Civis Mundi Digitaal #148
Bespreking van Woei-Lien Chong, Leren Laveren, Een Daoïstisch Curriculum voor de Levensweg. Uitgeverij Damon, 2024.
Dit recent uitgekomen boek is het tweede deel van een trilogie. In het eerste deel: Filosofie met de vlinderslag uit 2016 presenteerde de auteur een nieuwe kijk op de vroege daoïstische filosofie en levenskunst, zie voor een uitgebreide bespreking CM 95. Het derde boek zal getiteld zijn: Rondom Dao: de filosofie van Otto Duintjer als wegwijzer naar Laozi en Zhuangzi. De in 2020 overleden filosoof Duintjer fungeert ook in de twee eerste delen als een gids naar de onzegbare dimensie, het mysterie dat aangeduid wordt met het woord Dao. (Over Duintjer zie CM 105 en 106) De schrijfwijze Dao of Tao is overigens inwisselbaar, ik volg de spelling die Woei-Lien Chong gebruikt.
In Filosofie met de vlinderslag betoogde de auteur dat de bekende tekst waarvan Laozi als de auteur geldt, de Daodejing, en ook de tekst van de Zhuangzi van de gelijknamige auteur, geen filosofie in de ons bekende zin van het woord waren. Het waren eerder teksten voor spirituele beoefenaren bij hun leerweg. Ze zijn altijd samengegaan met meditatieve oefeningen en lichaamswerk. In het Westen zijn de teksten echter meestal niet zo beschouwd, maar slechts als een filosofie die toegankelijk zou zijn voor de rede zonder de beoefening.
In het hieronder te bespreken tweede deel Leren Laveren staat de spirituele oefenweg centraal en worden de aforismen van de Daodejing en de verhalen van Zhangzi uit respectievelijk rond 600 en 400 voor Christus besproken als een curriculum voor de cultivering van lichaam en geest. Voor de ‘terugkeer, omdat ze je terugbrengt naar de oorsprong, je wortels in Dao, de bron die je heeft voortgebracht’ (p29) Er wordt veelvuldig verwezen naar het eerste deel Filosofie met de vlinderslag, en ook vooruitgewezen naar het binnenkort te verschijnen derde deel Rondom Dao. Chong maakt gebruik van aforismen die ook al besproken zijn in het eerste boek, ze bespreekt vaak opnieuw. Leren Laveren is echter ook goed op zichzelf te lezen, de aforismen en inzichten van het daoïsme worden, soms wat korter, weer beschreven en andere voor het eerst gepresenteerd.
Woei-Lien Chong is sinoloog en filosoof. Ze is oud universitair docent Chinese filosofie aan de Universiteit Leiden en thans verbonden aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden.
Inwijding
De beide vroegdaoistische teksten zijn toegeschreven zijn aan Laoze en Zhangzi. Woei-Lien Chong gaat ervan uit dat de teksten zijn samengesteld uit mondeling overgeleverde aforismen en verhalen die door leraren aan hun leerlingen werden verteld. Deze lijn van meesters en ingewijde leerlingen is echter geëindigd. Daarna zijn er vele commentaren verschenen, maar deze zijn van niet-ingewijden in de spirituele leerweg. Toch kunnen we in de teksten veel achterhalen van de instructies en verschillende fasen van de leerweg. Dat is wat de auteur probeert te doen in deze boeken.
Duintjer was door ingrijpende ervaringen geïnteresseerd geraakt in spirituele ontwikkeling. Pas nadat hij zijn eigen denkbeelden had geformuleerd kwam hij in contact met het daoïsme, waarin hij veel raakvlakken met zijn eigen filosofie ontdekte. Woei-Lien Chong maakt dankbaar gebruik van Duintjers inzichten en formuleringen die als een brug kunnen fungeren, omdat hij als hoogleraar filosofie zeer goed bekend was met de Westerse filosofische tradities. Die brugfunctie zal in het derde boek van de trilogie centraal staan.
Historische achtergrond
De tijd waarin de Daodejing en Zhangzi ontstonden staat bekend als de Periode van de Strijdende Staten. Een onrustige tijd, wat wellicht verklaart dat er een nadruk ligt op de beste manier om de staat te besturen. In tegenstelling tot de meeste andere filosofen van hun tijd confronteerden de Chinese auteurs de geletterde elite met een andere manier dan gebruikelijk om succesvol te zijn in het bestuur, namelijk door hun eigen diepere aard te cultiveren. De historische omstandigheden verklaren wel dat de oude Chinese filosofie overwegend seculier is, activistisch en niet contemplatief. ‘Hun ideaal was om vreugdevol deel te nemen aan het leven in de maatschappij, en in al deze activiteiten te excelleren, maar daarbij waren ze ook doordrongen van het besef dat deze wereld inclusief alle zwarigheden en de dood, deel is van een onuitputtelijk kosmisch mysterie.’ (p21)
Het mysterie waar hierin verwezen wordt, ‘is in de geschiedenis der mensheid telkens opnieuw, overal ter wereld, ontdekt en op allerlei manieren verwoord, maar de verwoording is alleen herkenbaar voor wie het mysterie zelf al heeft ontdekt’. (p14) Voor die ontdekking is voor vrijwel iedereen een praktische leerweg nodig en geeft Chong geeft in het boek aan hoe die leerweg er in het vroege daoïsme ongeveer uit heeft gezien.
