Hoe ‘degrowth’ de wereld moet redden

Civis Mundi Digitaal #133

door Erik Jansen

Bespreking van Jason Hickel,  Minder is meer, Epo uitgeverij, 2021. Vertaling van Less is more, How Degrowth Will Save the World, William Heinemann, Windmill Books, 2020.

 

Jason Hickel was medio maart op bezoek in Nederland en sprak met de TweedeKamer commissie voor Economische Zaken en Klimaat en gaf ook een lezing in Utrecht, waar veel mensen op afkwamen. Ook verschenen er diverse interviews in de krant [1]. Zijn belangrijkste thema is dat ‘groene groei’ niet mogelijk is. Groei zal altijd de huidige ecologische grenzen overschrijden, ook al is er verschuiving van materiële productie naar diensten, en zijn we succesvol in energiebesparing en innovatie. Ook ‘circulaire economie’ en ‘duurzame energie’ zal ons beslag op de natuurlijke ruimte niet doen verminderen. Het enige dat helpt is een krimp (‘degrowth’) door het beperken van de groei en het verschuiven van de helft van de overmatige consumptie van de 1% rijken naar de 50% armen in de wereld (vooral een verschuiving van het rijke Noorden naar het arme Zuiden). De welvaart en het welzijn van de bevolking is meer gebaat bij beter onderwijs, goede gezondheidszorg, betaalbare woningen, en andere gemeenschappelijke voorzieningen.

 

Klimaat
Het boek, waarvan eerder een bespreking verscheen in CM#116, begint met een behoorlijk dramatische opsomming van de situatie van het klimaat. De opwarming gaat onstuitbaar door en zal nog lang doorschieten, ook als we de uitstoot van CO2 sterk weten terug te brengen. We naderen als aarde vele mogelijke ‘tipping points’ waarna het niet meer mogelijk is om terug te keren tot de huidige situatie.

Hij noemt ook de valse verwachtingen van het Parijs Akkoord. Onze reductie in uitstoot zou nu 14% per jaar moeten zijn, maar dat wordt helemaal niet waargemaakt. Het blijft eerder gelijk. Ook is in het Parijse Akkoord opgenomen dat Carbon Capture and Storage (CCS) systemen, die CO2 opvangen en in de diepe ondergrond stoppen, goed zouden zijn voor 15 miljard ton CO2 opvang per jaar. Tot nu toe is slechts 28 miljoen ton per jaar gerealiseerd. Zonder die CO2 afvang is het Parijse scenario zonder meer op drijfzand gebaseerd. Ook in een recent NRC-artikel [2] wordt genoemd dat volgens de toezeggingen in Parijs tot het einde van deze eeuw zo’n 665 gigaton aan CO2 zou worden afgevangen. Tot nu toe is slechts 0,2 gigaton gerealiseerd, dus vrijwel niets. Het is duur en niemand wil het in zijn ondergrond hebben. Het is ook niet zonder risico. Bij aardbevingen zou de CO2-opslag in één keer los kunnen komen met dodelijke gevolgen voor een groot gebied.

Ook met de eco-engineering en eco-modernistische benaderingenen maakt hij de grond gelijk. Wij zijn voortdurend bezig nieuwe vormen van kolonisatie te bedenken, waarbij we proberen nieuwe verbruiksruimte te creëren ten koste van de planeet of andere bevolkingsgroepen. Het enige wat zal helpen, is een structurele krimp van de economie. Daarvoor moeten we ons economisch systeem wijzigen want die is nu volledig op groei ingesteld, en kan eigenlijk niet bestaan zonder groei.

 

Kapitaal
De motor achter de groei van de economie is volgens Hickel het rendementsstreven van het kapitaal. Bedrijven en geldschieters zijn permanent op zoek naar nieuw rendement. Dat rendement wordt nu vooral gezocht in het externaliseren van milieukosten (oppompen van fossiele energie en delven van materialen) en op de werkenden, vooral door de verschuiving van productie naar lagelonen-landen. Als we de milieugoederen proberen veilig te stellen door deze te belasten met CO2-heffingen of milieuverbruiksbelastingen dan zal het kapitaal naar andere bronnen van uitbuiting zoeken, in de eerste plaats naar een verdere verslechtering van de arbeidscondities (Uber, etc.), of door het ‘vermarkten’ van publieke goederen die eerder nog vrij beschikbaar waren, zoals medische zorg, rust, ruimte en schone lucht. Kortom, het kapitalisme converteert natuurlijke behoeften niet in overvloed en rijkdom, maar in kunstmatige schaarste. Het doel is niet om de menselijke behoeften te bevredigen, maar dat juist níet te doen.

