Cultuurkritiek van Albert Schweitzer
Deel 1: Inleiding, biografie en huidige relevantie

Civis Mundi Digitaal #115

door Piet Ransijn

Inleiding

Bij de serie over de Romantiek kwam Albert Schweitzer (1875-1965) reeds aan de orde als theoloog, cultuurfilosoof en musicoloog. Hij was vooral bekend als arts, die zich in Lambarene in Gabon wijdde aan zijn Afrikaanse medemensen. Daar overleed hij in 1965. In 1952 kreeg hij de Nobelprijs voor de vrede voor zijn vele verdiensten. Vooral voor zijn filosofie van eerbied voor het leven, die hij ontvouwde in zijn boek Cultuur en ethiek, maar ook omdat hij zich inzette voor de vrede en zich verzette tegen kernproeven.

De bespreking van het werk van Schweitzer zal worden aangevuld met dat van Marinus Schroevers (1927-2021), een essayist, dichter en cultuurhistoricus. Hij biedt een eigentijdse aanvulling bij de bevindingen van Schweitzer. In zijn Een cultuurgeschiedenis van het westen passeert de De twintigste eeuw de revue in drie kloeke delen, die veel informatie bieden waaraan de beweringen van Schweitzer kunnen worden getoetst. “Het eerste deel, Wankele dageraad, besloeg de eerste veertig jaar. Het tweede deel, Het helse middaguur, ging over de Tweede Wereldoorlog. En in De nevels van het avondland beschreef hij het het westerse cultuurbeeld van de tweede eeuwhelft” (Volkskrant 21 juli).

De cultuurgeschiedenis van Schroevers omvat ook uiteenlopende vormen van amusement en is daarom evenzeer een uitgebreide geschiedenis van het amusement in de 20e eeuw als een lichte vorm van cultuur in een ‘cultuurgeschiedenis light’. Hij noemt amusement een ‘nevencultuur’, ‘kleine cultuur’ en een ‘schaduwcultuur’, die echter vaak uit de schaduw komt en zich dominant doet gelden (Deel 1, p9,102, Deel 3, p90,115). Het werk van Schroevers is meer beschrijvend dan analyserend en vult het werk van Schweitzer aan, zoals aan het eind van dit artikel naar voren komt. Schroevers overleed dit jaar in juli. (https://www.volkskrant.nl/mensen/marinus-schroevers-was-een-briljant-essayist-en-invloedrijk-cultuurhistoricus~b1ed51c6/).

Dit driedelige artikel gaat in op de cultuurkritiek van Schweitzer en Schroevers op resp. het begin en het eind van de 20e eeuw, waarin we de huidige tijd kunnen herkennen. Na het inleidende deel, waarin de parallellen worden geschetst, volgen deel 2 en 3, resp. gebaseerd op Verval en wederopbouw der cultuur en Cultuur en ethiek van Schweitzer, aangevuld en getoetst aan de bevindingen van Schroevers en anderen.

Typering van het denken van Schweitzer

Schweitzer komt naar voren als rationalist en realist in de kenschets van theoloog en godsdiensthistoricus C J Bleeker, bij wie ik ooit colleges heb gevolgd. Het betekent “dat hij onvervaard denkt en doordenkt, in een rechte lijn, zeer zakelijk, d.w.z. op grond van compacte feitenkennis. Dit kristalheldere denken wordt echter door diepe krachten van hart en gemoed voortbewogen. Het is geboren uit liefde voor de mensheid, uit bekommernis voor het lot van onze cultuur, het is vol fantasie, vindingrijk, bewogen, scheppend, wijdschouwend en hoog van vlucht. Als realist is Schweitzer pessimistisch gestemd. Aan zijn scherp en onbevangen blik ontgaat het niet, hoeveel onzinnigs er voorkomt in het wereldgebeuren” (Bleeker, Inleiding tot het denken van Schweitzer, p45). Toch gelooft Schweitzer in de toekomst van de mensheid, geschraagd door zijn ethische levenvisie, waarin mededogen met medemensen en medeschepselen centraal staat.

