Energietechnologie, thermodynamica en bewustzijnsfilosofie

Civis Mundi Digitaal #135

door Toon van Eijk

Commentaar op: Rob Cleven, Pars Pro Toto. Energiespel als levensfilosofie. Traktaat. OBS Publishing, 2018.

 

Energietechnologie, thermodynamica en bewustzijnsfilosofie

Commentaar op: Rob Cleven, Pars Pro Toto. Energiespel als levensfilosofie. Traktaat. OBS Publishing, 2018

Toon van Eijk 

Inleiding.

Op 8 januari 2023 was ik bij een lezing door Rob Cleven, georganiseerd door het Filosofiecafé Wageningen. Rob Cleven studeerde technologie (TU/e) en promoveerde in de fysische chemie (LUW Landbouw Universiteit Wageningen). Na zijn loopbaan als milieuchemicus (RIVM) is hij filosofie gaan studeren (RUN Radboud Universiteit Nijmegen). Zijn master, waarmee hij de kloof tussen fysica en metafysica beoogde te verkleinen, werd gewijd aan ‘Leven onder de Tweede Wet’ (van de thermodynamica: elk systeem zonder energietoevoeging van buitenaf tendeert naar meer entropie of ‘wanorde’).

De titel van zijn lezing was: Onze Wereld als Energietheater en werd als volgt omschreven: “Om de gebeurtenisvolle dynamiek van het dagelijks levensspel beter te begrijpen, kunnen universele fysische wetten van de energiehuishouding als uitgangspunt worden genomen. Rob Cleven zal die wetten conceptualiseren en herformuleren in gewoon Nederlands. Spelenderwijs kan zich dan in ons wereldse theater een levensfilosofie ontvouwen en kan de metafysica van de existentie iets gewoons worden. Visies van filosofen als Alain Badiou, Slavoj Žižek en Martin Heidegger op wat ‘gebeurtenissen’ zijn, zullen daarbij worden betrokken”.

Op de achterkant van zijn boek staat: “Regels die soms gedicteerd lijken te worden door religies of ideologieën zijn veelal metafysisch of dogmatisch van oorsprong. Zouden spelregels niet afgeleid kunnen worden uit verifieerbare fysische wetmatigheden? Dit traktaat geeft daartoe een aanzet … Hoe verhouden fysica (als energie-spel) en metafysica (als spel-inzicht) zich bij ‘gebeurtenissen’”?

In de Samenvatting van zijn boek op de website van Bol.com staat: “Rob Cleven, technoloog en filosoof, beschrijft een perspectief op ons gebeurtenisvolle aardse bestaan waarbij de fysica (hoe werkt het?) en de metafysica ervan (waartoe dient het?) op elkaar aansluiten … Het traktaat Pars Pro Toto cumuleert in mogelijke aanzetten tot antwoorden op de vraag: Hoe kan de hedendaagse, vertechniseerde mens in alle redelijkheid tot handelingsperspectieven komen” [1].

Hieronder zal ik commentaar geven op een aantal mijns inziens belangrijke opmerkingen van Cleven.

 

1 Fysische hoofdwetten en metafysische wereldbeelden

Cleven schrijft in de Proloog: “Biologische species, planten en dieren waaronder de mens, kunnen nu primair worden beschouwd als fysisch-chemische entiteiten, die als zodanig onderworpen zijn aan de wetten van de fysica. Het ligt dan in de rede dat door een studie van de (fysische) hoofdwetten ideeën kunnen worden gegenereerd voor het ontwerpen van een (metafysisch) wereldbeeld … Als zulke wetten universeel geldig zijn, dan kan zo’n studie zich beperken tot een deel van de wereld om - pars pro toto - tot filosofische noties over het geheel te komen” (7). Hij schrijft ook: “Het brein is, met zijn metafysische potentieel, geëvolueerd uit moleculaire structuren, geïncarneerd tot hersenen van vlees en bloed – waarvoor de fysische (hoofd)wetten ook onverkort gelden. Het ligt daarom in de rede dat metafysische uitspraken en fysische wetmatigheden zich op passende wijze met elkaar zullen moeten kunnen verhouden” (8).

Verder zegt hij: “De kloof tussen de α- en β-culturen bestaat nog steeds en de voortgang in het overbruggen ervan verloopt traag” (9). Tenslotte schrijft hij in de Proloog: “Dit traktaat is geschreven met het scheermes van William of Ockham (1285-1347) in de hand, door ‘harde’ aannamen vooraf te beperken tot de als universeel geldig beschouwde hoofdwetten van de fysica en de eenheid van alle wetenschappen, inclusief metafysica” (9).

