse en verwerking daarvan) geven de uiteindelijke werkelijkheid weer,

2. de uiteindelijke werkelijkheid is bovenzintuiglijk (transcendent en absoluut),

3. beide tegelijk, afhankelijk van welke kant je het bekijkt.

Op deze visies baseert Sorokin zijn drie cultuurtypen: 1. ‘sensate’, zintuiglijk, 2.’ideational’ of ideëel en 3. ‘idealistisch’ of geïntegreerd.

Bij de quantumfysica ziet hij een overgang van een empiristische, materialistische visie naar een meer geïntegreerde werkelijkheidsopvatting, waarbij hij o.m. verwijst naar Heisenberg. “Materie is een gecondenseerde vorm van energie geworden, die dematerialiseert in straling... die golven van waarschijnlijkheid blijken... materie, objectieve werkelijkheid, tijd, ruimte, causaliteit zijn niet langer toepasbaar en de getuigenis van de zintuigen verliest voor een groot deel zijn significantie” (Social and Cultural Dynamics, p 708). Onze visie van de werkelijkheid heeft ingrijpende consequenties. “Als we een situatie als werkelijk definiëren, zal deze werkelijk zijn in zijn consequenties,” luidt het theorema van de socioloog W I Thomas.

 

https://babington.co.uk/blog/leadership-management/leadership-paradigm-shift/

 

Paradigmaverschuiving

Veranderende werkelijkheidsconcepties en paradigmaverschuivingen geven aanleiding tot wetenschappelijke revoluties en ingrijpende sociaal-culturele veranderingen, zie Thomas Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, besproken in CM nr 72. “Thomas Kuhn voerde eind 1962, begin 1963 een reeks van twaalf gesprekken met Werner Heisenberg... De overeenkomst komt ter sprake tussen Heisenbergs gesloten systeen en Kuhns paradigma” (p 106). Het verschil is dat Kuhns paradigma open is in de zin dat vroegere paradigma’s erin kunnen worden opgenomen en verbeterd. Heisenbergs gesloten systeem, geldt voor een beperkt werkelijkheidsgebied. Bijv. de quantumfysica geldt voor de subatomaire werkelijkheid. Het quantumfysisch perspectief blijkt consequenties te hebben voor onze kijk op leven en bewustzijn.

“De grondslagen waarvan... werd uitgegaan worden door de quantummechanica buiten werking gesteld:... oorzaak en gevolg, ruimte en tijd, subject-object. Deze begrippen die door Kant werden beschouwd als de absolutie (apriori) grondslagen van kennis, komen door het onbepaaldheidsprincipe in de lucht te hangen. Onbepaaldheid wil zeggen dat de oorzaken van de verschijnselen op subatomair niveau niet kunnen worden achterhaald... [Ze] zijn alleen maar waarschijnlijk binnen een bandbreedte van onbepaaldheid... Op subatomair niveau zijn massa en energie niet langer absolute grootheden. Energie wordt er tot massa getransformeerd en andersom... Van ruimte en tijd wisten we al sinds de speciale relativiteitstheorie van Einstein dat het geen absolute grootheden zijn; dat ze op zeer grote (astronomische) en zeer kleine (subatomaire) schaal opgaan in de enkelvoudige dimensie van ruimtetijd... Fotonen blijken soms achteruit in de tijd te gaan (p 108, 109).

Het wapenschild dat Niels Bohr koos toen hij in de adelstand werd verheven.

Tegenstellingen zijn complementair zoals in het yin en yang symbool

 

De scheiding tussen subject en object wordt opgeheven

“In het atoomonderzoek is het volgens Bohr en Heisenberg niet langer mogelijk de onderzoeker strikt te scheiden van het object van onderzoek.” De onderzoeksopstelling en het perspectief van de waarnemer is medebepalend. “Het ‘object’ van onderzoek is dus voor een deel een subjectieve constructie waarmee de onderzoeker het object benadert” (p 110). Met andere woorden: ‘kennis is gestructureerd in het bewustzijn’ [5].

