Civis Mundi Digitaal #116
Bespreking van Jason Hickel. Minder is Meer. Hoe degrowth de wereld zal redden. Berchem, België, Uitg. EPO 2021. [Vertaling van Less is More. How Degrowth Will Save the World. 2020]
Inleiding
Jason Hickel is economisch antropoloog. Hij werkt aan de London School of Economics en schreef eerder o.a. The Divide. A Brief Guide to Global Inequality and its Solutions (2017). Op de achterkant van zijn boek staat: “Centraal in Minder is Meer staat de vaststelling dat het kapitalisme niet in staat is de klimaatverandering en ecologische ineenstorting op te lossen. Ons dominant economisch systeem, zo legt Jason Hickel uit, heeft voortdurende expansie nodig om de eigen ineenstorting te vermijden. Minstens drie procent per jaar. Het legt een enorme druk op mensen om te blijven consumeren, om schulden aan te gaan. Hoe bevrijdend is het besef dat het anders kan! Dit boek schetst een duidelijke weg naar een postkapitalistische economie. Een economie die rechtvaardiger, zorgzamer en leuker is. Een economie die de mens laat floreren en de ecologische ineenstorting terugdraait. Want door minder te nemen, kunnen we meer worden”.
Hierbij kan alvast opgemerkt worden dat drie procent groei per jaar inhoudt dat de wereldeconomie elke 23 jaar verdubbelt omdat er sprake is van een exponentiële curve (p.30). Hickel heeft een bijzonder interessant en relevant boek geschreven. Hieronder zal ik wat commentaar geven op mijns inziens cruciale thema’s in zijn boek.
1. Kunstmatige schaarste
Volgens Hickel is de opkomst van het kapitalisme vanaf 1500 gegrondvest in de volgende onderliggende logica: “De onteigening [enclosures] was een proces van interne kolonisatie, en de [externe] kolonisatie was een proces van onteigening … en de slavenhandel is eigenlijk niets minder dan het onteigenen en koloniseren van lichamen” (p.56). Aangezien de interne kolonisatie in Europa en de externe kolonisatie van andere werelddelen een gewelddadig proces was, kan men concluderen dat het kapitalisme inherent gewelddadig is.
Hickel schrijft ook: “De principes van homo economicus [gedwongen concurrentie en dwangmatige productiviteitsverhoging] waarvan we denken dat ze ingebakken zitten in de menselijke natuur, zijn geconditioneerd tijdens het toe-eigeningsproces [enclosures]” (p.58). Het kapitalisme creëerde kunstmatige schaarste van de hulpbronnen land, water en bossen in het proces van onteigeningen.
‘Verbetering’ van de productiviteit van land en arbeid of ‘ontwikkeling’ of ‘groei’ (zoals het nu genoemd wordt) werd het alibi voor toe-eigening door de elite, maar het gewone volk van kleine boeren en fabrieksarbeiders ging er op achteruit. Tijdens de enclosure-periode (1500-1800) kreeg “het gewone volk te maken met twee eeuwen hongersnood … en de lonen daalden” (p.59). Het productieve gedrag van de homo economicus is het product van vijf eeuwen culturele herprogrammering (p.74).
De culturele herprogrammering of conditionering door de opzettelijke creatie van kunstmatige schaarste door enclosures en kolonisatie komt ook uitgebreid ter sprake in mijn boek: Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika (2007) [1]. Daarin wordt besproken hoe de traditionele gemeenheid (‘gemeene’ of gemeenschappelijke gronden) in Europa verbonden was met een traditionalistisch arbeidsethos (‘werken om te leven’ in plaats van ‘leven om te werken’ = het moderne arbeidsethos).
Deze traditionele gemeenheid maakte plaats voor een situatie van allesdoordringende schaarste. De logica van de gemeenheid (gedeelde zelfbeperking) werd vervangen door een logica van de schaarste. In de moderne economie wordt schaarste als een soort ‘natuurfeit’ gezien, ze is vanzelfsprekend en onontkoombaar, zoals Achterhuis in zijn boek ‘Het rijk van de schaarste (1988) betoogt.