Eerste aforisme
Het aforisme waarmee de Daodejing opent, geeft meteen de kern van Laozi’s leer weer.
Het eeuwige Dao kan niet in woorden worden uitgedrukt.
De eeuwige naam kan niet worden genoemd.
Het naamloze is het begin van hemel en aard
Het genoemde is de moeder van tienduizend dingen.
Het bewust worden van de omvattende sfeer of ruimte waar het Dao naar verwijst, is de kern van de spirituele leerweg. Ons bestaan speelt zich meestal af in een begrensde wereld die zich toont via het filter van onze huidige identiteit: ons zelfbeeld, onze sociale identiteit. Die identiteit hoeft niet te verdwijnen, maar door oefening en inzicht ontdekken we de veel grotere ruimte en het verband waarin die is opgenomen.
Ook de Zhuangzi opent met een verhaal met dezelfde thematiek. Wat weet de eendaagse paddenstoel van de vier jaargetijden? Wat weet een districtbeambte van het besturen van een land? ‘Met een kikker die in een put zit kun je niet over de zee praten, want hij zit vast in z’n eigen ruimte; en met een zomervlinder kun je niet over ijs spreken, want hij is beperkt wat betreft z’n tijd. Evenmin heeft het zin om met een bekrompen geleerde over Dao te spreken, want hij wordt ingesnoerd door wat hij geleerd heeft.’ (p 30) Een probleem is dat we onze begrensde leefwereld voor absoluut houden. Een hoedenverkoper ontdekt dat in een andere streek de culturele gewoonten heel anders zijn en blijft zitten met zijn voorraad hoeden.
Hoe verandert iemand die zich bewust is geworden van deze onderliggende en omvattende ruimte? De ‘echte mens’, de ultieme beoefenaar van het Dao, vertrouwt zich toe aan het Dao, is onbevangen en spontaan en treedt het leven in alle situaties, hoe turbulent ook, vol vertrouwen tegemoet, zonder zich vast te klampen aan een bepaalde identiteit, status of aan leerstellige zekerheden. Er ontspringt een vreugdevolle levensmoed uit ‘een innerlijk vertrouwen dat de werkelijkheid een onbaatzuchtig schenkend en levensdragend gebeuren is, waar we ons met een gerust hart aan kunnen toevertrouwen.’ (p34)
Dao wordt beschreven als een liefdevolle moeder, of als water dat het leven laaft. Net als water heeft het geen vorm. Belangrijk is dat ‘water bij Laozi niet louter een metafoor is, maar een lijfelijk gevoelde kwaliteit’. (p37) Lichaamswerk was een belangrijk onderdeel van het curriculum, het eigen lichaam van binnenuit ervaren als een netwerk van qi stromen was essentieel om zich aan Dao toe te kunnen vertrouwen.
Het chinese karakter voor Dao
https://en.wikipedia.org/wiki/Taoism
Zonder begeerten zijn
Het eerste aforisme van de Daodejing vervolgt zo:
Daarom zien zij die constant zonder begeerten zijn
Aldus zijn mysterie
Zij die constant begeerten hebben
Zien aldus alleen waar ze verlangend naar op zoek zijn. (p39)
We zien de wereld altijd vanuit ons standpunt, het Dao reageert op je verlangens door je een werkelijkheid te tonen die vol begerenswaardige dingen is. Maar het is dus mogelijk ‘terug te keren naar een meer omvattende werkelijkheid. Door begeerten los te laten, smelten de muren van die deelwerkelijkheid, zodat je weer in de open ruimte staat van de werkelijkheid zoals ze van zichzelf uit is.’ (p39) Het is de selectieve waarneming waardoor we niet effectief kunnen handelen en wat uiteindelijk tot rampspoed kan leiden. ‘Als je in elke situatie trefzeker en accuraat, met perfecte timing, wil handelen, dien je volledig open te gaan voor de werkelijkheid zoals ze is, en je moet je niet laten opsluiten in een deelcompartiment dat wordt geconstrueerd door je concepten, emoties, fixaties en obsessies.’ (p40)
Alle levensvormen vormen een groot samenhangend organisme, een zelforganiserend symbiotisch geheel. Vanuit een beperkt perspectief, door overhaast en ondoordacht handelen verstoren we dit subtiele evenwicht in de werkelijkheid, dat we op bewust niveau niet kunnen kennen, maar waar we ons wel voor open kunnen stellen en wat we na oefening gevoelsmatig kunnen aanvoelen.