Het doet denken aan een Indiase parabel waarbij enkele blinden of geblindoekten een olifant onderzoeken en betasten. Degene die zijn poot betast zegt dat hij langwerpig en stevig is. Degene die zijn slurf onderzoekt zegt, dat hij langwerpig en flexibel is, Degene die zijn slagtand beet heeft, zegt dat hij rond en puntig is. Degenen die zijn buik betast begrijpt er niets van en spreekt van een solide massa. De moraal van het verhaal is dat het afhanklijk is van je perspectief èn van het werkelijkheidgebied, dat je waarneemt.

“’In zekere zin scheppen we deze werkelijkheid zelf, door de manier waarop we onze blik en onze instrumenten op de werkelijkheid richten” (p 110).Daarbij komt nog onze interpretatie die niet van de feitelijkheid gescheiden kan worden. “De grens tussen... erklären en verstehen,... subject en object, ruimte en tijd wordt opgeheven” (p 112).

 

https://fatmama.be/category/symmetrie/ 

Symmetrie

Dit impliceert dat het dualistische wereldbeeld van geest en lichaam, subject en object, God en natuur verandert in een monistische eenheidsvisie, zoals bij Spinoza, de Indiase vedantafilosofie, de voorsocratische filosofen, Plotinos, Giordano Bruno e.a. Heisenberg had het over “de centrale orde” of het “Ene”. Dynamische symmetrie zag hij als de belangrijkste eigenschap van deze grondstructuur (p 114, Het deel en het geheel, p 239).

‘Voor Heisenberg vormt zijn religieuze overtuiging één geheel met zijn natuurkundige en kentheoretische inzichten. Heisenberg geloofde dat de grondstructuur van alle dingen samenvalt met God en hij ervoer de momenten van inzicht in de aard van de subatomaire wereld (de nachtelijke onthullingen van de matrix en de onbepaaldheidsformule) als religieuze ervaringen... De eenheid van wetenschappelijk onderzoek en religieuze overtuiging doet sterk denken aan de filosofie van Spinoza. Spinoza pleitte voor een manier van denken waarin de dualismen van Descartes: lichaam en geest, God en wereld, subject en object, plaats maken voor de integratie van deze tegenstellingen in één geheel dat Spinoza de enkelvoudige substantie, ofwel de Natuur, ofwel God noemde” (p 116-117).

 

 

Kosmische religie

Heisenberg grijpt terug op Plato. Zijn vorm van ‘idealisme’ heeft echter een positivistische instelling. “Heisenberg ging... altijd uit van empirische gegevens... De matrix is een briljante wiskundige ordening van ervaringsgegevens; hetzelfde geldt voor de onbepaaldheidsformule” (p 117). Ook Einstein, Planck, Pauli en Schrödinger waren religieus, spiritueel of filosofisch ingesteld. Einstein geloofde in de God van Spinoza en noemde zijn religie een kosmische religie (zie Mein Weltbild en Ideas and Opinions, en CM nr 27). Schrödinger gaat in Mind and Matter in op de filosofie van de Oepanishaden. Wolfgang Pauli, die vanaf hun studententijd met Heisenberg bevriend was, veronderstelde eveneens een onderliggende symmetrie of wereldharmonie, de ‘harmonia mundi’. Samen hebben ze geprobeerd een verenigende (veld)theorie te vinden. Einstein heeft zich daarmee ook beziggehouden en velen na hem.

“In de moderne samenleving is het besef van de goddelijke aanwezigheid verloren gegaan, zegt godsdiensthistoricus Mircea Eliade” (Het heilige en het profane, De magie van het alledaagse). Van Buuren meent dat de kernfysica een dergelijke aanwezigheid weer naderbij brengt door “formules waarin de oorsprong van alle dingen zich verdicht” (p 135).

 

De oerknal

De oerknal-theorie komt overeen met het scheppingsverhaal “omdat erin wordt geïllustreerd dat het universum zich van een oorspronkelijke staat van continuïteit (ongearticuleerde energie van een onvoorstelbaar hoge temperatuur en dichtheid) stapje voor stapje ontwikkelt naar een eerste fase van geleding..., vervolgens naar steeds duidelijke gearticuleerde elementaire deeltjes... waarbij de oorspronkelijke continuïteit overgaat in discontinuïteit” (121).

