Civis Mundi Digitaal #148
Bespreking van Marijn Kruk, Opstand, de populistische revolte en de strijd om de ziel van het Westen. Prometheus, 2024.
Marijn Kruk, historicus en journalist van de Groene Amsterdammer, was twaalf jaar correspondent in Frankrijk en heeft zich in die tijd verdiept in de opkomst van conservatief rechts als onderdeel van de populistische golf. In dit boekje doet hij verslag van gesprekken met de voornaamste spelers in Parijs, Budapest, en Rome. Ook Thierry Baudet komt nog even langs. Verder laat hij de gewone man in Duitsland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk en Engeland uitgebreid aan het woord.
Kruk haalt Matthew Goodwin aan, die in zijn boek National Populism, The Revolt Against Liberal Democracy (2018), de maatschappelijke onvrede aanwijst als de belangrijkste aanjager van de populistische revolutie; onvrede die voortkomt uit wantrouwen jegens de gevestigde politieke orde en instituties, zorgen over de aantasting van de nationale identiteit en manieren van leven, toenemende economische ongelijkheid, en de uitholling van de klassieke middenpartijen. Daarbij voegt zich de angst voor de massa-immigratie die er door de populistische partijen ingepeperd wordt. Die angst hoeft helemaal niet gebaseerd te zijn op wat er feitelijk aan de hand is, of er wel sprake is van “omvolking” en “dat de links-liberale elite de grenzen openzet voor massa-immigratie”, maar de angst is er niet minder om.
Kruk wil die angst serieus nemen, maar de “onvrede” diagnose ziet volgens hem over het hoofd dat er krachten zijn die van “bovenaf” het populisme voeden, kneden en vormen. Er is volgens hem sprake van een georganiseerde ideologische strijd van rechts-conservatieven gericht op de omverwerping van de ‘links-liberale elite’, die bezig zou zijn de westerse eigenheid – te weten de witte, christelijke natiestaat – te ondermijnen. De links-liberale elite die een stille oorlog heeft ontketend tegen de eigen beschaving. Om duidelijk te zijn: tot die elite rekent extreem rechts ook de liberale middenpartijen.
Wokisme
Kruk gaat in zijn boek op zoek naar de ideeën van de rechts-conservatieven. Naast de angst voor de massa-immigratie is dat vooral het ‘wokisme’, de links-liberale ideologie, die uitgaat van een radicaal gelijkheidsdenken, individualisering, en die rechtvaardigheid denkt in termen van machtsrelaties – in onderdrukkers versus onderdrukten.
Om de woorden van Wilders te gebruiken tijdens zijn toespraak tot de CPAC-conferentie in Budapest dit voorjaar: “Er zijn twee grote bedreigingen voor Europa, een interne en een externe. De interne bedreiging is wokisme, het cultureel relativisme, de idee dat alles subjectief is, dat er geen waarheden zijn, geen culturele waarden, geen natie, geen familie, en dat alles uitwisselbaar is. De linkse elite heeft de nationale soevereiniteit opgeheven, de eigen munt ingeleverd, de eigen boeren en middenklasse laten verkommeren, en het onderwijs geperverteerd met moderne ideeën over gender. De externe bedreiging is de massa-immigratie. De bevolking van Afrika telt nu 1,5 miljard mensen en tegen het eind van de eeuw zullen dat er 5 miljard zijn waarvan een groot deel naar Europa wil komen, vooral ongeschoolde jongemannen. Zij leggen een enorm beslag op ons sociaal stelsel. Ondanks de hoge kosten is de immigratie nooit afgeremd, want het werd door de ‘cultural relativists’ gezien als een verrijking van de maatschappij.”
In de ogen van de “contrarevolutionairen” die in Budapest bijeen waren staat het Westen weerloos tegenover de migratie die de natiestaat uitholt, tegenover de feminisering die de mannelijkheid ondermijnt, tegenover de genderideologie die het verschil tussen mannen en vrouwen ontkent, en tegenover de Islam die zich ongehinderd in onze geseculariseerde samenleving kan nestelen en verspreiden.
Anti-moderniteit
Centraal in het rechts-conservatieve denken staat de strijd tegen de moderniteit: het vrije en autonome individu tegenover de gemeenschap en de zingevende hiërarchische, religieuze, ‘natuurlijke’ orde, waarin mannen, vrouwen en kinderen hun plaats en geslacht weten.
De Franse reiziger, denker en politicus, Alexis de Tocqueville zag in het begin van 19e eeuw in de Verenigde Staten de opkomst van de liberale maatschappij. Hoewel hij zelf, van aristocratische afkomst, er zo zijn bedenkingen bij had, leek hem dat de ‘gelijkheid’ van iedere burger niet meer te keren was en hoopte hij dat door ‘te onderwijzen, haar moraal te zuiveren, haar bewegingen te kanaliseren’ de ergste uitwassen vermeden konden worden. De rechts-conservatieven doen nu graag een beroep op Tocqueville – Baudet heeft een portret van hem op zijn werkkamer hangen – maar zien het niet als hun taak de moderniteit in goede banen te leiden, als wel haar aan te vallen en ongedaan te maken.