“De wetenschap, die verkregen wordt uit waarneming... blijft altijd onvolledig en onbevredigend, als ze het antwoord schuldig blijft op de grote vraag, wat wij in het heelal zijn en willen. Wij kunnen slechts onze plaats begrijpen, in het ons omringende bestaan, wanneer wij het universele leven... op een of andere manier in ons individuele leven ervaren. De betekenis van het leven... buiten mij, kan ik slechts begrijpen door het leven dat in mij is” (Uit mijn leven en denken, p95). Dit is een visie die veelvuldig voorkomt tijdens de Romantiek en ook in mystiek en spiritualiteit. In de ervaring van eerbied voor het leven ervoer Schweitzer zijn verbondenheid met al het leven.

 

De jonge Schweitzer. https://germanculture.com.ua/famous-germans/albert-schweitzer-nobel-peace-prize-winner/

Rationalisme en Romantiek, rede en gevoel

Schweitzer toonde meer affiniteit met de Verlichting en het rationalisme dan met de Romantiek, hoewel de oorspronkelijke idealen daarvan ook te vinden zijn in zijn mensheidsvisie. Rede en (mede)gevoel gingen bij hem samen, zoals ook bij veel Romantici. Hij had een kosmopolitische visie en bekommerde zich om andere landen en culturen. Zijn cultuurkritiek gaat verder dan de kritiek van de Romantiek op de Verlichting. Als vervolg op de serie over de Romantiek is het interessant om op zijn visie in te gaan. Hij was zijn tijd vooruit. Zijn ethiek van eerbied voor het leven strekte zich uit naar de hele natuur. Dit is tegenwoordig weer actueel, nu diverse ethici en milieubetrokken wetenschappers, activisten en filosofen aan dieren, planten, koraalriffen, tropisch oerwoud en andere kostbare natuur rechten willen toekennen (zie CM m110 Capra Deel 4). Schweizer biedt een ethiek die tegenwoordig evenals vroeger en in zijn tijd hard nodig is.

Schweitzer was een veelzijdig mens en behoort tot de grote denkers en persoonlijkheden van de vorige eeuw. In dit artikel komt vooral zijn cultuurkritiek en ethiek aan de orde. Niet zijn christologische visie op Jezus en andere theologische geschriften, bijv. over Paulus en het avondmaal en ook niet zijn musicologische inzichten als Bach-specialist.

Dit betekent dat vooral gebruik wordt gemaakt van Cultuur en ethiek, Verval en wederopbouw van de cultuur (1923), het autobiografische werk Uit mijn leven en denken (1931) en zijdelings Die Weltanschauung der Indischen Denker: Mystik und Ethik (1935). 

Leven en werken

De visie van Schweitzer hangt samen met zijn leven. Daarom is het van belang zijn leven de revue te laten passeren. Hij werd geboren in de Elzas, dat toen nog Duits was, als zoon van een predikant en een domineesdochter en had een gelukkige jeugd met zijn vier zussen en een broer. Hij noemde zich aanvankelijk een trage, slechte leerling, maar blonk als 8-jarig kind al uit als organist.

In het voetspoor van zijn vader ging hij theologie en filosofie studeren te Straatsburg aan de universiteit en woonde in het huis waar Goethe had gewoond. In 1899 promoveerde hij in de filosofie op een dissertatie over de godsdienstfilosofie van Kant en in 1900 in de theologie op een dissertatie over het avondmaal. Na een paar jaar te hebben gewerkt als hulp-predikant en privaat-docent, werd hij in 1902 hoogleraar an de theologische faculteit te Straatsburg, een relatief vrijzinnige faculteit. Zijn inaugurele rede ging over de Logosleer in het Evangelie van Johannes.