Net als andere critici becommentarieert hij de geldschepping door commerciële banken door middel van het uitlenen van krediet in plaats van uit ingelegd spaargeld. Dat versterkt het genoemde mechanisme van rendement en rent-seeking. Nieuw geld (‘positive money’) zou alleen door de staat in omloop moeten worden gebracht en meteen aangewend moeten worden voor algemene doeleinden. Ook zou de rente niet cumulatief moeten zijn, en schulden zouden eerder moeten worden kwijtgescholden.

 

Stappenplan
De belangrijkste boodschap in het boek is dat ‘degrowth’ niet per se een daling is van het GDP (het bruto binnenlands product), maar in de eerste plaats neer komt op het verminderen van het energie- en materiaalverbruik. Het rijke Westen consumeert nu 28 ton materiaal per persoon per jaar. Dat alleen al terugbrengen levert een enorme milieuwinst. Dat betekent minder delfstoffen en minder houtkap, minder vervoer. Een lager energieverbruik betekent ook dat het gemakkelijker is fossiele energie te vervangen door duurzame energie, en dat er dan niet zoveel nieuwe hernieuwbare energie nodig is. Dat betekent minder kostbare aardmetalen voor windmolens, zonnepanelen en batterij-opslagsystemen.

Jason Hickel komt met een vijf-stappen plan waarvan de eerste vier stappen vrij generiek zijn: duurzamere producten, minder reclame, deeleconomie, minder voedselverspilling, en alleen het vijfde punt “afbouw van ecologisch destructieve industrieën” een meer directe vermindering inhoudt. Vermindering in die zin moet komen van ‘cap, fee en dividend’ systemen. Kortom, harde limieten, emissierechten, en gelijke verdeling van baten en lasten. Helaas werkt hij niet uit hoe zo’n systeem moet worden geïmplementeerd (anders dan het huidige ETS-systeem).

Als één van de meest destructieve industrieën noemt hij de veeteelt die beslag legt op 60% van het vruchtbare areal geschikt voor akkerbouw en daarbij grote hoeveelheden methaangas de atmosfeer inblaast. Tevens werkt de industriële veeteelt de ondergang van het Amazone regenwoud in de hand, dat gekapt wordt voor de verbouw van veevoer. De veeteelt levert maar 2% van de eiwitten en draagt nauwelijks bij aan de gezondheid en zou zonder probleem kunnen worden uitgefaseerd, zonder verlies aan welzijn en welvaart. Het omschakelen van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten zou een gebied ter grootte van de VS, Canada en China vrijmaken voor akkerbouw, bos- en natuurgebieden, waarmee jaarlijks 8 gigaton CO2 kan worden ingevangen. Dat is ongeveer 20% van de huidige emissies. Dus afschaffing van de veeteelt werkt dubbel op.

In aansluiting op een verschuiving van de materiële welvaart propageert hij een kortere werkweek, zodat iedereen zich kan richten op het op orde houden van het eigen leven zoals het schoonhouden van het huis, het bereiden van eigen maaltijden, het opvoeden van de kinderen, in plaats van alles uit te besteden aan online bedrijven en ingehuurde krachten, of lange dagen te werken om dure vakanties te betalen. Dat zal ook de stress en burn-out, het gebruik van slaappillen, antidepressiva, en de vraag naar psychiatrische hulp verminderen.

Waar we wél kunnen groeien is het vrij toegankelijk maken van publieke basisvoorzieningen, zoals water, energie en internet, sportvelden, bibliotheken, musea, openbare parken, onderwijs en zorg. En niet te vergeten een huurbeleid dat woningen betaalbaar houdt. Eigenlijk een soort van sociaaldemocratie 2.0.