In deze ontwikkeling manifesteert zich de eerder genoemde inherente vormkracht, die door Henri Bergson en Teilhard de Chardin in verband gebracht wordt met een latente vorm van bewustzijn. Deze manifesteert zich in een steeds grotere complexiteit en een toenemend bewustzijn. het einde daarvan lijkt nog niet in zicht (zie CM nr 98-101 over Teilhard en Hein van Dongen, Bergson, p 80).

 

  

Spinoza

Deze immanente vormkracht komt overeeen met de God van Spinoza “de immanente, niet de vergankelijke oorzaak van alle dingen” (p 130, Ethica I, stelling 18). Als immanent beginsel valt God met de wereld samen. “God/Natuur is oorzaak van zichzelf (causa sui)”, voor zover je van oorzaak kunt spreken voorbij de grens van wat voor de mens kenbaar is. Oorzaak en gevolg vallen namelijk samen als iets of iemand oorzaak van zichzelf is en het scheppende beginsel (natura naturans) ook het geschapen beginsel (natura naturata) is. De (abstracte, ongrijpbare) essentie is aanwezig in de tastbare existentie, die zich uit de essentie ontwikkelt en daarin als het ware als blauwdruk aanwezig lijkt te zijn.

 

  

Intuïtie

De essentie onttrekt zich aan de zintuiglijke waarneming maar is intuïtief te benaderen. “Intuïtie is het schitterende sluitstuk van Spinoza’s kenleer, een zondoorschenen, maar vaag en ver verwijderd perspectief... Intuïtie is de antenne die gericht staat op het grote geheel waarvan ieder wezen deel uitmaakt” (p 133).

Van Buuren veronderstelt dat “de kern van alle dingen de impuls is die een oorspronkelijke energie uitvouwt tot dingen van oneindige complexiteit en variëteit”. Hij noemde dit eerder de vormkracht, aanwezig in “de energetische kern waaruit elk ding zich ontwikkelt... De taak van ons verstand is om ons te oriënteren op het grote geheel waarvan we deel uitmaken, om ons als deeltjes in te voegen in het grote geheel” (p 134, 135).

Daarbij wordt het verstand gesteund door de intuïtie, die te beschouwen is als een vermogen om het geheel waar te nemen. Von Weizsäcker, een jongere vriend en collega van Heisenberg, bracht dat in verband met “het licht van het bewustzijn” (Wege in der Gefahr / The Politics of Peril: Economics, Society and the Prevention of War, p. 267). Volgens Von Weizsäcker is het nodig om onze rede, ons bewustzijn en ons vermogen om het geheel waar te nemen verder te ontwikkelen om de huidige gevaren het hoofd te kunnen bieden en een nieuwe wereldorde vorm te geven.

 

Illustratie bij de centrale orde van Heisenberg uit CM 101 

Nieuwe wereldorde

Van Buuren eindigt met een appendix over de Franse schrijver Houellebecq en diens visie van een nieuwe wereldorde in zijn roman Elementaire deeltjes, die zou gebaseerd zijn op de memoires van Heisenberg. Het deel en het geheel was zijn lievelingsboek. “Houellebecq ontleent zijn theorie over de opeenvolgende wereldordes aan Heisenberg... Hij noemt deze ordes ook wel paradigma’s” (p 145). Bij Heisenberg en Houllebecq ontbreken de totalitaire tendensen die soms aan het begrip nieuwe wereldorde kleven.

De quantumrevolutie impliceert een nieuw wereldbeeld met grote maatschappelijke, economische en politieke gevolgen, zoals kernenergie, de informatierevolutie en technologie, die nog volop aan de gang is. Heisenberg wijst evenals Von Weiszsäcker, met wie hij nauw heeft samengewerkt in de oorlog en bij de naoorlogse wederopbouw, “op de noodzaak van een verandering die politiek economie en cultuur zal omvatten” (p 137, zie ook Het deel en het geheel, besproken in nr 101).