Cleven heeft zonder meer een interessant boek geschreven. In de Proloog doet hij wel uitspraken die m.i. wat nadere explicatie vragen. Zo zegt hij dat de mens primair als een ‘fysisch-chemische entiteit’ kan worden beschouwd, en daarmee onderworpen is aan de wetten van de fysica. Hoewel de mens inderdaad een fysisch-chemische entiteit is, kan hij/zij m.i. ook beschouwd worden als meer dan alleen een fysisch-chemische entiteit. Cleven zegt op de eerste pagina van zijn boek dat de details van het evolutionaire proces waarin ‘leven’ is ontstaan nog onbekend zijn (7). En dat geldt m.i. ook voor het ontstaan van ‘bewustzijn’ en ‘zelfbewustzijn’ uit fysisch-chemische processen. Oftewel ‘the hard problem of consciousness’ van Chalmers: hoe kunnen uit fysisch-chemische processen in materiële neuronen zoiets als immateriële gedachten met betekenis ontstaan? Ook kleuren, geuren, gevoelens en andere zogenoemde immateriële subjectief ervaren ‘qualia’ kunnen er niet uit verklaard worden. Er gaapt nog steeds een voor alsnog onoverbrugbare kloof tussen bewustzijn en materie, tussen de subjectieve ervaring en de objectieve verklaring.

Wellicht is het boek ScienceBites. A fresh take on commonly used terms in science van de tweemaal gepromoveerde wetenschapper Jagers op Akkerhuis (JoA) in deze context interessant. Ik heb dat boek eerder in Civis Mundi besproken [2]. Daar zeg ik: “Hoewel de hersenen gezien kunnen worden als de fysieke dragers van gedachten en het denken wordt voortgebracht door zenuwcellen, is het nog steeds niet duidelijk hoe abstracte gedachten voortkomen uit fysieke neuronen. De neurowetenschapper Antonio Damasio spreekt in deze context van ‘neurale kaarten’ die in onze hersenen gevormd worden. De vraag is hoe we van patronen van activiteit en inactiviteit in neuronen (een materialistisch gegeven) tot mentale beelden of voorstellingen (gedachten) komen. Damasio schrijft: ‘Er bestaat een groot hiaat in ons huidige inzicht in de wijze waarop neurale patronen in mentale voorstellingen veranderen’ [3].

Hoe het proces van het construeren van gedachten tot stand komt kan niet verklaard worden. De onophoudelijke gedachtestroom, de voortdurende ‘film-in-het brein’ (Damasio) of het continue ‘innerlijk gepraat’ heeft ongetwijfeld elektrochemische correlaten in de hersenen, maar het oorzakelijke proces is niet duidelijk (of nog niet duidelijk, zoals positivistisch georiënteerde wetenschappers met een materialistisch-reductionistische focus zullen zeggen). Dit is een heel intrigerend probleem dat nog niet is opgelost en mijns inziens binnen het positivistisch wetenschappelijke paradigma hoogstwaarschijnlijk niet opgelost kan worden” [4].

 

2 Differences in degree and kind en ontologische posities

In het Civis Mundi artikel over het boek ScienceBites schreef ik ook: “Mijn vraag is of de ‘stap’, ‘sprong’ of ‘transitie’ van het ‘niveau’ van een abiotisch molecuul naar het ‘niveau’ van een biotische cel gradueel is (a difference in degree) of dat het een daadwerkelijke ‘sprong’ of leap betreft in de zin van een difference in kind? De termen difference in degree and kind leen ik van E.F. Schumacher. Zijn nadruk op differences in kind tussen de vermogens van leven, bewustzijn en zelfbewustzijn spreekt me aan, omdat ik er niet van overtuigd ben dat voortschrijdende positivistische wetenschap met haar focus op materiële oorzakelijke verklaringen deze ‘ontstijgende’ eigenschappen afdoende zal kunnen duiden. Waarschijnlijk heeft dit te maken met mijn idee dat er naast de positivistische en constructivistische paradigma’s nog een transcendentalistisch paradigma werkzaam is”.

Ik vervolg dan: “In eerdere publicaties karakteriseer ik drie verschillende, naast elkaar bestaande, wetenschappelijke paradigma’s: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma [5]. Mijns inziens is het ontologisch criterium het meest fundamentele criterium om paradigma’s te omschrijven. Het gaat daarbij om de vraag: wat is de uiteindelijke aard van de werkelijkheid? JoA staat m.i. met één been in het positivistisch paradigma en met één been in het constructivistisch paradigma. In deze context is het jammer dat JoA zijn ontologische positie pas in het laatste hoofdstuk (General reflections) van zijn boek expliciet maakt. Op de voorlaatste pagina schrijft hij: “In my vision ‘matter’ (in the form of waves and/or particles) provides the basis for observations in science. Other aspects can be derived from a material basis” (JoA 2019: p.141). Het zou mijns inziens logischer geweest zijn om deze expliciet positivistisch ontologische stellingname (of voor-wetenschappelijke vooronderstelling) meteen in het begin van het boek te vermelden. Dat zou de lezing van het boek vergemakkelijken, zeker wanneer hij ernaar streeft een trans-disciplinaire ontologie te ontwikkelen”.