Half begrepen
Zhangzi geeft twee voorbeelden van misverstanden op de leerweg. Een betreft een man die had begrepen dat zijn sociale werkelijkheid maar een deelcompartiment was en hij relativeerde het gedoe in de maatschappij. Hij voelde zich een vrij autonoom individu, maar dat was pas de helft van het spirituele pad. Nu moest hij nog met zijn verworven inzicht opnieuw een verbinding maken met al het leven tussen hemel en aarde en zijn plaats tussen de andere mensen weer innemen.
Een ander voorbeeld van de halfbegrepen leer is iemand die ervaren had dat zijn beperkte ervaring van de werkelijkheid slechts een specialisatie was van de oneindige Oorsprong. Hij bleef op de roze wolk van zijn mystieke ervaring zitten en ‘reed op de wind’. Maar dat is niet de bedoeling: wel om het verworven inzicht vruchtbaar te maken in het gewone leven, schenkend, vol compassie, alert, klaarwakker voor elke uitdaging. Dan neem je deel aan de zelfuitschenking van Dao en word je een medeschepper van de dragende, zorgende en beschermende dimensie van de werkelijkheid.
Gedragen door Dao
In het daoïstische levensgevoel voelt een mens zich gedragen door de aarde en overkoepeld door de hemel. Dan is zijn ademruimte maximaal en daarmee opent zich ‘een stille ruimte van ontvankelijkheid en aandachtige aanwezigheid.’ (p51) Zonder verlangens zonder voor-of afkeer weerspiegelt de geest dan alles ongefilterd. Het struikgewas in het hart is verdwenen, de capsule gevormd door vooringenomen ideeën, verlangens en voorkeuren is opgelost.
Als we niet meer door het Dao gedragen worden, ontstaan op een bepaald moment gevoelens van frustratie, verveling, we verliezen een gevoel van zin in het leven, voelen ons onvoldaan. Waar in het confucianisme een nadruk ligt op het goed en integer vervullen van onze maatschappelijke rollen, gaat het in het daoïsme om iets wat dieper is: de individuele eigenheid, verbeeldingskracht en spontaan scheppend vermogen. (p59) In het confucianisme zijn de vormen in de natuur onaf en moeten mensen die verder bewerken. In tegenstelling daarmee stelt het daoisme, moeten we zowel voor kinderen, die natuurlijk wel opgevoed moeten worden, maar ook voor dieren, bomen en planten bedenken dat ze zijn ontstaan om te floreren in hun eigen aard, die we dienen te respecteren.
Hechten aan status en onze sociale identiteit begrenst onze leefwereld en verhindert dat we ons innerlijk zelf vrijuit kunnen ervaren. Hetzelfde geldt voor hechten aan hiërarchie en ritueel, wat in de oude Chinese tijd belangrijke zaken waren. In onze tijd geldt iets dergelijks misschien des te sterker voor materiele verlangens. En het verlangen naar macht is van alle tijden…
Laveren door de speelruimte
In het daoïstische curriculum voor het leven speelt het begrip ruimte een belangrijke rol. In de taal van ons dagelijks leven zijn we gericht op dingen in de ruimte, in plaats van te letten op de ruimte zelf. Het bevordert dat we de wereld ervaren als opgebouwd uit objectieve entiteiten, die we kunnen hanteren, begrijpen, gebruiken, indelen etc. Om een perspectiefwisseling te bewerkstelligen wijst Laozi allereerst de leerling erop dat we dankzij het gat in het wiel waar de as in zit een wagen kunnen gebruiken, dat we dankzij de ruimte in een mok eruit kunnen drinken, dankzij de ruimte in een kamer erin kunnen wonen. De dingen die we in woorden aanduiden zijn te gebruiken voor ons door wat er nu juist niet is. De scheppende kracht van Dao is niet gelegen in het vorm geven aan materie, maar in het openen van een gastvrije ruimte waarin alles zich vanuit zijn eigen aard kan manifesteren.
In een parabel van Zhuangzi ontmoetten de goden Onbesuisd en Onbezonnen elkaar op het gebied van Hundun, ofwel het open midden waar ze goed werden ontvangen. Om hem te bedanken wilden ze hem de zeven openingen geven om te ademen horen, zien etc, die Hundun niet had. Iedere dag boorden ze een gat in Hundun. Op de zevende dag was hij dood. Het open midden, de oorspronkelijke ruimte heeft geen specifieke manier om de werkelijkheid te openen, maar het faciliteert de toegang tot wat dan ook. Als dat versmald wordt door zintuigelijke waarneming of door woorden, dan is die ruimte niet langer onbegrensd.
Hoe kunnen we weer contact maken met dat open midden? Een manier is om te mediteren, wat Zhuangzi het vasten van het hart noemt. De instructie daarvoor is zo:
Concentreer al je aandacht. Luister niet meer met je oren, maar luister met je hart. Luister niet met je hart maar luister met je qi. Luisteren houdt op bij je oren. Het hart komt niet verder dan symbolen. Maar qi is leeg en laat daardoor alle dingen toe. Dao concentreert zich alleen daar waar leegte is. Leeg zijn, dat is waar het vasten van het hart op neerkomt.
Het begrip qi wordt meestal met levensenergie vertaald en speelt in de fysieke training een grote rol.
