Civis Mundi Digitaal #108
De Algerijnse crisis
Frankrijk en Algerije hebben nog altijd gespannen verhoudingen, die dateren uit de koloniale tijd en de onafhankelijkheidsstrijd. Macron probeert nu terecht de verhoudingen te verbeteren door oorlogsmisdaden van het Franse leger tijdens deze onafhankelijkheidsstrijd te erkennen. Maar de erkenning van de moord van een van hun leiders in de onafhankelijkheid strijd vindt geen weerklank bij de Algerijnen, die officiële excuses willen voor de zeer gewelddadige koloniale periode en de moorddadige onafhankelijkheidsstrijd. En tegelijkertijd is Frankrijk naar mijn mening veel te voorzichtig om zich uit te spreken tegen het dictatoriale Algerijnse leger, de generaals-regimes, in het massaal door de bevolking gewenste democratiseringsproces. Daarover dit artikeltje, gebaseerd op gesprekken met bevriende Franse Algerijnen.
Twee jaar na de komst van de Hirak, de volksprotestbeweging, is Algerije teruggekeerd naar vroegere tijden. Zoals het leger destijds generaal Bouteflika tot president maakte om uit de burgeroorlog te komen, heeft het leger nu gekozen voor het installeren van een « burgerlijke » president, de inefficiënte Abdelmadjid Tebboune, die moet onderhandelen over het beëindigen van de crisis met de burgers. Oog in oog met deze onverzadigbare militaire macht schijnt de Hirak nog altijd een einde aan de crisis te willen maken via twee weinig waarschijnlijke wegen: of die van een totale revolutionaire opstand of die van een plotselinge miraculeuze democratisering, aangemoedigd door een nieuwe verlichte militaire generatie. Het vermijden van de politiek heeft tot nu toe beide partijen in staat gesteld te blijven co-existeren door het tegengaan van een nieuw frontaal conflict. Maar dat heeft gelijktijdig de capaciteit van de instituties van de staat verzwakt om een antwoord te geven op de reële verwachtingen van de Algerijnen. In een context van een gezondheids- en economische crisis zonder weerga kun je niet alleen vraagtekens zetten bij de « centraliteit » van de presidentiële persoon als steunpilaar van het leger, maar eveneens bij de wil voor een institutionele normalisatie van de protesten door de Hirak.
In 1999 heeft Bouteflika zich heel eenvoudig de plaats van de rechtsstaat toegeëigend met de belofte een einde te maken aan het jarenlange geweld. Zijn « nationale verzoening » gebeurde zonder overgangsjustitie, zonder rechtvaardigheid, zijn herverdeling van de olieopbrengsten eveneens zonder sociale rechtvaardigheid, zijn presidentiële decreten vervingen het parlement en de politieke participatie werd beperkt tot een paar door hem toegelaten partijen. Na twintig jaar ongeloofwaardigheid van de staat als middel voor hervormingen gelooft niemand meer aan de door president Tebbone gedane beloften van een nieuw Algerije. Zijn verkiezing en zijn referendum over de grondwet heeft geen enkele opleving gebracht van een pro-regime volksparticipatie die de pacifistische opstand van de straat moet tegengaan. De door hem benoemde bemiddelaar, die de burgers moet helpen met hun geschillen tegen het bestuur, verklaarde dat hij machteloos staat tegenover de corruptie van de kleine bureaucratie. De ontbinding van de nationale volksvertegenwoordiging en de belofte van nieuwe verkiezingen hebben weinig zin door de afwezigheid van functionele partijen. Zelfs bij de toekende gratie van de president aan een deel van de gevangenen voor het uitkomen van hun mening om zo nieuwe protestmarsen van de Hirak tegen te gaan, kun je vraagtekens zetten bij de ongerijmdheid van een toegekend pardon aan mensen die nog niet eens veroordeeld zijn of van wie de redenen voor hun beschuldiging uiterst arbitrair zijn.
De leidende elite is druk bezig haar eigen overleven te verzekeren door zich vast te klampen aan een populistische regering zonder werkelijke effecten, en zij heeft geen oog voor de impact van het van iedere verantwoordelijkheid van de instituties van de staat voor het dagelijks leven van de « gewone » burgers. De wanorde bij alle privé- en publieke diensten van het land (afwezigheid van medische zorg, van liquide middelen, nijpende tekorten, criminaliteit…) gekoppeld aan politie en rechtbanken die de burgers aanmoedigen om hun geschillen onderling te regelen, heeft de Algerijnen definitief overtuigd van de incompetentie van de president, van het totale regime, veel meer dan de Hirak dat heeft gedaan.