Als Cleven meteen al in zijn Proloog zegt dat hij de mens primair als een ‘fysisch-chemische entiteit’ beschouwt, dan is dat in ieder geval wel een duidelijke ontologische positivistische stellingname (oftewel een voor-wetenschappelijke vooronderstelling). Dat is duidelijke taal. Het moge duidelijk zijn dat mijn ontologische positie anders is.

 

3. De eenheid van alle wetenschappen

Cleven zegt zijn ‘harde’ aannamen te beperken tot “de als universeel geldig beschouwde hoofdwetten van de fysica en de eenheid van alle wetenschappen, inclusief metafysica”. Met name de vooronderstelde ‘eenheid van alle wetenschappen, inclusief metafysica’ lijkt me problematisch in de zin dat veel mensen metafysica niet als een wetenschap zullen beschouwen. Als metafysica over ‘wereldbeelden’ of ‘spel-inzicht’ handelt (zijn woorden), kan het dan überhaupt als ‘wetenschap’ geclassificeerd worden? Ik zou metafysica eerder verbinden met de voor-wetenschappelijke ontologische en epistemologische vooronderstellingen in de hierboven vermelde verschillende paradigma’s [6].

Cleven zegt dat ‘al-wat-is’ als vormen van energie kan worden behandeld (7). Alle materie is uiteindelijk energie, daarom spreekt hij van een ‘energiespel’ of een ‘energietheater’. Dat klinkt weliswaar luchtig en open-minded, maar het is m.i. toch een duidelijk positivistische positie.

Cleven schrijft: “Ongeveer 90% van de laag-entropische zonne-energie die het systeem ‘aarde’ ontvangt wordt direct gedissipeerd als warmtestraling (terug) naar het universum. Een zeer kleine fractie wordt tijdelijk in een laag-entropische toestand vastgelegd in fotosynthetische en fotovoltaïsche processen … Het blijft dé grote technologische uitdaging om de fractie zonne-energie die omgezet kan worden in laag-entropische energievormen te vergroten” (20). Dat is inderdaad een grote uitdaging die meer vereist dan alleen nieuwe technologieën, zoals ik aangeef in mijn commentaar in dit Civis Mundi nummer op het boek Fotosynthese 2.0 Een doorbraak in het klimaatdebat (2023) door Erik Kaptein. Wat m.i. vooral nodig is, is een ecologisch en maatschappelijk verantwoorde grondhouding naar de natuur.

De Tweede Wet (van toenemende entropie of wanorde) resulteerde in indringende filosofische problemen. Cleven vermeldt o.a.: “Uitgaande van de eenheid van wetenschappen, hoe moet de ‘universele’ Tweede Wet buiten het domein van de warmteleer geïnterpreteerd worden – zijn sociale systemen er (dus) ook aan onderworpen? … Hoe kan de toename van orde (afname van entropie), zoals die bijvoorbeeld waarneembaar is in het ontstaan van leven, worden verklaard – en de erop volgende ordenende evolutie? Gaat het economisch ordenen gepaard met een toename van entropie in de wereld en hand in hand met milieuafbraak, en zo ja, tegen welke prijs moeten we de ‘orde handhaven’?” (26/7). Dit zijn inderdaad ‘indringende filosofische problemen’ die met een puur positivistische benadering niet ‘opgelost’ kunnen worden. M.i. is hiervoor ook de inzet van het constructivistisch en transcendentalistisch paradigma nodig [7].

 

4. Systeemgrenzen

In eindnoot 30 van zijn boek zegt Cleven: “Het eenvoudigste ‘systeem’ waarmee een werking van de Tweede Wet gedemonstreerd kan worden, bestaat uit een bakje met water waar een druppel inkt aan toegevoegd wordt. Wat met een ‘afname van de orde’ wordt bedoeld is onmiddellijk zichtbaar. Een veel complexer systeem is een groeiend organisme” (67). Hij beschrijft vervolgens een wortelhaar van een plant als ‘systeem’ en een ‘hersensysteem’ dat gedachten ‘produceert’. Hij schrijft dan: “Systeemgrenzen zullen in dit [laatste] geval uiterst complex, dus nauwelijks te concretiseren zijn, maar welzeker voorstelbaar in conceptuele zin” (67). Het klopt m.i. dat systeemgrenzen van complexe systemen nauwelijks te concretiseren zijn, bijvoorbeeld op mijn vakgebied (de landbouw) de systeemgrenzen van een farming system. Dat was een van de redenen om mijn proefschrift te schrijven, waarin ik spreek over ‘de illusie van het intellectuele holisme’ [8].