 

Kracht van de democratie
Bevrijd van de druk van de kunstmatig gecreëerde schaarste, zal men niet langer kiezen voor een als maar groeiende productiviteit, maar akkoord gaan met minder produceren, want er zou ook minder behoefte aan zijn. Het veranderen van het huidige systeem klinkt bedreigend en schept veel onzekerheid. Ook zijn er sommigen die menen dat er autocratische of technocratische methoden nodig zijn om dit te bewerkstellingen. Volgens Jason Hickel is niets minder waar. Hij gaat uit van het gezonde verstand van de bevolking in de geest van “de meeste mensen deugen”. Als er voldoende informatie zou worden gegeven dan zal iedereen de noodzaak van krimp inzien en ijveren voor het algemeen belang en zullen er geen ‘free riders’ zijn die hun deel van de algemene koek nemen zonder aan het collectief (de ‘common’) bij te dragen.

Wel moeten bedrijven zoveel mogelijk weggehouden worden van het politieke proces zodat ze geen gelegenheid krijgen het politieke proces te beïnvloeden met hun lobby’s. Stemverhoudingen in wereldwijde gremia die nu nog in het voordeel van de rijke landen zijn, zouden moeten worden omgebogen ten gunste van de armere landen.

 

Eenheid met de natuur

Ook meent hij dat we veel kunnen leren van inheemse volkeren die de relatie met de natuur meer holistisch beleven en zichzelf ervaren als onderdeel van de ‘begeestigde’ natuur. Bij ons heeft het christendom een scheiding gebracht tussen geest (ziel) en lichaam en is de natuur aan ons ondergeschikt gemaakt. Descartes heeft die tweevoudige scheiding een wetenschappelijk tintje gegeven: de mens heeft een geest en de dieren en de rest van de natuur niet. Er waren echter ook tegenbewegingen, zoals Spinoza die het goddelijke en de natuur als één geheel beschouwde.

Ook de moderne fenomenologie ziet ons bewustzijn in samenhang met interacties van mensen onderling en met de omgeving. Een natuurlijke omgeving maakt ons gelukkiger, maar ook op het biologische niveau zijn wij meer met de natuur verbonden dan wij vroeger dachten. De cel heeft twee soorten DNA, het DNA van de mens, en het DNA van de mitochondriën, de energiemotortjes in de cel, ooit afkomstig van bacteriën die vroeg in de evolutie de dierlijke cel zijn binnengedrongen en daar nu hun nuttige werk doen. Ook bomen en planten vormen een symbiose met micro-organismen in de bodem. Het leven vormt een kwetsbare dunne schil rond het aardoppervlak, als een levend wezen, ook wel aangeduid met Gaia.

Wij moeten leren niet alleen te nemen maar ook te geven. Zo werken boeren over de hele wereld aan nieuwe vormen van regeneratieve agro-ecologie, waarbij verschillende meerjarige planten samen worden aangelegd en gekweekt en die samen een gezond ecosysteem vormen, en tevens het dierenleven en de vruchtbaarheid van de bodem herstellen. Verder zouden we ecosystemen juridische rechten moeten geven om ze te beschermen en een stem te geven.

We hebben een anderemanier van denken nodig, die meer geworteld is in een wederzijdse relatie met de natuur; ‘degrowth’ staat voor de-kolonisatie van de natuurlijke hulpbronnen en goedkope arbeid, voor het creëren van ‘commons’ van algemene voorzieningen voor gedeeld gebruik, en het vrijwaren van publieke goederen van marktwerking. Wat we ons moeten afvragen: is onze relatie met de natuur er één van beheersing en uitbuiting, of van wederzijds belang en zorg. We hebben alles te winnen of alles te verliezen.

 

Commentaar
Het boek Minder is meer, is goed geschreven en helder in de weergave van de klimaatproblemen. Jason Hickel zet alles nog eens goed op een rijtje en weerlegt alle optimistische scenario’s, als dat alles “haalbaar en betaalbaar” moet blijven, dat we met technologie en innovatie veel zouden kunnen bereiken, dat groene groei mogelijk zou zijn, en dat we geen grote veranderingen hoeven door te voeren. Zijn conclusie is dat zonder de hoofdoorzaak, de economische groei, aan te pakken, het ons niet zal lukken om te komen tot een nulgroei of zelfs een krimp van de economie.