De moderne mens is terecht gekomen in een spiraal van steeds toenemende productie en nog sneller groeiende behoeften, we moeten als het ware ‘rennen om bij te blijven’. We kunnen spreken van een moderne institutionele schaarste. Achterhuis (1988:13) schrijft: “De moderne maatschappij heeft de schaarste niet overwonnen maar juist gecreëerd. Mondiaal gezien zijn we niet op weg naar overvloed of zelfs naar een ‘genoeg’, maar breidt de schaarste zich steeds verder uit... Het rijk van de schaarste breidt zich steeds verder over het leven van de moderne mens uit”.
Tegenwoordig is alles schaars geworden: welzijn, gezondheid, schoon water, schone lucht, zelfs tijd en stilte. Deze visie van Achterhuis uit 1988 komt overeen met de betoogtrant van Hickel. Een vraag is dan hoeveel we opgeschoten zijn in de afgelopen 30 jaar in het onderkennen van deze fundamentele culturele herprogrammering?
2. De efficiëntie paradox en het tredmolenmechanisme
Hickel schrijft: “Lang geleden, in 1865, tijdens de industriële revolutie, merkte de Engelse econoom William Stanley Jevons iets vreemds op [Een efficiëntere stoommachine die minder steenkool verbruikte resulteerde niet in een verwacht lager totaal gebruik van steenkool, maar het steenkoolverbruik vloog juist omhoog omdat de productie werd uitgebreid: de paradox van Jevons]… Hierdoor bleef het algehele energie- en materiaalgebruik in het kapitalistische tijdperk altijd maar stijgen, ondanks constante verbeteringen in doelmatigheid. Het is geen paradox: het is exact wat economen verwachten… De technologische innovaties… maakten het ook mogelijk om meer natuur te gebruiken. Neem de kettingzaag. Een opmerkelijke uitvinding waarmee bosbouwers bomen zo’n tien keer sneller om kunnen zagen dan met de hand. Maar toen de werkers de klus sneller klaarden, lieten bosbouwbedrijven ze toch niet eerder naar huis gaan. Ze lieten ze gewoon tien keer meer bomen omzagen dan vroeger. Omdat we vastzitten in de groeidwang, wordt de technologie niet gebruikt om evenveel te doen in minder tijd, maar juist om meer te doen in dezelfde tijd… Dit geldt ook voor schijnbaar immateriële innovaties zoals de algoritmes van Facebook, die bijdragen aan groei doordat ze adverteerders helpen om dingen te verkopen aan mensen die dat normaal gesproken niet zouden kopen. Facebook is miljarden dollars waard, niet omdat we er foto’s mee kunnen delen, maar omdat Facebook het voor elkaar krijgt om productie en consumptie te verhogen” (p.137-9).
Deze efficiëntie paradox van Jevons is ook van toepassing op ons Nederlandse landbouwsysteem. In mijn eerder vermelde boek uit 2007 is de titel van hoofdstuk 12: Schaarste als een psychologisch èn maatschappelijk mechanisme en de titel van subhoofdstuk 12.1 luidt: Het koplopermodel in de landbouw als voorbeeld. Er zijn helaas slechts heel weinig boeren die zich bewust aan de voortdurende concurrentierace onttrekken, vanwege de grote maatschappelijke druk om altijd maar door te gaan. Een heel kleine groep Nederlandse ecologische boeren heeft zich al decennia geleden uit de concurrentierace van de conventionele landbouw teruggetrokken. De overgrote meerderheid van de boeren is echter min of meer ‘automatisch’ in de maalstroom van voortdurende modernisering en schaalvergroting terechtgekomen. Volgens emeritus hoogleraar rurale sociologie Jan Douwe van der Ploeg uit Wageningen kent het koplopermodel als zodanig geen interne limieten op een voortgaande expansie.