Hij gaf o.m. colleges over filosofen als Nietzsche en Arthur Schopenhauer en schrijvers als Gerhart Hauptmann (Zie CM 113), Hermann Sudermann en Goethes Faust. In 1906 verscheen zijn beroemde werk Geschichte der Leben-Jesu-Forschung. Daarin liet hij o.m. zien hoezeer het Jezusbeeld tijdgebonden is. Dit relativeert bijv. het invloedrijke werk van David Friedrich Strauss, dat Nietzsche heeft beïnvloedt (zie CM 113). De historische Jezus onttrekt zich aan onze visie.

“Als een onbekende en ongenoemde komt hij tot ons... Hij gebiedt... aan hen die hem openbaren, door wat zij in zijn gemeenschap mogen ervaren aan vrede, arbeid, strijd en leed, en als een onuitsprekelijk geheim zullen zij ondervinden wie hij is,” zo eindigt hij zijn Leben-Jesu-Forschung (Uit mijn leven en denken, p49, Bleeker, p20). In 1905 publiceerde hij zijn beroemde studie over Bach in het Frans, J.S. Bach, le musicien-poëte (Duitse uitgave 1908, zie CM 112, Romantiek deel 5).

In dienst van de mensheid

In 1905, zijn 30e levensjaar, ging hij ook medicijnen studeren om zich als tropenarts te kunnen wijden aan hulpbehoevende medemensen in Afrika, bewogen door mededogen. Hij wilde zijn geluk en zijn leven delen met anderen, die dat harder nodig hadden. Menigeen raadde dit hem af, maar hij hield voet bij stuk. Hij wilde zich “in dienst stellen van het geestelijke en het goede... Het lot van velen is... een min of meer geestdodende arbeid te moeten verrichten, waarin zij niet veel of geheel niets van hun ware menszijn kunnen leggen, omdat ze in hun werk niet anders dan een geestelijke machine kunnen zijn” (idem, p82,83). Zo zijn mensen tegenwoordig vaak een aanhangsel van een computer, die in sterke mate het leven en werk bepaalt.

In zijn levensonderhoud voorzag hij als organist, docent en predikant. In 1911 deed hij zijn medisch staatsexamen en in 1912 voltooide hij zijn medische dissertatie over de psychische gezondheid van Jezus, Die psychiatrische Beurteilung Jesu. In dat jaar trouwde hij met Helene Breslau, dochter van een historicus. Ze kregen één dochter Rhena (1919-2009).

Naar Lambarene in Centraal Afrika

In 1913 vertrok hij met zijn vrouw, die was opgeleid als verpleegster, naar Gabon, ten Noordwesten van Congo. Daar vestigde hij op eigen kosten een medische zendingspost in de buurt van Lambarene aan de rivier de Ogowe. Hij wilde geen prediker zijn, maar als arts mensen helpen. Hun eerste verblijf duurde tot 1917, hun tweede verblijf van 1924-1927. Hij verdiende in Europa zijn geld met orgelconcerten en kreeg veel donaties. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen hij en zijn vrouw als Duitse staatsburgers huisarrest. Daarna waren ze enige tijd krijgsgevangenen en brachten zij enige tijd door in kampen. O.a. in Saint-Rémy-de-Provence, een oud klooster met ziekenhuis, waar eerder Vincent van Gogh opgenomen was geweest. Hij werkte in die tijd aan zijn Cultuur en ethiek (1923),waaraan hij in Afrika begon. In 1921 publiceerde hij een  boek over Lambarene Zwischen Wasser und Urwald (Aan de zoom van het oerwoud, 1922), dat gretig werd gelezen.

 

Eerbied voor het leven

Zijn inspiratie tot Cutuur en ethiek ontleende hij aan een soort mystieke ervaring in 1915 in een boot op de Ogowe-rivier op weg naar een patiënte, waarbij hij de eerbied voor het leven in de vezels van zijn wezen voelde. Hij noemde dit ‘de ethische mystiek van eerbied voor het leven’ (Leven en denken, p182). Hij zocht naar een basisbeginsel van het ethische. “Toen we bij zonsondergang juist door een kudde nijlpaarden voeren, stond als met een bliksemslag het woord ‘eerbied voor het leven’ voor mij... Het meest onmiddelijke feit van ’s mensen bewustzijn luidt: ‘ik ben leven, dat leven wil te midden van leven, dat leven wil’... Mijn wil tot leven is een verlangen naar verder leven” (p141,142). Hij voelde de verbondenheid met al het leven als “wil tot leven te midden van wil tot leven”, die als het ware werd gedreven door een alomvattende wil tot leven, die hij levensaanvaardig noemt: “verdieping, verhoging en verinnerlijking van de wil tot leven” (p143).