Het begrip ademruimte
Die ruimte die zo essentieel is in ervaring op de spirituele leerweg, wordt vaak aangeduid als een ademruimte. Het vijfde aforisme van Laozi gaat als volgt:
Is de ruimte tussen hemel en aarde niet net als een blaasbalg?
Ze is leeg maar onuitputtelijk:
zet haar in beweging en er komt nog meer uit.
De blaasbalg was een bekende metafoor voor het menselijk lichaam. Hemel en aarde verwijzen waarschijnlijk in de context van de daoistische meditatie naar de energiepunten boven de kruin en onder de voeten. Ieder mens heeft in dat beeld zijn eigen hemel en aarde, terwijl de ruggengraat de energetisch as is daartussen. Ook hier weer benadrukt Chong dat het ging om fysiek-energetische directe ervaringen. Als de beoefenaar de blokkades van de qi-circulatie kan opheffen wordt het eigen lichaam een open ruimte die zich naadloos invoegt in de grote ademschenkende en levensbevorderende ruimte van de kosmos. Micro- en macrokosmos vervloeien in elkaar.
De ‘echte mens’ ademt door zijn hielen stelt Zhuangzi waarmee hij kennelijk wil zeggen dat de beoefenaar qi door zijn hele lichaam voelt stromen en waarlijk een axis mundi vormt tussen hemel en aarde. Dat maakt het voor hem mogelijk om adequaat te handelen.
De lichamelijke oefeningen: qi-qong
De verhalen over vaardigheid en ontvankelijkheid
In de Zhuangzi zijn een aantal ‘skillstories’ opgenomen die illustreren hoe te handelen vanuit de Oorsprong. Het wonder van de creativiteit stelt Zhuangzi is altijd het kind van twee ouders: enerzijds de Oorsprong of de Bron, anderzijds de bekwaamheden en vaardigheden die in gewone sociale situaties geleerd moeten worden en waar aandacht, toewijding en doorzettingsvermogen essentieel zijn.
In een verhaal maakt de houtsnijder Qing een sublieme klokkenstandaard die gebruikt werd in de tempelcultus van de heerser. Hoe heeft hij dat gedaan? Hij heeft zijn geest voorafgaand aan het werk verstild door zeven dagen te mediteren. Hij kan pas een meesterwerk laten ontstaan als hij met de grootst mogelijke ontvankelijkheid kan luisteren naar wat zijn materiaal hem te zeggen heeft. Door zijn trefzekere en daadkrachtige hand kan hij in samenspel met het materiaal het beste van hemzelf en van het hout tevoorschijn brengen. Alle gedachten over de mogelijke waardering van zijn virtuositeit moet hij loslaten, ook tijdens zijn werk. Onnodig verlies van qi voorkomt hij zodat hij in partnerschap met het materiaal en met geconcentreerde aandacht en toewijding kan blijven werken.
Een ander verhaal vertelt over een vaardige kok die al 19 jaar hetzelfde mes gebruikt om runderen te fileren. Zijn mes, een metafoor voor het ego, heeft geen dikte. In plaats van op beenderen te hakken, zoekt hij naar de ruimte daartussen, waar hij zijn mes kan gebruiken zonder het bot te maken. Als hij op een ingewikkeld punt stoot, gaat hij voorzichtig en langzaam te werk, beweegt zijn mes heel zachtjes. ‘Zodra de kok eventuele fixaties en projecties voelt opkomen, laat hij ze los. Daardoor wordt de ruimte van zijn oorspronkelijke bewustzijn geopend, zodat hij tot zijn gewaarwording kan toelaten wat daadwerkelijk het geval is: hij ziet van moment tot moment, haarscherp waar de openingen zitten…… Op een trefzekere wijze laat hij zich in met het rund’ (p103)
Dan een verhaal over een ambachtsman die naven snijdt voor houten wielen. Dat is een precies werk, als hij te veel hout weghaalt, gaat de as rond wiebelen, maar als hij te weinig wegsnijdt past de as er niet in. In de Zhangzi beschrijft hij hoe hij dat doet:
…dat voel ik aan met de hand en ik beantwoord eraan vanuit het hart. Mijn mond kan het niet formuleren, maar dan heeft de tussenruimte ( de as ) precies de juiste maat. Zelfs aan mijn eigen zoon kan ik het niet uitleggen en hij kan het niet van mij leren…’ (p.106)
Hierin komt duidelijk naar voren dat het welslagen afhangt van het in het lichaam aanvoelen van de juiste speelruimte. Hetzelfde geldt voor de omgang met mensen, dieren, planten en materialen. In het lichaam zal situational awareness moeten zijn, om precies dat te doen wat de juiste maat en proportie heeft, de juiste timing en de juiste speelruimte.