Zo denken zij meer in de stijl van Joseph de Maistre (eind 18e eeuw) die de Verlichting zag als een bedreiging van de natuurlijke orde. De ‘vijanden’ waren in zijn ogen de protestanten, de vrijmetselaars, de Joden, kortom iedereen die zich beriep op abstracte principes, het individuele bewustzijn, of die een rationele ordening van de maatschappij voorstond. Het waren de atheïsten, de materialisten, de liberalen, de journalisten, de juristen, en alle soorten intellectuelen, die het volk zand in de ogen strooiden. Dat was “de sekte die nooit slaapt”. Dit rijtje vijanden manifesteert zich in de radicaal-rechtse verbeelding tot op de dag van vandaag in steeds wisselende samenstellingen, maar bij de Maistre zien we ze voor het eerst bijeen, aldus Kruk in zijn inleiding.
Voor de tijdsdiagnose van de laatste decennia gaat Kruk te rade bij filosoof Marcel Gauchet, die in Le désenchantement du monde (De onttovering van de wereld) uit 1985 (besproken in CM#128), en in de vier delen van l’Avènement de la démocratie (De verwording van de democratie), de ontwikkeling van het liberalisme onder de loep neemt. Hij ziet in ‘mei 1968’ een versnelling van de moderniteit. Traditionele kaders als natie, traditie, religie, en gezin hebben in korte tijd aan belang ingeboet.
Ook nu zijn deze kaders alleen nog een verre herinnering. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de autonomie die in het vooruitzicht werd gesteld, niet heeft gegeven wat men ervan verwachtte. Om zinvolle dingen te kunnen doen heeft men een collectief nodig. Daarmee staan we volgens Gauchet op de drempel van de ‘tweede moderniteit’, waarin het gaat om het leren omgaan met de autonomie, maar tevens het herwinnen van een collectief handelingsvermogen.
Immigratie
Vanaf 1990 is er discussie over de immigratie en de problemen met de integratie van andere culturen, die vanuit een economische achterstand positie samenvlokken in de oude wijken en de banlieue. Veel wijken verpauperen en vallen ten slachtoffer aan drugscriminaliteit en worden “no-go areas”.
Met de komst van het moslim-extremisme en de aanslag op de Twin Towers in september 2001 (nine-eleven) wordt de angst voor een vijfde colonne steeds groter. De Westerse landen ontketenen de Golf-oorlogen maar na het mislukken van de ‘herstating’ van Irak dompelt de Arabische Lente de landen Syrië en Irak in oorlogsgeweld en de terreur van IS. Miljoenen vluchtelingen zoeken via Turkije en de Balkan hun weg naar Europa. Duitsland neemt veel vluchtelingen op, maar Hongarije weigert dat. Het lijkt erop of ieder land binnen Europa een eigen politieke keuze kan maken.
Michel Houellebecq publiceert in januari 2015 zijn roman Soumission over een machtsovername binnen Frankrijk door de Moslimbroederschap. Een paar dagen later is er de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. In maart 2016 volgt de aanslag op de concertzaal Bataclan, gevolgd door aanslagen bij luchthaven Zaventem bij Brussel, Atatürk Airport in Istanbul, de Promenade des Anglais in Nice, en tijdens een concert in Manchester. De komst van de anderhalf miljoen vluchtelingen in korte tijd, en het onvermogen van de nationale regeringen om dit probleem in gezamenlijk Europees verband op te lossen, doet de angst tot grote hoogtes stijgen. Na 2016 begint de opmars van de rechts-populistische partijen.
Ondergangsdenken
Volgens de politicoloog Dominique Reynié is 48% van de Fransen van mening dat de immigratie “een door onze elites georganiseerd project is met als doel de ene beschaving door de andere te vervangen”. In 1974, direct na de oliecrisis, bedroeg de antisysteemstem nog maar 6 procent. Reynié ziet dat veel Fransen gebukt gaan onder ‘een gevoel van ineenstorting’ van hun wereld waarbinnen Frankrijk en Europa het niet meer voor het zeggen hebben, en men onzeker is of de bestaande leefstijl wel behouden kan blijven.
Een invloedrijke vervaldenker is Éric Zemmour, wiens Le suicide français (2014) uitgroeide tot een bestseller: ‘De traditionele familie, de republikeinse school met haar tucht en rijtjes stampen, de Franse soevereiniteit, het primaat van de politiek, de trotse kleine boer, de winkelier, de viriele heteroman, het staatsgezag, de nationale trots – dat alles was “opgelost in de ijzige wateren van de individualisering en de zelfhaat”.