Het koplopermodel is gebaseerd op Cochrane’s (1958) agricultural treadmill waarin koplopers (degenen die het eerst vernieuwingen adopteren) grote winsten maken, terwijl boeren die later adopteren gedwongen worden om dezelfde nieuwe technologie aan te schaffen, maar tegen die tijd zijn de productprijzen al gedaald door het toegenomen aanbod. Of ze worden uit de landbouw gestoten, wanneer ze het niet kunnen bolwerken. De tredmolen, de zweepslag der concurrentie, drijft de afzonderlijke bedrijven steeds weer voort. In de koploperbedrijven is het tredmolenmechanisme geïnternaliseerd; het is een intrinsiek kenmerk van de logica van het koplopermodel geworden. De koplopers komen terecht in een cirkelbeweging van doorgaande groei en toenemende verschulding.
De twee oorzaken die de vicieuze cirkel aandrijven, zijn de technologische ontwikkeling en de divergerende belangen met betrekking tot het meest gewenste productievolume; de individuele ondernemer en de groep boeren als een geheel hebben tegengestelde belangen. Deze vicieuze cirkel is niet gemakkelijk te doorbreken en de oplossing van de problemen wordt vooral gezocht in ‘meer van hetzelfde’.
Dit ‘meer van hetzelfde’ – meer technologische ontwikkeling – is hetgeen de eco-modernisten bepleiten om de mondiale klimaatcrisis en het honger- en armoedevraagstuk in het Zuiden te boven te komen [2]. Hickel en ik zien hier weinig heil in. Het is betreurenswaardig dat belangenorganisaties van boeren en het relevante ministerie de doodlopende weg van Cochrane’s agricultural treadmill na ruim 60 jaar nog steeds niet onderkennen.
3. Oneindige circulaire groene groei: een dystopie
Hickel schrijft: “Het internaliseren van kosten is belangrijk, maar onverenigbaar met de logica van het kapitalisme… we moeten absoluut proberen om een economie te creëren die zo circulair mogelijk is! Maar de groeidwang maakt het waarmaken van deze droom onnodig moeilijk. In een post-groei-economie zou het veel makkelijker zijn om circulariteit te verbeteren” (p.142).
En met betrekking tot de dystopie van de groene groei zegt Hickel: “Het kapitalisme leunt al 500 jaar op winning uit de natuur. Het heeft altijd een ‘buiten’ nodig gehad, iets buiten zichzelf, om waarde uit te stelen, gratis, zonder er iets gelijkwaardigs voor terug te geven. Dat is de brandstof van de groei. Stel een plafond in voor materiaalwinning en het zal de kip doden die de gouden eieren legt” (p.143).
Elders in zijn boek spreekt Hickel van een steady-state-economy of stationaire economie. De titel van hoofdstuk 21 uit mijn 2007 boek luidt: De mythe van duurzame groei. Dit hoofdstuk is gedeeltelijk gebaseerd op het boek The Growth Illu$ion (1999) van Richard Douthwaite. De veelzeggende ondertitel van zijn boek luidt: ‘Hoe economische groei enkelen heeft verrijkt, velen verarmd en de aarde in gevaar gebracht’. Volgens hem bestaat er niet zoiets als duurzame groei. De enige duurzame maatschappij is een stabiele maatschappij. Volgens Douthwaite verloor de moraliteit bijna alle controle over de richting van economische verandering nadat Adam Smiths concept van de onzichtbare hand algemene ingang had gevonden [hoewel die term bij Smith maar twee of drie keer zou voorkomen]. Voor een rechtvaardige en duurzame toekomst zal de moraliteit onze handelingen weer moeten gaan sturen, zegt hij.
Hans Lyklema, voormalig hoogleraar in de grensvlak- en kolloïdchemie te Wageningen, betoogt dat economische groei onverbiddelijk tot milieuvervuiling en uitputting van grondstoffen leidt. “Daaraan liggen de wetten van de thermodynamica ten grondslag. Maar mensen willen deze natuurwetenschappelijke wetten niet kennen, want dan moeten ze hun prettige levensstijl opgeven ... De milieuproblematiek [kan] uit de thermodynamica [worden verklaard]. De eerste hoofdwet van de thermodynamica zegt dat energie niet uit het niets kan worden gemaakt. Wanneer energie sneller wordt verbruikt dan via zonnestraling, wind- of waterenergie wordt vastgelegd, dan geldt ‘op is op’.”