 

5. De visie van hoogleraar natuurkunde Frans Saris

In eindnoot 45 zegt Cleven dat er ‘optimisten’ zijn “die simpelweg de essentie van de Tweede Wet ontkennen, zoals fysicus Frans Saris (1942-): Veel mensen geloven dat de Tweede Hoofdwet stelt dat er in de natuur een tendens bestaat naar maximalisering van wanorde. Dat is een dramatische misvatting!” [9]. De emeritus-hoogleraar natuurkunde Saris schrijft in zijn boek Darwins Cijferslot het volgende: “Natuurlijke selectie, Darwins ontdekking, is geen kwestie van blind toeval maar de gerichte filtering van ongerichte variaties. Dat dit evolutionair gezien werkt, en wel binnen een afzienbare tijd, komt doordat de verbeteringen stap voor stap gaan en cumulatief zijn” [10]. Saris schrijft ook: “Mensen evolueren … op drie manieren: genetisch, biocultureel [nature and nurture] en puur cultureel. Voor de laatste wijze van evolueren introduceerde Richard Dawkins de term ‘memen’” [11].

M.b.t. een eenheid van de wetenschappen, waar Cleven eerder over sprak, verwijst Saris naar Ed Wilson die spreekt van een ‘consilience’ [12]. En schrijft Saris: “De bioloog David Sloan Wilson schetst in zijn artikel Evolutionary Social Constructivism een braakliggend gebied, de memen, waar ‘social constructivists’ en biologen elkaar kunnen ontmoeten. Dit is nog geen ‘consilience’, maar wel een eerste voorzichtige stap in de richting van de zo noodzakelijke ‘conviviality’ van de natuur- en de geesteswetenschappen” [13]. M.b.t. Cleven’s ‘eenheid van alle wetenschappen, inclusief metafysica’ en de ‘conviviality’ van de natuur- en de geesteswetenschappen van Saris is inderdaad nog een lange weg te gaan. In mijn proefschrift heb ik een poging gedaan tot trans-disciplinariteit (zie het subhoofdstuk 11.3 Trans-disciplinarity) [14].

Tenslotte schrijft Saris: “Is de God van Spinoza, is Deus sive Natura, niet bij uitstek de God voor de eenentwintigste-eeuwse mens? … Als we de natuur God noemen, drukt dat dan niet het allesomvattende mysterie van de natuur uit? Het idee dat wij, ook wij fysici, de natuur waarvan wij deel uitmaken, nooit helemaal zullen kunnen begrijpen, omdat we er middenin staan en ons mensen de ‘God’s eye view’ niet gegeven is. Is Deus sive Natura niet dé manier om het wonderbaarlijke te verwoorden? Het sacrale, het respect en de eerbied voor moeder natuur die bij de eenentwintigste-eeuwse mens, de homo economicus, zo node wordt gemist” [15]. In deze context verwijs ik graag naar mijn boek uit 2017: Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling [16].

 

6. De visie van hoogleraar chemie Hans Lyklema

In eindnoot 45 verwijst Cleven ook naar het artikel Milieuproblemen zijn een entropieprobleem door Hans Lyklema (1930-2017) [17]. In het begin van de zeventiger jaren heb ik nog college gelopen bij deze voormalig hoogleraar in de grensvlak- en colloïdchemie te Wageningen. Hij betoogt dat economische groei onverbiddelijk tot milieuvervuiling en uitputting van grondstoffen leidt. “Daaraan liggen de wetten van de thermodynamica ten grondslag. Maar mensen willen deze natuurwetenschappelijke wetten niet kennen, want dan moeten ze hun prettige levensstijl opgeven ... De milieuproblematiek [kan] uit de thermodynamica [worden verklaard]. De eerste hoofdwet van de thermodynamica zegt dat energie niet uit het niets kan worden gemaakt. Wanneer energie sneller wordt verbruikt dan via zonnestraling, wind- of waterenergie wordt vastgelegd, dan geldt ‘op is op’. De tweede hoofdwet leert dat elk systeem zonder energietoevoeging van buitenaf streeft naar meer entropie of ‘wanorde’. Uit deze wet is zowel het milieuprobleem als het grondstoffenprobleem te verklaren. Koolstof en waterstof zitten bijvoorbeeld in steenkool en olie nog ordelijk gebonden. Bij verbranding komen ze vrij in de vorm van kleine, verstrooide moleculen als kooldioxide en watergas. En zo zitten mineralen in gesteenten nog stevig op hun plaats. Als je ze in de vorm van mest wanordelijk over het land verspreidt, vormen ze een probleem” [18].