“Technologie kan worden gestuurd door de rede, maar kan niet het falen van de rede ongedaan maken... De ontwikkeling van onze technische middelen stelt eisen aan de rede die tot dusver onbekend waren” (Von W. p 258). Von Weizsäcker heeft met Heisenberg o.m. tegen hun zin gewerkt aan de kernbom en na de oorlog aan de vreedzame toepassing van kernenergie. Een Duitse kernbom hebben zij naar hun zeggen tegengehouden. Hij beseft dat een ander meer redelijk en verlicht bewustzijn, dat op het geheel is afgestemd, noodzakelijk is om te overleven.

 

https://www.mrchadd.nl/academy/vakken/geschiedenis/liberalisme 

Kritiek op het liberalisme

In zijn roman geeft Hoellebecq de contouren van een nieuwe wereldorde en bekritiseert hij het individualistische liberalisme, waarbij het recht van de sterkste geldt. “Liberalisme tast volgens Houllebecq de kern aan van de christelijke wereldorde, dat wil zeggen de gemeenschap... [en] heeft tot gevolg dat de gemeenschap waarin de mens zich geborgen wist... uiteenvalt... en ieder individu op zichzelf wordt teruggeworpen... Maria speelt een grote rol in  Houellebecqs werk... Maria staat symbool voor het gemeenschapsdenken, zowel in de vorm van het gezin... als van de kerk die alle mensen verenigt in een gemeenschap” (p 141, 140).

“Door dit eenzijdige [individualistische] accent is het andere, net zo wezenlijke kenmerk van de mens gaandeweg aan het oog onttrokken, namelijk dat menszijn betekent: deel uitmaken van een golf of veld van sociale energie. Mensen zijn net als energiequanta tegelijk deeltje en veld. De liberalistische ideologie die de mens waarneemt als deeltje, heeft de mens als sociaal-energetisch wezen ontkent... De extreme nadruk die het liberalisme heeft gelegd op de mens als individu (als elementair deeltje) heeft toenemende vereenzaming, ellende, sadisme, en zelfmoord tot gevolg gehad. De nieuwe wereldorde die zich aandient zal in het teken staan van herstel van de mens als sociaal wezen” (p147).

Christina von Dreien refereert naar een veld van collectief bewustzijn, zie de boekbespreking in dit nr. Zij geeft in eerder besproken boeken een meer evenwichtig beeld van kansen en bedreigingen. Steven Pinker, auteur van Verlichting nu – een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang, en zijn geestverwanten wijzen op de positieve kant van de zgn. vooruitgang, die niet onvermeld mogen blijven. Zie hierover mijn artikel in nr 71: Wetenschapsfilosofie deel 1: De waarde en de beperkingen van de wetenschap. Diverse sociologen hebben er echter op gewezen dat sociale verbondenheid en gemeenschapszin in het geding zijn. In het artikel over Charles Wrigth Mills in nr 101 worden een aantal toonaangevende bronnen genoemd.

https://www.pri.org/stories/2017-07-25/love-quantum-physics-and-entanglement 

Liefde, verbinding en verstrengeling

Tussen de verschillende onderdelen bestaat een symmetrie en verstrengeling. Volgens de Indiase filosofie zijn mensen op het niveau van universeel bewustzijn met elkaar verbonden. Het bewustzijnsaspect komt bij Van Buuren minder naar voren dan bij Von Weizsäcker, Von Dreien, en sociologen als Emile Durkheim (collectief bewustzijn), Max Weber (charisma) en Pitirim Sorokin (liefde en ‘the supraconscious’).

“De ontzagwekkende kracht die de tegendelen in verstrengeling samenbindt heet liefde... ‘In de ruimte die hen angst aanjaagt... leren menselijke wezens te leven en te sterven; scheiding, verwijdering en lijden ontstaan in hun mentale ruimte. Daarop is maar één antwoord mogelijk: de minnaar hoort de roep van zijn geliefde over oceanen en bergen; over bergen en oceanen hoort de moeder de roep van haar kind. Liefde verbindt... Beoefening van het goede is binding, van het kwaad ontbinding. Scheiding is een andere woord voor het kwaad, het is ook een andere naam voor de leugen. In feite bestaat er niets anders dan één ontzagwekkende, oneindige en wederzijdse verstrengeling’,” laat Houllebecq in zijn roman de hoofdpersoon zeggen, die is gemodelleerd naar Heisenberg (p 151, een mooi einde van het boek). Dat laatste geld op het niveau waar het individuele bewustzijn overgaat in het universele bewustzijn dat in India Atman of Brahman wordt genoemd.