Als centrale drijfveer ziet Hickel de kapitaalsaccumulatie en niet de technologische ontwikkeling of het energieverbruik. Helaas geeft hij geen concrete voorbeelden en hij geeft ook niet aan hoe hij nieuwe investeringen in economische groei wil beperken, anders dan door herverdeling van vermogen. Als we beseffen dat de rijkdom van de 1% rijksten nu vooral bestaat uit aandelen van bedrijven en uit goederen zonder intrinsieke gebruikswaarde zoals kunst en vastgoed, dan zal die waarde verschrompelen zodra deze rijkdom zich niet meer kan reproduceren. Sowieso is het ‘herverdelen’ van kapitaal moeilijk, want het bezit zit grotendeels vast in productiemiddelen (grond, bedrijven) en niet in contant geld. Daarnaast zit een aanmerkelijk deel van het kapitaal in pensioenfondsen, dus herverdeling is ook weer niet zo gemakkelijk.

Je kunt het geld ook niet twee keer uitgeven, eerst door ‘degrowth’ het kapitaal zijn waarde laten verliezen, en dan door herverdeling datzelfde kapitaal over bredere lagen van de bevolking te spreiden. Het boek is dus niet zo erg concreet in hoe we dan wél ons economisch systeem moeten temmen. De kapitaal-theorie is maar beperkt geldig en miskent het belang van technologie en het gebruik van goedkope fossiele energie.

Het boek is ook te optimistisch van toon over het verandervermogen van de mens als dat, als ze het juiste verhaal maar te horen krijgen, ze dan wel voor een ander beleid zouden kiezen, want ze zouden er zo veel bij te winnen hebben: een gezonder en gelukkiger leven. Wie kan daartegen zijn? Maar gaan ze dan minder benzine tanken, minder op vakantie of minder vlees eten?

Het boek besteedt terecht veel aandacht aan de sociale kanten: “als het klimaatbeleid niet sociaal is, dan mislukt het” [3]. Dat betekent voor ieder gezin een gratis quotum voor water, energie en internettoegang, gratis openbaar vervoer, een vliegquotum voor iedereen (recht op een bepaalde hoeveelheid reizen), en niet te vergeten hoge inkomens- en vermogensbelastingen. Dat klinkt ons allemaal vertrouwd in de oren. Het helpt echter niet de de-growth te realiseren.

Hickel is wel iets politieker dan Kate Raworth, maar gokt toch te veel op de goedwillendheid van de mensen om zelf tot een verandering van levensstijl te komen. De meerderheid van de bevolking ontkent juist de ernst van de klimaatcrisis en de discussie stokt al bij de meest voor de hand liggende oplossing die tevens nuttig is voor een gezondere levensstijl, namelijk geen vlees eten. De mensen denken er voorlopig anders over, zoals de recente verkiezingen voor de Provinciale Staten hebben laten zien.

 

Epiloog
Laatst op een wandeling kwam ik een vrouw tegen die met een vogelkijker de lucht afspeurde naar vogeltjes. “Zie je nog iets anders dan ganzen?” vroeg ik. “Nee, alleen meerkoetjes”. We kwamen over de natuur en de landbouw te praten. “Alles wordt grasfalt”, zei ik, “Als de boeren hun zin krijgen”. Hier zweeg ze stil, ze had net op de boeren gestemd.

 

Noten
[1] NRC, ‘Groene groei van de economie? Dat is een mythe’ zegt spraakmakend econoom Jason Hickel, NRC, 10 maart, 2023.

[2] NRC, De kritiek op klimaatmodellen groeit: ‘Het zijn waanzinnige futuristische aannames’, NRC, 20 maart 2023.

[3] De Helling, Het blijkt keer op keer: als klimaatbeleid niet sociaal is, mislukt het, Interview met Jason Hickel, De Helling, nr. 3. 2022.