Nog een skill story gaat over een tuinman die zijn planten begiet uit een aardenwerken pot. Het water komt uit een put waar de tuinman een tunnel naartoe heeft gegraven. Een leerling van Confucius zegt hem dat er een handig apparaat is, een wipput dat veel efficiënter zou zijn, vermoedelijk een katrol waarmee water naar boven gehaald kan worden. De tuinman moet echter niets hebben van ‘machines’. Deze zou tussen hemzelf en de planten waar hij voor zorgt komen te staan. Als dat partnerschap verstoord zou raken door overwegingen van efficiëntie, zou hij zich niet meer gedragen voelen door het Dao.
Dat partnerschap, de dialogische relatie met de mensen en dingen om ons heen is de manier om Dao in praktijk te brengen. Dagelijks werk is een oefenweg, we worden geconfronteerd met de weerstanden die voortkomen uit de eigen aard van mensen, dieren planten en dingen. Door deze eigen aard te respecteren ontwikkelen we de eigenschappen die gunstig zijn om vanuit het Dao te leven.
Gesprekken zijn vriend Huizi
In de Zhuangzi staan een aantal verslagen van waarschijnlijk fictieve gesprekken met Huizi, een filosoof uit de school van de retorici of logici. Volgens Chong bevatten deze gesprekken een wat meer gevorderde fase in de leerweg. Het gaat om de realisatie van een grotere abstractie, op een bepaald moment kan men immers niet verder relativeren, het oog kan zichzelf niet zien. Dan zullen alle ankerpunten losgelaten dienen te worden. Die dimensie die dan ervaren kan worden, die Duintjer het Rondom noemt gaat voorbij de grenzen van taal en denken. In het vroege daoïsme is de weg daarnaartoe via energetisch, meditatief lichaamswerk. Ook volgens Duintjer is het Rondom een lijfelijk gevoelde ervaring.
Na het veranderen van het perspectief zodat we in plaats van een kamer de ruimte ervaren die het gebruik ervan mogelijk maakt, de oefeningen om de ademruimte in onszelf te ervaren en dat deze onderdeel is van de grote ademruimte tussen hemel en aarde, worden in de gesprekken met Huizi op een meer abstracte manier verwezen naar de realisatie van deze onzegbare dimensie. Deze wordt ook wel aangeduid als Nergensland en het Veld van de Wijde Wildernis.
https://unlockthesecrettolife.com/what-is-wu-wei-the-ancient-wisdom-of-going-with-the-flow/blog/
In een verhaal krijgt Huizi zaden als geschenk van de koning. Er groeiden echter enorme kalebassen uit, zo groot dat hij ze nergens voor kon gebruiken, en daarom had hij ze maar kapot geslagen. Over een oude kromme boom zegt hij dat die nergens goed voor is, want er is geen timmerhout van te maken. Zhuangzi antwoordt dat hij Huizi wel dom vindt in het gebruiken van dingen. Waarom zou hij
geen boten maken van de grote kalebassen zodat hij kan dobberen op meren en rivieren? En de kromme boom geeft nog steeds schaduw, hij kan daar gaan slenteren vrij en blij of eronder gaan slapen. De woorden zwerven, slenteren, dobberen ‘evoceren een manier van leven waarbij je niet langer de gevangene bent van rigide referentiekaders waardoor je de geschenken des levens misloopt, maar juist oog hebt voor de intrinsieke mogelijkheden van alles wat er op je pad komt.’ (p 143)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zhuangzi
Een veel aangehaald verhaal uit de Zhuangzi is de dialoog met Huizi over de vissen. Ze zien zwemmende vissen, Zhuangzi zegt dat de vissen aan het spelen zijn en daarom vrolijk zijn. Huizi bespot hem en vraagt hoe hij weet dat de vissen vrolijk zijn. Hij vraagt Huizi op zijn beurt hoe hij weet dat hij niet kan weten waar vissen vrolijk over zijn? Dan verwijst Zhuangzi naar de kern van de zaak: Huizi gaat ervan uit dat mensen elkaar onderling kunnen verstaan, net zo heeft Zhuangzi de ervaring dat hij de vreugde voelt die de vissen voelen. Als we lijfelijk aanwezig zijn in het hier en nu en de pre-theoretische ruimte ervaren, ‘ontdekken we dat alle levensvormen op een natuurlijke manier met elkaar in verbinding staan. Vertoeven in deze ruimte is in feite je oorspronkelijke aard. Vanuit een conceptueel denkkader naar de werkelijkheid turen is juist geen oorspronkelijke, maar een tweedehandservaring.’ (p 145)
Verschillende accenten bij Laozi en Zhuangzi
Bij beide meesters is er overeenstemming over de meditatieve oefenweg om de aandacht naar binnen te brengen, zodat de eindige ruimte van het empirische ik zich verwijdt tot de oneindige ruimte van zijn oorspronkelijke ik. Bij beiden is er een nadruk op concreet fysiek energetisch voelbare ervaringen. Bij beiden is de mystieke eenwording met de kosmische ruimte echter slechts een fase op het pad, de oefening is gericht op het leren ervaren van de speel-en ademruimte in elke situatie. Wat betreft hun diagnose van de menselijke situatie stemmen ze beiden volledig overeen. Vastzitten in ‘een rigide zelfbeeld en dito wereldbeeld… leidt dan vaak tot het mislukken van zijn doelstellingen terwijl dat eigenlijk niet nodig was geweest.’