De invloed van de levensfilsofie van Schopenhauer en Nietzsche is merkbaar. Bij Schweitzer strekt zijn eerbied voor het leven zich uit tot planten en dieren, die hij ook heilig noemt in “een onbegrensde verantwoordelijkheid tegenover alles wat leeft... De ethiek van de verhouding van mens tot mens is... een bijzonder geval, dat uit het algemene voortvloeit,” d.w.z de algemene eerbied voor het leven (p143). 

Cultuurstudies

In 1923 voltooide hij zijn studie Cultuur en ethiek, voorafgegaan door Verval en wederopbouw van de cultuur. In1924 vertrok hij weer naar Lambarene “met vier aardappelzakken vol onbeantwoorde brieven, die ik gedurende de zeereis wilde beantwoorden” (p185). Van 1927 tot 1931 keerde hij terug om lezingen en orgelconcerten te geven en boeken te schrijven. Zijn vrouw keerde in 1930 terug. Ze kon het klimaat niet meer verdragen. Van 1939 tot 1948 was Schweitzer genoopt in Lambarene te blijven vanwege de oorlog. Daarna reisde hij weer in Europa en Amerika om concerten en lezingen te geven, afgewisseld met verblijven in Gabon, waar hij niet meer de enige arts was.

“De laatste twee decennia van zijn leven sprak hij zijn bezorgdheid uit over de wapenwedloop in de wereld en het gevaar van een atoomoorlog” (Wikipedia). In die tijd schreef hij Frieden oder Atomkrieg (1952). Dit hield verband met de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede in 1952, die zijn beroemdheid accentueerde en waarvan hij gebruik maakte om zich voor de mensheid in te zetten. 

Leven gaat ten koste van ander leven

Het ethische principe van eerbied voor het leven is een geestelijk beginsel, een menselijke houding en beleving die te cultiveren en aan te leren is. De natuur lijkt niet erg eerbiedig om te gaan met levende wezens, die voortdurend worden vernietigd. De één zijn dood is de ander zijn brood. Darwin beschreef bijv. in zijn autobiografie hoe gruwelijk een sluipwesp zijn prooi behandelt. Ook een kat gaat bijv. niet zachtzinnig om met een muis. Schweitzer schreef dat hij een jonge visarend koopt om diens leven te redden. Om te zorgen dat hij niet verhongert moet hij “visjes voor hem doden om hem in leven te houden” (Leven en denken, p212). Leven kan slechts worden onderhouden “op kosten van ander leven”. De ethiek van eerbied voor het leven betekent dat leven slechts uit noodzaak wordt vernietigd. Over wat noodzaak is, lopen meningen uiteen. Brazilliaanse en mogelijk ook Nederlandse boeren menen bijv. dat het noodzakelijk is tropisch oerwoud te cultiveren om soja te verbouwen dat Nederlandse koeien als veevoer dient.

 

Ziekenhuis van Schweitzer aan de Ogowe rivier te Lambarene 

Mystiek-religieuze ervaring

Het beginsel van eerbied voor het leven kwam bij Schweitzer op in een mystiek-religieuze ervaring, waarbij hij al het leven als heilig ervoer en de Schepper als het ware in zijn schepping aanwezig beleefde. Rudolf Otto beschrijft dergelijke ervaringen in Das Heilige. Om te beginnen “het creatuurgevoel”, het gevoel een klein onderdeel te zijn van een numineus, majestueus, mysterieus en fascinerend geheel.