In een ander artikel zegt Lyklema dat het begrip ‘duurzaam’ te pas en te onpas wordt gebruikt. Als voorbeeld noemt hij onder andere ‘duurzame economische groei’. “Het belangrijkste ecologische begrip is daardoor gedegenereerd tot een troetelmode van de reclame ... Laten we tenminste beginnen met een zinvolle definitie en alleen datgene duurzaam noemen wat voor ons nageslacht kwalitatief en kwantitatief voldoende ecologische goederen (fossiele brandstof, ruimte, schoon water en schone lucht, mineralen, enzovoorts) overlaat ... Het spreekt vanzelf dat zo’n heldere definitie een aanslag op ons luxeleventje betekent en dat er dus een natuurlijke neiging ontstaat het probleem te ontkennen (struisvogelpolitiek, ook een ‘duurzaam’ fenomeen) of om alternatieve acties te bedenken om de aandacht af te leiden (zoenoffers). Voorbeelden? ... Discussies over hoeveel economische groei mogelijk is in plaats van hoeveel die eigenlijk naar beneden moet ... Of je eigen verantwoordelijkheid uit de weg gaan door de kooldioxide-emissie af te kopen via ontwikkelingslanden. Nog erger is het om te stellen dat een groeiende economie nodig is om geld te verdienen om aan milieuzorg te doen ... [Wat te doen?] In de eerste plaats alsjeblieft een beetje bewustwording. Je zou je schuldig moeten voelen als je milieuonvriendelijke dingen doet of eet ... Collectief zullen we af moeten van de gedachte dat de bevolking en de consumptie per hoofd alsmaar moeten toenemen ... Op den duur [is] invoering van quoteringen noodzakelijk, vroeger met het onprettiger woord ‘distributie’ aangeduid. Als ruimte, schoon water, fossiele brandstof, enzovoorts schaarser gaan worden, moet een systeem ontwikkeld worden waarin ieder zijn deel krijgt, onafhankelijk van hoe rijk je bent” [19].

 

7. Lokale spontane ordevorming

Cleven schrijft: “Onder ver-uit-evenwichtscondities kunnen ‘gebeurtenissen’ optreden waarbij lokaal de entropie spontaan afneemt, tégen de energiekwaliteitshiërarchie in, onder gelijktijdige disproportionele toename van ‘wanorde’ elders. Onze planeet Aarde verkeert fysisch-chemisch in een ver-uit-evenwicht-situatie” (27). Hij schrijft ook: “Als de ordenende potentialiteit van de Tweede Wet in ver-uit-evenwichtssituaties wordt geaccepteerd, dan is een perspectief mogelijk van waaruit het verschijnsel mens, in zijn hoedanigheid als geordende structuur, een katalytische functie lijkt te hebben in de uitrol van de evolutie, door enerzijds bifurcerend een weg te vinden naar hogere existentiële niveaus (richting, mogelijkerwijs, punt Omega) en anderzijds dissiperend een alsmaar toenemende entropie te produceren in de vorm van [hoog-entropische] warmtestraling en diffuse verspreidingspatronen van materie” (37). Het punt Omega van Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) is het punt “waarop de mensheid zal zijn geconvergeerd naar een ultieme staat van bewustzijn” (36). Cleven maakt helaas niet duidelijk wat ‘de convergentie naar een ultieme staat van bewustzijn’ inhoudt. Zou dat eventueel de ontwikkeling naar een meer coherent collectief bewustzijn kunnen inhouden?

In eindnoot 46 verwijst Cleven naar de ‘dissipatieve structuren’ van Ilya Prigogine, waarin ‘orde’ spontaan kan worden gevormd. In deze ‘zelf-organisatie’ ontstaat “een bifurcatiepunt waarop het systeem opsplitst in een ‘ordelijke structuur’ en een ‘uitlaat’ voor alle overtollige entropie. Bekend is de prijs voor ijsvorming [een laag-entropische ordelijke structuur] in de vrieskist: [hoog-entropische] verwarming van de ruimte waar die in staat” (76). Meer over het complexe idee van ‘zelf-organisatie’ kan gevonden worden in mijn proefschrift [20].

Cleven schrijft: “De ‘gebeurtenis’ als filosofische notie verbeeldt een geëxalteerde conflictueuze situatie die kan leiden tot een onverwacht keerpunt in een collectieve mindset” (38). Ik zou zeggen dat ‘een geëxalteerde conflictueuze situatie’, een situatie geladen met maatschappelijke stress, plotseling kan leiden tot een ‘onverwacht keerpunt in een collectieve mindset’ wanneer de coherentie van het collectief bewustzijn een bepaalde kritieke waarde (een omslagpunt) overschrijdt. De Wageningse hoogleraar Marten Scheffer bestudeert abrupte omslagen in complexe systemen: in meertjes, in het klimaat, in samenlevingen. Ze zijn zeldzaam, maar hebben dramatische gevolgen. Het idee van maatschappelijke ‘transitiepunten’ is ontleend aan tipping points in ecosystemen [21].

