Civis Mundi Digitaal #148
Bespreking van Tom van der Meer, Waardenloze politiek, hoe de Nederlandse politiek de kunst van het conflict verloor. Querido, 2024.
De middenpartijen CDA, PvdA en VVD hebben de afgelopen decennia hun macht verloren. In eerste instantie door de ontzuiling en het verlies van de traditionele ideologieën en daarmee van een verzekerde achterban. Dat proces voltrok zich eerst bij het CDA, vervolgens bij de PvdA, en recent ook bij de VVD. Door de groei van het aantal zwevende kiezers zijn alle partijen naar het midden gekropen om alsnog een zo breed mogelijke kiezersgroep aan te spreken om nog wat van hun regeringsmacht te behouden. Maar de resulterende antagonistische coalities en dichtgetimmerde coalitie-akkoorden hebben het ‘politieke conflict’ bevroren dat nodig is voor een levendige democratie. Kiezers, ontevreden met het beleid, hebben dan geen ander alternatief dan de flanken op te zoeken. Dat is de hoofdthese van Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Volgens hem is het dus goed dat de PVV en BBB nu aan de regering deelnemen. Het is een teken dat de proteststem gehoord wordt en dat iedereen weer meedoet. Helaas gaat hij niet in op de oorzaak van de onvrede en of er überhaupt met een populistisch programma wel iets aan de onvrede gedaan kan worden. Hij kijkt vooral naar het tactisch opereren van politieke partijen en dat de middenpartijen in de val zijn gelopen van de ‘depolitisering’, met als gevolg nu een sterke polarisatie en verscheurde middenpartijen.
Imploderend centrum
De middenpartijen CDA. PvdA en VVD bezaten in 1986 samen nog 135 van de 150 zetels in de Tweede Kamer, terwijl hun zetelaantal nu is gezakt naar 55, met GroenLinks nog meegerekend. Hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? Lang heeft het centrum standgehouden als gevolg van de tweestrijd tussen PvdA en CDA, al of niet geflankeerd door de VVD. Die tweestrijd concentreerde zich vooral op de rol van de overheid en de overheidsuitgaven. Links propageerde hogere belastingen, een sterkere inkomensnivellering, en uitbreiding van de overheidstaken in sociale voorzieningen, zorg en woningbouw. Rechts was daar behoedzamer in.
In de jaren tachtig liep dit beleid vast en met het no-nonsense beleid van het CDA-VVD-kabinet van Ruud Lubbers werden de sociale arrangementen “teruggesnoeid” en de inflatie ingetoomd. In de jaren negentig keerde de PvdA terug in de regering om samen met de VVD een meer culturele agenda uit te voeren: het homohuwelijk, abortus en de euthanasie-wetgeving. Daarnaast werden naar de neoliberale mode overheidstaken verzelfstandigd, zoals de nutsbedrijven, post en telefoon, spoorwegen, onderwijs, en de zorgsector. Terwijl het CDA nog zoekende was, werd het politieke midden door ‘paars’ gedepolitiseerd en vierde de ‘technocratische’ aanpak hoogtij: voor ieder maatschappelijk probleem was er wel een zakelijke oplossing, meestal via privatisering, decentralisatie en marktwerking.
De ‘ethische’ agenda van paars gecombineerd met het ‘neoliberale’ marktdenken heeft nooit veel enthousiasme bij de traditionele PvdA-aanhang kunnen losmaken. Ondertussen groeide wel het ongenoegen over de immigratie, de multiculturele samenleving, de stijgende woningprijzen, en de verschraling van het platteland, dat een groot deel van zijn vitaliteit verloor in vergelijking met de groeiende dienstensector in de steden. Pim Fortuyn vulde in 2002 dit “gat” met een programma dat de onvrede aansprak over de toenemende islamisering in de vorm van islamitische moskeeën, scholen, en wijken, en de dreiging van de islamitische jihad. Met de oorlog in Syrië, de opkomst van IS en de miljoenen vluchtelingen die Europa overspoelden, werd dit sentiment steeds sterker.
Regeren bij management
De krimpende middenpartijen bleven echter zoeken naar coalities om de regeringsmacht te behouden. Lubbers, Kok en Rutte zijn altijd zeer succesvol geweest in het ‘managen’ van complexe coalities, het gladstrijken van plooien, en het zoeken naar ‘polderoplossingen’ voor potentiele conflicten. Moeilijke onderwerpen werden vooruitgeschoven of doorverwezen naar commissies om de zakelijke alternatieven op een rijtje te zetten, wat ook vaak neerkwam op doorschuiven. Ook populair waren de ‘tafels’, waar maatschappelijke belangen aanschoven om over gezondheid (Preventieakkoord), klimaat (Klimaatakkoord) of woningbouw mee te onderhandelen. Dit ging in die jaren ten koste van de kleur op de wangen van de partijen en hun lijsttrekkers.