Schweitzer noemt eerbied voor het leven ethische mystiek, “in zoverre mystiek als het de mensen in een geestelijke verhouding tot het oneindige brengt” (Bleeker, p29). Het komt neer op de ervaring van het geheel in het deel en het respect voor het geheel van de schepping en de Schepper in ieder onderdeel.

Zo is het ook mogelijk om ons op repectvolle wijze te voeden met ander leven, zoals bijv. wordt uitgedrukt in de onbruik geraakte gewoonte van het bidden voor het eten. Natuurvolken doden niet meer dieren dan voor hun levensonderhoud noodzakelijk is. Megastallen, massale varkensfokkerijen en legbatterijen zijn niet noodzakelijk voor ons levensonderhoud. Dit kan effectiever en met minder milieuvernietiging behartigd worden door plantaardig voedsel in overeenstemming met het principe van eerbied voor het leven, dat hoogst actueel is. Onze tijd schreeuwt om een nieuwe ethiek van eerbied voor het leven, volgens degenen die daar oor voor hebben.

 

Ogowe rivier bij Lambarene 

Actualiteit van Schweitzers visie

De visie van Schweitzer is in diverse opzichten relevant en actueel. Niet alleen in ethisch opzicht, ook in cultuurfilosotisch en religieus opzicht. Hij bekommerde zich om het verval van de cultuur en wilde deze weer inspireren tot nieuw geestelijk leven vanuit zijn ethische visie. Bovendien had hij een mondiale visie in een tijd die nog sterk europacentrisch dacht. Zijn wereldbeschouwing richtte zich op andere wereldreligies en wereldbeschouwingen, met name die van het opkomende Oosten. “Zijn blik omspande de aarde” (Bleeker, p32). Om de beschavingscrisis te kunnen oplossen zag hij het belang van een gesprek van Oost en West over fundamentele kwesties.

De Europese hegemonie was tanende. Hij zag het zelfstandig worden van koloniën aankomen. Het Westen had het recht niet zijn heerschappij op te dringen om materieel voordeel te behalen. Hij zag ook dat lokale heersers dat ook deden, zoals nog steeds het geval is, waardoor landen er na de bevrijding van het Westen vaak niet op vooruit gingen. Jef Abbeel bracht dit punt naar voren in zijn boekbesprekingen over Congo.

Schweitzer wilde andere volken niet bekeren tot het christendom, maar bijdragen tot hun ontwikkeling, niet alleen op het gebied van de gezondheidszorg. Hij ontdekte dat zij hun eigen antwoorden hadden op “vragen naar de zin van het leven” (Leven en denken, p128). Hij zag ook het belang van landbouw en ambachtelijke handenarbeid naast industrie en wetenschap, die de tendens toonden om de ‘inboorlingen’ te vervreemden van hun natuurlijke en praktische wortels. In plaats van te werken aan ‘self-sufficiency’ zag hij dat volkeren afhankelijk raakten van de wereldhandel, die westerse landen vaak meer voordeel opleverden dan niet-westerse volkeren, en relaties van afhankelijkheid bestendigden, ook na de politieke onafhankelijkheid. “Een toenemende uitvoer bewijst niet altijd, dat een kolonie vooruitgaat, integendeel” (p173). Zelfvoorzienende landbouw kan door exportproductie in gevaar worden gebracht.

Cultuurhistoricus Marinus Schroevers schreef dat “de economische dictatuur over de Derde Wereld een succesvol alternatief bleek voor de inmiddels beïndigde koloniale structuur. Het westen verrijkte zich voordurend nietsontziender” (De twintigste eeuw Deel 3, p 248). Schweitzer had de bui al zien hangen en had ook gewaarschuwd voor het interne probleem van het ontstaan van “ongezonde maatschappelijke en economische verhoudingen” in de koloniën met een bovenklasse, later de ‘nieuwe elite’ genoemd, die zich verheven voelde boven landbouw en handenarbeid. Bij handelskantoren en regeringsgebouwen liepen te veel mensen rond “als lediggangers en praatjesmakers”, die niet meer bereid waren hun handen uit de mouwen te steken en handenarbeid te verrichten (p174).