 

8. De kloof tussen technische en sociale systemen

Cleven verwijst naar de technologie-filosoof Bernard Stiegler die zegt dat de kloof tussen technische en sociale systemen verbreedt: “Technics evolves more quickly than culture” (49). Een variant van de zgn. wet van de socioloog Ogburn, die dit principe eerder formuleerde en ‘cultural lag’ noemde: het achterblijven van de culturele ontwikkeling bij de snellere technische ontwikkeling. Cleven schrijft dan: “Stiegler laat na te wijzen op de onvermijdelijkheid van de (nu nog grote) entropie-prijs van ‘technische vooruitgang’. Volgens de Tweede Wet zal een toename van ‘negentropie’ (gemakshalve opgevat als ‘orde’) in onze wereld alleen maar méér entropie tot gevolg hebben – tenzij het entropie-niveau van de benodigde energie laag gehouden kan worden tot aan het daadwerkelijk gebruik ervan (hetgeen vooralsnog ideëel is)” (52). 

Cleven vervolgt: “Dat techniek een tweesnijdend zwaard is en meer dan ooit ingezet moet worden om de ongewenste entropieproducties te minimaliseren, is onomstreden. Overigens zijn er meer methoden om de entropieproductie te verminderen, zoals een passende politieke heroriëntatie op de wereld (gepaard met een navenant marktmechanisme), zelfreflectie en vermindering van de bevolkingsdruk” (53). In eindnoot 67 geeft Cleven een schatting [berekening] van het aantal mensen met een moderne levensstijl dat een duurzame aarde aan kan: “Er zouden momenteel slechts 3,5 miljard mensen van directe zonne-energie op een Nederlands welvaartsniveau kunnen leven: dat is de helft van het huidige aantal aardbewoners” (84/5).

M.b.t. de kloof tussen onze technische en sociale systemen zegt Ransijn: “De kloof tussen onze cerebraal-intellectuele en emotioneel-moreel-spirituele ontwikkeling resulteert in allerhande technologieën die ons boven het hoofd dreigen te groeien” [22]. Met betrekking tot bijvoorbeeld militaire technologie merkt hij op: “Onze passies, instincten en angsten trekken, als ongecontroleerde paarden, een zware kar vol met technologische producten, maar de koetsier heeft de teugels uit z’n handen laten glippen en is verzonken in de droom der rede” [23]. We dienen te ontwaken uit deze ‘droom der rede’ [24]. Meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling is nodig, omdat het probleem niet in de technologie ligt maar veeleer in onszelf. Er is geen te veel aan technologie maar een tekort aan bewustzijn: “deze sturende factor laat veel te wensen over” [25].

 

9. Politieke en economische hervorming

M.b.t. Cleven’s opmerking dat ook een passender politieke heroriëntatie en marktmechanisme de entropieproductie zou kunnen verminderen, rijst onmiddellijk de vraag hoe dat te bewerkstelligen? Ook hiervoor lijkt een coherent collectief bewustzijn van hoge kwaliteit onmisbaar, zoals o.a. in verscheidene eerdere artikelen in Civis Mundi betoogd [26]. De daaropvolgende vraag is dan uiteraard hoe tot zo’n collectief bewustzijn te geraken? Dat vraagt uiteindelijk dat meer mensen een bewezen effectieve techniek voor bewustzijnsontwikkeling gaan praktiseren. En dat leidt weer tot de vraag hoe motiveer je mensen daartoe? Moet dan toch uiteindelijk de wal het schip keren?

De suggestie van Cleven voor meer ‘zelfreflectie’ is nuttig indien het niet bij intellectueel redeneren alleen blijft, maar het ook bewustzijnsontwikkeling, morele vorming oftewel Bildung omvat. En m.b.t. een ‘vermindering van de bevolkingsdruk’: dat ligt cultureel-politiek erg gevoelig. Consuminderen in het rijke westen en een rechtvaardiger globale verdeling van goederen en diensten ligt m.i. meer voor de hand. De grote technologische uitdaging ‘om de fractie zonne-energie die omgezet kan worden in laag-entropische energievormen te vergroten’ is reeds hierboven in paragraaf 3 ter sprake gekomen.

 

10. Individuele mindedness en intuïtie

Cleven schrijft: “De vertechniseerde mens is genoodzaakt en toegerust om te ‘ordenen’, functioneert als een entropiemachine en faciliteert daarmee een gebeurtenisvolle uitrol van de evolutie” (53). Hij vervolgt: “Door een verschuiving in de wijze waarop (in het algemeen) ‘bewustzijn’ tot stand komt, van aangestuurd worden door religie/ideologie naar opgewekt worden door individuele mindedness, zal het gebeurtenis-bewustzijn wel gedegener kunnen worden” (54). Hij schrijft ook: “Veel mensen zullen intuïtief een soort folk-philosophy hanteren om impliciet over een beslissingsmodel te beschikken over de entropieprijs die ze voor ‘een orde’ over hebben – vergelijkbaar met de manier waarop mensen – folk-psychology toepassend – zich in een split second een indruk (moeten) verwerven over het mogelijk karakter van de ander bij een ontmoeting met een onbekende. Het is een taak van de filosofie om zulke impliciete beslissingsmodellen gaandeweg te expliciteren en het bewust worden van de impact ervan te faciliteren” (56/7).