De Hirak komt er met dit failliet van de staat ook niet ongeschonden uit. Klem zittend tussen een militair gezag dat de eisen van de protestbeweging laat voor wat zij zijn en een president die kennelijk niet in staat is om de regels van de politieke ruimte te reorganiseren om er een misbruikte bevolking te ontvangen, heeft de Hirak zich zelf in een uiterst moeilijke positie gebracht door de presidentiële uitspraak dat een herziening van de instituties alleen kan geschieden op voorwaarde dat elke participatie binnen de officiële politieke ruimte plaats dient te hebben.
De Hirak zal zich naar mijn overtuiging vandaag de dag moeten herbezinnen over haar positie in het politieke veld. Moet zij zichzelf reorganiseren, al of niet in samenwerking met de lokale bureaucratie? Hoe een politiek veranderingsproces zodanig te vertalen dat het aanslaat bij de Algerijnse bevolking? Hoe van een weerstandsbeweging naar een politieke partij met duidelijke voorstellen te gaan? Hoe te antwoorden op de dagelijkse problemen van de burgers zonder een structurele verandering? Het is naar mijn overtuiging minder de komst van een georganiseerd leiderschap, dat zo vaak voorgesteld wordt als enige toekomst van de Hirak, dan het inkaderen van de grote lijnen van een nieuw burgerschap dat nu speelt. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met de interne tegenstellingen in de Algerijnse maatschappij. Waar zich een consensus over een rechtsstaat aftekent, over de middelen om die ook werkelijk te bereiken, is nog nauwelijks nagedacht.
Als de manifestaties voor de Hirak het enige pressiemiddel blijven tegen de onbeweeglijkheid van het regime compliceert de zeer waarschijnlijke voortzetting van hun gewelddadige onderdrukking in hoge mate het handhaven van vreedzame en wettige mobilisaties als geprivilegieerde wegen voor verandering. De politieke evolutie van de Algerijnse situatie zal vooral afhangen van de capaciteit van het regime en in het bijzonder van de president om de Hirak niet meer strafbaar te stellen, om zo haar politieke intra- of extra-institutionele normalisatie mogelijk te maken. Na een impasse van twee jaar is verandering van de regels van het conflict absoluut noodzakelijk. De verwerping van de eisen voor verandering hebben geen enkele oplossing gebracht voor het veelvuldig disfunctioneren van de staat als regeringsinstituut en heeft de protestbeweging niet verzwakt.
De regering heeft naar mijn mening dan ook geen andere keus dan het rijpingsproces van de Hirak te bevorderen, zonder dit te instrumentaliseren, met als doel haar in staat te stellen uit de groeien tot een politieke kracht met duidelijke veranderingsvoorstellen. Gebeurt dat niet, dan kan op een zeker moment de explosie van socio-economische radicalisering, die deze massabeweging tot dusverre heeft weten in te kaderen, de tot nu nog min of meer behouden politieke band tussen regeerders en geregeerden ten minste verzwakken.
Ik vrees dat als het dreigende scenario van een economisch en politiek failliet van Algerije werkelijkheid wordt, de daarop volgende sociale ontbinding heel snel de algemene oppositie van het « regime Hirak » zal ontbinden, dat zij weggevaagd zal worden door nieuwe informele centra van verdeling en beslechting van geschillen, wellicht ook van buiten Algerije, voor wie de hervorming van de staat beslist geen prioriteit zal zijn.
Frankrijk, dat altijd – ook vaak tegen beter in – de dictatoriale generaalsregimes in Algerije heeft gesteund, zou mede gezien de honderdduizenden van oorsprong Algerijnse Fransen en niet genaturaliseerde Algerijnen, die vrijwel allemaal tegenstanders zijn van de dictatoriale generaals-regimes, actief het rijpingsproces van de Hirak moeten steunen. Het is ook het beste middel voor verzoening, inclusief officiële excuses voor de zeer bloedige koloniale periode en onafhankelijkheidsstrijd met de Algerijnse bevolking.
Geschreven op 15 maart 2021