 

Schweitzer dacht na over de toekomst van de mensheid 

Cultuurcrisis, toen en nu

Met oog op de diverse dimensies van de huidige crises, die in het verlengde ligt van de cultuurcrisis van een eeuw geleden in de tijd van Schweitzer, is het van belang nader in te gaan op Schweitzers analyse en zijn perspectief van een remedie. In hoeverre zijn de crises in zijn tijd en de onze vergelijkbaar?

In beide gevallen zien we een verzwakking van de cultuur en de ethiek, van het geestelijke. De amorele economische visie van het neoliberalisme is dominant geworden. De politiek is daaraan ondergeschikte geraakt. Bij de visieloze, holle politiek zijn ideologische veren geplukt. Levensbeschouwingen lijken te hebben afgedaan, behalve bij enkele kleine partijen. Een dergelijke politiek mist inspiratie en visie om zich te verheffen uit de crises. Zij blijft doormodderen in periodiek gevecht om de stemmen van een al even stuurloos volk, dat over het algemeen eveneens een visie ontbeert. “Het westen sneed het ideëel perspectief uit zijn politiek... [in] schreeuwend gemis aan geest [...en] zieltogende desoriëntatie, waaraan alle wezenlijke verankering is ontvallen,” schrijft Schroevers. Men verloor “het zicht op de nauwe band die ieder persoonlijk welzijn verbindt met het welzijn van het geheel” (idem, p248,251,252).

In onze cultuur ontbreekt evenals in de tijd van Schweitzer een “idealistische wereldbeschouwing”. Idealen lijken eveneens krachteloos geworden (Leven en denken, p134). Het gaat voornamelijk om geld verdienen en consumeren in een materialistisch streven naar meer en meer ten koste van het milieu en de ‘minder bedeelden’. Maatschappelijke tegenstellingen, inkomensongelijkheid en kapitaalconcentratie nemen ontzagwekkende vormen aan en vragen er om meer rechtvaardigheid en ethische beginselen in praktijk te brengen. 

Gebrek aan ethische beginselen

Niet het ethische beginsel maar het economisch beginsel werd de “voornaamste handelingsbepalende factor”. Ethiek en rechtvaardigheid worden overheerst door het streven naar winstmaximalisatie en het veilig stellen van eigenbelang. “Er werd een consumptiepatroon ontwikkeld van stuitende omvang” met een “als een dolleman oplopende productie” in een “wereldwijde high tech-supermaatschappij van Mammon-aandeelhouders” (Schroevers, Deel 1, p25, Deel 3, p 248,262).

Volgens Schweitzer is er een “samenhang van cultuur en wereldbeschouwing”. De laatste schoot en schiet nog steeds tekort. Het ontbrak en ontbreekt ons aan visie en aan ethiek, aan ethische idealen en beginselen. Het fascisme en nationaal-socialisme bleken dit in zijn tijd te bevestigen. Ook in onze tijd staan burgerlijke rechten en vrijheden onder druk van nationale en internationele overheden en multinationele (met name tech- en farma-) bedrijven, die het leven in toenemende mate lijken te beheersen en totalitaire tendensen vertonen.

Het is volgens Schweitzer van belang materiële vooruitgang te verbinden met ethische principes als grondslag voor de cultuur van de nieuwe tijd, om een hoger geestelijk peil te bereiken. Het gaat niet alleen om wetenschappelijke en technisch vooruitgang. Deze dient te worden geleid door waarden om mensen geestelijk en ethisch vooruit te brengen, niet alleen materieel. Hij maakte zich zorgen om wetenschap en techniek die werd aangewend tot wapentechnologie en kernwapens. Aan het eind van de 20e eeuw werd hiervoor één miljoen dollar per minuut uitgegeven (Schroevers, Deel 3, p248). 