“De tweede hoofdwet leert dat elk systeem zonder energietoevoeging van buitenaf streeft naar meer entropie of ‘wanorde’. Uit deze wet is zowel het milieuprobleem als het grondstoffenprobleem te verklaren. Koolstof en waterstof zitten bijvoorbeeld in steenkool en olie nog ordelijk gebonden. Bij verbranding komen ze vrij in de vorm van kleine, verstrooide moleculen als kooldioxide en watergas. En zo zitten mineralen in gesteenten nog stevig op hun plaats. Als je ze in de vorm van mest wanordelijk over het land verspreidt, vormen ze een probleem”.
Ook zegt Lyklema dat het begrip ‘duurzaam’ te pas en te onpas wordt gebruikt. Als voorbeeld noemt hij onder andere ‘duurzame economische groei’. “Het belangrijkste ecologische begrip is daardoor gedegenereerd tot een troetelmode van de reclame ... Laten we tenminste beginnen met een zinvolle definitie en alleen datgene duurzaam noemen wat voor ons nageslacht kwalitatief en kwantitatief voldoende ecologische goederen (fossiele brandstof, ruimte, schoon water en schone lucht, mineralen, enzovoorts) overlaat.”
“Het spreekt vanzelf dat zo’n heldere definitie een aanslag op ons luxe leventje kan betekenen en dat er dus een natuurlijke neiging ontstaat het probleem te ontkennen (struisvogelpolitiek, ook een ‘duurzaam’ fenomeen) of om alternatieve acties te bedenken om de aandacht af te leiden (zoenoffers). Voorbeelden?... Discussies over hoeveel economische groei mogelijk is in plaats van hoeveel die eigenlijk naar beneden moet... Of je eigen verantwoordelijkheid uit de weg gaan door de kooldioxide-emissie af te kopen via ontwikkelingslanden. Nog erger is het om te stellen dat een groeiende economie nodig is om geld te verdienen om aan milieuzorg te doen... [Wat te doen?] In de eerste plaats alsjeblieft een beetje bewustwording. Je zou je schuldig moeten voelen als je milieuonvriendelijke dingen doet of eet.”
“Collectief zullen we af moeten van de gedachte dat de bevolking en de consumptie per hoofd alsmaar moeten toenemen ... Op den duur [is] invoering van quoteringen noodzakelijk, vroeger met het onprettiger woord ‘distributie’ aangeduid. Als ruimte, schoon water, fossiele brandstof, enzovoorts schaarser gaan worden, moet een systeem ontwikkeld worden waarin ieder zijn deel krijgt, onafhankelijk van hoe rijk je bent” [3].
Het is duidelijk: de mogelijkheid van een stationaire of stabiele economie-op-een-hoog-niveau verdient meer aandacht, zoals ook Hickel betoogt.
4. Stop de constante productie van kunstmatige schaarste en kapitalistische groei
Hickel schrijft: “Nu komen we bij het echte hart van de postkapitalistische economie. Een eind maken aan geplande veroudering [en onzinnige reclame], plafonds instellen voor grondstofgebruik, het verkorten van de werkweek, het verminderen van ongelijkheid en het uitbreiden van publieke goederen - dit zijn allemaal essentiële stappen om de energievraag terug te dringen en een snellere transitie naar hernieuwbare bronnen mogelijk te maken. Maar deze maatregelen zijn meer dan dat. Ze zullen de logica van het kapitalisme fundamenteel veranderen. We zagen hoe de opkomst van het kapitalisme mogelijk werd gemaakt door het scheppen van kunstmatige schaarste. Van de enclosure-beweging tot aan de kolonisering, er moest schaarste worden geschapen om mensen ertoe te dwingen laagbetaald werk te verrichten, ze aan te zetten tot concurrerende productiviteit, en om consumenten van ze te maken voor de massaconsumptie. Kunstmatige schaarste was de motor achter kapitaalaccumulatie. Dezelfde logica is nog altijd aan het werk” (p.199).