(p153)
Laozi leefde naar men aanneemt enkele eeuwen eerder dan Zhuangzi en richt zich net als andere Chinese filosofen in deze woelige tijden vooral tot de vorsten. Laozi is erop gericht dat die als filosoof-koningen de samenleving naar vrede en harmonie zouden kunnen leiden. Daarvoor was essentieel dat ze zich innerlijk zouden cultiveren, anders lukt het niet om het rijk met wijsheid te besturen. Zhuangzi sprak niet alleen de vorsten aan, maar wilde elk individu aanspreken ongeacht zijn plaats in de maatschappij om naar zijn oorsprong terug te keren en zijn innerlijke stem te volgen om een authentiek leven te leiden.
Bij Laozi ligt er nadruk op dat de heerser een fijnzinnig gevoel ontwikkelt voor de speelruimte in de politiek, het bestuur en de oorlogsvoering. Zhuangzi ging verder op deze weg en dat die voeling voor de speelruimte voor alles van belang was, voor alledaagse activiteiten, ambachten, relaties met mensen en dieren etc. ‘Deze vaardigheid kan iedereen ontwikkelen door zich te oefenen in zowel ontvankelijkheid als daadkracht.’ (p153)
Laozi
https://www.kunstkopie.nl/a/chinese-school.html
Laozi presenteert in het voorlaatste aforisme van de Daodejing een visie van de ideale samenleving. Mensen leven in een autarke en egalitaire gemeenschap. Het leven wordt gekenmerkt door stabiliteit, veiligheid en regelmaat. Zowel de mensen als de vorst moeten ‘weten wat genoeg is’. Geen eigen verlangens tomeloos de vrije loop laten, maar met mate genieten binnen de grenzen van wat de maatschappij kan dragen. In onze oren klinkt de beschrijving van een ideaal leven wellicht saai en eenvormig. Karren en boten worden alleen gebruikt als er een aanleiding voor is, de kleinschalige landbouw voorziet in de eigen behoeften. Men is thuis zo tevreden, dat men niet gaat reizen als er geen noodzaak voor is.
Youtube, The Philosopher Poet & the Mythic Peng Bird: Expressing the Unknown in Zhuangzi
Zhuangzi opent met een heel ander verhaal. Hij stelt de ziel voor als een enorme vogel, Peng genaamd. Deze vogel zetelt in je inborst en reist mee op je levensweg. Het is de innerlijke vonk. Deze wonderlijke vogel ontstaat via transformatie uit een wezen zonder afmetingen, de Kun-vis. Het is de ziel waarin alle vormen nog mogelijkheden zijn. Peng is de belichaamde ziel en heeft ontembare kracht en vitaliteit. Door het aannemen van een lichaam in ruimte en tijd moet ze het hoofd bieden aan de vele vormen van weerstand in de wereld van de vormen, maar zo ook haar potentieel verwerkelijken. Nu was dit voor Zhuangzi een vreugdevol gebeuren, ondanks het overwinnen van de beperkingen die er nu eenmaal zijn in de wereld. De Peng-vogel luistert naar de innerlijke stem die haar oproept om haar vleugels uit te slaan.
Toch is dat individualisme niet noodzakelijkerwijs gesteld tegenover traditie of bestaande sociale kaders. Het gaat hem erom er creatief gebruik van te maken. Een creativiteit die steeds rekening houdt met de eigen aard van waar men mee van doen heeft. ‘… de maker brengt zijn eigen individualiteit in het spel, op een manier die niet ten koste gaat van de individuele aard van de ander, maar juist het beste erin naar boven brengt, en paart aan het beste van de maker zelf. Zo ontstaat er, op wonderlijke wijze, een unieke synthese van overrompelende schoonheid.’ (p176)
Zhuangzi
https://www.vietvisiontravel.com/post/zhuang-zi-trang-tu-trang-chu/
De rol van het lichaam
De belichaamde ziel, de Peng-vogel, is een gevleugeld wezen dat zich nadrukkelijk onthoudt van spreken, redeneren en argumenteren, en geeft in plaats daarvan gehoor aan de impulsen die uitgaan van blakende lichamelijke levenslust. De daoïstische leerweg is: ‘is in feite niets naders dan een oefenweg om je vanuit een open mind en grondeloos vertrouwen in te laten met wat zich per moment manifesteert... Het gaat hier om een vermogen van het lichaam en niet van het intellect. Het is het lichaam dat het weerwerk voelt dat voortkomt uit de eigen aard van de elementen, de dingen en de levende wezens.’ (p154) Verdieping en verfijning van het lichaamsgevoel is naast de ontwikkeling van het verstand nodig, ze vullen elkaar aan.
De transformerende kracht van Dao manifesteert zich ook in ouderdom, ziekte en dood. De wijze mens heeft echter geen emoties van voorkeur of afweer, in gelijkmoedigheid ontvangt hij wat Dao schenkt.