Kruk gaat ook langs bij Renaud Camus, homoseksueel, schrijver en vriend van Andy Warhol en Robert Rauschenberg, en auteur van een omvangrijk oeuvre van dagboeken, essays, en reisgidsen. Begin jaren negentig vestigde hij zich in een kasteel in het departement Gers en organiseerde daar literaire bijeenkomsten, muziekfestivals en exposities. Als hij op een dag drie hoofddoekjes ziet op het dorpsplein schrikt hij. Hij associeerde dat altijd met de banlieue’s en niet met het echte Frankrijk, La France profonde. In zijn tweets muntte hij de term replacement global, de ‘Great Replacement’, oftewel ‘Omvolking’. Renaud Camus sprak ook op een bijeenkomst in mei 2013 ter herdenking van de historicus Dominique Venner, die voor het altaar in de Notre-Dame zelfmoord pleegde om zijn afkeur te laten blijken over de goedkeuring van het homohuwelijk door het Franse parlement.
De-industrialisatie en arbeidsimmigratie
Vanaf de jaren tachtig zet de globalisering en de de-industrialisatie door. Veel werkgelegenheid verdwijnt naar het Verre Oosten en de oude industriële streken zoals het Noordoosten van Frankrijk en Midden-Engeland verpauperen. Er is nog genoeg werk maar dat is ongeschoolde arbeid in de landbouw, slachterijen en distributiecentra, waarvoor zich alleen Oost-Europese gastarbeiders melden.
Het Engelse East-Anglia heeft verschillende golven arbeidsmigratie gekend vanaf de jaren vijftig. Aanvankelijk kwamen er arbeidsimmigranten vanuit het noorden van Engeland, toen vanuit Portugal en Spanje, vervolgens vanuit de koloniën vooral Pakistan, en sinds 2004 vanuit Oost-Europa. Het plaatsje Peterborough telt nu ca. 15.000 Polen, Litouwers, Letten en Esten. De hoofdstraat bestaat uit Poolse supermarkten, Litouwse restaurants en corner shops: avondwinkels waar je drank en sigaretten kunt kopen.
De komst van zoveel nieuwe inwoners is niet gepaard gegaan met een uitbreiding van het woningbestand en van de publieke voorzieningen. Huizen van Engelsen zijn opgekocht door Pakistanen die er massaal Poolse gastarbeiders in onderbrengen. Busjes rijden ’s morgens om 5 uur door het plaatsje om de arbeiders op te halen. De streek stemde in 2016 in grote meerderheid voor de Brexit en zelfs de Pakistanen stemden vóór in de hoop de toestroom van nog meer Polen te stuiten. Het heeft niet geholpen, de arbeidsimmigratie gaat gewoon door.
Het Franse platteland heeft ook te kampen met economische achteruitgang, leegloop naar de steden en verschraling van de publieke voorzieningen. Eind 2018 barstte op het Franse platteland de onvrede los in het protest van de “gele hesjes”. In aanloop waren er al groupes de colère (woede-groepen) opgericht die zich keerden tegen de accijnsverhogingen op diesel, het verlagen van de maximumsnelheid op de buitenwegen van 90 naar 80 km/uur, en de privatisering van het systeem van radar-snelheidsmetingen. Het protest van de ‘gele hesjes’ hield maandenlang aan met veel vechtpartijen en vernielingen.
In juni 2023 behaalde het Rassemblement National van Marine Le Pen een grote overwinning bij de Franse verkiezingen, en alleen een stembusakkoord van de overige partijen kon verhinderen dat haar partij ook een meerderheid kreeg in de Assemblée National.
Conclusie
Marijn Kruk heeft een leuk boekje geschreven dat een adequate weergave is van de vele gebeurtenissen van de afgelopen tien jaar. Hij heeft met de nodige denkers en politici gesproken, maar minstens zo leuk zijn de gesprekken in de cafés en pubs met de gewone man. Het is daarmee meer een journalistiek verslag dan een ideeëngeschiedenis. Het meeste kenden we natuurlijk al wel, maar het komt mooi uit de eerste hand. Hij heeft dicht op de ontwikkelingen gezeten, vooral in Parijs.
Het boekje mist helaas een duidelijke conclusie. De aanvankelijke these dat de rechts-conservatieven de onvrede “van bovenaf” hebben gevormd en gesmeed komt niet geheel uit de verf. Hij constateert eerder dat het anti-modernisme zijn langste tijd heeft gehad en dat de nieuwe generaties geen boodschap zullen hebben aan de traditionele kaders van “gemeenschap en familie”, en al helemaal niet willen terugkeren naar de samenleving van de jaren vijftig. De komende generaties zullen de moderniteit accepteren en niet anders meer weten dan wat we nu met ‘wokisme’ aanduiden. De rancuneuze traditionalisten zullen uitsterven.
Rest ons te concluderen dat de populistische partijen er wel in geslaagd zijn een groot potentieel aan onvrede te mobiliseren vooral op het onderwerp ‘immigratie’, zonder dat kiezers beseffen welke nationalistische en conservatieve agenda ze steunen. Tragisch is vooral dat ook het klimaat in het frame van het wokisme wordt afgedaan als linkse onzin. Daarmee wordt echt niemand geholpen, en zeker niet de komende generaties.