Met betrekking tot de consumptie schrijft Hickel: “Ongelijkheid veroorzaakt een gevoel van onvolkomenheid. Mensen krijgen het gevoel dat ze nog harder moeten werken om meer te verdienen om onnodige spullen te kopen, alleen al om aan waardigheid te winnen. In deze zin creëert ongelijkheid een kunstmatige schaarste in welzijn… Een andere strategie om kunstmatig schaarste te scheppen is geplande veroudering. Producenten doen hun best om de vraag aan te wakkeren door producten te maken die minder lang meegaan dan mogelijk is, om te voorkomen dat de moloch van de consumptie stil komt te staan. Hetzelfde geldt voor reclame die erop uit is om een kunstmatig gevoel van gemis te veroorzaken… In werkelijkheid is het kapitalisme een systeem dat draait om de constante productie van schaarste… Het doel van een op [constante] groei gericht systeem is niet om in menselijke behoeften te voorzien, maar om te voorkómen dat in menselijke behoeften wordt voorzien. Het is irrationeel, en gewelddadig tegenover de ecologie” (p.200-202).
De niet-aflatende pogingen om een kunstmatig gevoel van gemis te veroorzaken d.m.v. reclame zijn gebaseerd op de angst voor statusverlies. Deze angst voor statusverlies is gekoppeld aan het begrip ‘mimetische begeerte’ van de Franse filosoof René Girard (mimesis oftewel nabootsing). Zie in deze context ook mijn artikel Economie, statuswedloop en zelfregulering (2010) in Civis Mundi [4] en hoofdstuk 11: Arbeidsethos, schaarste en mimetische begeerte in het boek uit 2007. In de westerse consumptiemaatschappij dient de vicieuze cirkel van structureel expansieve economische groei – aangejaagd door het nastreven van eindeloos geluk en het continue proces van de mimetische begeerte, en resulterend in een doorgeschoten arbeidsethos en uiteindelijk in schaarste op elk gebied – doorbroken te worden. Hickel geeft hier aanzetten voor.
5. Kapitalisme versus democratie
Hickel schrijft: “Het verhaal dat kapitalisme en democratie bij elkaar horen, wordt al heel lang verteld, maar in werkelijkheid zijn de twee waarschijnlijk onverenigbaar. De obsessie van het kapitaal met eindeloze groei ten koste van de levende wereld druist in tegen het belang dat de meesten van ons hechten aan duurzaamheid [en daarmee aan het belang van toekomstige generaties en dus onze eigen (klein)kinderen]. Wanneer mensen mee mogen beslissen, kiezen ze ervoor om de economie te beheren volgens de steady-state-beginselen die niet samengaan met de groeiverplichting. Met andere woorden, het kapitalisme heeft de neiging om antidemocratisch te zijn, en [ware] democratie heeft de neiging om antikapitalistisch te zijn” (p.213).
Volgens Hickel zijn westerse democratieën veel minder democratisch dan beweerd wordt, omdat de financieel-economische elite onevenredig veel politieke macht heeft en kapitalistische groeidwang blijft promoten ten eigen bate. Een stationaire economie vraagt om een meer waarachtige en effectieve democratie. Een vraag is dan hoe dit te realiseren?
6. Een ecocentrische zijnsleer
In een Nawoord van Hickel’s boek schrijven Ewald Engelen (hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam) en Marianne Thieme (oprichtster Partij voor de Dieren) dat Hickel overtuigend laat zien dat “de stelling van de eco-modernisten dat economische groei niet het probleem is maar juist de oplossing, op wensdenken is gebaseerd… De groeiverslaving… moet vervangen worden door een ontgroeiingsstrategie… Volgens Hickel is er geen zilveren kogel… De ontgroeiingswereld van Hickel is de uitkomst van een lange lijst van ingrepen in de wereld van het neoliberale kapitalisme… Maar… de ontgroeiingswereld van Hickel zal [vooral] zijn eigen, nieuwe ecocentrische zijnsleer moeten ontwikkelen. Hickel grijpt daarvoor, antropoloog als hij is, terug op het animisme van de natuurvolkeren in Zuid-Amerika, Afrika en Oceanië. [Hickel houdt de filosofen Francis Bacon en René Descartes verantwoordelijk voor het antropocentrische denken, met binaire tegenstellingen als cultuur en natuur, geest en lichaam]. Baruch de Spinoza is met zijn ‘universeel animisme’ zijn grote westerse inspirator [van het ecocentrisme]. Wij menen dat er veel meer voorlopers van het ecocentrisme zijn [dan alleen het animisme] … Belangrijker is dat we het met Hickel eens zijn dat de noodzakelijke ecologische wending begint met een andere zijnsleer en een andere levensvisie… Ons mensen past nu eerst en vooral bescheidenheid: wij staan niet boven de natuur maar zijn er intrinsiek onderdeel van. Minder is ook wat dat betreft inderdaad meer” (p.249-51).