De visie van Houllebecq roept associaties op met die van Sorokin, Durkheim en Teilhard de Chardin, die in het volgende worden samengevat. Wat betreft de transformatie naar een andere sociaal-culturele orde hebben sociologen als Sorokin, Mannheim, Ronald Inglehart en Bart van Steenbergen meer uitgewerkte en gefundeerde voorstellen gedaan. Ook fysici en visionairen als Fritjof Capra en Ervin Laszlo hebben zich niet onbetuigd gelaten en de ene na de andere econoom en filosoof komt tegenwoordig met ideeën, o.m. in boeken die door Herman Hümmels geregeld worden besproken.

 

 

Individualistische, collectivistische en familialistische relaties

Het begrip ‘nieuwe wereldorde’ kan associaties oproepen met totalitarisme en collectivisering. Dat zal niet de bedoeling zijn van Houllebecq. Collectivistische visies kunnen naar totalitarisme neigen of een samenleving waarin “iedereen behoort aan iedereen” en de individualiteit in dienst van het collectief staat (Aldous Huxley, Heerlijke nieuwe wereld, p 33, 36). Had de middeleeuwse christelijke wereldorde van de RK Kerk ook geen totalitaire trekken, die leidde tot kettervervolging en inquisitiepraktijken? Orwell verwijst ernaar in 1984. Geen instituut heeft wellicht zo lang zo’n overheersende invloed op de geest en het collectieve bewustzijn van de mensen gehad, die echter ook zijn verbindende en betekenisgevende waarde had. Het gaat niet om collectivisme, zoals in China, maar om integralisme, met een term van Sorokin, om de balans tussen individu en gemeenschap, bewustzijnsverandering en sociale verandering, idealisme en realisme, geest en materie.

Sorokin onderscheidt familialistische, contractuele en gedwongen relaties [5]. Daarnaast individualistische en collectivistische relaties: krijgt het individu of het collectief voorrang? Contractuele relaties als overeenkomsten tussen individuen en groepen hebben een individualistisch karakter. Collectivistische relaties kunnen familialistisch of gedwongen zijn. Het gevoel een familie te zijn, het wij-gevoel, broederschap en gemeenschapsgevoel kenmerkt familialistische relaties, die niet gedwongen zijn, maar met autoritaire ouders en leiders wel een meer dwingend karakter kunnen krijgen. Gedwongen relaties kunnen volgens Sorokin een pseudo-familialistisch of paternalistisch karakter krijgen, zoals bij slaven en bedienden die gedwongen bij een huishouding horen of communistische kameraden die een ideologie delen en orders volgen.

Familialistische verbondenheid, broederschap, vriendschap en wij-gevoel worden gewaardeerd. Ook contractuele relaties kunnen een vriendschappelijk karakter krijgen van collegialiteit en loyaliteit. Gedwongen relaties kunnen onmenselijke en dehumaniserende vormen aannemen en mensen reduceren tot gebruiksvoorwerpen. In tijden van oorlog, crisis en transitie nemen gedwongen relaties vaak toe, waaronder ook overheidsdwang. In spirituele en religieuze groeperingen en kerken is vaak een sterk wij-gevoel en geestelijke verbondenheid, dat echter soms ook een dwingend karakter kan krijgen. Altruïsme en spirituele ontwikkeling gaan vaak samen. Saamhorigheid kan evolueren van  een instinctief soort kuddegeest naar een bewustzijn van verbondenheid met de hele mensheid. Volgens Durkheim, Comte en Saint-Simon zou God een symbolische voorstelling zijn van de samenleving en de mensheid [6].

 

Collectief bewustzijn

In het werk van Durkheim is collectief bewustzijn, omschreven als gemeenschappelijke opvattingen en gevoelens, een cruciale factor bij sociale cohesie en verandering. Zonder sociale cohesie lijkt een cultuur niet duurzaam. Ieder individu levert een passieve of actieve bijdrage tot het collectief en wordt op zijn beurt ook weer door het collectief beïnvloed in een voortdurende wisselwerking. Belangrijk is een zekere balans en integratie tussen individu en collectief en te zorgen dat deze balans niet doorslaat naar een van beide kanten.