De wijze mens is net zo tevreden met een vroege dood als met het bereiken van een hoge leeftijd, net zo tevreden met het begin als met het eind (p192)
Toen ik het leven kreeg was dat omdat de tijd daarvoor was aangebroken en nu ik het ga verliezen is dat ook volgens de aard der dingen. (p193)
Vragen over wat er na de dood gebeurt of naar de zin van het leven krijgen geen aandacht in het daoïsme. Het gaat veeleer om een natuurlijk gevoel van innerlijke vitaliteit en verbondenheid met alles wat leeft. Vragen naar de zin van het leven vervallen als dat gevoel intens is. Dan hebben we zin in het leven.
Wuwei
Een sleutelbegrip in het daoïsme is wuwei, en hoewel dat woord veel vertaald is als doen-zonder-doen, waarschuwt Chong voor misverstanden. Het gebruik van het woord was beperkt tot een groep van ingewijden. We kunnen er alleen iets van begrijpen als we het zien tegen de achtergrond van het spirituele curriculum dat Laozi en Zhuangzi ontwikkelden. De termen Dao en wuwei zijn in feite onvertaalbaar. Het zijn geen concepten maar verwijzen naar innerlijke ervaringen. Pas na spirituele doorbraken waarbij de beperkingen van het maatgevend kader en het wereldbeeld waarin je eerst leefde zich oplossen en je ontdekt dat er buiten deze capsule een oneindige ruimte is waarin je funderingsloos rondzweeft, kan ervaren worden waar de termen naar verwijzen.
Het karakter voor wu is in het oud Chinees zoiets als: ’het openen van een ruimte waar nieuwe mogelijkheden kunnen ontstaan.’ (p198) Het karakter wei is niet alleen een werkwoord dat handelen en beschouwen betekent. Het is ook een voorzetsel en betekent dan ‘omwille van’ of ‘met het oog op.’ Wei handelen is wanneer je vanuit een bepaalde intentie handelt. Wuwei is een manier van handelen waarbij je alle beperkingen hebt losgelaten en je hebt opengesteld voor de Bron om in jou uit te stromen. Kunstenaars en atleten zullen kunnen herkennen dat de sublieme resultaten komen na een intensieve voorbereiding en training, maar dat de creatieve daad zelf er vooral om gaat om toe te laten dat het scheppende gebeuren zich via hen manifesteert.
Wat kunnen we toepassen in onze tijd
Volgens het moderne wereldbeeld heeft de mens slechts één ik: het autonoom denkende subject. Het oorspronkelijke ik of zelf is in onze tijd verdwenen uit het zelfbegrip. De mens is gereduceerd tot zijn empirische ik, dat beperkt wordt door het zelfbeeld, de blik van anderen, de afhankelijkheid van sociale erkenning. Ook wordt dat zelf er door ons economische systeem ertoe aangezet dat veel draait om emoties en het bevredigen van verlangens door het consumeren van producten, diensten en belevenissen. Zolang het pad naar binnen geblokkeerd blijft, is de diepere ervaring van de onderliggende werkelijkheid niet mogelijk.
We kunnen echter methoden toepassen om dat wel te doen. Dan zullen we stappen kunnen zetten volgens het daoïstische curriculum voor de levensweg. In onze omgang met alles om ons heen, zullen we hun eigenheid willen respecteren en de weerstand van de fenomenen ervaren als een uitnodiging om het beste van onszelf in stelling te brengen en een partnerschap aan te gaan met de aard van de ander. We zijn met alles ‘gelijkoorspronkelijk’ voortgekomen uit Dao. Als we een doorstroomkanaal zijn, zal Dao zelf spontaan een nieuwe synthese voortbrengen. Training om vaardigheden op alle terreinen te ontwikkelen blijft nodig, en dan kan Dao des te beter de oneindige creativiteit tot uitdrukking laten komen.
Het is duidelijk dat een dergelijk daoistisch levensgevoel niet samen gaat met een onderwerping en uitbuiting van de natuur, noch van grondstoffen en ook niet van andere mensen. We zitten opgesloten in een productiebewustzijn, waarin de receptieve en respectvolle houding ten aanzien van de werkelijkheid geen plaats heeft. We verhouden ons niet meer lijfelijk voelend tot de levende wezens en de aarde, in plaats daarvan worden we aangespoord onze energie te steken in statusverhogende consumptie. Niet alleen wordt de draagkracht van de planeet genegeerd door de nadruk op economische groei, ook wordt het sociale welzijn genegeerd.