Mede door de toenemende invloed van de talkshows op tv en de opkomst van peilingen en kiezersonderzoeken, zochten de partijen naar lijsttrekkers met een vlotte presentatie, d.w.z. goed in debat en zichtbaar in de media, zonder al te veel ‘visie’, ‘vergezichten’ en politieke stellingnames. Ook een partij als D66 ging zich profileren met ‘nieuw leiderschap’. Niet onlogisch dat het vinden van opvolgers van de ‘politieke managers’ ook niet zo makkelijk verliep, zowel bij Lubbers, Kok, als nu ook bij Rutte. Idealiter moeten kroonprinsen wat kleur op de wangen hebben, hetgeen niet erg gold voor Brinkman, Melkert en Yeşilgöz.
Annus horribilis
Zo kwam in maart 2021 alles bij elkaar. Door de uitvoeringsperikelen rond Groningen en de Toeslagenaffaire was het kabinet Rutte III gevallen, maar de coalitie wist door de winst van D66 haar meerderheid te behouden. Na de “Omtzigt functie elders” affaire was echter het onderling vertrouwen tussen de partners dermate zoek dat er een half jaar niets gebeurde. Rutte beloofde een nieuwe “bestuurscultuur” met meer dualisme en meer openheid. Het bleek van zeer korte duur. Kortom, leiderschap was ver te zoeken.
Met Rutte IV kreeg D66 wel wat meer zichtbaarheid, maar de stikstofaffaire zorgde voor verdeeldheid in de coalitie en in het land, en bij de Provinciale Statenverkiezing van maart 2023 werd de BBB in de Eerste Kamer meteen de grootste partij. Ondertussen bleven de perikelen rond het asielzoekerscentrum Ter Apel spelen en de weerstand tegen de Spreidingswet in de VVD-achterban groeide, terwijl juist de VVD-leden in het kabinet en in de Eerste Kamer de Spreidingswet verdedigden. Yeşilgöz zag de bui hangen en koos ervoor om zich sterker te gaan profileren op migratie, en toen dat binnen het kabinet niet direct lukte trok de VVD de stekker uit Rutte IV, met als desastreus effect de verdubbeling van de PVV bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023.
Het politieke speelveld
Van der Meer onderscheidt drie niveaus in de politieke analyse:
(1) De dagelijkse politiek; de poppetjes, de debatten, de moties en Kamervragen. Het ‘conflict’ gaat hier meer over de incidenten, de kortademige reacties, de profileringsdrang van de vele partijen. Veel van wat hierboven langskwam valt in deze categorie.
(2) De inhoud, de politieke visie op maatschappelijke problemen zoals de zorg, het klimaat, volkshuisvesting, belastingheffing, immigratie, bestaanszekerheid, etc. Dit zijn de problemen waar de politiek een antwoord op moet formuleren, maar waar in de verkiezingsstrijd niet veel aandacht voor is.
(3) Waardenpatronen, dit vormt het politieke speelveld waarop men zijn keuze baseert. We zien hier in de loop van de tijd een verschuiving van ‘economie’ waaronder bestaanszekerheid, volkshuisvesting en overheidsfinanciën, naar ‘cultuur en ethiek’ waar gender- en identiteits- issues, veiligheid en criminaliteit, klimaat en migratie, voeding en gezondheid, een belangrijke rol spelen.
Deze onderliggende waardenpatronen veranderen weinig, al treedt er over de tijd wel een verschuiving op in de mate waarin kiezers hun stem laten bepalen door deze issues. Kiezers, media en politieke partijen bepalen onderling welke onderwerpen op een gegeven moment leidend zijn in de verkiezingsstrijd. Zo bleek ‘migratie’ in november 2023 het centrale thema te zijn geworden, en niet landbouw, klimaat, of bestaanszekerheid. Dit kwam ten goede aan de ‘issue owner’, in dit geval de PVV. NSC nam wel het thema ‘bestaanszekerheid’ over van de PvdA (en SP), die even wat minder zichtbaar was op dit onderwerp door Frans Timmermans als lijsttrekker, die vooral stond voor de Green Deal.
Het advies van Tom van der Meer is om bij verkiezingen vooraf meer duidelijkheid te scheppen door regeerakkoorden te formuleren in de geest van de drie blokken: links-centrum-rechts. Maar dat zal voor partijen als D66 niet erg aantrekkelijk zijn omdat zij zich dan bij voorbaat uitleveren aan GL-PvdA of aan de VVD. Op dezelfde manier is nu de VVD leeggelopen omdat ze bij voorbaat al aangaf om over rechts te gaan regeren en dan kiezen mensen liever meteen voor de echte optie (de PVV).
Democratie in gevaar?
In het laatste hoofdstuk gaat van der Meer in op het gevaar van het populisme voor de rechtstaat. In Polen, Hongarije en Turkije behaalden populistische partijen een absolute meerderheid en vervolgens slaagden zij erin hun macht te bestendigen door het kiesstelsel aan te passen, door de kiesraad en de rechtelijke macht over te nemen door benoemingen van partijgetrouwen, en door de media te muilkorven. Het gaat juist mis als één enkele partij een absolute meerderheid verwerft en vervolgens in de verleiding komt om de status quo te bevriezen.