“Durkheim heeft de stabilisering van de samenleving en de versterking van sociale normen voorgestaan, maar daaraan als hoogste beginsel het respect voor de menselijke persoon en de uitbloei van de autonome persoonlijkheid ten grond gelegd” (7, Goddijn, p 143-44). De waardigheid van ieder mens wordt hierbij beschouwd als de belichaming van de mensheid en heeft iets heiligs en goddelijks. Volgens Durkheim zijn God en het goddelijke een symbolische voorstellingen van de samenleving. Deze opvatting ligt ook ten grondslag aan de ‘mensheidsreligie’ van Saint-Simon en Comte, die Durkheim ondersteunde.

“Aangezien ieder van ons een incarnatie van de mensheid is, heeft ieder individueel bewustzijn iets goddelijks, draagt het een teken dat het heilig en onschendbaar maakt voor anderen” (7, Durkheim, in Goddijn, p 182). Durkheim en Sorokin geven een sociologische nuancering en fundering aan de visie van Houllebecq. Een algemeen thema in hun werk is de samenhang van individuele en collectieve ontwikkeling, van spiritualiteit en maatschappelijke betrokkenheid, van moraal en religie met economie en industrie. Intellectuelen spelen hierbij een belangrijke voortrekkersrol.

 

Noten

  1. Volgens Rupert Sheldrake in A New Science of Life herstellen en repliceren organismen zich volgens een bepaalde morfogenetische blauwdruk in zijn theorie van morfogenetische velden.
  2. In Grondbeginselen van de psychische physica gaat S W Tromp in op meer van dergelijke (onverklaarbare) biofysische en paranormale verschijnselen. Vele onderzoekers veronderstellen dat bewustzijnsprocessen gepaard gaan met quantumactiviteit. Jacob Jolij gaat hier uitvoering op in (Wat is bewustzijn nou eigenlijk: Een prikkelende zoektocht van neurobiologie tot parapsychologie).
  3. Het onderscheid in zintuiglijke kennis (doxa, meningen), rationele kennis (epistème) en intuïtieve of spirituele kennis (gnosis) werd al veel eerder door Griekse en Indiase filosofen gemaakt. In de Indiase Oepanishaden wordt zinsbegoocheling en onwetendheid, ‘avidya’ onderscheiden van rationele kennis,’vidya’, die weer wordt onderscheiden van verlichtend inzicht, ‘atmavidya’, kennis van het Zelf (H. Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden).
  4. Volgens wetenschapsfilosofen als Auguste Comte, Karl Popper en Jürgen Habermas zijn waarnemingen of feiten wel te onderscheiden maar niet te scheiden van elkaar Zie Civis Mundi nr 74 over Habermas: “Voor de wetenschap geldt dat feiten, volgens een bepaalde morfogenetische blauwdruk in termen van de biologie van waarnemingen en interpretaties niet altijd eenduidig en duidelijk zijn. Observatie, interpretatie en argumentatie zijn niet strikt te (onder)scheiden en gaan in elkaar over (Habermas, Erkenntnis und Interesse,  p 381).
    “Feiten zijn geen entiteiten in de wereld, maar beweringen of getuigenissen op het niveau van de argumentatie” (p 399). We kunnen de waarneming van feiten zonder begrippen niet adequaat weergeven. Zonder begrippen kunnen we onze  waarnemingen niet goed ordenen, zoals Comte en Popper al te kennen gaven (Mart-Jan de Jong, Grootmeesters van de sociologie, p 21, 98). “Ervaringen van identieke objecten… kunnen verschillend geïnterpreteerd worden naar gelang de wetenschappelijke ontwikkeling.” Interpretaties wat betreft hetzelfde objectgebied verschillen bijv. in ‘klassieke’ theorieën en de niet-klassieke theorieën van de nieuwe kwantumfysica (p 392). Eerder is vermeld dat een foton als deeltje en als golf gezien kan worden (zie deel 4). Objectiviteit is niet hetzelfde als waarheid en biedt ook geen zekerheid, zegt Habermas in overeenstemming met de moderne fysica. De positivistische verklaring van de