Civis Mundi Digitaal #108
Bespreking van Net Koene, De magie van taal: Brein en bewustzijn, wijzelf en de Ander, taal en werkelijkheid. Uitgeverij Eburon, Utrecht, 2020.
Dr. Net Koene (1946) is taalwetenschapper en filosoof. Als taalonderzoeker werd ze gegrepen door de filosofische vragen naar taal en betekenis, taal en werkelijkheid. Bij haar zoektocht naar antwoorden is ze te rade gegaan bij haar intuïtie als taalgebruiker, zonder de controleerbaarheid van haar hypothesen uit het oog te verliezen. De magie van taal maakt het resultaat van decennia onafhankelijk onderzoek toegankelijk voor een breder publiek. Als niet-deskundige op het gebied van het taalonderzoek reken ik mezelf tot ‘het bredere publiek’. Met name de ondertitel van het boek trok me aan: Brein en bewustzijn, wijzelf en de Ander, taal en werkelijkheid.
Perspectief Omega
Het boek is een vlechtwerk van door elkaar gebreide geschiedenissen: die van haarzelf, van van het konijn Konijn, de katten Oskar en Grote Meneer, de wetenschap, de vorming van betekenissen… Koene probeert op deze manier duidelijk te maken hoe taal zich in de hersenen ontwikkelt. Daarbij speelt Daantje een belangrijke rol, op een ander moment wordt Emma als voorbeeld genoemd. Daantje wordt vanaf de geboorte gevolgd. In heel kleine stapjes beschrijft Koene wat er, steeds weer vanuit een ander perspectief gebeurt. Ze kan niet waarnemen wat er in het brein gebeurt. Noodgedwongen neemt ze daarom haar eigen bevindingen als uitgangspunt. Wat daar gebeurt stelt ze voor als een “machinerie die taalvormen transformeert in de mentale voorstellingen die deze oproepen. Ik heb dat perspectief een naam gegeven: perspectief Omega” (p 10).
Bewustzijn
Het boek is in twee delen opgedeeld, het eerste deel heeft de titel: ‘Bewustzijn’. Ik heb geen bespiegeling aangetroffen over wat ‘bewustzijn nu precies is. “Ik geloof dat het denkbeeldige Omegaperspectief een beter zicht geeft op wie we zijn. Vanuit dat perspectief zien we een lichaam-brein-bewustzijncomplex, met een zelfregulerend brein en een eigen perspectief, een ‘eerste persoon’, precies zolang als dat brein bewustzijndragende activiteit vertoont. […] De machinerie van ons brein is bij dit alles onmisbaar, en ons bewustzijn maakt ons tot wie we zijn. Hier opent het venster op onze omgeving, hier is ruimte voor ons voorstellingsvermogen, onze creativiteit. Dit is ons denkraam. Het is ons vertrekpunt bij alles wat we te weten komen”(p135).
Als er een ‘bewustzijndragende activiteit’ is, mag ik verwachten dat duidelijk gemaakt wordt wat bewustzijn’ is. Zeker als een heel deel van een boek de titel ‘Bewustzijn’ meekrijgt. Koene komt niet verder dan de menselijke geest aanduiden als een machine. Er is wel een “venster” dat zich opent “precies zolang als een zekere activiteit in ons brein gaande is, die speciale nog nader te specificeren ‘bewustzijndragende activiteit’, waar in ieder geval een complex hoogfrequent en gecoördineerd vurende neuronen onderdeel van is. Daarbij hangt de inhoud van het venster rechtstreeks samen met het complex neurale netwerken dat betrokken is bij die activiteit.” (p 101)
Langzaam, stap voor stap, krijgt de werkelijkheid vorm in het venster van Daantje. In een volgend stadium komen taalvormen tot stand. Dat begint bij het herkennen van woorden en woordbetekenissen. In de vorm van ‘de Ander’ gaat Daantje personen herkennen en, later, ‘benoemen’. Wat impliceert dat hij ook zelfbewust wordt.
Taal
Via allerlei omzwervingen komt Koene uit bij de betekenis van zinnen. Die kan ambigu zijn. Dit is het domein van Koene als taalwetenschapper. Ze heeft ontdekt dat ambigue zinnen in de gesproken taal niet ambigu zijn. Dit ligt aan de manier waarop de zinsdelen worden uitgesproken, met name of het eind van een bepaald woord qua toonhoogte omhoog gaat of omlaag. Neem de zin: ‘Een van zijn geestverwanten is niet komen opdagen’. Die zin levert geen problemen op, afhankelijk van de laatste lettergreep van het woord ‘geestverwanten’. Koene maakt dit duidelijk door een symbool toe te voegen. Pijl omhoog wil zeggen: toonhoogte omhoog, pijl omlaag is toonhoogte omlaag. De betekenis van de zin vermeldt ze achter de zin (p 289):
“Een van zijn geestverwanten↓ is niet komen opdagen” (die liet het afweten).
“Een van zijn geestverwanten↑ is niet komen opdagen” (ze zijn allemaal weggebleven).
Ik heb mijn best gedaan, maar het ontbreekt mij kennelijk aan verbeeldingskracht, want ‘ik krijg niet anders door’ dan de eerste betekenis. Vanaf dit moment ben ik dan ook afgehaakt. Koene porobeert allerlei variaties in toonhoogten inzichtelijk te maken en voorbeelden te bespreken door de noteringsmethode van het Philips Natuurkundig Laboratorium (IPO-methode) te gebruiken.
Conclusie
Heeft Net Koene de belofte op de achterkant van het boek waargemaakt, zoals vermeld in de eerste alinea van deze bespreking? Nee. Het boek spreekt mij als vertegenwoordiger van een ‘breder publiek’ niet aan. Door de opzet schiet het zijn doel voorbij. Door de uitgebreide verhandelingen en de vele herhalingen leest het moeizaam. Doordat stof voor minstens drie boeken door elkaar heen gevlochten is komt geen van de onderwerpen tot zijn recht.
Op zich is de nauwgezette beschrijving van wat er in de hersenen gebeurt best interessant, maar door het steeds wisselende perspectief verwarrend. Ook haar visie op de ontwikkeling van van taal is boeiend, al kan ik niet beoordelen in hoeverre die uniek is. Door de zeer gedetailleerde beschrijvingen bouwt ze wel een beeld op van de gang van zaken. Haar onderzoek naar de intonatie en toonhoogteverschillen is voor specialisten mogelijk relevant, maar niet voor mij als de gewone taalgebruiker uit het ‘brede publiek’.