Onze tijd

In onze tijd is de toenemende ondergeschiktheid van wetenschap en techniek aan de militaire en civiele industrie en het verlies van autonomie en autonoom onderzoek een zorgwekkende tendens. Ethische beginselen staan onder druk bij disciplines als biotechnologie, surveillancetechnologie, robotisering en kunstmatige intelligentie.

De cultuur verloor zijn bevlogenheid, zijn idealen en zijn geestelijke inspiratie en vervlakte in de 20e eeuw vaak tot amusement en massavermaak in elkaar snel opeenvolgende stijlen en modes. De commercie probeerde daaraan zoveel mogelijk te verdienen.

Een opmerkelijk aspect van De cultuurgeschiedenis van het westen is volgens cultuurhistoricus Schroevers de amusementscultuur die in de roaring twenties opkwam. Dat was de tijd van Schweitzer, die dat ook opmerkte, hoewel hij zich vooral met religie bezig hield. Ook hem ontging de culturele en geestelijke vervlakking niet: “oppervlakkigheid is de moderne mens tot een tweede natuur geworden... Hij zoekt geen ontwikkeling, maar amusement” (Verval en wederopbouw der cultuur, p23,24). Door de vervlakking dreigt een gevaar van verlies van humaniteit en medegevoel en van vatbaarheid voor suggestie en propaganda, die inwerkt op grovere emoties. Hierop wordt nader ingegaan in Deel 2.

 

 

Karakteristiek van de 20e eeuw

Op zoek naar karakteristieken van de 20e eeuw springt “de groei van materialiteit” in het oog in de vorm van de dominantie van het economische denken, streven en handelen. Dit  komt voort uit het liberale kapitalisme, maar werd ook door het marxisme en socialisme omarmd. Deze materialistische tendens komt overeen met wat cultuursocioloog Sorokin het zinnelijk gerichte sensate-cultuurtype noemde.

Verder noemt Schroevers fragmentatie en desintegratie als belangrijke kenmerken, het ontbreken van een samenbindend beginsel, afgezien van het excessief bevredigen van materiële wensen en behoeften en het “rendementsdenken” (Deel 1, p25,26). Dit gaat uiteraard gepaard met “ontgoddelijking”, secularisatie en wat Max Weber “onttovering”, “Entzauberung der Welt” noemde en de daarmee samenhangende heerschappij en exploitatie van de natuur.

“Het westen... wierp zich met een ware woede op de in de aarde verborgen rijkdommen... ten behoeve van ons voordurend omhooggedreven comfort” (Deel 3, p247). Het verband en verbond met het kosmische geheel raakte uit het oog verloren door het “hebberig” streven naar winst en materiële welstand, die met “voortschrijdende vervuiling en uitputting van de aarde gepaard gaat” (p248,250,252,259). 

Hedendaagse problemen

Dit excessieve materialisme gaat gepaard met nog meer problemen. Schroevers noemt o.m. de toenemende verschillen tussen arm en rijk, tussen westerse en niet-westerse landen, de schuldenlast, vooral van de Derde Wereld, overbevolking, (natuur)rampen zoals droogte, watersnoden en aardbevingen, instortende economieën, zich ontbindende sociale structuren, en niets ontziende industrieën. Niet alleen de wapenindustrie, maar evenzeer de agro-industrie en vrijwel iedere industrie is amoreel en streeft meedogenloos naar winst en “onbeperkt geldverdienen” (p263). De gehalveerde instrumentele rationaliteit, die middelen aanwendt voor irrationele en destructieve doelen, biedt geen oplossing, maar is een deel van het probleem.

Deze problemen vragen om “harmonisatie van materiële verschillen... beteugeling van de bewapeningsspiraal... voorzetting van de democratisering” (p273). Daarvoor is visie nodig, zicht op waar we heen willen en kunnen. “Politieke partijen behoren onophoudelijk nieuw gedachtengoed aan te dragen.” In plaats daarvan zien we “de afbrokkeling van het ideëele politieke veelvoud” (p270). De hoop op een humane en progressieve sociaaldemocratie en/of sociaal liberalisme werd niet bewaarheid. In plaats daarvan zien we een groeiend nationalisme en populisme. 