empirische regelmatigheden en de correspondentie van het heelal met de menselijke geest blijft uiteindelijk in metafysica vervat (p 102). Hoe wij de werkelijkheid waarnemen hangt onder meer af van de afspraken die wij maken. Het hangt ook af van de aard van ons waarnemingsvermogen en ons kenvermogen, ons denkkader en ons begrippenkader. (Inter)subjectieve factoren spelen een grote rol bij ons kennen. “De objectiviteit van een ervaring bestaat slechts daarin, dat zij intersubjectief gedeeld kunnen worden” (p 386). Kant heeft reeds aangetoond hoe de structuur van ons kenvermogen bepalend is voor onze waarneming. Objectiviteit is onmogelijk. Het ‘Ding an sich’ is onkenbaar en zonder kennend subject of bewustzijn is kennis überhaupt niet mogelijk.”
  5. P. A. Sorokin, Social and Cultural Dynamics, hfst 26 ‘Familialistic, contractual, and compulsatory relationships and systems of interaction (groups)’] en hfst 27 ‘Fluctuation of the familiatistic, contractual , and compulsatory relationships in the life of process of the main European social groups’. Zie ook The Ways and the Power of Love: Types, Factors and Methods of Moral Transformation.
  6. Zie Erich Fromm, De gezonde samenleving en de hogere stadia van morele ontwikkeling bij Lawrence Kohlberg.
    “In Het verschijnsel mens refereert Teihard de Chardin naar de samenvloeiende liefde van echtparen en gezinnen. Sorokin verwijst naar deze mystieke vorm van saamhorigheid als ‘mystiek integralisme’. “In de eerste eeuwen van het christendom werd de christelijke kerk niet zozeer als een instituut gezien, maar meer als een zuiver geestelijke gemeenschap van zielen verenigd in God... De samenleving is de ‘universalia’ van alle individuen en doordringt hen allen... als ‘generieke essentie’... De synthese van individualisme en universalisme wordt mystiek, innerlijk bereikt in de zin dat de werkelijke realisatie van de individualiteit... wordt bereikt door het streven naar het realiseren van absolute, universele waarden door vrije creatieve inzet van de personen... Deze absolute en universele waarden worden belichaamd in de bovenindividuele samenleving. De realisatie ervan is tegelijk de realisatie van de doelen en waarden van de samenleving... In liefde tot God en de iedere naaste lost de individualiteit op en wordt hij een transcendent universalisme of integralisme... Door middel van deze transcendente vereniging vloeit iedere individuele christen samen met alle andere naasten. Het enkelvoudige empirische individu wordt... als een straal van God of van een absolute, oneindige waarde... [in] een geestelijke gemeenschap van zielen verenigd in God...” (Sorokin, Social and Cultural Dynamics, p 345, 348). Dit was het ideaal in de eerste eeuwen van het Christendom, voordat de Kerk als instituut de overhand kreeg. Teilhard sluit aan bij dit ideaal,” met name in Het goddelijke milieu. Dit citaat is ontleend aan deel 2 van mijn artikel daarover in CM nr 100.
  7. Zie mijn artikel over Durkheim in CM nr 31, het 4e gedeelte, gebaseerd op R Bellah, Emile Durkheim on Morality and Society en de bundel van Durkheim Over moraliteit en zijn laatste grote werk The Elementary Forms of the Religious Life. Society and morality vormen de binnen- en buitenkant van dezelfde sociaal-culturele werkelijkheid. Bert Laeyendecker schreef een bijdrage over Durkheim in Hoofdfiguren van de sociologie en in Orde, verandering en ongelijkheid (8.2, p 263-85). Belangwekkend is het artikel van Durkheim: ‘Het individualisme en de intellectuelen’ in H Goddijn, Sociologie, socialisme en democratie. De politieke sociologie van Emile Durkheim; R Bellah, zie boven, en Laeyendecker, Orde, verandering en ongelijkheid, p 69.