De opmerking dat er geen zilveren kogel (silver bullet) is en dat de ontgroeiingswereld van Hickel de uitkomst van een lange lijst van ingrepen zal zijn, komt overeen met mijn vaker gemaakte observatie over ‘de illusie van het intellectuele holisme’: met alleen rationeel denken kunnen complexe problemen zoals de klimaatcrisis niet overwonnen worden. Wat vooral nodig blijkt te zijn volgens Hickel en Engelen/Thieme is een nieuwe ecocentrische zijnsleer, waarbij Hickel vooral teruggrijpt op het animisme van nog bestaande natuurvolkeren.
Hoewel westerlingen ongetwijfeld kunnen leren van de meer ecocentrische ‘grondhouding naar de natuur’ van natuurvolkeren, denk ook ik dat alleen dat niet afdoende zal zijn. In deze context kan de zogenaamde pre/trans fallacy van Ken Wilbers relevant zijn.
Dit houdt in dat de premoderne animistische zijnsleer van natuurvolkeren verward kan worden met de transmoderne zijnsleer van ‘verlichte’ (hoog-geëvolueerde, hoog-ontwikkelde) individuen.
De vraag is of premoderne natuurvolkeren niet noodzakelijkerwijs eerst door de fase van de rationele moderniteit heen moeten alvorens transmodern te kunnen worden? [5].
Of Spinoza’s filosofie met betrekking tot het vraagstuk van ‘antropocentrisme versus ecocentrisme’ als ‘universeel animisme’ gekarakteriseerd kan worden wens ik te betwijfelen. Zijn inherent immanente motto Deus sive Natura (God oftewel Natuur) is mijns inziens eerder een transmodern dan een animistisch premodern devies.
7. Ontsnappen aan de trance van het groei-isme
Hickel schrijft in zijn Verantwoording en dank aan het eind van zijn boek: “Degrowth is een idee dat ons uit de trance [van het groei-isme, groei omwille van zichzelf] wakker schudt… Het gaat over bloeien en over het bereiken van een hoger niveau van bewustzijn over wat we hier doen en waarom. Maar de trance is machtig. Om eraan te ontsnappen moeten we ontsnappen aan de uitgesleten paden in onze geest, de overtuigingen die in onze cultuur zitten ingebakken, de ideologieën waar onze politiek op is gebaseerd. Dat is geen makkelijke taak. Er is moed voor nodig en discipline” (p.253).
Het is jammer dat Hickel pas helemaal aan het eind van zijn boek tot zijn (mijns inziens) meest cruciale conclusie komt, namelijk dat ontsnapping aan de trance van het groei-isme een hoger niveau van bewustzijn vereist. Hij zegt dat we moeten ontsnappen aan ‘de uitgesleten paden in onze geest’, aan onze ‘ingebakken’ culturele en politieke overtuigingen. Het komt vaker voor dat auteurs goede analyses maken en met relevante aanbevelingen komen, maar dan op de laatste pagina van hun boek zeggen dat deze aanbevelingen niet uitgevoerd zullen worden tenzij een mentaliteitsverandering op grote schaal plaatsvindt.