Dat ligt mede aan het kiesstelsel. In de VS hebben de Republikeinen onder Trump het Hooggerechtshof overgenomen en de kieswet aangepast, zodat het voor niet-blanke inwoners moeilijker wordt om zich te registreren en te gaan stemmen. In landen met een districtenstelsel, zoals het VK en Frankrijk, kan een grote minderheid (bv. 35%) al een absolute meerderheid verwerven. In landen met een evenredige volksvertegenwoordiging en zonder kiesdrempel, zoals in ons land, is dat gevaar minder aanwezig.
Populisme
Van der Meer heeft een helder boekje geschreven en veel van zijn beschrijvingen zijn to-the-point en leuk om te lezen. Zijn uitgangspunt is dat voor een goede werking van de democratie een uitwisseling van meningen en ideeën essentieel is. Hij noemt dit ‘conflict’, maar dat is eigenlijk niet het juiste woord, want ‘conflict’ is de strategie van het populisme, dat de politiek opvat als een strijd tussen een ‘elite’ die de macht bezit en het ‘volk’ dat daar onder lijdt. Deze permanente strijd zien we bijvoorbeeld terug bij Donald Trump die geen enkele intentie heeft om een politiek programma te ontvouwen maar alleen zijn tegenstander probeert te verslaan. Ook Wilders is permanent in de aanval.
Dus het uitgangspunt van Tom van der Meer is eigenlijk een populistische opvatting over politiek, in de geest van Carl Schmitt’s “vriend en vijand” en Chantal Mouffe’s pleidooi voor een ‘agonistische’ politiek (gericht op duidelijkheid). Van der Meer noemt technocratie “inhoud zonder conflict” en populisme “conflict zonder inhoud”. Kennelijk ziet hij graag iets daar tussenin, maar dan is “conflict” misschien een wat verkeerde benaming en gaat het meer om een inhoudelijk debat, zoals ook door Jürgen Habermas bepleit, waar niemand tegen kan zijn, maar wat helaas te weinig gebeurt.
Op zich kunnen duidelijke standpunten verhelderend werken, maar ze kunnen ook tot polarisatie leiden, zeker als het onderliggend waardenpatroon wordt aangesproken. In de stikstofcrisis sprak Tjeerd de Groot van D66 zich uit voor halvering van de veestapel en vervolgens viel het halve land over hem heen, met als resultaat de opkomst van de BBB. Het klimaat is een ‘positional issue’ geworden, een strijdpunt van conflicterende waardenpatronen, het platteland tegen de stedelijk elite, de gewone man tegen de Tesla-rijder. Of dit een politieke oplossing of compromis dichterbij brengt is zeer de vraag.
Helpt het?
Het mag dan lijken dat het populisme (‘het gezonde verstand’) een alternatief biedt voor de moderniteit, helaas is dat niet het geval. Het “opspelen” van onderliggende waardenpatronen als politiek programma, b.v. “normen en waarden”, “gezin als hoeksteen”, “de vrijheid om je eigen leven te leiden”, “de boer moet kunnen boeren”, heeft zelden of nooit duurzaam beleid opgeleverd.
Klimaatontkenning suggereert dat er een reële keuzemogelijkheid is, maar dat is niet het geval. Het klimaat zal toch opwarmen en uiteindelijk komen we in een noodsituatie terecht. Een strijd op onderliggende waarden levert dus wel polarisatie op, maar biedt niet automatisch een concrete en duurzame oplossing. De meeste maatschappelijke problemen zijn te complex om in het frame van “elite vs. volk” of “platteland versus stad” te gieten. Dat geldt ook voor de gezondheidszorg. Ook hier wordt de indruk gewekt dat de houding van “zuur links” een aanval is op de leefstijl van de gewone man en dat “blijf van ons biertje en van onze BBQ af” een reële optie is. Dat is het niet. De obesitascrisis zal ons inhalen.
Dus het populistisch conflict brengt ons niet verder, net zomin als de roep om meer daadkracht. Daadkracht gaat namelijk niet werken om bijvoorbeeld meer huizen te bouwen of de capaciteit van de zorg uit te breiden, als er niet meer grond door de agrarische sector wordt vrijgegeven, of meer handen aan het bed beschikbaar komen.
Natuurlijk moeten we ons blijven afvragen waar de onvrede en het wantrouwen vandaan komen. Waarom keert het platteland zich tegen de stad, waarom wordt cultuur tot de “linkse hobby’s” gerekend, waarom vindt men wetenschap ook maar een mening, en waarom moet de publieke omroep weg? Tom van der Meer komt niet echt tot een antwoord omdat hij de ontwikkelingen analyseert vanuit een politiek tactische invalshoek: de depolitisering van de midden-partijen en de radicalisering van rechts.