Gebrek aan visie en verbondenheid

“Wij ontberen behalve samenbindend gevoel [ook] samenbindende structuur... Zo wankelt de wereld voort.” De fragmentatie en “democratische diversiteit” gaat voort in een versplinterd politiek landschap. De geestloze en visieloze politiek, die partijbelangen paart met het dingen naar de kiezersgunst, biedt geen perspectief voor cultuurverandering en herstel.

Behalve visie “verloren wij optimisme en het zicht op visioenen. Maar wij hielden één lichtende ster over, één woord in onze ziel, dat is het woord hoop... De wereld en zijn geschiedenis zijn ons aller verantwoordelijkheid en de herstelbewegingen komen uit de..., daden van ons allen voort.” Daar moeten we het bij Schroevers mee doen bij het bieden van een tegenwicht en tegen “reddeloze versmalling tot hebzucht en vervlakking, ontesthetisering en demoralisatie worldwide ongeremd... De tijden gaan voort  en we weten niet waarheen” (p286,287).

 

Schweitzer met zijn vrouw 

Het antwoord van Schweitzer

Schweitzer heeft meer te bieden dan hoop. Zijn visie toont meer samenhang dan de gefragmenteerde cultuurgeschiedenis van Schroevers. In een tijd van afbrokkelende zekerheden, streefden beiden naar “de herwaardering van de totale cultuur”, omschreven als geestelijke onderstroom onder alle leven, die constant convergeert en divergeert” (Schroevers, Deel 1, p21,33). Schroevers slaagde er echter niet in een hoopgevend perspectief te bieden voor deze herwaardering, zoals bijv. Schweitzer en Sorokin boden. Hij biedt wel een veelomvattend overzicht van cultuur- en amusementsvormen in de gecompliceerde 20e eeuw. Ook Toon van Eijk biedt in zijn nieuwste boek Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling een haalbaar perspectief, zie elders in dit nummer.

Materialistische cultuurtypen werden vaker gevolgd door ideëele of idealistische cultuurtypen. Sorokin eindigt zijn Study of Change in Major Systems of Art, Truth, Ethics, Law and Social Relationships, Social and Cultural Dynamics met het hoofdstuk ‘The Twilight of Our Sensate Culture and Beyond: Crisis, Catharsis, Charisma and Resurrection’ (p699). Bij Schroevers ontbreken de laatste aspecten. Bij Schweitzer zijn deze wel te traceren, zowel Verval en wederopbouw der cultuur als Cultuur en ethiek gaan over ethische bezieling en wederopbouw. Daarover gaan de volgende delen.                                            

 

Het WTE complex van wetenschap, techniek en economie, Civis Mundi 31 

 

                                                                    Gevestigde structuren             2021 09 11 Na lezen van Schweitzer

In een vreemde film verzeild geraakt

heb ik mij vaak druk gemaakt

om verval van normen en van waarden

en de toestand van de aarde

 

Normbesef is veelal ver te zoeken

bij degenen die het hardste roepen

Men luistert weinig naar elkaar

Slechts het eigen gelijk is waar

 

Daarom is de politiek

vaak niet effectief

Zoals vroeger in de kerken

Het gaat om samenwerken

 

Een ander bewustzijn:

Dat wij de bewoners zijn

van een levende planeet

zoals menigeen wel weet

 

En daar zorg voor dragen

Zonder haar te overvragen

Het komt er nu op aan

aan de goede kant te staan

 

De kant van het leven

Van beter samenleven

De kant van matigheid

en duurzaamheid

 

Terwijl de gevestigde machten

haast alles ontkrachten

wat ze niet gelegen komt

waardoor het snel verstomt

 

Politiek en media

behoren tot de gremia

in hun invloedssfeer

en nog heel veel meer

 

Maar de kracht van het collectief

geldt nu steeds meer