M.b.t. de ‘individuele mindedness’ die het gebeurtenis-bewustzijn (van zowel fysische gebeurtenissen als hun filosofische pendanten) moet vergroten, lijkt het mij belangrijk een onderscheid te maken tussen ‘het zich bewust worden van’ allerlei fysische en metafysische concepten (wat bewustzijnsinhouden zijn) en ‘bewustzijnsontwikkeling’ in de zin van spirituele ontwikkeling die juist probeert bewustzijnsinhouden zoals gedachten (het continue ‘innerlijk gepraat’, zie sectie 1) te transcenderen. Hoewel ‘bewustwording van’ belangrijk is als eerste stap, lijkt alleen dat mij niet voldoende om de dolgedraaide antropogene entropiemachine (resulterend in de klimaatcrisis) bij te sturen.

Ik onderschrijf het grote belang en effect van ‘impliciete intuïtieve beslissingsmodellen’: zie daarvoor o.a. Hoofdstuk 12 Intellect and intuition in mijn proefschrift [27] en Hoofdstuk 5 Kennis als drieluik in mijn boek over Spinoza’s filosofie [28]. Een (retorische) vraag is of intuïtieve vaardigheid door technieken voor bewustzijnsontwikkeling bevorderd wordt? Het is ook een vraag of impliciete intuïtieve beslissingsmodellen überhaupt geëxpliciteerd kunnen worden? Aangezien intuïtieve beslissingen ‘genomen’ worden op een niet-discursief bewustzijnsniveau, op een onderbewust niveau van bewustzijn, valt er m.i. weinig te expliciteren. Wel kunnen intuïtieve beslissingen achteraf beoordeeld worden op hun ‘wijsheid’ door ze bloot te stellen aan de rede (het intellect oftewel het discursieve lineaire oorzaak-en-gevolg denken).

 

11. Het onthaasten van de antropogene entropiemachine

Cleven schrijft: “Voor de vertechniseerde mens is het vinden van een passende weg naar ‘orde’ moeilijk, door de voortdurende verleidingen van technische begoochelingen, commerciële marketing trucs, en – meer algemeen – het kapitalistisch economisme vaak in combinatie met versluierende populistische politieke beloften. Eenvoudige vuistregels kunnen soms een houvast bieden om tussen de bomen het bos te kunnen blijven zien” (57/8). In eindnoot 73 geeft Cleven een aantal van zulke vuistregels, bijvoorbeeld ‘Bedenk dat virtuele entiteiten permanent elektrische stroom vergen (websites, bitcoins, iCloud, etc.)’ en ‘Onthaast’ (86/7).

De voortdurende verleidingen van ‘het kapitalistisch economisme’ maken het inderdaad moeilijk om de antropogene entropiemachine in de hand te houden. Een van Cleven’s vuistregels – onthaasten – lijkt mij in het bijzonder relevant in deze context. Technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen dit ‘onthaasten’ bevorderen en resulteren in meer ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag.

Cleven schrijft: “De dominante (welhaast dwangmatige) activiteiten van de mens, het consumeren en produceren van orde (en dus ook: wanorde) … kunnen ook leiden tot een overproductie aan geordende structuren (van alle denkbare types: van overbodige technische middelen tot verstarde regelorganisaties) en, in een maatschappij van overdaad, tot een orde-obesitas en het op hol slaan van de entropiemachine” (58). In eindnoot 69 zegt Cleven: “In ‘ordelijke’ naties is het aantal regels en formulieren groot. Een EU-schoolvoorbeeld is de beperking van de toegestane kromming van de komkommer in de handel ervan” (85). M.b.t. ‘de overdaad aan geordende structuren en verstarde regelorganisaties’ in relatie tot de wanorde zijn de vele artikelen van Mathieu Wagemans in Civis Mundi uitermate relevant. De huidige stikstofcrisis is een frappant voorbeeld van ‘verstarde regelorganisaties’ en ‘een op hol geslagen entropiemachine’.

 

12. Permanente educatie en bewustzijnsontwikkeling

Cleven schrijft tenslotte aan het eind van zijn boek: “Het entropiebegrip zal bijvoorbeeld (weer) lesstof op het middelbaar onderwijs moeten worden. Voor een consistent en uitgebalanceerd benaderen van orde/wanorde-dilemma’s, dat (naturel) op ‘moeder’s knie’ begint, zullen permanente educatieprogramma’s moeten worden ontwikkeld, opdat mensen hun leven lang van het energiespel kunnen genieten” (58).

Op zich zijn ‘permanente educatieprogramma’s’ over het entropiebegrip en over orde/wanorde-dilemma’s een prima idee, maar of het voldoende zal zijn als bijdrage aan ‘een levensfilosofie’ die de klimaatcrisis kan beteugelen blijft de vraag. Ik denk dat voor ‘een consistent en uitgebalanceerd benaderen van orde/wanorde-dilemma’s’ naast permanente educatie (gericht op bewustwording van fysische en metafysische concepten) ook bewustzijnsontwikkeling in de zin van spirituele of morele vorming nodig is. Het ‘oplossen’ of beter gezegd ‘transcenderen’ van dilemma’s of paradoxen (schijnbare tegenstellingen) of ‘tegenpolen in dualiteiten’ vraagt om diametrale ontwikkeling, die bevorderd wordt door bewustzijnsontwikkeling [29].

