Civis Mundi Digitaal #133
Bespreking van Koo van der Wal, Zoektocht naar de wortels van het milieuprobleem, Gompel & Svacina, 2023.
Over de milieuproblematiek zijn intussen heel veel boeken geschreven. Die hebben betrekking op de oorzaken van het milieuvraagstuk, over oplossingsrichtingen, over het maatschappelijke en politieke debat rond milieuproblemen, over de prijs die wij of toekomstige generaties moeten betalen voor een onhoudbaar consumptiepatroon en over milieuproblemen in diverse maatschappelijke sectoren, zoals verkeer, landbouw, energie of overheid(sbeleid) .
Van der Wal volgt in zijn boek de lijn die ook is aan te treffen in zijn eerdere publicaties. Hij kiest voor een filosofisch perspectief om tot een verdiepend inzicht te komen rond het ontstaan van de milieuproblematiek. Daarbij gaat het niet zozeer om verklaringen in termen van factoren en oorzaken, maar veeleer om de denk- en betekenismodellen die de grondslag vormen en vormden voor milieuproblemen. Wat waren de vanzelfsprekendheden die we kunnen duiden als basis voor ons milieuonvriendelijk handelen?
Hij beperkt zich niet tot de recente historie maar gaat ook in op de omslag in denken van de premoderne tijd naar de moderniteit. Hoe de mens koos voor een onafhankelijke positie ten opzichte van de werkelijkheid. Die werd niet langer als gegeven beschouwd, maar als kenbaar en manipuleerbaar.
Dat was een ingrijpende verandering. De mens ervoer de relatie met de werkelijkheid niet langer als een natuurlijk samenhangende verbinding. Er was sprake van loskoppeling. Dat werd ervaren als een bevrijding. Er was niet langer een vanzelfsprekende onderdanigheid aan de wetten van de natuur. Natuurverschijnselen hoefden niet langer te worden beschouwd als signalen van goden die hun waardering dan wel ongenoegen uitten. De mens was zelf in staat tot verklaringen te komen. Goden werden overbodig.
Maar die bevrijding leidde tot nieuwe afhankelijkheden. In het proces van vooruitgang kwamen we tot de ontdekking dat er grenzen waren aan ons vermogen tot beïnvloeding. De natuur kent een eigen identiteit die we in ons enthousiasme om de wereld naar onze hand te zetten, over het hoofd hadden gezien. Onze op interventie gerichte “maat”regelen bleken mateloos te zijn.
Van der Wal benoemt daarmee de milieuproblematiek als een moreel vraagstuk. Erkenning van de eigen identiteit van de natuur zou ons terughoudend moeten maken met betrekking tot interventies in de natuur. De vrijheid die we claimen zouden we zelf moeten begrenzen. De natuur kan zelf geen tegenwicht bieden tegen aanslagen van de mens maar is afhankelijk van de bereidheid van de mens zichzelf beperkingen op te leggen.
Interessant is ook hoe van der Wal de bestaande problematiek thematiseert met behulp van het onderscheid tussen “hebben” en “zijn”. Hoe wij geneigd zijn een succesvol leven af te meten aan de omvang van de verworven eigendom en minder aan de hand van de vraag of we “mens” zijn geworden. Ik moest denken aan de Franse filosoof/theoloog Marcel Legaut die in zijn boek “Devenir soi” weergeeft hoe we als mensen op zoek (moeten) zijn maar onze eigen identiteit, naar de zin van ons menszijn. De mens beschikt immers over het vermogen tot reflectie, over het vermogen zichzelf te betekenen. Van der Wal neemt daarbij een kritische houding in. We denken dat we ons “welzijn” kunnen bevorderen door de “technisch-economisch-organisatorische machinerie” die kenmerkend is voor de moderniteit. We concentreren ons op externe condities, die juist als bronnen van onwelzijn kunnen worden beschouwd.
Als diepere oorzaak van milieuproblemen wijst van der Wal op de grenzeloosheid van onze verlangens of, wellicht scherper geformuleerd, op ons onvermogen onze verlangens te beheersen. Daar is in het denken dat kenmerkend is voor de moderniteit, ook geen aanleiding toe. Een instrumentalistisch denken en handelen kan ons gemakkelijk de overtuiging geven dat de wereld grenzeloos kan worden gevormd naar onze verlangens. Dan is er geen noodzaak tot zelfbeheersing. Dat veronderstelt echter doofheid en blindheid voor de negatieve effecten van overconsumptie. Zolang we die niet betekenen als existentialistisch, is er geen reden voor matigheid.
Het boek bevat ook een diepgaande beschouwing over ons economisch systeem. Het komt erop neer dat ons economisch systeem groei vooronderstelt. Zonder groei geen continuïteit. We zijn als het ware voorgeprogrammeerd op uitputting van de aarde. Zolang we natuur niet in economische zin betekenis geven, is er ook geen noodzaak de schaarste aan natuur en landschap als kostenpost mee te nemen in ons economisch handelen. Dan is het de overheid, die via regelgeving moet optreden als een permanente corrector van een systeem dat niet in balans is. Zo beschouwd is de economie losgeraakt van zijn oorspronkelijk ethische dimensie, in tegenstelling tot de opvatting van bijvoorbeeld Aristoteles, Adam Smith, John Stuart Mill, Karl Marx en in latere jaren Galbraith en Tinbergen.
Die beschouwing over ons economisch systeem brengt van der Wal tot de oproep een nieuw economisch systeem te ontwerpen waar ethiek onderdeel c.q. basis van is. Je zou kunnen stellen, dat in een dergelijk systeem datgene wat thans kwetsbaar is onder economische druk, centraal komt te staan en dat economisch handelen dat kwetsbare juist ondersteunt in plaats van oorzaak is van aantasting ervan. Die omslag is des te relevanter, omdat binnen onze maatschappij het economisch deelsysteem dominant is.
Maar de noodzakelijke systeemvernieuwingen beperken zich niet tot de economie. In wezen gaat het om verandering van het onderliggend betekeniskader dat op de gehele maatschappij betrekking heeft. Een keuze dus voor een nieuwe waardenbasis met als volgende stap de constructie van nieuwe instituties die de uitdrukking en drager vormen van dat nieuwe op duurzaamheid gebaseerde betekeniskader.
Het boek nodigt uit tot verdiepende reflecties over de milieuproblematiek en in het bijzonder tot een plaatsbepaling van de lezer zelf. Het kan mensen aan het denken zetten over de ernst van de milieuproblematiek en tegelijkertijd diegenen die zich reeds inzetten voor aanpak van de milieuproblemen, bevestigen en bemoedigen bij hun inspanningen de steven te wenden. Filosofie mag dan wel als een abstracte discipline worden gezien, in zijn werking en consequenties kunnen de conclusies confronterend en praktisch zijn. Dat is een belangrijke meerwaarde van het boek.