De volgende logische vraag, die ze helaas vrijwel nooit stellen, is dan hoe zo’n mentaliteitsverandering bewerkstelligd kan worden? Het ontsnappen aan ‘de uitgesleten paden in onze geest’ en veranderen van ‘ingebakken culturele en politieke overtuigingen’ vraagt inderdaad om bewustzijnsontwikkeling, maar dan vooral in de zin van morele of spirituele ontwikkeling. In mijn recente boek Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling (2021) komt dit uitvoerig ter sprake [6].
8. Het sorteren van daadwerkelijke effecten
Rutger Bregman zei onlangs in een interview het volgende: “Oké, dan kun je reageren dat degrowth alleen voor het rijke Westen zou moeten gelden. Maar als je dat doorrekent, zo merkt de econoom Branko Milanovic op, dan moet je ongeveer 90 procent van de Westerse mensen ervan overtuigen om veel en veel minder te consumeren. Minder vliegen, minder vlees, minder stoken, minder kopen. Klinkt mooi, maar hoe wil je dat doen? Hoe werkt dat in de praktijk? Ga je dan producten weer op de bon doen?… Het is denk ik belangrijk om te beseffen dat, als je de wereld wilt verbeteren, het niet om jouw intenties of morele zuiverheid gaat. Miljarden dieren die nu lijden in de bio-industrie hebben er weinig aan dat jij een pure vegan bent die verder niks voor elkaar krijgt. Ik denk dat je een plicht hebt om na te denken over het effect dat je sorteert" [7].
Ik denk dat Bregman hier een belangrijk element aanroert: hoe bewerkstellig je daadwerkelijke effecten? Wat is de relatie tussen individuele gedragsverandering en systemische of structurele verandering van instituties, zoals het huidige op groeidwang gebaseerde kapitalisme? In eerdere artikelen in Civis Mundi heb ik getracht de wederkerige relatie tussen individuele actoren en maatschappelijke structuren schematisch weer te geven [8].
Voor geïnteresseerden die het boek van Hickel (255 pagina’s) niet willen of kunnen lezen: De Correspondent heeft twee artikelen van Hickel gepubliceerd die een aardig overzicht geven [9].
Eindnoten
1. Van Eijk T. (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), KIT Publishers, Amsterdam. ISBN: 978 90 6832 610 9 [Unfortunately, this book is no longer available. A pdf file can be downloaded at: VEijk-17febr. ] Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 11: Arbeidsethos, schaarste en mimetische begeerte.
2. Van Eijk T. (2018). Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.). Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.
3. Zie voor de referenties mijn boek uit 2007.
4. Van Eijk T. (2010). Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi digitaal # 1, september 2010.
5. Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. Zie subhoofdstuk 8.3: The pre/trans fallacy: regression and progression.
Voor diverse ‘grondhoudingen naar de natuur’ zie in subchapter 8.2: Basic attitudes towards nature and ecological spirituality Box nummer 16: Six basic attitudes towards nature.
Zie ook: Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020.
6. Van Eijk T. (2021). Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Lulu. Ook beschikbaar als pdf-file: https://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl/
Zie ook: Mathieu Wagemans (2021). Klimaat, gedrag en bewustzijn. Civis Mundi Digitaal #115, oktober 2021. Bespreking van: Toon van Eijk. Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. www.lulu.com. 2021.
7. De ware klimaatrealist moet nu ook radicaal zijn. Interview met historicus Rutger Bregman. 4 november 2021. https://www.human.nl/het-filosofisch-kwintet/interviews/2021/rutger-bregman
8. Zie Diagram 1: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt in bijvoorbeeld: Van Eijk T. (2021). Spinoza over religie. Commentaar op: Yoram Stein (2019). Spinoza’s Theory of Religion. The Importance of Religion in Spinoza’s Thought and Its Implications for State and Society. PhD thesis, Universiteit Leiden. Civis Mundi Digitaal #106, januari 2021.
9. Jason Hickel. We kunnen de klimaatcrisis niet stoppen zolang er miljardairs zijn. 12 oktober 2020. https://decorrespondent.nl/11695/
Jason Hickel. Dit zijn dé radicale stappen om van fossiele brandstoffen af te komen. 11 november 2021. https://decorrespondent.nl/12887/