Cleven heeft zonder meer een interessant boek geschreven op het snijvlak van natuurwetenschap en filosofie.

 

Eindnoten

1 PARS PRO TOTO, Dr. ir. Rob Cleven MA | 9789081575102 | Boeken | bol.com

2 Van Eijk T. (2019). Een grondige overdenking van veel gebruikte wetenschappelijke termen. Bespreking van: Gerard Jagers op Akkerhuis (2019). ScienceBites. A fresh take on commonly used terms in science. Wageningen Academic Publishers. Civis Mundi Digitaal #83, mei 2019 (I).

3 Damasio A. (2003). Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam (p.176).

4 Van Eijk T. (2018). De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.

5 Zie o.a. Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. 

6 Zie Van Eijk 1998.

7 Zie voor een omvattende schematische karakterisering van de drie paradigma’s in tabelvorm: Van Eijk 1998: p.124-7 en Van Eijk 2017: p.67-71. Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu. 

8 Van Eijk 1998: p.222.

9 Frans W. Saris (2007). Waartoe wetenschap? Leiden University Press, p.92.

10 Frans W. Saris (2018). Darwins Cijferslot. Onze eigen draai aan de evolutie. Prometheus, Amsterdam. p.13.

11 Saris 2018: p.89.

12 Saris 2018: p.8. Wilson E.O. (1998). Consilience. The Unity of Knowledge.

13 Saris 2018: p.87. Wilson D.S. en J. Gottschall (red.) (2005). The Literary Animal. Evolution and the Nature of Narrative.

14 Van Eijk 1998: p.227-30.

15 Saris 2018: p.262.

16 Zie Eindnoot 7.

17 Hans Lyklema (1998). Milieuproblemen zijn een entropieprobleem. Chemisch Magazine, oktober 1998, p. 352.

18 Marianne Heselmans. ‘Scheidend hoogleraar Lyklema pleit voor zuiniger gebruik van grondstoffen’. Wagenings Universiteitsblad (WUB 37), 7 december 1995.

19 Hans Lyklema. ‘Duurzaamheid: passepartout of panacee?’ Wagenings Universiteitsblad (Wb 37), 20 december 2001. De laatste twee artikelen van Lyklema in het WUB worden ook geciteerd in subhoofdstuk 21.2 De obsessie met economische groei en BNP in: Van Eijk T. (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Royal Tropical Institute (KIT), KIT Publishers, Amsterdam [Unfortunately, this book is no longer available. A pdf file can be downloaded at: VEijk-17febr. ]

20 Zie vooral de Endnotes van de hoofdstukken 6 en 7 waar de theorieën van Maturana & Varela, Capra, Sheldrake en Savory ter sprake komen.

21 Marcel aan de Brugh. De voortekenen van een omslag. Interview Marten Scheffer. NRC, 28 oktober 2016. Zie ook: Scheffer M. (2009). Critical Transitions in Nature and Society. Princeton studies in complexity. Zie ook Subhoofdstuk 3.3 Complexiteit en kantelpunten in: Van Eijk T. (2021). Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling.  Lulu. Ook beschikbaar als pdf-file:  https://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl/

22 Ransijn P. en N. Schulte (1982). Bewustzijn als bewapening. Vrede en ontwapening door groei van collectief bewustzijn. MIU Nederland Pers, Laag Soeren. p. 343.

23 Ransijn P. (1985). A rational way to peace and fulfilment. The unified field of consciousness in a sociological perspective. Soma Scientific Publisher, Lelystad. p.55.

24 Dessaur C.I. (1984). De droom der rede. Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. Een poging tot criminosofie. EM. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam (eerste druk 1982). p.336.

25 Ransijn (1985): p.49. Zie ook: Van Eijk 2021: p.104.

26 Zie voor een overzicht van mijn artikelen in Civis Mundi de gelijknamige folder op mijn website: www.toon-van-eijk.nl

27 Van Eijk 1998: Hoofdstuk 12 met de subhoofdstukken: Intuitive operation by farmers and scientists; Intuition: the holistic art of anticipation and integration; The art of agronomy; The art of phenomenology.

28 Van Eijk 2017 (zie Eindnoot 7): Hoofdstuk 5 met de subhoofdstukken: Verbeelding; Rede; Intuïtie; Spinoza’s kennismodel als een drieluik; Meer over intuïtie.

29 Zie ook Hoofdstuk 10.3 Paradoxen en diametrale ontwikkeling in: Van Eijk 2021 (zie Eindnoot 21).