Wat kunnen we doen? ‘Als individuele burger kunnen we macroveranderingen mede helpen teweegbrengen met name via de stembus, de manier waarop we ons geld beleggen, vreedzame burgerinitiatieven, maar ook door bedrijven die zich bezighouden met uitbuiting en vervuiling niet langer te steunen, via het veranderen van ons eigen consumptiepatroon.’ (p 226)
Chong wijdt het laatste hoofdstuk van haar boek aan de ecologische voetafdrukmethode, die behulpzaam kan zijn om ons consumptiepatroon stapsgewijs te veranderen. (Zie hierover ook Marius de Geus, Filosofie van de eenvoud, besproken in CM 32, 33 en 114) Deze is ontwikkeld zonder spirituele oogmerken, maar kan goed gebruikt worden om bewuster te gaan leven. Ze waarschuwt voor valkuilen, zoals het opnieuw ontlenen van een identiteit of status aan het volgen van de Voetafdrukmethode als oefenweg. Het kan echter een goed begin zijn.
https://www.livegreenmagazine.nl/je-ecologische-voetafdruk/
Tot slot
Degenen die, al is het maar enigszins, bekend zijn met een vorm van een spirituele leerweg, zullen veel herkennen in het besproken boek. Zoals Chong ook zegt: de ontdekking van de lege, omvattende ruimte die onzegbaar is in onszelf is in alle tijden en op alle plaatsen gedaan, en op vele verschillende manieren aangeduid. Afgezien van dat deze ervaring op zich er een is van vrijheid en vervulling, zijn er grote voordelen als deze dimensie aan kan blijven tijdens ons ‘gewone’ leven. Dit wordt uitgebreid besproken in het boek, het daoïsme was immers een seculiere en op de praktijk gerichte leer.
Voor iedereen en juist ook voor hen die bekend zijn met andere tradities dan het daoïsme, kan het verrijkend zijn om hiervan kennis te nemen, omdat zo duidelijk en concreet vanuit verschillende invalshoeken aangeduid wordt hoe dat in elkaar vervloeien van de open dimensie en het gewone leven kan plaatsvinden. Er lijken veel herhalingen te zitten in het boek, maar steeds wordt hetzelfde: die ervaring van Dao en de integratie in het gewone leven in net een andere context besproken. Terecht wijst Chong er herhaaldelijk op dat lichaamswerk, het ontdekken van de energetische werkelijkheid als we het lichaam van binnenuit leren ervaren essentieel is. In sommige andere tradities ligt er een grotere nadruk op bijvoorbeeld inzicht, zoals in Advaita Vedanta. Dan wordt ervan uitgegaan dat het lichamelijk energetische functioneren vanzelf verandert als men werkelijk via inzicht die andere dimensie ervaart. Of bij Transcendente Meditatie is de veronderstelling dat door de herhaalde ervaring van zuiver bewustzijn, waarbij alle denken en voelen tot rust is gekomen, deze stille dimensie ten slotte zal aanblijven tijdens activiteit. Hatha Yoga draait hoofdzakelijk om lichamelijke oefeningen, hoewel het doel daarvan voor vele beoefenaren slechts een betere gezondheid is.
Zo zullen er in andere spirituele tradities weer andere invalshoeken zijn. ‘Als men aan een poot van een tafel trekt, verplaatst men de gehele tafel’, is een uitspraak van Maharishi Mahesh Yogi. Alle aspecten van onszelf hangen samen. Het kennis nemen van die precieze beschrijvingen in Leren Laveren van hoe die integratie verloopt in het daoïsme als er een nadruk ligt op lichaamservaring en het praktische leven kan alleen maar helpen om alle aspecten van onszelf te integreren met die stille dimensie. Het boek is echter geen zelfhulpboek. Het zal goed zijn om ergens bij iemand die werkelijk kennis van zaken heeft in de leer te gaan bijvoorbeeld om ons de subtiliteiten van de verfijning van het lichaamsgevoel eigen te maken. Maar het lijkt me zeer verrijkend en inspirerend voor eenieder om een beter besef te krijgen voor het daoïstische curriculum voor de levensweg.
Was die ervaring van een oneindige dimensie maar een werkelijkheid die we in onze tijd en cultuur erkennen als iets wat altijd mogelijk is en wat hoort bij onze menselijke conditie. Was het maar gewoon dat we leren om die ervaring open te houden in ons dagelijks leven. In dit boek wordt overtuigend beschreven dat we de ‘schenkende, voedende en zorgende’ energie van Dao, of hoe we die dimensie ook willen aanduiden, als basis in ons leven zouden kunnen hebben.
Ook in de tijd toen de Daodejing en Zhangzi ontstonden was er ruimschoots oorlog en waren er vele andersdenkenden die sterk hechtten aan hun eigen veel beperktere filosofie. Vermoedelijk was er maar een heel klein deel van de mensen die de daoïstische spirituele leerweg gingen. Dat is nu niet anders, hoeveel mensen zijn werkelijk gecommitteerd aan een spirituele ontwikkelingsweg? Zoveel problemen zouden echter vermeden kunnen worden als het een veel gewoner onderdeel van onze cultuur en onze waarden zou zijn. Er zijn ruimschoots praktische methoden om individueel dit pad te gaan. Onze communicatiemiddelen zijn veel en veel groter dan destijds, ten kwade en ten goede. We kunnen hoop blijven houden, want een eerste stap is immers het weten dat een veel vreugdevoller en harmonischer samenleven werkelijk mogelijk is.